We zijn gevlucht, weg van Kabul, weg van onze
thuis, weg van de wandaden van de Roessi.
Zoals jullie ook wel zullen weten zijn de Russen, of de Roessi zoals we ze in
Afghanistan noemen, ons land binnengevallen. Baba vond dat we niet meer veilig
waren in onze wijk, Wazir Akbar Khan. In het holst van de nacht zijn we met een
heleboel andere mensen in de vrachtwagen van een mensensmokkelaar vertrokken,
en ik kan niet ontkennen dat ik angstig was, angstig om wat er op dat ogenblik
rondom me gebeurde, maar ook angstig voor de toekomst. Wat zou er met mij en
baba gebeuren? Waar gingen we naartoe eens we de grens met Pakistan hadden
overgestoken, het zogezegde veilige gebied? Wat ging er met ons huis in Kabul
gebeuren? Allemaal vragen die ik me stelde op die urenlange tocht door het met
Russen bezaaide Afghaanse landschap.
Op een zeker moment kwamen we aan een Russische
controlepost, controle van de papieren zogezegd. In werkelijkheid wou de
Russische officier enkel een halfuurtje met één van onze vrouwelijke
medereizigsters. Had baba er zich niet mee bemoeid, dan was de nang en namoez, de eer en trots, van deze dame nu geschaad. Baba ging de
confrontatie aan met deze officier, de officier luisterde naar zijn uitleg en
wou hem daarna gewoon koelbloedig doodschieten. Hij hield zijn geweer al in de
aanslag en allerlei gedachten flitsten door mijn hoofd: wat ging er met mij
gebeuren als baba dood was, ik ging wees worden en was nog geen 18 jaar oud, ik
zou in een weeshuis terechtkomen. Gelukkig kwam er in de tijd dat baba zijn
pleidooi aan het houden was een meerdere van de Rus voorbij die hem ervan weerhield
baba dood te schieten. Deze Rus verontschuldigde zich en zei dat we mochten
doorrijden. Opluchting, zowel in de vrachtwagen als bij mij, maar vooral bij
mij. Trots, dat voelde ik ook, trots op wat mijn baba had gedaan, de eer en
trots van een jonge vrouw gered, iets dat hoog in het vaandel wordt gedragen in
Afghanistan.
Een uur voor zonsopgang reden we Jalalabad
binnen, onze eindbestemming voor deze nacht. Onze chauffeur, Karim, vertelde
ons dat we morgen niet verder konden, zijn taak zat er hier op en zijn broer
Toor zou ons normaal morgen de grens hebben overgebracht, maar zijn vrachtwagen
stond in panne. Baba werd woedend, woedend omdat Karim zei dat hij dat al een
week wist, woedend omdat Karim ons dat niet eerder had gezegd en ons toch tot
hier had gebracht. Baba vermoordde Karim bijna waardoor er verwarring ontstond
in het kleine kamertje waarin we ons bevonden. Ik was bang, nu nog steeds
trouwens.
Niemand weet wat er met ons zal gebeuren, we
zitten hier in een kelder waar niets van daglicht binnenkomt en waar het stikt
van de ratten. Ik ben bang, bang om wat de toekomst zal brengen.
P.S. Hierbij voeg ik een foto, die ik heb gevonden
in de kelder waar we ons nu bevinden, van de Russen in Afghanistan (staat bovenaan).