Toen ik klein was, kwam ik nooit op voor mezelf. Ik was geen actieve jongen zoals de rest, die voetbal speelden. Die gave bezat ik niet, ik zat meer in mijn eigen wereldje. Mijn tijdsverdrijf was het lezen van mijn moeders boeken, ik heb mijn moeder nooit gekend. Ze stierf toen ze me op de wereld bracht, Baba vertelde nooit over haar. Het enige wat ik wist, was dat ze een prinses was. Mijn vriend, -huisbediende- Hassan had in 1964 zijn moeder na een week verloren. Nadat zijn moeder Sanaubar hem kreeg, ging ze ervandoor met dansers en zangers. Daardoor hadden Hassan en ik een band gemeen, we werden gevoed door dezelfde min. Een verschil tussen ons was dat hij een Hazara was en ik een Pashtun.
Beste, ik zal me even voorstellen. Ik - Amir, de zoon van Baba- was vroeger een magere jongen, een beetje bleek met lichtbruin haar en donkere kringen rond mijn bleekbruine ogen. Vanaf mijn elfde kende ik al dichtregels van Khayyam, Hafez en Roemie, wat soms tot ergenis leed bij mijn vader. Afghanistan, meer bepaald Kabul was mijn geboortestad waar ik in 1963 op de wereld werd gebracht door Sofia Akrami.