Dat zal die duistere schim
óók gedacht hebben, toen deze zich de volgende zondagmorgen, in de paarse
schemer juist voor zonsopgang over de rij blootgelegde granaten boog. Gisteren
namiddag had hij Dis hier zien graven en plots was het duivels plan bij hem
opgekomen, waarmee hij definitief een oude rekening hoopte te vereffenen. En de
borrels van deze nacht hadden hem de nodige courage gegeven om de laffe
twijfel te overwinnen en door te zetten.
Hij
spuwde eens flink in beide handpalmen en draaide de grote gastang vast op de
groene ontstekingskop van de eerste obus. Die doorroeste rommel loskrijgen
beloofde een aardige karwei te worden en veel tijd hàd hij niet..."
Linkse draad of rechtse ,dat weet ge verdomme nooit met die smeerlappen!
"... Zich met zijn vuurslag in het donker bijlichtend had hij al
ontcijferd dat het een tijdontsteker betrof: " Z.Z." kon hij lezen, voor
het Duitse "Zeitzünder". Maar uit de rest van de verroeste
letters kon hij noch "Rostock", noch "Lübeck" maken, de
twee codewoorden voor rechtse of linkse draad...Dat was één van de vele
nuttige
trucs die de Duitse krijgsgevangenen hem na de Grote Oorlog hadden
bijgebracht
toen hij meehielp de Ijzervlakte ontmijnen. Een rotwerk, dat echter
veel geld
opbracht. En
destijds in zijn zotte jaren kon hij dit vele geld goed gebruiken bij de
wijven... Miljaarde, als hij dààr aan terugdacht! ...Eerlijk gezegd was
er
sindsdien nog niet veel veranderd, moest hij toegeven: bij hem draaide
alles
nog steeds rond het trakteren van de teven. De poen
en de poezen, en de zuip natuurlijk... Zoals nu weer met Marie
Cattrysse...Dat
hij dié nooit rond zijn vinger had kunnen draaien vrat nog steeds aan
zijn eigendunk! En
dat die stomme geit verdomme indertijd hals over kop met die kloot van
een Dis
moest trouwen zat hem na al die jaren nog steeds dwars! Maar enfin
,hopelijk
kwam daar binnenkort wel verandering in...
Al wringend voelde hij de koperen kop met een knakje
meegeven: ha ,dus tóch rechtse draad ! En de tijdontsteking begon te lopen. Nu
nog een beetje doordraaien en de klikken tellen: één per uur vertraging... Hij
moest den Dis niet vóór elvenhalf verwachten, dat maakte dus nog vier uur minstens...
Maar
bij het voorzichtig voortwringen aan de kop knerste en tjierpte de droge draad
zo schril door de prille morgen dat van klikken tellen niets in huis kwam. Tot
overmaat van ramp begonnen als bij afspraak overal in 't rond de kerkklokken te
luiden voor de vroegmis. Met een knetterende vloek wierp hij de gastang van
zich af en wilde juist met een ferme schop tegen de hoop obussen zijn
woede oprisping koelen toen hij in de verte stemmen meende te horen.
Ademloos
spitste hij de oren en probeerde tussen het ontluisterend klokkengebeier een
menselijk geluid te zeven...Uit de duinpan wat verderop tegen de tramlijn
vloog de in hun morgendutje gestoorde meeuwenkolonie kwaadkrijsend weg naar
het strand :een onmiskenbaar teken dat daar volk liep...En ja hoor, duidelijk
nu: twee stemmen... Het leek wel een dronkemanskrakeel. Als ze van de duinen
achter de grote baan de Doorsteek volgden recht naar Westende-dorp moesten ze
bijna zeker hier voorbij... Verdomme ,ook dàt nog!
Alle pezen gespannen, stokstijf, zijn adem beheersend
hoorde hij hen duidelijk dichterbij komen...Kom, beter vlug even op de kam
tussen het helmgras wegduiken!
"
Miljaarde! Moesten ze me nu hier bij die hoop obussen herkennen, ze zouden me
later nogal rap bij m'n pietje stekken, denk ik!" En vlugger dan je van
zo'n verlopen vent zou verwachten schoot hij vierklauwens de stijle mulle
zandhelling op, dook achter een bosje op zijn buik en tuurde in het duister dal
vanwaar de stemmen kwamen.
De
eerste roze zonnestralen streelden over de hoogste blonde helmgraskopjes, maar
de diepe duinpannen lagen nog vol kille grijze schaduwen. Toch zag hij ze nu
vanop zijn uitkijkpost duidelijk aankomen :de garde die samen met een andere
vent zijn zware zwarte dienstfiets voortduwde waar bij ze alle vijf stappen
stilstonden om hun hoogoplopend meningsverschil meer kracht bij te zetten.
" G'ebt geen bewijs, zeg ik !"
" En dàt dan?! Die konijnen komen uit de lucht gevallen
,zeker? Recht
in uwen schoofzak! Is dàt een keer geluk hebben, hé!"
Ze waren nu de obussen tot op een dertig meter genaderd
maar hadden slechts oog voor elkaar." Ik heb ze gevonden, zeg ik u! In
d'eerste struiken links,als ge van 't strand komt..."
Weer stond de garde stil en keek zijn slachtoffer
neerbuigend aan: "Luistert vent, ge weet dat ik u niet goed kan verdragen.
En zal ik u zeggen waarom ?"
"
Pff! 't Zal weer wat zijn! Altijd de kleintjes die het misdaan hebben,
hé! Maar moest ik zo rijk zijn als de brouwer of den baron hier, ge
zoudt wel
ànders piepen, hé monsieur de gardevil!"
" Rijk of pover maakt voor mij nie uit vent, en wat
gij van de politiek denkt nog minder: voor mijn part moogt gij beweren dat de
kiekens in Moskou tanden hebben! " "Moskou, Moskou, daar veeg ik
m'n gat aan :ik heb met die moordenaars geen uitstaans !"
" Tiens, da's nieuw!" monkelde de
garde," een mens leert iedere dag wat bij..." Ze sjokten samen weer
voort.
" En luistert goed vent: Baron Crommelinck heeft hier niets mee te
maken, tenzij dat het toevallig zíjne grond was waarop ge ging stropen.
Maar de wet
is de wet: als de jacht gesloten is mag er niemand wild vangen. En
zekers niet
zonder permis. En nog minder met stroppen! En dan nog op een vreemde
grond, verdomme ! Dat zijn vier overtredingen op rij, als ik goed kan
tellen...Maar
dat zou ik allemaal nog door de vingers zien, moest ge niet zo liegen!
Ge liegt dat ge scheel ziet, en dàt kan ik niet verdragen! En daarvoor
gaat ge mee naar den buro voor een proces...Want moest ge eerlijk
geweest zijn
,en gezegd hebben: Garde..." Verbijsterd brak hij af: " Wat is me dàt
hier, nondedju!!"
Ze lieten beiden als op bevel de fiets opzij vallen en
stapten stijf en traag de laatste vijf meter af tot naast de vrijgegraven
stapel granaten. "Wat is me dàt hier ,nondedju de nondedju! Die klootzak wilt zeker heel het dorp opblazen?!"
Boven hen op de duinkam hield de loerder in bange spanning
de adem in: "Oei, dat begint hier fameus te stinken...Met die kapotte
tijdontsteking kan dat vuurwerk ieder moment beginnen vlammen: krijg ik
verdomme twéé vreemde lijken in m'n nek in plaats van den Dis! En dan nog wel
twee waar ik niets aan heb...Kom op vader, de piste in: we scheren ons hier rap
weg voor het te laat is !..."
Het ware anders formidabel geweest had hij de flukse
hemelvaart van die zwarte bosaap mogen meemaken, of beter nog: de helse knal op
een foto kunnen vastleggen. Wat stom dat hij er gisterenavond niet aan gedacht
had zijn Kodakbox klaar te leggen...Maar enfin, voor spijt was nu geen tijd !
Als
een krab sloop hij op zijn buik zijwaarts de blinde helling af en zette het in
de schaduw van de volgende duinpan op een lopen. Maar amper een minuutje later
hield hij brusk de pas in: "Verdomme, m'n gastang! Die ligt daar nog!
En met m'n naam erop geverfd in vette rode letters..."
De garde en de stroper stonden ondertussen de stapel obussen
langs alle kanten van op een afstandje te taxeren." Nonde miljaarde nondedju !"
vervolgde de champetter zijn overpeinzingen:" Hier zie, verse scharen in
het koper: hij heeft al aan die eerste kop zitten prutsen! Die klootzak was zeker z'n leven beu?"
Zijn maat stapte manmoedig de greppel in maar werd bij
zijn schabbernak achteruit gerukt: "Gij niet, hé Charel: met uw pikkels
afblijven! Of
moet ik er u soms nog een proces bijgeven?"
Toen leek hem een licht op te gaan en dacht hij de
oplossing gevonden te hebben: " Luistert, gij zijt soldaat geweest: ge
weet wat een uitdrukkelijken order is, hé? Of moet ik zeggen "eine
Befehl" omdat ge't zoudt verstaan? Een bevel dat ge moet executeren
op straffe van de dood met de kogel..."
"De kogel, nondedju?" De andere proestte het
uit:" Champetter, ge gaat mij toch niet doodschieten met uw matrak, zeker? Oejoejoej
zeg, strak kak ik nog in m'n broek van de schrik!"
"
De kogel," vervolgde hij onverstoorbaar als stond hij opnieuw in de redoute
nummer acht aan de Ijzer. " Ewel, ik geef hier den
uitdrukkelijken order dat gij als soldaat de wacht gaat houden bij dezen
munitiedepot en niemand gaat laten naderen tot op...laat ons zeggen, twintig
meter. Dat
zijn de twee kammen links en rechts, die struik gindervoor en daar die rotte
plank."
" Maar champetter, ge zijt gij zeker nog zat? We zijn wij niet
meer bij den troep, hé :gij hebt mij niets te commanderen! En vergeet ge niet
dat ik aan de verkeerde kant van de Ijzer zat? Bij de Teutoonse barbaren, hé!
Für Kaiser und Vaterland! Ge moet mij dus niet teveel vragen, hé! Ik santinel
spelen bij dat tuig terwijl gij er nog rap één gaat pakken in de Lekkerbek
zeker?! Dat ziet ge verdammt van hier! Scheisse!" Die guturale manier
van spreken dankte hij blijkbaar niet uitsluitend aan zijn overvloedig pintelieren....
"
Vent, moest ik willen, ik stak u in den amigo, weet ge dat?! Ge zijt nu Belg
geworden voor iéts: als ik commandeer moet gij luisteren op straf van boete!
Of ik kan u ook rekwisioteren...rekwi...siteren voor een hele dag. Of als ge
dat niet verstaat: opeisen, in 't Vlaams... Aufheischen in Deutsch, verstehen!
Verdoemde Moef! 't Is alleen omdat ik daarvoor eerst een koppel uur moet staan
schrijven dat ik het niet doe..."
Hij begon met de minuut wat van zijn
grandeur te verliezen: " Luistert vent, zo kan dat hier niet blijven
liggen; dat moet
reglementair afgespannen worden of daar komen vodden van. Ik moet gaan
bellen naar den buro en volk optrommelen van de gemeentedienst. En dan
de gendarmen van Nieuwpoort en de démineurs van 't leger...En dat
allemaal op een zondag morgen! Als ge mij niet helpt zijn de gevolgen
voor u en
hebt gij de doden op uw geweten. En dan zal ik zorgen dat ge voor jaren
de bak
in vliegt! Wat is 't? Eier of joeng ?"
De stroper keek hem wikkend aan: "Na schön...M'n
twee Kaninchen zurück én die Prozessen vergeten: dan bleib ik hier op wacht bis
die Glocken luiden vorr de hoogmis!" " Eén konijn, en wachten tot nà
de mis!" Bij het afbieden stak de veldwachter zijn handpalm uit gelijk
een volleerde paardenkoopman. De stroper klopte af met een kordaat
"al-richt" zoals ook Sheriff Taylor in zijn wekelijkse aflevering van
'Ivanovs Cowboyverhalen' steeds zei. Met deze lectuur
scherpte hij namelijk zijn kennis van het Vlaams aan...Ze redetwistten nog even
wie welk konijn kreeg en duwden dan samen luid sakkerend de zware dienstfiets
over de laatste mulle zandrug tot op de bocht van de Bassevillestraat...
"So zie, jetzt wird's schon gaan was !? Oder moet ge
vielleicht bis ins dorp geduwd werden !?" Na nog een paar geschreeuwde
lieftalligheden over en weer verdween de veldwachter zigzaggend achter de
hoek. De stroper keek hem monkelend na: hij had de garde met zijn gebroken
Duits koeterwaals weer eens flink op zijn paard gekregen.
" Omdat die zatlap op de hoogte is
van mijn verleden
moet hij potverdomme niet denken mij daarmee te kunnen chanteren, hé!"
Sinds hij twintig jaar geleden in de Borinage werd tewerkgesteld had hij
perfect Vlaams leren spreken, of liever gezegd: Limburgs. Het Waals
dialekt
dat hij er van zijn porion had opgestoken was buiten Charleroi niet
bruikbaar.
Van de Polen en Wit-Russen in zijn shift had hij wél alle - maar dan ook
àlle -
uitdrukkingen geleerd in verband met de voortplanting en aanverwante
handelingen, volzinnen die hem in de bajes heel populair maakten. Maar
met zijn
Liiimburrugs kon hij na een paar jaar reeds probleemloos voor de dag
komen, dank zij zijn Duitse achtergrond. En juist omdat die superpatriot
van een
garde steeds over die Teutoonse roots struikelde deed de stroper er
graag een
schepje bovenop als ze het met elkaar aan de stok kregen.
Terug
op zijn "wachtpost" duurde het niet lang voor de stroper gehurkt in
de greppel met een takje zat te peuteren in de ongewapende granaatneuzen van de
onderste rijen. Eerst kreeg hij enkel roestbruine zandkorsten los maar
uiteindelijk begonnen de eerste zwarte kruitschilfers te komen. Het takje was
echter te kort om dieper in het granaatlijf te roeren en hij besloot beter
gerief te zoeken. Ondertussen vraten de chemicaliën in de verwrongen tijdontsteker
langzaam en geruisloos de beveiligingsdraad door van de opgespannen
slagpin...
Onderweg
naar de vuurdoornstruiken verderop vond hij de gastang, half in het mulle zand
verzonken. Waarom deze zon eind van de obussen verwijderd lag was
hem een raadsel. Maar de verse koperglinsters op de bektanden logen er niet om
:hiermee was wel degelijk aan de ontstekingskop gewrongen. Op de steel stond
er in rode verf "P.G." geschilderd. De
stroper stak de tang achter zijn broeksriem en zocht zich tussen de
doornstruiken een stevig recht takje uit van twee voet lang dat hij op de terugweg met zijn jachtmes mooi
fatsoeneerde.
Nu
kwamen de zwarte kruitschilfers makkelijker los. Hij
ving ze in de handpalm op en gooide het goedje zorgvuldig bijeen in zijn
schoofzak, bovenop het resterende konijn. En het bleef maar komen!
Toen de eerste obus ver leeg leek, begon hij aan de volgende. Een
geduldwerkje
van lange asem, maar op den duur raakte de zak langzamerhand vol. Zoveel
had
hij verdomme nog nooit geoogst! Zou dàt even een knal geven,zeg ! Diep
verzonken in zijn wonderbare visvangst merkte hij niet eens dat de
kerkklok het einde van de hoogmis luidde.
Verschrikt
sprong hij op: hoorde hij daar geen stemmen? Ja, duidelijk: van
tien-negen de
garde met zijn werkvolk! Verdomme, als die mannen iets merkten van zijn
kruitdiefstal dan grepen de gendarmen hem bij de eerstvolgende "aanslag
van het proletariaat" onmiddellijk bij de lurven! Wat nu gedaan? Daar!
Vlug schopte hij wat zand tegen de neuzen van de twee leeggepeuterde
granaten
en schoot dan als een scheve schicht met zijn schoofzak het duin op!
Achter de kam liet hij zich vallen en merkte niet eens de verse sporen
die
zijn geheimzinnige voorganger er een paar uur geleden had
nagelaten...In
ademloze spanning spitste hij de oren... Kinderstemmen ?: dat kon
onmogelijk de champetter zijn... Loerend door het helmgras zag hij van
achter de
bocht twee jongens komen aanlopen die hij maar half herkende. Maar de
man die
toen volgde bleek Zwarten Dis te zijn, de metser van achter den hoek,
samen met
zijn knap blond wijfje, Marie...
Die zondagmorgen waren de Petré's na de mis bij hoge
uitzondering géén pint gaan drinken in de 'Tramstatie', maar recht naar huis
gestapt. Pa
verwisselde vlug van kleren, vees zijn vettige werkklak op één oor en gevieren
liepen ze vervolgens 'in kolonne per één' de duinen in. Dis trok de kop, gewapend
met ijzerzaag en beitels. Joseph droeg de spade als een geschouderd geweer en
Leon volgde in zijn zog, luid zingend met de zinken emmer over zijn hoofd.
Marie sloot de stoet, op blote voeten, haar zondagse schoenen zuinig in de
hand. In het zicht van de blootgelegde bommenstapel drongen de jongens
opgewonden vooruit om hardop de opééngestapelde obussen te tellen en - ondanks
de van ver geroepen vermaningen van hun moeder - de groene koperkragen gulzig
te betasten. Pa liet eerst fier begaan tot het met een schok tot hem doordrong
dat "zijn schat" in de nacht of de vroege morgen ongewenst bezoek had
gekregen. Hij liet echter niets merken maar joeg toch de jongens uit de greppel.
Marie vond het nu
ook al welletjes en commandeerde haar kinderen mee terug naar huis: ze moest
het konijn voor het middageten nog klaarmaken. Een uitvlucht als een ander.
En Leon had zoals gewoonlijk vergeten de bottines van zijn Jong-Dinaso-uniform
te poetsen. Allee gauw-gauw , vooruit! Joseph kon nog
gemakkelijk een stuk van de hof omspitten ,vond ze bits, alvorens hij na het
eten weer bij de meisjes in het dorp zou gaan pronken met zijn stijfgestreken kadettenkostuumtje.