De Afrekening
Een West-Vlaamse thriller
Leven en lijden van een Westendse clan in de Tweede Wereldoorlog
Inhoud blog
  • Deel 7
  • Deel 6
  • Deel 5
  • Deel 4
  • Historische achtergrond
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    06-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 1B
     

       Dis' eigen va­der - Bompa Petré, zoals Marie hem nadien altijd had genoemd - was op gebied van bommen en grana­ten geen groot licht geweest. Die had altijd een heilige schrik van dat dui­vels tuig gehad en aanhoudend getracht zijn zoon het "ij­zer s­tro­pen" in de duinen te verbie­den. Tijdens de oorlog had hij in de loopgra­ven van Ramskapel­le ge­diend als chef-brancardier maar was net zo goed bij één van de eerste Duitse Ype­riet-aanvallen besmet geraakt. In '19 was hij in het houten mili­tair noodsa­natorium achter de duin­pol­ders van Westende met zijn mede-patiënt Cat­trysse be­vriend geworden. Niet moeilijk : ze lagen naast elkaar op het zelfde zaaltje. Daar had zijn zoon Dis tijdens het wekelijkse bezoek­uur Marie, het knappe dochtertje van adjudant Cattrysse voor het eerst ontmoet.      

       Toen Adjudant Cat­trysse in '20 uit het sanato­rium werd ont­slagen kreeg hij - als compensatie "Voor Diensten Bewezen Aan Het Vader­land", zoals dat heette - van het Fonds Koning Albert een barak op een voorschoot zandgrond in de Basseville­straat cadeau. Daar kon hij dan in de "warme boezem van zijn gezin voorts liefdevol verzorgd wor­den" hadden ze schijnhei­lig verklaard in een welwillend uit het Frans vertaalde "attesta­tie". Zever in pakstjes, zoals gewoonlijk bij het leger, want veel warme boezem was er in zijn gezin niet te vinden :zijn vrouw was reeds in '18 in de Spaan­se griep geble­ven en van zijn twee kinderen Marie en René moest hij met zijn slecht karakter niet veel liefdevolle zorgen verwachten.

       Toen Dis in '22 rap-rap met Marie trouw­de en als naar gewoonte bij zijn schoonfamilie introk verbeterde de sfeer in de barak er nauwelijks op. Na­ de rasse geboorte van klein Josephtje leek het aanhoudend gekrijs van de zuigeling het nerveus gebas van bompa nog aan te wakkeren en werd het onder­komen al vlug te benauwd. Waarop Marie haar Dis ­aanporde met kunst- en vlieg­werk en "gevonden" bouwmateria­len de woonst met twee hokken uit te breiden. Je moet weten dat "Westende-Bains" vóór de Grote Oorlog een zéér chique badplaats was met een dikke honderd rijkgemeubelde villa's van de "upper-ten". Na vier jaar aanhoudende beschieting door de Britse vloot bleven daarvan geen twee stenen opeen staan maar toch viel er voor de nieuwe dorpsbewoners in deze puinvelden heelwat basisstoffen te "recupereren", zoals dat heette...En Dis was op dàt gebied allesbehalve achterlijk... Drie jaar later, toen ook Leonne­tje  onverhoopt het jonge gezin kwam verrijken,  barstte de barak ver uit de voegen. Nu vond zijn schoon­broer René het welle­tjes en week uit naar een opgelapte ruïne in Nieuw­poort. Om, zogezegd, dichter bij zijn werk te wonen. In feite om eindelijk eens rustig te slapen.

       De opluch­ting na de dood van bompa Cattrysse in '28 was maar van korte duur ge­weest, want toen het jaar daarop de grote krisis uit­brak werd het militair sanatorium om bespa­ringsrede­nen opge­doekt en bompa Petré op zijn beurt aan "hun liefdevol­le zorgen toever­trouwd"...Zeer tegen de zin van Marie, maar Dis hield teveel van zijn vader om hem in een sinister hospi­taal ergens in het Walenland te laten wegteren. Hij dreef - voor ­de eerste én laatste maal als een waar gezinshoofd - zijn wil door :" Pa blijft hier!". Maar nog geen jaar later stikte ook dié sukke­laar in zijn bloedfluimen, net zoals zijn oude vriend Cattrys­se. In dezelfde zetel bij het venster, amper veer­tig. Marie heeft nooit gesnapt waarom de dood van die "last­post" haar man zo had aangegrepen en Dis nam ook niet de moeite om het haar uit te leggen. Maar sindsdien dronk hij meer dan naar gewoonte, als om haar te pesten..                  

     

       Terwijl Dis door het donkere duindal terug naar de barak sjokte, gromde hij nog vergenoegd bij de herinnering aan zijn opstan­dige jonge jaren.

      Thuis vertelde hij voorlopig niets over zijn vondst. Toen hij 's anderen­daags na de middag terug was van zijn werk op de bouwwerf in de nieuwe kazerne naast de Ijzer­monding, groef hij alvast een diepe greppel langs de stapel obussen,  om voorzichtig de omvang van zijn schat te testen.                   

       " Eerst eens goed zien hoeveel er opéén liggen en hoe diep die stapel onder 't zand zit...". Dat viel onverhoopt mee, want onder de bovenste rij van zes, die reeds bloot gewaaid was, staken nog minstens twee lagen: één van zeven stuks en één van acht. Dieper geraakte hij voorlopig niet zonder de greppel te verbreden... Miljaarde, een echt munitie­depot, ij­lings achtergelaten door de wegtrek­kende Duitsers in '18!... Eenentwin­tig zware kanjers van kaliber 240, met elk twee dikke koperkragen : zo'n goudmijn had hij van zijn hele leven nog nooit gezien!...Op de neus van de bovenste zes obussen stak een vervaar­lijke groen-geoxideerde ontstekingskop, maar de vijftien onderliggende waren zo te zien nog ongewapend. Aan de zijkanten van de stapel peuterde hij voorzichtig ­de roestbruine zandkorsten weg om te zien of er soms een valstrik tussen lag - een op scherp gestelde handgranaat misschien - maar hij vond niets verdachts... Veel details kon hij ten ande­re niet onder­scheiden, want de oude granaten zaten stevig aanééngekoekt van de roest. Hij twijfelde nog een tijdje,  maar kon op de duur niet aan de verleiding weerstaan om te pogen die compacte klomp munitie open te breken...                       

      Gemakkelijk ging het niet en hij moest zwaar wrikken met zijn spade om de eerste obussen los te krijgen. Maar toen nam zijn voorzichtige aard weer de bovenhand, want de purper­schemer begon reeds te vallen...Dus stelde hij voor alle zekerheid het loskappen van de koperkragen maar uit tot mor­gen: zo'n delicaat werk kon je beter bij volle daglicht uit­voeren...                                            

       Thuis wou hij zijn vondst niet langer verzwijgen en zijn fier opgeklopte beschrijvingen kruidden het frugale avondeten van hen gevieren, onder de warme gele gloed van de olielamp. Meestal waren ze aan tafel niet veel van zeggen - eten was daarvoor een te belangrijke bezigheid - maar nu voerden de beide jongens het hoogste woord. Op zater­dag kwam dat wel meer voor, want dan was de oudste, Joseph,  terug van Sint-Truiden, om trots verslag uit te brengen over zijn belevenis­sen van de afgelopen week op Saffraanberg, de nieuwe Vlaamse cadetten­school. Daar was hij internist in het derde middelbaar, op kosten van de staat. De studiebeurs voor deze kweekschool van het leger was hem een paar jaar geleden zonder veel moeite toegekend: als kleinzoon van een oorlogsinvalide-adjudant-met-zes-front­stre­pen mocht hij destijds als "prioritair" aan het toelatings­examen deelnemen. En met zijn knappe bol was hij dan ook glanzend geslaagd, zonder problemen. Heel de week ver­bleef hij dus in deze schoolkazerne en kwam enkel zater­dag­avond 'met vergun­ning'...De militaire tucht deed hem geen kwaad - wel in tegendeel - en hij was zo fier als een gieter op zijn cadet­tenuniform. Knappe slanke jongen, een blonderik met de koele grijze ogen van zijn moeder die bij iedere gelegenheid schijn­heilig zuchtte dat "onze Joseph later nog veel malheuren zal doen bij 't vrouwvolk..." Daar­bij sprak hij al vloeiend Frans en voelde zich hier in het dorp een hele me­neer...                    

       Leon, de jongste krawaat, zat nog op de gemeente­school bij  meester Denolf in de voorlaatste klas: een kwikzilver ventje, struis gebouwd met een pikzwarte brosse, helemaal zijn vader...Maar van karakter eerder een doorbijter zoals Marie en voor niets bang. Als je de twee jongens naast elkaar zette zou je nooit denken dat het broertjes waren :zó verschillend. Maar dàt waren zijn vader en moeder tenslotte ook: Dis leek spre­kend op die struise Turkse berentemmer van de cirque, overlaatst, terwijl Marie iets had van dat blonde koorddanseresje. Klein Leonnetje droomde ervan binnen vijftien maanden (en twaalf dagen !) scheepsjongen te worden bij zijn oom op één van de vissersboten in Nieuwpoort en later reder met een eigen sloep. Maar Marie wist heel goed dat de plaatsjes voor jonge gasten op zee maar dun gezaaid waren en remde daarom zijn wilde plan­nen wat af. Ze hadden het wel niet erg breed, maar het magere loon dat hij als manusje aan boord kon verdie­nen zou daar niet veel aan verbeteren. Daarbij, haar Dis had van de heersende werk-loosheid zelden last en bracht nog steeds goed binnen. Als die nog een half jaartje kon voort­metse­len aan de nieuwe kazerne achter de vuurtoren voor de "école D.C.A." - ofte opleidingscentrum voor luchtverdediging -  vóór ze in december uitvroren, zou­den ze geen armoede lijden...En de moestuin beloofde goddank deze lente goed op te brengen. Ja, mits in de herfst wat konijnen te strik­ken in de duinen of wat vis te stropen op het strand, zouden ze de komende winter wel weer zonder kleer­scheuren doorkomen...Tenslotte, zeg: wie tegenwoordig een jaar voor­uit kon kijken mocht echt niet klagen, vond ze.                                                                 

       Neen, meende Marie, als het enigszins mogelijk was kon ze Leon - zij het dan dik tegen zijn goesting - beter eerst nog drie jaar naar de 'Ecole Moyenne' in Nieuwpoort laten gaan, zoals meester Denolf had aangera­den. Want met een diploma van lager middelbaar lag de weg naar het brevet van scheepsme­canicien en zelfs dat van schipper wijd open. Met een beurs van het 'Oorlogsverminktenfonds', wel te ver­staan, want zelf kon Marie die kosten natuurlijk niet meer opbrengen: twee studenten was voor een gezin armoedzaaiers iets van het goede teveel...

       Maar dat was nog toe­komstmuziek :eerst de volgende winter doorkomen...,en dan zien we weeral verder...En hopen dat de vorst in december lang genoeg uit­blijft, zodat Dis kan blijven werken...     

      'Den Dis' be­schreef ondertussen aan tafel in geuren en kleuren zijn vondst en de jongens rekenden opge­won­den voor dat de banden rond de obussen misschien wel tachtig kilo koper zouden kunnen opleveren!       

      "Verdomme, bijna een maandloon !", lachte vader fier. Marie was niet zo uitgelaten als haar 'vent'. En nadien, in bed, bedierf ze de pret met allerlei achterdoch­tige beden­kingen die zijn concentratie verstoorden. Waardoor het nog een stuk langer duurde dan gewoonlijk. En toen zij zich, na zijn "numéro", van hem had afge­keerd, fluisterde ze nuchter over haar schouder: "Ja, ja, Dis, ziet maar heel goed uit uw ogen!"              

      "Ik ben àltijd voorzichtig", hijgde hij tevreden achter haar rug. Ze schokschouderde wat bokkig en, terwijl ze de snottige smurrie met het nachthemd van haar onderbuik veegde, zuchtte ze gela­ten: " Een ongeluk is rap gebeurd..."


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    06-11-2014, 00:00 geschreven door jaak maes  
    05-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 1A
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    AO1 DE SCHAT IN DE DUINEN.

                   Lombardzijde, maart 1938.  

     

         

      " Miljaarde getaarde gevlamde geketste, tegen de muur gekotste en teruggebotste potverdomme!”

      Dis Petré voelde een wilde vreugde in zich opborrelen :eindelijk, EIN-DE-LIJK had hij zijn schat gevonden! Hij wist al jaren dat ze vroeg of laat hier ergens te voorschijn zouden komen...En nu lagen ze daar in het schemerdonker van de val­avond: zes lange bruine roestcylinders, ordelijk naast elkaar,  nauwelijks wat opbollend boven het grijze harde zand van de duinpan.          

        “ Ziede wel, dat ik gelijk had!" dacht hij fier, terwijl hij voorzichtig strelend de rij obussen met de hand wat verder uitgroef. "En verdomme nog wel mortieren kaliber 240 ! Potvermiljaarde nondedju !!"

       Het moet gezegd dat Dis, ondanks zijn eerder bosapig uiterlijk, een braaf godsvrezend man was die met dergelijk gevloek geenszins beoogde zijn Heer de stuipen op het lijf te jagen. Maar hij was nu eenmaal een kind van zijn tijd en in die dagen vervingen zo'n seriële krachttermen bij het gewone volk aan de kust driekwart van de adjectieven. Hun gebalde vorm maakte alle verdere omschrijvingen van hun diepdoorvoelde zieleroersels nodeloos. En meteen gunden ze een ontroerde geest de nodige tijd om voor zijn opwellende gedachten het juiste woord te vinden. Een zoektocht die bij ondervinding toch meestal op niets uitliep. Dàt even terzijde.                        

      Dis vermoedde reeds lang dat in dit diepe langgerekte duindal, dat de dorpelingen "de doorsteek" noemden, één van de zware houwitser­stellingen had gestaan, van waar­uit de Duit­sers tijdens de Grote Oorlog van '14-'18 de Belgi­sche linies aan de overkant van de Ijzermonding hadden be­stookt, vier jaar aan één stuk door.

    Zijn schoonvader had er hem indertijd als eerste op gewezen: " Tijdens de artillerieduels ", oreerde hij tot verve­lens toe, " worden de batterijen alsmaardoor ver­plaatst. Vijf, maximum tien salvo's per stuk...en dan als de weerlicht de paarden aanhaken en wegwezen, vóór die van de overkant de tijd krijgen om terug te schieten !"

       En Bompa Cattrysse zaliger wist er destijds alles van,  van de oorlog: drie jaar in het slijk van de loopgraven, tot hij in '17 "gepakt was door de gas" en - na een eindeloos lijkende hospitalisatie - ontslagen met de graad van adju­dant. Hém mochten ze over kogels, bommen en granaten àlles vragen ! En ook zonder hem iets gevraagd werd, had hij nog jarenlang hijgend en kokhalzend vanuit zijn zetel bij het keukenvenster zijn bloedige wijs­he­den gespuid - of zeg maar gespuwd -, tot hij er in '28 uit­ein­delijk rochelend in was gestikt...

       Toch bleek de man te weten waarover hij sprak: de kust­strook van Lom­bard­sijde stond heel de duur van de oorlog vol zwaar Duits geschut omdat de grond er droog was en de kanonnen er niet in het slijk verdwenen zoals elders langs de overstroomde rechter IJzeroever. Maar ook dààr konden ze zo'n logge vuurmonden in dat mulle zand niet vlug genoeg verplaatsen. Dus hadden ze met het puin van de huizen uit het platgeschoten dorp wegen aang­elegd, kriskras door de duinen, vanaf de stukgereden kasseiwe­gel – de latere Bassevillestraat - tot aan de artille­riestellin­gen, vier à vijfhonderd meter verder de natuur in. En wie aan kanonnen denkt, zegt 'munitie­de­pot'...Als je dus het uiteinde van zo'n weggetje vond, zat je gegarandeerd héél dicht bij één of andere oude geschutstel­ling, mét bijhorende hopen granaten­. En dààr was het om te doen, voor iemand die met oud koper een centje bijverdiende.

       De over­blijfsels van zo'n steenslagpad had Dis Petré  ont­dekt vlak naast zijn barak aan de Bassevillestraat, waar hij met zijn vrouw Marie en hun twee jongens woonde. Van daaruit volgde het weggetje in de richting van het strand de kronkelende bedding van de dichtgeslibde doorsteek tot voorbij de ‘Apenberg’, de hoogste duintop van de streek. Hier en daar lag nog een stukje pad bloot tussen de ondoordringbare vuurdoornstruiken, die sinds mensenheugenis de verzande zeearm hadden overwoe­kerd. ­Maar als de wilde zuidwesterstormen in het voorjaar dagenlang de duindalen uitschuurden en van al het losse stuif­zand zui­ver­den kwamen er grotere stukken aan de oppervlakte. De harde ondergrond gaf dan gedurende korte tijd ook allerlei àndere geheime relieken van de oorlog '14-'18 prijs, een stuk loopgraaf of een ingestorte onderstand...Nadien, bij kalmer weer, geraakten deze gruwelijke souvenirs langzaamaan opnieuw bedolven onder een vers tapijt wit zand, als werden ze stil toegedekt met de mantel der liefde...           

       Deze woeste winden luidden voor een verstokte strandjut­ter als 'den Dis' het oogstfeest in. De zware loden knikkers uit de ont­plof­te kartetsen en granaten, waarmee de vijandelij­ke legers elkaar vier jaar lang hadden uitgemoord, lagen dan met massa's voor 't rapen. En massa's, dat wil zeggen: toch wel een tiental bolletjes per vierkante meter!...Op zo'n dag kon hij soms een hele emmer vol oogsten, méér dan in éénmaal naar huis kon worden gesjouwd. Wees maar gerust dat zoiets aardig wat op­bracht ! Mensen-lief, aan zes frank het kilo, verdiende hij daarmee op één dag méér dan als metselaar op een volledige werkweek!

       Na een eerste razzia op lood, deed hij met zijn twee jongens gewoonlijk nog een toer om 'shrapnels' te rapen :zwaar verroeste stukken staal van duizenden en duizenden opengebarsten obussen. Dat bracht wel veel minder op dan lood, maar daarvan lagen er dan ook tónnen. Rood of geel koper, daarentegen, was heel zeldzaam: af en toe eens een gekartelde reep uit een granaatkraag, of een enkele keer een ontstekingskop.                               

       " Maar", had schoonvader hem ingeprent," met die smeerlapperij ­moet ge nondedju goed oppassen, vent!"... Tjeppe, de ijzer­boer die iedere winter twee à driemaal bij hem de oogst kwam opkopen, was met zo'n spul zijn hand kwijtgespeeld...         

       " En dan mocht hij met z'n zatte botten nog van geluk spreken,of hij was helemaal de pijp uit geweest !”. Dis nam zich voor inderdaad goed op te passen, nu hij eindelijk zijn schat onder ogen had. Het werd toch reeds te donker om nog iets serieus te beginnen...,en morgen was het zaterdag. Dan had hij heel de namiddag de tijd om het zaakje eens op zijn gemak te bekijken...Want ook dàt had zijn schoonvader zaliger hem met horten en stoten hijgend ingeprent:         

       " Hou je poten eraf...als er geen licht genoeg is.... Of als het boven je macht gaat...Maar als g'uw leven beu zijt...prutst dan maar voorts...aan zo’n blindganger..." Na elke korte uitspraak moest Cattrysse met een schuren­de fluitstoot uit zijn verbrande longen verwoed naar lucht happen en was waarschijnlijk daarom zo kort van stof. Zo had Dis hem ook nooit horen vloeken en van huis uit wist hij dat de meeste "gazées" onder deze beperking nog het ergste le­den...              


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    05-11-2014, 21:34 geschreven door jaak maes  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel 1 Inleiding en verantwoording

     

    Het boek, waarvan ik hierachter als smaakmaker het eerste deel laat verschijnen, gaat over jonge mensen uit de Westhoek, gefocust op Westende en de wijde omgeving. Ik ben in die streek geboren en heb er mijn jeugd doorgebracht. Ik noem het verhaal “DE AFREKENING” maar dat heeft niets te maken met mijn leeftijd van 82 jaar...Ik ben er 17 jaar mee bezig geweest en nu zet ik er een punt achter vóór het helemaal uit de hand loopt. Mijn vrienden die het tot nu toe lazen vinden het zeer spannend ,maar wegens de omvang kan dit nooit in boekvorm uitgegeven worden. Daarom heb ik maar beslist het via deze weg te verspreiden en voor de leeuwen te gooien...

    Het verhaal zelf loopt over een periode van maart 1938 tot december 1947 – ook al niet niks...- en is opgehangen tegen een historische achtergrond die ik zo waarheidsgetrouw als mogelijk door mijn protagonisten laat beleven.

    Hun tragische avonturen beginnen dus bij de aanloop naar W.O.2 en raken onderling verstrikt door de Duitse bezetting. Ze beleven V-Day op zeer uiteenlopende wijze en ondergaan nadien de nasleep van al de dramatische conflictsituaties waarmee de oorlog hen opzadelde...

    Mijn personages en al hun handelingen zijn totaal verzonnen, ook al hebben een paar dorpsgenoten uit mijn jeugd werkelijk model gestaan voor de karakters van dit verhaal...Maar aangezien ze ondertussen allemaal naar de eeuwige jachtvelden vertrokken zijn, is het risico dat ze mij nog voortijdig wurgen eerder gering...

    Tot daar toe het goede nieuws.

    Maar nu komt het : mijn verhaal beslaat vijftien boekdelen van elk méér dan honderd A4-tjes ! Dus zegge en schrijve ongeveer een duizend zevenhonderd bladzijden in totaal :ik heb ze niet geteld. Voor het leesgemak is elk boekdeel samengesteld uit een kleine twintig hoofdstukken van acht à tien bladen. Dit op papier uitgeven zou pure waanzin betekenen en een bedreiging voor het toch al povere bosbestand van Vlaanderen. Dus niet...

    Gelukkig bestaat er tegenwoordig zoiets als een CD-brander voor het geval een opgepepte boekenwurm het hele plot in één trek mentaal wil verteren : 20 MB ! Maar ten gerieve van de wankelmoedigen onder u met een zwakkere transit snij ik bij deze mijn vetzuchtig geesteskind in hapklare brokken. Het eerste van 1,25 MB werp ik hierbij in de  wolvenkuil, het tweede broertje volgt dan een maandje later, kwestie van uw leeshonger niet te bederven. Voor de dertien àndere brokken zien we nog wel of ik - bij leven en welzijn ,zoals dat heet – het overdonderend succes via hetzelfde gratis kanaal kan beheren. Want je weet maar nooit of Steven Spielberg  morgen niet plots op mijn dorpel om de filmrechten staat te bedelen: wat moet een simpele mens als ik dan met zo’n probleem aanvangen?

    Stoppen met die gratis shit ,natuurlijk!

    En tenslotte nóg iets :ik schrijf zo natuurgetrouw als mogelijk over eenvoudige mensen tijdens de crisisjaren van vorige eeuw. Zatlapperij op straat was dagelijkse kost en op alle kermissen werd nog regelmatig het mes getrokken...Een rauwe tijd ,waarin heel wat ouders niet konden lezen of schrijven ,de radio nauwelijks bestond en men nog kranten bijeenzocht om ze tot A-5 formaat te versnijden voor het schijthuis op de koer...

    Destijds hadden de ‘Schone Vlaamse gezinnen’ – bij de gratie van een domme meneer pastoor en een dokter die ook niet beter wist – tien ‘jong’ nog in leven en vijf vroeg gestorven aan TBC of kinkhoest...Uit pure frustratie voor deze overwoekerende vruchtbaarheid spaarden de ouders – onder het goedkeurend oog van de buren – de roede niet, wat de zaken meestal nog erger maakte...Veel van deze dompelaars moesten iedere dag zwaar travakken om het hoofd boven water te houden ,want op enigerlei financiële steun uit de gemeenschap konden ze toen nauwelijks rekenen...

    Het soort West-Vlaming dat ik in mijn verhaal aan het woord laat, is ondertussen godzijdank uitgestorven. En als ik genadig zeg dat ik hen ‘aan-het-woord-laat’ dan is dat natuurlijk een eufemisme. Want die mensen stonden nooit – en ook nu nog niet – erg bekend voor hun taalvaardigheid. Hun dialect was wat het was: een stort van allerlei buitenlandse verbasteringen, overgoten met gutturale uitwassen en compleet onverstaanbaar voor niet-ingewijden. Omdat die sukkels met zo’n taaltje alle drie woorden over hun eigen tong struikelden, kregen ze het er zélf nogal rap van op hun heupen. En riepen ze in hun wanhoop doorlopend om goddelijke hulp. Begrijpelijk toch ?...Ik hoop het voor u.

    Kom mij dus, beste lezer, niet preuts vertellen dat naar uw smaak en bescheiden mening, mijn ten tonele gevoerde stugge voorvaderen nogal gemakkelijk sakkerden en vloekten, want dat weet ik óók ! Maar wat wil je dat ik daar aan doe ?! Hen de mond snoeren ? Dan zou je nooit iets vernemen over die fameuze schat in de duinen waarmee ik straks van wal steek...Dus kan je maar beter met geduld aanhoren hoe ze hakkelend dit verhaal brengen in hun eigen woorden...Het duurt soms wat langer, maar ik verzeker u :het is het wachten waard...Immers :ze doen tegenwoordig zo veel voor de gehandicapten...En vergeet vooral niet :het ABN was destijds nog niet uitgevonden hé ! Dus een beetje begrip, verdorie !

    Allee,we zijn vertrokken: vooruit met de geit!

     


                                                                                                    DE AFREKENING


                                                                                    Liefde en haat in de Westhoek rond W.O. II

                                                                                                         OVERZICHT

                                                                                                         Boekdeel A1.

         Beslaat de periode van maart 1938 tot juli 1938. Spreekt over de verdwijning van Dis, over een verleidelijke 'Rudolf' en de Spaanse Burgeroorlog

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    05-11-2014, 21:33 geschreven door jaak maes  
    Archief per week
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Categorieën

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs