Sinds je ziekte droom ik bijna elke nacht van je. De eerste dromen waren hoopvol: in een ervan zat je op de rand van je ziekenhuisbed, aangekleed en helder van geest en net zo actief als je 4 jaar geleden was, voor je ziekte. In een andere waren we in Engeland, in het British Museum, we stonden op het punt het hotel te verlaten (zo gaat dat in dromen), toen ik merkte dat je je mondmasker was vergeten. Dus namen we de lift naar de kamer om het op te halen.
De laatste droom had ik gisterenavond voor de TV, toen ik even in slaap was gevallen. Je stond ver weg van mij, half met je rug naar mij gekeerd, in de blakende zon op iets wat een stationsgebouw leek. Het was slechts een flits.
En nu ben je 3 dagen dood. Helaas is dit de realiteit. 5 dagen heb je naar adem liggen snakken. De dokters en verpleegsters verzekerden mij, dat je er niets van merkte en er geen last van had. Maar voor mij was het een nachtmerrie terwijl ik wakker was. Ik probeerde het je zo comfortabel mogelijk te maken, streelde je armen, handen en wangen, en kuste je af en toe. Elke morgen zei ik goeiemorgen in je hoor en "ik zie je graag". Ook zei ik welke dag het was en wat voor weer. Ik zocht op de radio naar de muziek die je graag hoorde, die uit de jaren 60 en 70, en zette de radio luider als het nieuws was, en 's avonds zette ik de TV aan voor het nieuws. En de hele dag door bleef je naar adem happen. 's Nachts werd ik soms met een schok wakker, omdat je adem plots stokte; dit gebeurde meer en meer naarmate de tijd verstreek. De verpleegsters kwamen je 2-3 keer per dag van positie veranderen, en wasten je elke ochtend. Het leek tegelijk absurd en hoognodig. Ik wilde dat er constant aandacht aan je werd besteed. Ik hoopte op een mirakel, ik hoopte dat een dokter op een dag zou binnenkomen en zeggen dat ze nog een laatste poging gingen doen om je leven te redden.
Iedereen vroeg me steeds hoe ik me voelde, wat ik een belachelijke vraag vond: de zieke was jij, jij lag op sterven, niet ik.
Dus ik zei steeds, goed.
Ik was blij met elk bezoek van je dochter, kleindochter en je beste vriend, maar genoot van de intimiteit tussen ons beiden wanneer ze vertrokken, en van de rust die er 's nachts heerste. Ik voelde me dichter bij jou en stond regelmatig op om je een kus te geven en te zeggen dat je niet alleen was.Jij genoot er op jouw manier ook van, het was een geruststelling, tenminste dat hoop ik.
Aan de ene kant wenste ik dat je snel en zonder pijn zou overlijden, aan de andere kant was ik bang voor dat moment: je zou voor altijd uit mijn leven verdwijnen.
Het moment bracht groot verdriet en ook een opgelucht gevoel. Bij de laatste 3 ademstoten deed je eindelijk je ogen open en keek me recht aan.
Ik streelde je gezicht en hals, en zei in je oor, dat je kon loslaten, wat je deed. Ik zag in je hals hoe je hart plots stopte. Het was alsof de grond voor mij openbarstte en ik in een diep ravijn keek.
Sindsdien heb ik het gevoel dat ik in een raket naar de maan zit tegen mijn wil en compleet verloren. Machteloos.
|