AO1 DE SCHAT IN DE DUINEN.
Lombardzijde, maart 1938.
" Miljaarde getaarde gevlamde geketste, tegen
de muur gekotste en teruggebotste potverdomme!
Dis Petré voelde een wilde vreugde in zich opborrelen :eindelijk, EIN-DE-LIJK
had hij zijn schat gevonden! Hij wist al jaren dat ze vroeg of laat hier ergens
te voorschijn zouden komen...En nu lagen ze daar in het schemerdonker van de
valavond: zes lange bruine roestcylinders, ordelijk naast elkaar, nauwelijks wat opbollend boven het grijze
harde zand van de duinpan.
Ziede wel, dat ik gelijk had!" dacht hij fier, terwijl hij
voorzichtig strelend de rij obussen met de hand wat verder uitgroef. "En
verdomme nog wel mortieren kaliber 240 ! Potvermiljaarde nondedju !!"
Het moet gezegd dat Dis, ondanks zijn eerder bosapig uiterlijk, een
braaf godsvrezend man was die met dergelijk gevloek geenszins beoogde zijn Heer
de stuipen op het lijf te jagen. Maar hij was nu eenmaal een kind van zijn tijd
en in die dagen vervingen zo'n seriële krachttermen bij het gewone volk aan de
kust driekwart van de adjectieven. Hun gebalde vorm maakte alle verdere
omschrijvingen van hun diepdoorvoelde zieleroersels nodeloos. En meteen gunden
ze een ontroerde geest de nodige tijd om voor zijn opwellende gedachten het
juiste woord te vinden. Een zoektocht die bij ondervinding toch meestal op
niets uitliep. Dàt even terzijde.
Dis vermoedde reeds lang dat in dit diepe langgerekte duindal, dat de
dorpelingen "de doorsteek" noemden, één van de zware houwitserstellingen
had gestaan, van waaruit de Duitsers tijdens de Grote Oorlog van '14-'18 de
Belgische linies aan de overkant van de Ijzermonding hadden bestookt, vier
jaar aan één stuk door.
Zijn schoonvader had er hem indertijd als eerste op gewezen: "
Tijdens de artillerieduels ", oreerde hij tot vervelens toe, "
worden de batterijen alsmaardoor verplaatst. Vijf, maximum tien salvo's per
stuk...en dan als de weerlicht de paarden aanhaken en wegwezen, vóór die van de
overkant de tijd krijgen om terug te schieten !"
En Bompa Cattrysse zaliger wist er destijds alles van, van de oorlog: drie jaar in het slijk van de
loopgraven, tot hij in '17 "gepakt was door de gas" en - na een
eindeloos lijkende hospitalisatie - ontslagen met de graad van adjudant. Hém
mochten ze over kogels, bommen en granaten àlles vragen ! En ook zonder hem iets
gevraagd werd, had hij nog jarenlang hijgend en kokhalzend vanuit zijn zetel
bij het keukenvenster zijn bloedige wijsheden gespuid - of zeg maar gespuwd
-, tot hij er in '28 uiteindelijk rochelend in was gestikt...
Toch bleek de man te weten waarover hij sprak: de kuststrook van Lombardsijde
stond heel de duur van de oorlog vol zwaar Duits geschut omdat de grond er
droog was en de kanonnen er niet in het slijk verdwenen zoals elders langs de
overstroomde rechter IJzeroever. Maar ook dààr konden ze zo'n logge vuurmonden
in dat mulle zand niet vlug genoeg verplaatsen. Dus hadden ze met het puin van
de huizen uit het platgeschoten dorp wegen aangelegd, kriskras door de duinen,
vanaf de stukgereden kasseiwegel de latere Bassevillestraat - tot aan de
artilleriestellingen, vier à vijfhonderd meter verder de natuur in. En wie
aan kanonnen denkt, zegt 'munitiedepot'...Als je dus het uiteinde van zo'n
weggetje vond, zat je gegarandeerd héél dicht bij één of andere oude
geschutstelling, mét bijhorende hopen granaten. En dààr was het om te doen, voor
iemand die met oud koper een centje bijverdiende.
De overblijfsels van zo'n steenslagpad had Dis Petré ontdekt vlak naast zijn barak aan de
Bassevillestraat, waar hij met zijn vrouw Marie en hun twee jongens woonde. Van
daaruit volgde het weggetje in de richting van het strand de kronkelende
bedding van de dichtgeslibde doorsteek tot voorbij de Apenberg, de hoogste
duintop van de streek. Hier en daar lag nog een stukje pad bloot tussen de
ondoordringbare vuurdoornstruiken, die sinds mensenheugenis de verzande zeearm
hadden overwoekerd. Maar als de wilde zuidwesterstormen in het voorjaar
dagenlang de duindalen uitschuurden en van al het losse stuifzand zuiverden
kwamen er grotere stukken aan de oppervlakte. De harde ondergrond gaf dan gedurende
korte tijd ook allerlei àndere geheime relieken van de oorlog '14-'18 prijs, een
stuk loopgraaf of een ingestorte onderstand...Nadien, bij kalmer weer, geraakten
deze gruwelijke souvenirs langzaamaan opnieuw bedolven onder een vers tapijt
wit zand, als werden ze stil toegedekt met de mantel der liefde...
Deze woeste winden luidden voor een verstokte
strandjutter als 'den Dis' het oogstfeest in. De zware loden knikkers uit de ontplofte kartetsen en granaten, waarmee
de vijandelijke legers elkaar vier jaar lang hadden uitgemoord, lagen dan met
massa's voor 't rapen. En massa's, dat wil zeggen: toch wel een tiental
bolletjes per vierkante meter!...Op zo'n dag kon hij soms een hele emmer vol
oogsten, méér dan in éénmaal naar huis kon worden gesjouwd. Wees maar gerust
dat zoiets aardig wat opbracht ! Mensen-lief, aan zes frank het kilo, verdiende
hij daarmee op één dag méér dan als metselaar op een volledige werkweek!
Na een eerste razzia op lood, deed hij met zijn twee jongens gewoonlijk
nog een toer om 'shrapnels' te rapen :zwaar verroeste stukken staal van
duizenden en duizenden opengebarsten obussen. Dat bracht wel veel minder op dan
lood, maar daarvan lagen er dan ook tónnen. Rood of geel koper, daarentegen, was
heel zeldzaam: af en toe eens een gekartelde reep uit een granaatkraag, of een
enkele keer een ontstekingskop.
" Maar", had schoonvader hem ingeprent," met die
smeerlapperij moet ge nondedju goed oppassen, vent!"... Tjeppe, de ijzerboer
die iedere winter twee à driemaal bij hem de oogst kwam opkopen, was met zo'n
spul zijn hand kwijtgespeeld...
" En dan mocht hij met z'n zatte botten nog
van geluk spreken,of hij was helemaal de pijp uit geweest !. Dis nam zich voor
inderdaad goed op te passen, nu hij eindelijk zijn schat onder ogen had. Het werd toch reeds te donker om nog iets
serieus te beginnen...,en morgen was het zaterdag. Dan had hij heel de namiddag
de tijd om het zaakje eens op zijn gemak te bekijken...Want ook dàt had zijn
schoonvader zaliger hem met horten en stoten hijgend ingeprent:
" Hou je poten eraf...als er geen licht genoeg is.... Of als het
boven je macht gaat...Maar als g'uw leven beu zijt...prutst dan maar
voorts...aan zon blindganger..." Na elke korte uitspraak moest Cattrysse
met een schurende fluitstoot uit zijn verbrande longen verwoed naar lucht
happen en was waarschijnlijk daarom zo kort van stof. Zo had Dis hem ook nooit horen vloeken en
van huis uit wist hij dat de meeste "gazées" onder deze beperking nog
het ergste leden...