Het boek, waarvan ik hierachter als smaakmaker het eerste deel laat
verschijnen, gaat over jonge mensen uit de Westhoek, gefocust op Westende en de
wijde omgeving. Ik ben in die streek geboren en heb er mijn jeugd doorgebracht.
Ik noem het verhaal DE AFREKENING maar dat heeft niets te maken met mijn
leeftijd van 82 jaar...Ik ben er 17 jaar mee bezig geweest en nu zet ik er een
punt achter vóór het helemaal uit de hand loopt. Mijn vrienden die het tot nu
toe lazen vinden het zeer spannend ,maar wegens de omvang kan dit nooit in
boekvorm uitgegeven worden. Daarom heb ik maar beslist het via deze weg te
verspreiden en voor de leeuwen te gooien...
Het verhaal zelf loopt over een periode van maart 1938 tot december 1947
ook al niet niks...- en is opgehangen tegen een historische achtergrond die
ik zo waarheidsgetrouw als mogelijk door mijn protagonisten laat beleven.
Hun tragische avonturen beginnen dus bij de aanloop naar W.O.2 en raken
onderling verstrikt door de Duitse bezetting. Ze beleven V-Day op zeer
uiteenlopende wijze en ondergaan nadien de nasleep van al de dramatische
conflictsituaties waarmee de oorlog hen opzadelde...
Mijn personages en al hun handelingen zijn totaal verzonnen, ook al
hebben een paar dorpsgenoten uit mijn jeugd werkelijk model gestaan voor de
karakters van dit verhaal...Maar aangezien ze ondertussen allemaal naar de
eeuwige jachtvelden vertrokken zijn, is het risico dat ze mij nog voortijdig
wurgen eerder gering...
Tot daar toe het goede nieuws.
Maar nu komt het : mijn verhaal beslaat vijftien boekdelen van elk méér
dan honderd A4-tjes ! Dus zegge en schrijve ongeveer een duizend zevenhonderd
bladzijden in totaal :ik heb ze niet geteld. Voor het leesgemak is elk boekdeel
samengesteld uit een kleine twintig hoofdstukken van acht à tien bladen. Dit op
papier uitgeven zou pure waanzin betekenen en een bedreiging voor het toch al
povere bosbestand van Vlaanderen. Dus niet...
Gelukkig bestaat er tegenwoordig zoiets als een CD-brander voor het
geval een opgepepte boekenwurm het hele plot in één trek mentaal wil verteren :
20 MB ! Maar ten gerieve van de wankelmoedigen onder u met een zwakkere transit
snij ik bij deze mijn vetzuchtig geesteskind in hapklare brokken. Het eerste
van 1,25 MB werp ik hierbij in de wolvenkuil, het tweede broertje volgt
dan een maandje later, kwestie van uw leeshonger niet te bederven. Voor de
dertien àndere brokken zien we nog wel of ik - bij leven en welzijn ,zoals dat
heet het overdonderend succes via hetzelfde gratis kanaal kan beheren. Want
je weet maar nooit of Steven Spielberg morgen niet plots op mijn dorpel
om de filmrechten staat te bedelen: wat moet een simpele mens als ik dan met
zon probleem aanvangen?
Stoppen met die gratis shit ,natuurlijk!
En tenslotte nóg iets :ik schrijf zo natuurgetrouw als mogelijk over
eenvoudige mensen tijdens de crisisjaren van vorige eeuw. Zatlapperij op straat
was dagelijkse kost en op alle kermissen werd nog regelmatig het mes
getrokken...Een rauwe tijd ,waarin heel wat ouders niet konden lezen of
schrijven ,de radio nauwelijks bestond en men nog kranten bijeenzocht om ze tot
A-5 formaat te versnijden voor het schijthuis op de koer...
Destijds hadden de Schone Vlaamse gezinnen bij de gratie van een
domme meneer pastoor en een dokter die ook niet beter wist tien jong nog in
leven en vijf vroeg gestorven aan TBC of kinkhoest...Uit pure frustratie voor
deze overwoekerende vruchtbaarheid spaarden de ouders onder het goedkeurend
oog van de buren de roede niet, wat de zaken meestal nog erger maakte...Veel
van deze dompelaars moesten iedere dag zwaar travakken om het hoofd boven water
te houden ,want op enigerlei financiële steun uit de gemeenschap konden ze toen
nauwelijks rekenen...
Het soort West-Vlaming dat ik in mijn verhaal aan het
woord laat, is
ondertussen godzijdank uitgestorven. En als ik genadig zeg dat ik hen
aan-het-woord-laat dan is dat natuurlijk een eufemisme. Want die
mensen
stonden nooit en ook nu nog niet erg bekend voor hun
taalvaardigheid. Hun
dialect was wat het was: een stort van allerlei buitenlandse
verbasteringen, overgoten met gutturale uitwassen en compleet
onverstaanbaar voor
niet-ingewijden. Omdat die sukkels met zon taaltje alle drie woorden
over hun
eigen tong struikelden, kregen ze het er zélf nogal rap van op hun
heupen. En
riepen ze in hun wanhoop doorlopend om goddelijke hulp. Begrijpelijk
toch
?...Ik hoop het voor u.
Kom mij dus, beste lezer, niet preuts vertellen dat naar uw smaak en
bescheiden mening, mijn ten tonele gevoerde stugge voorvaderen nogal
gemakkelijk sakkerden en vloekten, want dat weet ik óók ! Maar wat wil je dat
ik daar aan doe ?! Hen de mond snoeren ? Dan zou je nooit iets vernemen over
die fameuze schat in de duinen waarmee ik straks van wal steek...Dus kan je
maar beter
met geduld
aanhoren hoe ze hakkelend dit verhaal brengen in hun eigen woorden...Het duurt
soms wat langer, maar ik verzeker u :het is het wachten waard...Immers :ze doen
tegenwoordig zo veel voor de gehandicapten...En vergeet vooral niet :het ABN
was destijds nog niet uitgevonden hé ! Dus een beetje begrip, verdorie !
Allee,we zijn vertrokken: vooruit met de geit!
DE AFREKENING
Liefde en haat in de Westhoek rond W.O. II
OVERZICHT
Boekdeel A1.
Beslaat de periode van maart 1938 tot juli 1938.
Spreekt over de verdwijning van Dis, over een verleidelijke 'Rudolf' en de
Spaanse Burgeroorlog
" Miljaarde getaarde gevlamde geketste, tegen
de muur gekotste en teruggebotste potverdomme!
Dis Petré voelde een wilde vreugde in zich opborrelen :eindelijk, EIN-DE-LIJK
had hij zijn schat gevonden! Hij wist al jaren dat ze vroeg of laat hier ergens
te voorschijn zouden komen...En nu lagen ze daar in het schemerdonker van de
valavond: zes lange bruine roestcylinders, ordelijk naast elkaar, nauwelijks wat opbollend boven het grijze
harde zand van de duinpan.
Ziede wel, dat ik gelijk had!" dacht hij fier, terwijl hij
voorzichtig strelend de rij obussen met de hand wat verder uitgroef. "En
verdomme nog wel mortieren kaliber 240 ! Potvermiljaarde nondedju !!"
Het moet gezegd dat Dis, ondanks zijn eerder bosapig uiterlijk, een
braaf godsvrezend man was die met dergelijk gevloek geenszins beoogde zijn Heer
de stuipen op het lijf te jagen. Maar hij was nu eenmaal een kind van zijn tijd
en in die dagen vervingen zo'n seriële krachttermen bij het gewone volk aan de
kust driekwart van de adjectieven. Hun gebalde vorm maakte alle verdere
omschrijvingen van hun diepdoorvoelde zieleroersels nodeloos. En meteen gunden
ze een ontroerde geest de nodige tijd om voor zijn opwellende gedachten het
juiste woord te vinden. Een zoektocht die bij ondervinding toch meestal op
niets uitliep. Dàt even terzijde.
Dis vermoedde reeds lang dat in dit diepe langgerekte duindal, dat de
dorpelingen "de doorsteek" noemden, één van de zware houwitserstellingen
had gestaan, van waaruit de Duitsers tijdens de Grote Oorlog van '14-'18 de
Belgische linies aan de overkant van de Ijzermonding hadden bestookt, vier
jaar aan één stuk door.
Zijn schoonvader had er hem indertijd als eerste op gewezen: "
Tijdens de artillerieduels ", oreerde hij tot vervelens toe, "
worden de batterijen alsmaardoor verplaatst. Vijf, maximum tien salvo's per
stuk...en dan als de weerlicht de paarden aanhaken en wegwezen, vóór die van de
overkant de tijd krijgen om terug te schieten !"
En Bompa Cattrysse zaliger wist er destijds alles van, van de oorlog: drie jaar in het slijk van de
loopgraven, tot hij in '17 "gepakt was door de gas" en - na een
eindeloos lijkende hospitalisatie - ontslagen met de graad van adjudant. Hém
mochten ze over kogels, bommen en granaten àlles vragen ! En ook zonder hem iets
gevraagd werd, had hij nog jarenlang hijgend en kokhalzend vanuit zijn zetel
bij het keukenvenster zijn bloedige wijsheden gespuid - of zeg maar gespuwd
-, tot hij er in '28 uiteindelijk rochelend in was gestikt...
Toch bleek de man te weten waarover hij sprak: de kuststrook van Lombardsijde
stond heel de duur van de oorlog vol zwaar Duits geschut omdat de grond er
droog was en de kanonnen er niet in het slijk verdwenen zoals elders langs de
overstroomde rechter IJzeroever. Maar ook dààr konden ze zo'n logge vuurmonden
in dat mulle zand niet vlug genoeg verplaatsen. Dus hadden ze met het puin van
de huizen uit het platgeschoten dorp wegen aangelegd, kriskras door de duinen,
vanaf de stukgereden kasseiwegel de latere Bassevillestraat - tot aan de
artilleriestellingen, vier à vijfhonderd meter verder de natuur in. En wie
aan kanonnen denkt, zegt 'munitiedepot'...Als je dus het uiteinde van zo'n
weggetje vond, zat je gegarandeerd héél dicht bij één of andere oude
geschutstelling, mét bijhorende hopen granaten. En dààr was het om te doen, voor
iemand die met oud koper een centje bijverdiende.
De overblijfsels van zo'n steenslagpad had Dis Petréontdekt vlak naast zijn barak aan de
Bassevillestraat, waar hij met zijn vrouw Marie en hun twee jongens woonde. Van
daaruit volgde het weggetje in de richting van het strand de kronkelende
bedding van de dichtgeslibde doorsteek tot voorbij de Apenberg, de hoogste
duintop van de streek. Hier en daar lag nog een stukje pad bloot tussen de
ondoordringbare vuurdoornstruiken, die sinds mensenheugenis de verzande zeearm
hadden overwoekerd. Maar als de wilde zuidwesterstormen in het voorjaar
dagenlang de duindalen uitschuurden en van al het losse stuifzand zuiverden
kwamen er grotere stukken aan de oppervlakte. De harde ondergrond gaf dan gedurende
korte tijd ook allerlei àndere geheime relieken van de oorlog '14-'18 prijs, een
stuk loopgraaf of een ingestorte onderstand...Nadien, bij kalmer weer, geraakten
deze gruwelijke souvenirs langzaamaan opnieuw bedolven onder een vers tapijt
wit zand, als werden ze stil toegedekt met de mantel der liefde...
Deze woeste winden luidden voor een verstokte
strandjutter als 'den Dis' het oogstfeest in. De zware loden knikkers uit de ontplofte kartetsen en granaten, waarmee
de vijandelijke legers elkaar vier jaar lang hadden uitgemoord, lagen dan met
massa's voor 't rapen. En massa's, dat wil zeggen: toch wel een tiental
bolletjes per vierkante meter!...Op zo'n dag kon hij soms een hele emmer vol
oogsten, méér dan in éénmaal naar huis kon worden gesjouwd. Wees maar gerust
dat zoiets aardig wat opbracht ! Mensen-lief, aan zes frank het kilo, verdiende
hij daarmee op één dag méér dan als metselaar op een volledige werkweek!
Na een eerste razzia op lood, deed hij met zijn twee jongens gewoonlijk
nog een toer om 'shrapnels' te rapen :zwaar verroeste stukken staal van
duizenden en duizenden opengebarsten obussen. Dat bracht wel veel minder op dan
lood, maar daarvan lagen er dan ook tónnen. Rood of geel koper, daarentegen, was
heel zeldzaam: af en toe eens een gekartelde reep uit een granaatkraag, of een
enkele keer een ontstekingskop.
" Maar", had schoonvader hem ingeprent," met die
smeerlapperij moet ge nondedju goed oppassen, vent!"... Tjeppe, de ijzerboer
die iedere winter twee à driemaal bij hem de oogst kwam opkopen, was met zo'n
spul zijn hand kwijtgespeeld...
" En dan mocht hij met z'n zatte botten nog
van geluk spreken,of hij was helemaal de pijp uit geweest !. Dis nam zich voor
inderdaad goed op te passen, nu hij eindelijk zijn schat onder ogen had. Het werd toch reeds te donker om nog iets
serieus te beginnen...,en morgen was het zaterdag. Dan had hij heel de namiddag
de tijd om het zaakje eens op zijn gemak te bekijken...Want ook dàt had zijn
schoonvader zaliger hem met horten en stoten hijgend ingeprent:
" Hou je poten eraf...als er geen licht genoeg is.... Of als het
boven je macht gaat...Maar als g'uw leven beu zijt...prutst dan maar
voorts...aan zon blindganger..." Na elke korte uitspraak moest Cattrysse
met een schurende fluitstoot uit zijn verbrande longen verwoed naar lucht
happen en was waarschijnlijk daarom zo kort van stof. Zo had Dis hem ook nooit horen vloeken en
van huis uit wist hij dat de meeste "gazées" onder deze beperking nog
het ergste leden...
Dis' eigen vader - Bompa Petré, zoals Marie hem nadien altijd had
genoemd - was op gebied van bommen en granaten geen groot licht geweest. Die
had altijd een heilige schrik van dat duivels tuig gehad en aanhoudend
getracht zijn zoon het "ijzer stropen" in de duinen te verbieden.
Tijdens de oorlog had hij in de loopgraven van Ramskapelle gediend als
chef-brancardier maar was net zo goed bij één van de eerste Duitse Yperiet-aanvallen
besmet geraakt. In '19 was hij in het houten militair noodsanatorium achter
de duinpolders van Westende met zijn mede-patiënt Cattrysse bevriend
geworden. Niet moeilijk : ze lagen naast elkaar op het zelfde zaaltje. Daar had
zijn zoon Dis tijdens het wekelijkse bezoekuur Marie, het knappe dochtertje
van adjudant Cattrysse voor het eerst ontmoet.
Toen Adjudant Cattrysse in '20 uit het sanatorium
werd ontslagen kreeg hij - als compensatie "Voor Diensten Bewezen Aan Het
Vaderland", zoals dat heette - van het Fonds Koning Albert een barak op
een voorschoot zandgrond in de Bassevillestraat cadeau. Daar kon hij dan in de "warme boezem
van zijn gezin voorts liefdevol verzorgd worden" hadden ze schijnheilig
verklaard in een welwillend uit het Frans vertaalde "attestatie". Zever in pakstjes,
zoals gewoonlijk bij het leger, want veel warme boezem was er in zijn gezin
niet te vinden :zijn vrouw was reeds in '18 in de Spaanse griep gebleven en
van zijn twee kinderen Marie en René moest hij met zijn slecht karakter niet
veel liefdevolle zorgen verwachten.
Toen Dis in '22 rap-rap met Marie trouwde en
als naar gewoonte bij zijn schoonfamilie introk verbeterde de sfeer in de barak
er nauwelijks op. Na de rasse
geboorte van klein Josephtje leek het aanhoudend gekrijs van de zuigeling het nerveus
gebas van bompa nog aan te wakkeren en werd het onderkomen al vlug te benauwd.
Waarop Marie haar Dis aanporde met kunst- en vliegwerk en
"gevonden" bouwmaterialen de woonst met twee hokken uit te breiden.
Je moet weten dat "Westende-Bains" vóór de Grote Oorlog een zéér
chique badplaats was met een dikke honderd rijkgemeubelde villa's van de
"upper-ten". Na vier jaar aanhoudende beschieting door de Britse
vloot bleven daarvan geen twee stenen opeen staan maar toch viel er voor de
nieuwe dorpsbewoners in deze puinvelden heelwat basisstoffen te
"recupereren", zoals dat heette...En Dis was op dàt gebied
allesbehalve achterlijk... Drie jaar later, toen ook Leonnetjeonverhoopt het jonge gezin kwam verrijken, barstte de barak ver uit de voegen. Nu vond
zijn schoonbroer René het welletjes en week uit naar een opgelapte ruïne in
Nieuwpoort. Om, zogezegd, dichter bij zijn werk te wonen. In feite om eindelijk eens
rustig te slapen.
De opluchting na de dood van bompa Cattrysse in '28 was maar
van korte
duur geweest, want toen het jaar daarop de grote krisis uitbrak werd
het
militair sanatorium om besparingsredenen opgedoekt en bompa Petré op
zijn
beurt aan "hun liefdevolle zorgen toevertrouwd"...Zeer tegen de zin
van Marie, maar Dis hield teveel van zijn vader om hem in een sinister
hospitaal
ergens in het Walenland te laten wegteren. Hij dreef - voor de eerste
én
laatste maal als een waar gezinshoofd - zijn wil door :" Pa blijft
hier!". Maar nog geen jaar later stikte ook dié sukkelaar in zijn
bloedfluimen, net zoals zijn oude vriend Cattrysse. In dezelfde zetel
bij het
venster, amper veertig. Marie heeft nooit gesnapt waarom de dood van
die
"lastpost" haar man zo had aangegrepen en Dis nam ook niet de moeite
om het haar uit te leggen. Maar sindsdien dronk hij meer dan naar
gewoonte, als
om haar te pesten..
Terwijl Dis door het donkere duindal terug naar
de barak sjokte, gromde hij nog vergenoegd bij de herinnering aan zijn opstandige
jonge jaren.
Thuis vertelde hij voorlopig niets over zijn
vondst. Toen hij 's anderendaags
na de middag terug was van zijn werk op de bouwwerf in de nieuwe kazerne naast
de Ijzermonding, groef hij alvast een diepe greppel langs de stapel obussen, om voorzichtig de omvang van zijn schat te
testen.
" Eerst eens goed zien hoeveel er opéén liggen en hoe diep die
stapel onder 't zand zit...". Dat viel onverhoopt mee, want onder de
bovenste rij van zes, die reeds bloot gewaaid was, staken nog minstens twee
lagen: één van zeven stuks en één van acht. Dieper geraakte hij voorlopig niet
zonder de greppel te verbreden... Miljaarde, een echt munitiedepot, ijlings
achtergelaten door de wegtrekkende Duitsers in '18!... Eenentwintig zware
kanjers van kaliber 240, met elk twee dikke koperkragen : zo'n goudmijn had hij
van zijn hele leven nog nooit gezien!...Op de neus van de bovenste zes obussen
stak een vervaarlijke groen-geoxideerde ontstekingskop, maar de vijftien
onderliggende waren zo te zien nog ongewapend. Aan de zijkanten van de stapel
peuterde hij voorzichtig de roestbruine zandkorsten weg om te zien of er soms
een valstrik tussen lag - een op scherp gestelde handgranaat misschien - maar
hij vond niets verdachts... Veel details kon hij ten andere niet onderscheiden,
want de oude granaten zaten stevig aanééngekoekt van de roest. Hij twijfelde
nog een tijdje, maar kon op de duur niet
aan de verleiding weerstaan om te pogen die compacte klomp munitie open te
breken...
Gemakkelijk ging het niet en hij moest zwaar wrikken met zijn spade om
de eerste obussen los te krijgen. Maar toen nam zijn voorzichtige aard weer de
bovenhand, want de purperschemer begon reeds te vallen...Dus stelde hij voor
alle zekerheid het loskappen van de koperkragen maar uit tot morgen: zo'n
delicaat werk kon je beter bij volle daglicht uitvoeren...
Thuis wou hij zijn vondst niet langer verzwijgen
en zijn fier opgeklopte beschrijvingen kruidden het frugale avondeten van hen
gevieren, onder de warme gele gloed van de olielamp. Meestal waren ze aan tafel niet veel van
zeggen - eten was daarvoor een te belangrijke bezigheid - maar nu voerden de
beide jongens het hoogste woord. Op zaterdag kwam dat wel meer voor, want dan
was de oudste, Joseph, terug van
Sint-Truiden, om trots verslag uit te brengen over zijn belevenissen van de
afgelopen week op Saffraanberg, de nieuwe Vlaamse cadettenschool. Daar was hij
internist in het derde middelbaar, op kosten van de staat. De studiebeurs voor
deze kweekschool van het leger was hem een paar jaar geleden zonder veel moeite
toegekend: als kleinzoon van een oorlogsinvalide-adjudant-met-zes-frontstrepen
mocht hij destijds als "prioritair" aan het toelatingsexamen
deelnemen. En met zijn knappe bol was hij dan ook glanzend geslaagd, zonder
problemen. Heel de week verbleef hij dus in deze schoolkazerne en kwam enkel
zaterdagavond 'met vergunning'...De militaire tucht deed hem geen kwaad -
wel in tegendeel - en hij was zo fier als een gieter op zijn cadettenuniform.
Knappe slanke jongen, een blonderik met de koele grijze ogen van zijn moeder
die bij iedere gelegenheid schijnheilig zuchtte dat "onze Joseph later
nog veel malheuren zal doen bij 't vrouwvolk..." Daarbij sprak hij al
vloeiend Frans en voelde zich hier in het dorp een hele meneer...
Leon, de jongste krawaat, zat nog op de gemeenteschool bijmeester Denolf in de voorlaatste klas: een
kwikzilver ventje, struis gebouwd met een pikzwarte brosse, helemaal zijn
vader...Maar van karakter eerder een doorbijter zoals Marie en voor niets bang.
Als je de twee jongens naast elkaar zette zou je nooit denken dat het broertjes
waren :zó verschillend. Maar dàt waren zijn vader en moeder tenslotte ook: Dis
leek sprekend op die struise Turkse berentemmer van de cirque, overlaatst, terwijl
Marie iets had van dat blonde koorddanseresje. Klein Leonnetje droomde
ervan binnen vijftien maanden (en twaalf dagen !) scheepsjongen te worden bij
zijn oom op één van de vissersboten in Nieuwpoort en later reder met een eigen
sloep. Maar Marie wist heel
goed dat de plaatsjes voor jonge gasten op zee maar dun gezaaid waren en remde
daarom zijn wilde plannen wat af. Ze hadden het wel niet erg breed, maar het
magere loon dat hij als manusje aan boord kon verdienen zou daar niet veel aan
verbeteren. Daarbij, haar Dis had van de heersende werk-loosheid zelden last en
bracht nog steeds goed binnen. Als
die nog een half jaartje kon voortmetselen aan de nieuwe kazerne achter de
vuurtoren voor de "école D.C.A." - ofte opleidingscentrum voor
luchtverdediging -vóór ze in december
uitvroren, zouden ze geen armoede lijden...En de moestuin beloofde goddank
deze lente goed op te brengen. Ja, mits in de herfst wat konijnen te strikken
in de duinen of wat vis te stropen op het strand, zouden ze de komende winter
wel weer zonder kleerscheuren doorkomen...Tenslotte, zeg: wie tegenwoordig een
jaar vooruit kon kijken mocht echt niet klagen, vond ze.
Neen, meende Marie, als het enigszins mogelijk was kon ze Leon - zij het
dan dik tegen zijn goesting - beter eerst nog drie jaar naar de 'Ecole Moyenne'
in Nieuwpoort laten gaan, zoals meester Denolf had aangeraden. Want met een
diploma van lager middelbaar lag de weg naar het brevet van scheepsmecanicien
en zelfs dat van schipper wijd open. Met een beurs van het 'Oorlogsverminktenfonds', wel
te verstaan, want zelf kon Marie die kosten natuurlijk niet meer opbrengen:
twee studenten was voor een gezin armoedzaaiers iets van het goede teveel...
Maar dat was nog toekomstmuziek :eerst de volgende winter
doorkomen...,en dan zien we weeral verder...En hopen dat de vorst in december
lang genoeg uitblijft, zodat Dis kan blijven werken...
'Den Dis' beschreef ondertussen aan tafel in
geuren en kleuren zijn vondst en de jongens rekenden opgewonden voor dat de
banden rond de obussen misschien wel tachtig kilo koper zouden kunnen opleveren!
"Verdomme, bijna een
maandloon !", lachte vader fier. Marie was niet zo uitgelaten als haar
'vent'. En nadien, in bed, bedierf ze de pret met allerlei achterdochtige bedenkingen
die zijn concentratie verstoorden. Waardoor het nog een stuk langer duurde dan
gewoonlijk. En toen zij zich, na
zijn "numéro", van hem had afgekeerd, fluisterde ze nuchter over
haar schouder: "Ja, ja, Dis, ziet maar heel goed uit uw ogen!"
"Ik ben àltijd voorzichtig", hijgde
hij tevreden achter haar rug. Ze schokschouderde wat bokkig en, terwijl ze de
snottige smurrie met het nachthemd van haar onderbuik veegde, zuchtte ze gelaten: " Een ongeluk is rap gebeurd..."
Dat zal die duistere schim
óók gedacht hebben, toen deze zich de volgende zondagmorgen, in de paarse
schemer juist voor zonsopgang over de rij blootgelegde granaten boog. Gisteren
namiddag had hij Dis hier zien graven en plots was het duivels plan bij hem
opgekomen, waarmee hij definitief een oude rekening hoopte te vereffenen. En de
borrels van deze nacht hadden hem de nodige courage gegeven om de laffe
twijfel te overwinnen en door te zetten.
Hij
spuwde eens flink in beide handpalmen en draaide de grote gastang vast op de
groene ontstekingskop van de eerste obus. Die doorroeste rommel loskrijgen
beloofde een aardige karwei te worden en veel tijd hàd hij niet..."
Linkse draad of rechtse ,dat weet ge verdomme nooit met die smeerlappen!
"... Zich met zijn vuurslag in het donker bijlichtend had hij al
ontcijferd dat het een tijdontsteker betrof: " Z.Z." kon hij lezen, voor
het Duitse "Zeitzünder". Maar uit de rest van de verroeste
letters kon hij noch "Rostock", noch "Lübeck" maken, de
twee codewoorden voor rechtse of linkse draad...Dat was één van de vele
nuttige
trucs die de Duitse krijgsgevangenen hem na de Grote Oorlog hadden
bijgebracht
toen hij meehielp de Ijzervlakte ontmijnen. Een rotwerk, dat echter
veel geld
opbracht. En
destijds in zijn zotte jaren kon hij dit vele geld goed gebruiken bij de
wijven... Miljaarde, als hij dààr aan terugdacht! ...Eerlijk gezegd was
er
sindsdien nog niet veel veranderd, moest hij toegeven: bij hem draaide
alles
nog steeds rond het trakteren van de teven. De poen
en de poezen, en de zuip natuurlijk... Zoals nu weer met Marie
Cattrysse...Dat
hij dié nooit rond zijn vinger had kunnen draaien vrat nog steeds aan
zijn eigendunk! En
dat die stomme geit verdomme indertijd hals over kop met die kloot van
een Dis
moest trouwen zat hem na al die jaren nog steeds dwars! Maar enfin
,hopelijk
kwam daar binnenkort wel verandering in...
Al wringend voelde hij de koperen kop met een knakje
meegeven: ha ,dus tóch rechtse draad ! En de tijdontsteking begon te lopen. Nu
nog een beetje doordraaien en de klikken tellen: één per uur vertraging... Hij
moest den Dis niet vóór elvenhalf verwachten, dat maakte dus nog vier uur minstens...
Maar
bij het voorzichtig voortwringen aan de kop knerste en tjierpte de droge draad
zo schril door de prille morgen dat van klikken tellen niets in huis kwam. Tot
overmaat van ramp begonnen als bij afspraak overal in 't rond de kerkklokken te
luiden voor de vroegmis. Met een knetterende vloek wierp hij de gastang van
zich af en wilde juist met een ferme schop tegen de hoop obussen zijn
woede oprisping koelen toen hij in de verte stemmen meende te horen.
Ademloos
spitste hij de oren en probeerde tussen het ontluisterend klokkengebeier een
menselijk geluid te zeven...Uit de duinpan wat verderop tegen de tramlijn
vloog de in hun morgendutje gestoorde meeuwenkolonie kwaadkrijsend weg naar
het strand :een onmiskenbaar teken dat daar volk liep...En ja hoor, duidelijk
nu: twee stemmen... Het leek wel een dronkemanskrakeel. Als ze van de duinen
achter de grote baan de Doorsteek volgden recht naar Westende-dorp moesten ze
bijna zeker hier voorbij... Verdomme ,ook dàt nog!
Alle pezen gespannen, stokstijf, zijn adem beheersend
hoorde hij hen duidelijk dichterbij komen...Kom, beter vlug even op de kam
tussen het helmgras wegduiken!
"
Miljaarde! Moesten ze me nu hier bij die hoop obussen herkennen, ze zouden me
later nogal rap bij m'n pietje stekken, denk ik!" En vlugger dan je van
zo'n verlopen vent zou verwachten schoot hij vierklauwens de stijle mulle
zandhelling op, dook achter een bosje op zijn buik en tuurde in het duister dal
vanwaar de stemmen kwamen.
De
eerste roze zonnestralen streelden over de hoogste blonde helmgraskopjes, maar
de diepe duinpannen lagen nog vol kille grijze schaduwen. Toch zag hij ze nu
vanop zijn uitkijkpost duidelijk aankomen :de garde die samen met een andere
vent zijn zware zwarte dienstfiets voortduwde waar bij ze alle vijf stappen
stilstonden om hun hoogoplopend meningsverschil meer kracht bij te zetten.
" G'ebt geen bewijs, zeg ik !"
" En dàt dan?! Die konijnen komen uit de lucht gevallen
,zeker? Recht
in uwen schoofzak! Is dàt een keer geluk hebben, hé!"
Ze waren nu de obussen tot op een dertig meter genaderd
maar hadden slechts oog voor elkaar." Ik heb ze gevonden, zeg ik u! In
d'eerste struiken links,als ge van 't strand komt..."
Weer stond de garde stil en keek zijn slachtoffer
neerbuigend aan: "Luistert vent, ge weet dat ik u niet goed kan verdragen.
En zal ik u zeggen waarom ?"
"
Pff! 't Zal weer wat zijn! Altijd de kleintjes die het misdaan hebben,
hé! Maar moest ik zo rijk zijn als de brouwer of den baron hier, ge
zoudt wel
ànders piepen, hé monsieur de gardevil!"
" Rijk of pover maakt voor mij nie uit vent, en wat
gij van de politiek denkt nog minder: voor mijn part moogt gij beweren dat de
kiekens in Moskou tanden hebben! ""Moskou, Moskou, daar veeg ik
m'n gat aan :ik heb met die moordenaars geen uitstaans !"
" Tiens, da's nieuw!" monkelde de
garde," een mens leert iedere dag wat bij..." Ze sjokten samen weer
voort.
" En luistert goed vent: Baron Crommelinck heeft hier niets mee te
maken, tenzij dat het toevallig zíjne grond was waarop ge ging stropen.
Maar de wet
is de wet: als de jacht gesloten is mag er niemand wild vangen. En
zekers niet
zonder permis. En nog minder met stroppen! En dan nog op een vreemde
grond, verdomme ! Dat zijn vier overtredingen op rij, als ik goed kan
tellen...Maar
dat zou ik allemaal nog door de vingers zien, moest ge niet zo liegen!
Ge liegt dat ge scheel ziet, en dàt kan ik niet verdragen! En daarvoor
gaat ge mee naar den buro voor een proces...Want moest ge eerlijk
geweest zijn
,en gezegd hebben: Garde..." Verbijsterd brak hij af: " Wat is me dàt
hier, nondedju!!"
Ze lieten beiden als op bevel de fiets opzij vallen en
stapten stijf en traag de laatste vijf meter af tot naast de vrijgegraven
stapel granaten. "Wat is me dàt hier ,nondedju de nondedju! Die klootzak wilt zeker heel het dorp opblazen?!"
Boven hen op de duinkam hield de loerder in bange spanning
de adem in: "Oei, dat begint hier fameus te stinken...Met die kapotte
tijdontsteking kan dat vuurwerk ieder moment beginnen vlammen: krijg ik
verdomme twéé vreemde lijken in m'n nek in plaats van den Dis! En dan nog wel
twee waar ik niets aan heb...Kom op vader, de piste in: we scheren ons hier rap
weg voor het te laat is !..."
Het ware anders formidabel geweest had hij de flukse
hemelvaart van die zwarte bosaap mogen meemaken, of beter nog: de helse knal op
een foto kunnen vastleggen. Wat stom dat hij er gisterenavond niet aan gedacht
had zijn Kodakbox klaar te leggen...Maar enfin, voor spijt was nu geen tijd !
Als
een krab sloop hij op zijn buik zijwaarts de blinde helling af en zette het in
de schaduw van de volgende duinpan op een lopen. Maar amper een minuutje later
hield hij brusk de pas in: "Verdomme, m'n gastang! Die ligt daar nog!
En met m'n naam erop geverfd in vette rode letters..."
De garde en de stroper stonden ondertussen de stapel obussen
langs alle kanten van op een afstandje te taxeren." Nonde miljaarde nondedju !"
vervolgde de champetter zijn overpeinzingen:" Hier zie, verse scharen in
het koper: hij heeft al aan die eerste kop zitten prutsen! Die klootzak was zeker z'n leven beu?"
Zijn maat stapte manmoedig de greppel in maar werd bij
zijn schabbernak achteruit gerukt: "Gij niet, hé Charel: met uw pikkels
afblijven! Of
moet ik er u soms nog een proces bijgeven?"
Toen leek hem een licht op te gaan en dacht hij de
oplossing gevonden te hebben: " Luistert, gij zijt soldaat geweest: ge
weet wat een uitdrukkelijken order is, hé? Of moet ik zeggen "eine
Befehl" omdat ge't zoudt verstaan? Een bevel dat ge moet executeren
op straffe van de dood met de kogel..."
"De kogel, nondedju?" De andere proestte het
uit:" Champetter, ge gaat mij toch niet doodschieten met uw matrak, zeker? Oejoejoej
zeg, strak kak ik nog in m'n broek van de schrik!"
"
De kogel," vervolgde hij onverstoorbaar als stond hij opnieuw in de redoute
nummer acht aan de Ijzer. " Ewel, ik geef hier den
uitdrukkelijken order dat gij als soldaat de wacht gaat houden bij dezen
munitiedepot en niemand gaat laten naderen tot op...laat ons zeggen, twintig
meter. Dat
zijn de twee kammen links en rechts, die struik gindervoor en daar die rotte
plank."
" Maar champetter, ge zijt gij zeker nog zat? We zijn wij niet
meer bij den troep, hé :gij hebt mij niets te commanderen! En vergeet ge niet
dat ik aan de verkeerde kant van de Ijzer zat? Bij de Teutoonse barbaren, hé!
Für Kaiser und Vaterland! Ge moet mij dus niet teveel vragen, hé! Ik santinel
spelen bij dat tuig terwijl gij er nog rap één gaat pakken in de Lekkerbek
zeker?! Dat ziet ge verdammt van hier! Scheisse!" Die guturale manier
van spreken dankte hij blijkbaar niet uitsluitend aan zijn overvloedig pintelieren....
"
Vent, moest ik willen, ik stak u in den amigo, weet ge dat?! Ge zijt nu Belg
geworden voor iéts: als ik commandeer moet gij luisteren op straf van boete!
Of ik kan u ook rekwisioteren...rekwi...siteren voor een hele dag. Of als ge
dat niet verstaat: opeisen, in 't Vlaams... Aufheischen in Deutsch, verstehen!
Verdoemde Moef! 't Is alleen omdat ik daarvoor eerst een koppel uur moet staan
schrijven dat ik het niet doe..."
Hij begon met de minuut wat van zijn
grandeur te verliezen: " Luistert vent, zo kan dat hier niet blijven
liggen; dat moet
reglementair afgespannen worden of daar komen vodden van. Ik moet gaan
bellen naar den buro en volk optrommelen van de gemeentedienst. En dan
de gendarmen van Nieuwpoort en de démineurs van 't leger...En dat
allemaal op een zondag morgen! Als ge mij niet helpt zijn de gevolgen
voor u en
hebt gij de doden op uw geweten. En dan zal ik zorgen dat ge voor jaren
de bak
in vliegt! Wat is 't? Eier of joeng ?"
De stroper keek hem wikkend aan: "Na schön...M'n
twee Kaninchen zurück én die Prozessen vergeten: dan bleib ik hier op wacht bis
die Glocken luiden vorr de hoogmis!"" Eén konijn, en wachten tot nà
de mis!" Bij het afbieden stak de veldwachter zijn handpalm uit gelijk
een volleerde paardenkoopman. De stroper klopte af met een kordaat
"al-richt" zoals ook Sheriff Taylor in zijn wekelijkse aflevering van
'Ivanovs Cowboyverhalen' steeds zei. Met deze lectuur
scherpte hij namelijk zijn kennis van het Vlaams aan...Ze redetwistten nog even
wie welk konijn kreeg en duwden dan samen luid sakkerend de zware dienstfiets
over de laatste mulle zandrug tot op de bocht van de Bassevillestraat...
"So zie, jetzt wird's schon gaan was !? Oder moet ge
vielleicht bis ins dorp geduwd werden !?" Na nog een paar geschreeuwde
lieftalligheden over en weer verdween de veldwachter zigzaggend achter de
hoek. De stroper keek hem monkelend na: hij had de garde met zijn gebroken
Duits koeterwaals weer eens flink op zijn paard gekregen.
" Omdat die zatlap op de hoogte is
van mijn verleden
moet hij potverdomme niet denken mij daarmee te kunnen chanteren, hé!"
Sinds hij twintig jaar geleden in de Borinage werd tewerkgesteld had hij
perfect Vlaams leren spreken, of liever gezegd: Limburgs. Het Waals
dialekt
dat hij er van zijn porion had opgestoken was buiten Charleroi niet
bruikbaar.
Van de Polen en Wit-Russen in zijn shift had hij wél alle - maar dan ook
àlle -
uitdrukkingen geleerd in verband met de voortplanting en aanverwante
handelingen, volzinnen die hem in de bajes heel populair maakten. Maar
met zijn
Liiimburrugs kon hij na een paar jaar reeds probleemloos voor de dag
komen, dank zij zijn Duitse achtergrond. En juist omdat die superpatriot
van een
garde steeds over die Teutoonse roots struikelde deed de stroper er
graag een
schepje bovenop als ze het met elkaar aan de stok kregen.
Terug
op zijn "wachtpost" duurde het niet lang voor de stroper gehurkt in
de greppel met een takje zat te peuteren in de ongewapende granaatneuzen van de
onderste rijen. Eerst kreeg hij enkel roestbruine zandkorsten los maar
uiteindelijk begonnen de eerste zwarte kruitschilfers te komen. Het takje was
echter te kort om dieper in het granaatlijf te roeren en hij besloot beter
gerief te zoeken. Ondertussen vraten de chemicaliën in de verwrongen tijdontsteker
langzaam en geruisloos de beveiligingsdraad door van de opgespannen
slagpin...
Onderweg
naar de vuurdoornstruiken verderop vond hij de gastang, half in het mulle zand
verzonken. Waarom deze zon eind van de obussen verwijderd lag was
hem een raadsel. Maar de verse koperglinsters op de bektanden logen er niet om
:hiermee was wel degelijk aan de ontstekingskop gewrongen. Op de steel stond
er in rode verf "P.G." geschilderd. De
stroper stak de tang achter zijn broeksriem en zocht zich tussen de
doornstruiken een stevig recht takje uit van twee voet langdat hij op de terugweg met zijn jachtmes mooi
fatsoeneerde.
Nu
kwamen de zwarte kruitschilfers makkelijker los. Hij
ving ze in de handpalm op en gooide het goedje zorgvuldig bijeen in zijn
schoofzak, bovenop het resterende konijn. En het bleef maar komen!
Toen de eerste obus ver leeg leek, begon hij aan de volgende. Een
geduldwerkje
van lange asem, maar op den duur raakte de zak langzamerhand vol. Zoveel
had
hij verdomme nog nooit geoogst! Zou dàt even een knal geven,zeg ! Diep
verzonken in zijn wonderbare visvangst merkte hij niet eens dat de
kerkklok het einde van de hoogmis luidde.
Verschrikt
sprong hij op: hoorde hij daar geen stemmen? Ja, duidelijk: van
tien-negen de
garde met zijn werkvolk! Verdomme, als die mannen iets merkten van zijn
kruitdiefstal dan grepen de gendarmen hem bij de eerstvolgende "aanslag
van het proletariaat" onmiddellijk bij de lurven! Wat nu gedaan? Daar!
Vlug schopte hij wat zand tegen de neuzen van de twee leeggepeuterde
granaten
en schoot dan als een scheve schicht met zijn schoofzak het duin op!
Achter de kam liet hij zich vallen en merkte niet eens de verse sporen
die
zijn geheimzinnige voorganger er een paar uur geleden had
nagelaten...In
ademloze spanning spitste hij de oren... Kinderstemmen ?: dat kon
onmogelijk de champetter zijn... Loerend door het helmgras zag hij van
achter de
bocht twee jongens komen aanlopen die hij maar half herkende. Maar de
man die
toen volgde bleek Zwarten Dis te zijn, de metser van achter den hoek,
samen met
zijn knap blond wijfje, Marie...
Die zondagmorgen waren de Petré's na de mis bij hoge
uitzondering géén pint gaan drinken in de 'Tramstatie', maar recht naar huis
gestapt. Pa
verwisselde vlug van kleren, vees zijn vettige werkklak op één oor en gevieren
liepen ze vervolgens 'in kolonne per één' de duinen in. Dis trok de kop, gewapend
met ijzerzaag en beitels. Joseph droeg de spade als een geschouderd geweer en
Leon volgde in zijn zog, luid zingend met de zinken emmer over zijn hoofd.
Marie sloot de stoet, op blote voeten, haar zondagse schoenen zuinig in de
hand. In het zicht van de blootgelegde bommenstapel drongen de jongens
opgewonden vooruit om hardop de opééngestapelde obussen te tellen en - ondanks
de van ver geroepen vermaningen van hun moeder - de groene koperkragen gulzig
te betasten. Pa liet eerst fier begaan tot het met een schok tot hem doordrong
dat "zijn schat" in de nacht of de vroege morgen ongewenst bezoek had
gekregen. Hij liet echter niets merken maar joeg toch de jongens uit de greppel.
Marie vond het nu
ook al welletjes en commandeerde haar kinderen mee terug naar huis: ze moest
het konijn voor het middageten nog klaarmaken. Een uitvlucht als een ander.
En Leon had zoals gewoonlijk vergeten de bottines van zijn Jong-Dinaso-uniform
te poetsen. Allee gauw-gauw , vooruit! Joseph kon nog
gemakkelijk een stuk van de hof omspitten ,vond ze bits, alvorens hij na het
eten weer bij de meisjes in het dorp zou gaan pronken met zijn stijfgestreken kadettenkostuumtje.
Verborgen
op de duintop keek de stroper opgelucht de wegwandelende kloek na: hij
had er een hekel aan met vrouwen te moeten discuteren. Die kon je
moeilijk als slotargument een peer op hun bakkes verkopen, vond hij. Maar van
Dis had hij geen schrik, ook al was die Lamme Goedzak een heel stuk breder van
schouder " den uitdrukkelijken order" van de garde gaf onze
"santinel" de nodige autoriteit om de sterksten te doen wijken!
Maar waar bleef die klootzak van een garde toch zo lang, verdomme ?! Rechtop klopte
hij voorzichtig de kilte van het zand uit zijn broekspijpen en, met de handpalm
als een klep boven de ogen tegen het lage zonlicht ,tuurde hij naar de
kerktoren van Westende-dorp...Tien na tien wees de horloge :die zatlap had al
lang terug moeten zijn !...Dus kon hijzelf maar beter zijn "consien de
santinel" nakomen en opnieuw de wacht optrekken bij die stomme hoop
obussen.
Beneden in het duindal lag
Dis de strandjutter op zijn knieën ineengekrompen in de greppel, totaal verzwolgen
in het nauwkeurig onderzoek van de schade aan zijn schat.
"
Nu !" dacht de stroper en met een paar langgerekte hinkstapsprongen stoof
hij de duinhelling af tot vlak tegen die overjarige foetus in de put aan zijn
voeten.
" Hélaba !!"
Als een losschietende veer
schrok Dis op en viel ruggelings lijkbleek en naar adem snakkend op de rand van
de groeve neer. Een wazig zwart spook torende hoog boven hem uit en porde
spottend met de voet in zijn zij.
"
Ewel Petré ,ge hebt van de schrik toch geen attakke gekregen,
zeker?...Niet in uw broek kakken hé, kameraad: ge zit hier nog niét in
de hel! Of
dacht ge soms dat ik den duivel was? Ja, hé! De duivel, waarvoor vuile
fascisten
lijk gij me reeds een jaar lang uitschelden! "
Nu het tot Dis doordrong dat het boeltje niét was ontploft en hij nog
steeds tot de levenden behoorde schoot het bloed hem weer naar het hoofd. Op
slag herkende hij zijn plaaggeest:Zotte Steiner,de nieuwe schoenlapper en
enige militante troskist van het dorp...Een bajesklant die door alle deftige
mensen gemeden werd. De pastoor negeerde die vreemde windbuil vol
onkristelijke afschuw als"één van de goddeloze bloedhonden uit de Spaanse
burgeroorlog" en meester Engelborghs noemde hem smalend "een
analfabete anarchist". Maar het meeste mansvolk beschouwde hem wat
meewarig als een genante zielepoot, telkens hij in de kroeg weer eens doorsloeg
over de onvolprezen, paradijselijke dictatuur van het proletariaat...
De
vent porde hem met de schoenneus nu wat pijnlijker in de ribben:" Allee
Lazarus, oest ! Opstaan en aftrappen hé! Als de garde u hier bij uw
pietje stekt vliegt ge den bak in!" Het pasverworven gezag dat hij uit
"den uitdrukkelijken order" van de veldwachter meende te mogen puren
deed zijn eigendunk vervaarlijk zwellen. Zoals de kikvors uit het sprookje: op
het roekeloze af.
Zwijgend, haast plechtig en ietwat stijf steunend op zijn schop verrees Dis
uit zijn graf. En nog vóór de amateur-schildwacht zijn twééde voorzichtige stap
achterwaarts kon zetten had Lazarus hem als een schicht bij de knoop van zijn
sjaal gesnapt. Langzaam en dreigend trok hij, manmoedig de stinkende alkooladem
trotserend, de als een vishengel doorbuigende beunhaas tot tegen zijn zwarte
stoppelbaard.
"Steiner, ventje, ge hebt weer n hoerenchance hé !"
" Hoezo ,een hoerenchance ??"
rochelde de rode kop.
"
Da't zondagmorgen is ,klootzak !"
De uitpuilende ogen schoten vol vraagtekens.
" Ik heb op een zondagmorgen
nog nooit een gloeiende zot tot spijs geslagen, en dàt is voor een geval lijk
gij een dikke hoerenchance! Maar ge kunt begod zeker zijn dat het niet de
goesting is die mankeert! Miljaarde nee !!" En vol afschuw wierp hij de
gehangene van zich af. Zittend in het zand trachtte deze ,al piepend naar lucht
happend ,verwoed de knoop van zijn sjaal los te trekken.
" Tiens ,Steiner ,ge gaat toch óók geen attakke krijgen ,zeker?! En maakt dat ge
de piste in zijt vóór dat ik van gedacht verander, rooje tetting !"
" Godverdomse moordenaar !" hijgde de andere:"dat gaat ge u
beklagen,zie !...Daarbij, ik kàn hier niet weg, de garde heeft mij aangesteld
als zijn santinel om 't volk hier weg te houden...En gij moet met uw vuil
pikkels van die obussen afblijven of heel 't dorp vliegt in de lucht...En dan
kunt gij voor de schade opdraaien, zie...De garde kan ieder moment terug zijn
met de gendarmes en 't leger,en 't werkvolk om dat af te spannen..."
" De garde ,de garde! Die stond daarjuist nog te
zeiken tegen de zijmuur van de "Lekkerbek", dus zal het nog wel
effekes duren
vooraleer die hier met het leger binnenmarcheert. Als ge soms goesting hebt
van wachten, zet u dan maar ginder op die duin en loopt niet voor mijn voeten
!...En blijft in 't vervolg met uw poten van andermans goed af ,als ge d'er
geen verstand van hebt :ge had heel de boel kunnen doen ontploffen!"
"
Maar vent ! Ik ben van mijn leven nog niet omtrent die obussen geweest ,"
loog hij vlot "laat staan dat ik eraan geprutst zou hebben!"
" Ha zo? En wat doen die
nieuwe scharen en voren hier op die kop?" wees hij op de ontsteker, "en die gastang aan uw ceintuur ?!"
Steiner
kon mooi uitleggen dat hij die tang daar in 't zand had gevonden, veel
geloof oogstte hij niet. Zo vitten ze nog een tijdje voort. Maar toen
Dis
aanstalten maakte om met zijn ijzerzaag de eerste koperkraag van de
bovenste
granaat aan te vallen trok Steiner zich toch voor alle veiligheid op
zijn
duintop terug. Hij verwachtte ieder ogenblik dat er iets zou gebeuren
,maar
toen na tien minuten Dis met hamer en beitel de eerste doorgezaagde
koperband
losklopte zakte de spanning :die ongelikte beer scheen zijn werk te
kennen.
De
zon klom hoger en hoger ,beneden sneuvelde de ene koperring na de andere en de
alkool in zijn kop maakte zijn oogleden zwaar...Hij schrok plots op toen hij
Dis hoorde roepen :"'t Is ver schafttijd...Durft verdomme niet voortdoen
terwijl ik gaan eten zijn, hé vent!"
Steiner besloot ook maar eens op te stappen :nu zou de garde toch niet meer
komen...Het was vér noen en dan kon die met zijn "consien de
santenel" de pot op!
Tegen twaalven hoorde Marie de kusttram met tweetonig hoorngeschal -
"Pain-pon!,pain-pon !" - bij de halte van "de Welkom"
piepend stoppen. Naast het luiden van de kerkklok waren de trams de voornaamste
tijdaanwijzers die het leven van de dorpelingen buitenshuis regelden: "Ge
moogt gaan sjotten tot de tram van vijvenhalf..." of "Ziet dat ge
thuis zijt vóór de slag van kwart-van-de-zessen !" Enkel oudere mannen
droegen een "knol" aan een kettinkje op hun buik ,omdat ze blijkbaar
te doof werden om de trams nog te horen...
Heel
het
huis geurde al lekker vettig naar het zondagse konijn-in-ajuinsaus.
Marie
liep naar de achterdeur en stuurde Joseph de duinkam op om Pa te
roepen voor
het eten. Ze zag hem juist de tuin uitlopen toen de helmgrasbosjes aan
de
bovenrand van de zandheuvel met een schok opsprongen en zij zelf terug
de
keuken invloog, midden gensters glas, twee stoelen meesleurend. Een
oorverdovende
donderslag daverde door het huisje dat kraakte op de grondvesten. Het
pronkservies schoof van het schab en viel in duizend gruzelementen op de
tegels, tussen de narinkelende resten van het tafelgerief...
Versuft greep ze naar haar gillende oren.
" Den Dis !"...Met een dierlijke schreeuw kroop ze recht en vloog
als gek naar buiten. Joseph stond al terug op de duinkam ,waarboven een
stinkende zwarte wolk uittorende die zacht wegdreef over de barak ,richting "Ons
Rustoord" en het dorp...
"
Gottegottegot! Er is zeker iets ergs gebeurd !" dacht ze onnozel en liep
met slappe knieën wankelend de tuin door en de zandheuvel op. De zwarte rook
was weggewaaid en ze zag in paniek een gifgroene nevel uit de duinpan opwervelen
,een driehonderd meter vooruit. Juist
dààr waar haar Dis vanmorgen had gedolven gaapte nu een geweldig gat ...
Joseph
stond al bij de rand van de trechter verwezen op zijn vader te roepen ,maar
Marie besefte instinktief dat het zinloos was. Ze zakte door de kniëen in het
zachte zand en hoorde zichzelf wanhopig janken als een jonge hond. Kleine Leon liep haar
voorbij ,maar ze zag hem plots niet meer :het daglicht floepte uit.
Toen ze weer bijkwam ,ondersteunden twee buurvrouwenhaar het pad af ,terug naar huis. Het duurde
even voor ze haar vriendin Jetje Neuville herkende en Stanse van Berkenout
,maar ze verstond door de stoomfluit in haar oren geen woord van wat ze zegden...Binnen
in de keuken was het zo te zien een ware ravage ,dus hielpen ze haar buiten
neerzitten op de bank tussen de klimroos en de waterton. Celine van over
de deur haalde het konijn van het vuur en veegde voorzichtig de glassplinters
van het deksel ,om iéts te doen...
Ze
had geen benul van tijd. Steeds meer vrouwen uit de straat klitten meewarig om
haar heen in opgewonden gekwebbel en riepen om beurten verwilderd :" Maar
mensen toch!" ,de handpalmen stijf tegen de wangen gedrukt. De mannen
toonden minder medeleven en liepen zonder omzien door de tuin recht de duinen
in ,naar de krater. Miljaarde ! Zoiets hadden ze nog nooit gezien: een
reusachtig zwartgeblakerd gat van zeker tien meter doorsnede en drie à vier
meter diep ,met middenin een plas groezelig grondwater. Op de manshoge wal rondom
gaapte heel de buurt naar Dreetje Trotsaert, die beneden met een tak fier in
de vijver stond te dreggen...
Na een kwartier kwam de champetter schijnheilig aangereden, wierp zijn
fiets tegen het tuinhek en vroeg dan aan de buurvrouwen nogal overbodig wat
hier nondedju aan de hand was...Hij stonk sterk naar bier ,maar uit het koor gekakelde
antwoorden scheen hij toch verbazend vlug te snappen dat hij beter in het duin
kon gaan kijken. Al verwachtte hij niet ,na zo'n zware klap ,nog veel van zijn
vriend de stroper terug te vinden...Enfin ,eigen schuld dikke bult :die
klootzak had er maar met zijn poten àf moeten blijven! Nog een geluk dat hij
vrijgezel was en ,voor zover de champetter wist, kind noch kraai achterliet...
Op
de kam kruiste hij een erbarmelijk krijsende Leon, het rood-opgedrongen snuitje
vol tranen en snottebellen."
Wel vent, wat is 't? Zijde zo erg verschoten ?"
"M'n...Paatje...is weg !" schokte de kleine wanhopig tussen
twee hikbuien door.
"Wààr is je Paatje ??...Wat is er gebeurd?...Is het den Dis ,daar
?" vroeg hij ongelovig :"Zeg ,wààr is den Dis verdomme ?" En waar zit
verdomme die klootzak van een Steiner, wou hij uitroepen, maar kon zich nog
juist in tijd inhouden.
De
snotter begon nog uitzinniger te schreien en strompelde door tranen verblind
stijf en struikelend het duin af naar huis.
"
Mama !...Maaaaaa !!... Moedertje, ons va is weg !" gilde de jongen
verbijsterd,w rong zich wild door de omstaande buurvrouwen en verborg
knielend zijn natte
snuit in haar schoot.
Marie
staarde star voor zich uit ,stijf rechtop gezeten, een beeld gelijk. Afwezig
streelde ze haar jongste kindje over de warme zwarte stoppels op zijn kruin alsof
het een poes was...
Toen
de
garde boven op het duin met waterogen beurtelings naar het groepje
vrouwen
bij de barak en de mannen bij de dampende trechter blikte, leek plots
wat licht
door zijn benevelde brein te breken:" Wat zegt ge? Den Dis?...Miljaarde,
getaarde ,gevlamde ,geketste, tegen de muur gekotste en teruggebotste
potverdomme !!"
Kwestie van even zijn zwaarbenevelde gedachten op een rijtje te zetten...
" Beste lezers, omdat jullie waarschijnlijk niet allemààl de tachtig
voorbij bent, en dus de beschreven periode niet aan den lijve hebt
beleefd of bewust meegemaakt, vond ik het nodig de naakte historische
achtergrond van die dagen zo objectief
mogelijk bij te lichten in aparte hoofdstukken, als het ware 'off the
record'. Dit wereldgebeuren beïnvloedde natuurlijk grondig handel en
wandel van mijn personages, ook al hadden die er geen flauw benul van
hoe op hoog niveau de vork in de steel zat. Zij
reageerden - door hun opvoeding ,bij voorbeeld, of hun politiek
engagement, of hun ingepompte afkeer voor buitenlanders en
andersdenkenden - enkel op wat zij daarvan méénden te weten, hoofdzakelijk 'van-horen-zeggen', via zwaar gekleurde propaganda of
dikwijls
door klakkeloos invloedrijke figuren na te lopen. Tracht u maar eens in
te beelden hoe wereldwijs uzelf zou zijn als halve analfabeet en zonder
de huidige nieuwsmedia... Gelieve dus de idiote uitspraken en de
kapitale misstappen van mijn personages in dit licht
te willen zien en te begrijpen."