Jij mag ook meelezen Elke maand een nieuw verhaaltje - Laat het voorlezen door mama als het nog niet lukt. Zo kan zij de moeilijke woorden uitleggen!!!
29-03-2010
Boeddhisme zonder god of goden en zonder scheppingsverhaal.
Het Boeddhisme verzet zich tegen rituelen omwille van de twijfelachtige werkzaamheid en omdat de juiste daad een mens verheft en niet een ritueel. Ook tegen het verspillen van kostbare tijd aan onvermijdelijk onoplosbare kwesties verzet het boeddhisme zich. Zoals een volgeling overweegt Ben ik in het verleden geweest? Of ben ik in het verleden niet geweest? Wat ben ik in het verleden geweest? Hoe ben ik in het verleden geweest? Van welke toestand ben ik in welke toestand overgegaan in het verleden? - Zal ik in de toekomst zijn? Of zal ik niet in de toekomst zijn? Wat zal ik in de toekomst zijn? Hoe zal ik in de toekomst zijn? ... Dit is een dwaze manier van denken want je denkt over een onoplosbare kwestie!
Het verhaal van de tien onbeantwoorde vragen en de vergelijking van de pijl
Nu overkwam het de eerwaarde Malunkyaputta, die in afzondering diep in meditatie zat, dat zich de volgende overweging aan zijn geest voordeed: Deze theorieën ... heeft de Gezegende (Boeddha) onverklaard gelaten, terzijde geschoven en verworpen: dat de wereld eeuwig is of niet dat de wereld eindig is of niet dat de ziel één ding is en het lichaam ook, of niet dat de mens die het Nirvana heeft bereikt na de dood bestaat, of niet na de dood bestaat, of beide, of geen van beide . En het feit dat de Gezegende ze niet aan mij verklaart, bevalt me niet of staat me niet aan. Dus gaat Malunkyaputta naar de Boeddha en legt deze kwesties aan hem voor. De Boeddha antwoordt: Het is alsof ... een man gewond was door een pijl die dik met vergif was ingesmeerd, en zijn vrienden en kameraden, zijn familieleden en verwanten, zouden een arts erbij roepen ... en de zieke zou zeggen: Ik laat deze pijl er niet uithalen voordat ik weet of de man die me gewond heeft behoorde tot de krijgerskaste, de Brahmanenkaste, de landbouwkaste of de kaste der ondergeschikten. Of stel dat hij zou zeggen: Ik laat deze pijl er niet uithalen voordat ik weet of de man die me gewond heeft lang of kort of van gemiddelde lengte was. Of stel dat hij zou zeggen: Ik laat deze pijl er niet uithalen voordat ik weet of de man die me gewond heeft een zwarte, donkere of gele huidkleur had. Of stel dat hij zou zeggen: Ik laat deze pijl er niet uithalen voordat ik weet of de man die me gewond heeft uit dit en dat dorp of die en die stad kwam. Vele andere mogelijkheden worden genoemd. Die man zou sterven, Malunkyaputta, zonder dit alles ooit te weten te zijn gekomenHet religieuze leven hangt niet af van het antwoord op deze vragen. Houd daarom ... altijd in gedachten wat ik niet heb verklaard en wat ik wel heb verklaard. Ik heb geen enkele van de voornoemde kwesties verklaard. En wat ... heb ik wel verklaard? Ellende heb ik verklaard; de oorsprong van ellende, de beëindiging van ellende en het pad dat tot de beëindiging van ellende leidt heb ik verklaard.
In de latere geschriften van de hindoes DE UPANISHADS , geschriften die zowat 3000 jaar oud zijn vinden we geen dergelijke scheppingsverhalen meer. Deze zijn meer toegespitst op de individuiele ziel en de universele geest De Ene
In de hele wereld is geen studie zo mooi en verheffend als die van de Upanishads. Ze is de troost van mijn leven geweest en zal de troost van mijn dood zijn. Zo bewees de grote 19de-eeuwse filosoof Arthur Schopenhauer eer aan de verheven ideeën die de hindoetraditie bijna drieduizend jaar lang hebben bezield. In de Upanishads, die majestueuze Himalayas van de Ziel ontdekken we de pan(overal)-Indiase diagnose van de menselijke toestand, gevangen als ze is in een onophoudelijke kringloop van dood en wedergeboorte (samsara), vanwege de gevolgen van daden (karma) die zijn verricht in onwetendheid van de goddelijke grondslag van alle leven (Brahman). We vernemen ook van het recept voor bevrijding (moksha) uit deze beperkende onwetendheid door de verwezenlijking van iemands innerlijke spirituele aard, het Universele Zelf of Atman, die niets anders is dan Brahman.
Een scheppingshymne over de Ene (,die ook onzeker is over het begin van alles!)
Wie kan zeggen hoe de schepping is geschied? Die Ene
Hoewel de vroege Vedische religie overduidelijk polytheïstisch was, kwam de opvatting van een onderliggende en allesomvattende metafysische (bovennatuurlijke) eenheid, zo belangrijk in de latere Upanishads, af en toe aan de oppervlakte. De volgende scheppingshymne markeert een fase in de ontwikkeling van de Vedische geloofsspeculatie. In een reflectie op oorsprongen laat de auteur persoonlijke namen van goden achterwege en geeft hij de voorkeur aan abstractere concepten zoals bestaan en niet-bestaan (sat en asat). De hymne overweegt de mogelijkheid dat Die Ene (tad ekam) de eerste oorsprong der dingen is, maar lost op in een volledig Mysterie doordat de schrijver zich moedig afvraagt of misschien zelfs die Ene de Bron ook niet kent.
Toen was zelfs niets er niet, noch bestaan.
Er was toen geen lucht, noch de hemelen erboven.
Wat bedekte het? Waar was het? Onder wiens hoede?
Was er toen een kosmisch water, in diepten ondoorgrondelijk?
Toen was er noch dood noch onsterfelijkheid, noch was er toen de fakkel van dag en nacht.
De Ene ademde windstil en hield zichzelf in stand.
Er was toen die Ene, en er was geen ander.
Eerst was er alleen duisternis verpakt in duisternis.
Dit alles was slechts onverlicht water.
Die Ene die ontstond, gevat in niets, verrees uiteindelijk, geboren uit de kracht van hitte.
In het begin daalde verlangen erop neer dat was het oerzaad, geboren uit de geest.
De wijzen die hun hart met wijsheid hebben gezocht weten dat wat is, verwant is met wat niet is. Maar, per slot van rekening, wie weet en wie kan zeggen vanwaar het allemaal kwam en hoe de schepping geschiedde? De goden zelf zijn later dan de schepping, dus wie weet echt vanwaar ze is verrezen? Vanwaar alle schepping haar oorsprong had, hij, of hij haar vorm gaf of niet, hij die alles overziet vanuit de hoogste hemel, hij weet het - of misschien weet zelfs hij het niet.
Een hindoeïstische scheppingsmythe met goddelijke zelfopoffering en de goedkeuring van het kastenstelsel.
Een andere Vedische scheppingshymne vat de oorsprong van de wereld op als de zelfopoffering van een goddelijk wezen nu Purusha genoemd. We stuiten hier niet alleen weer op een echo van het thema van velen- uit - Een, maar ook op de mythische verklaring voor het vuuroffer: omdat de wereld met een goddelijk offer is begonnen, houdt de priesterlijke herhaling van het offer haar in stand. Belangrijk is ook de verwijzing naar de vier maatschappelijke groeperingen (de enige van die aard in de Rig-Veda) die het Indiase kastenstelsel hebben gevormd. De Arische maatschappelijke structuur kende een duidelijke verdeling in een priesterkaste (Brahmanen), een militaire en politieke kaste (Kshatriya sj en een ambachtelijke kaste (Vaishya s) Niet-Arische bevolkingsgroepen werden in deze structuur hoofdzakelijk als een vierde kaste van arbeiders (Shudra s) ingelijfd om de andere drie te dienen. Hier krijgen deze maatschappelijke verdelingen een transcendente (bovennatuurlijke) goedkeuring.
Wel duizend hoofden had Purusha, wel duizend ogen, wel duizend voeten.
Hij bedekte de aarde aan alle kanten en strekte zich daarbuiten tien vingers breed uit.
Deze Purusha is alles wat tot nog toe is geweest en alles wat nog zal zijn.
De Heer van Onsterfelijkheid die nog steeds groeit door voedsel.
Zo machtig is zijn grootheid! Ja, zelfs groter dan dit is Purusha.
Alle schepselen zijn een vierde van hem, drie vierde van het eeuwige leven in de hemel. Toen goden het offer met Purusha als hun opoffering voorbereidden, was de olie de lente, de heilige gave de herfst; de zomer was het hout. Van dat grote algemene offer werd het druipende vet verzameld. Hij vormde de schepselen van de lucht en dieren wild en tam. Uit dat grote algemene offer werden hymnen geboren; Daaruit werden de metra voortgebracht. .Daaruit werden paarden geboren, daaruit werden alle schepselen met twee rijen tanden geboren. Daaruit werden koeien voortgebracht, daaruit werden de geiten en schapen geboren. Toen ze Purusha verdeelden, hoeveel porties maakten ze toen? Hoe noemden ze zijn mond, zijn armen? Hoe noemden ze zijn dijen en voeten? De Brahman(brahmin de priesterkaste) was zijn mond, van zijn beide armen werd de Rajanya [Kshatriya] gemaakt. Zijn dijen werden de Vaishya, van zijn voeten werd de Shudra gemaakt. De maan ontstond uit zijn geest en uit zijn oog werd de zon geboren; lndra en Agni werden uit zijn mond geboren en Vayu uit zijn adem. Voorts kwam uit zijn navel de middenlucht; de hemel werd gemodelleerd uit zijn hoofd;De aarde uit zijn voeten en uit zijn oren de gewesten. Zo vormden ze de werelden.
Verhalen van de Hindoes Varuna (4) en velen uit Een (5)
Varuna is een immanente aanwezige en een transcendente buitenwereldse godheid!
Varuna, de alwetende bewaker van de kosmische orde, de eeuwige wet
In deze hymnen voor Varuna, alwetende God en beschermer van de morele orde van de wereld, vangen we een glimp op van een vroege Indiase intuïtie van Gods fysische aanwezigheid in de wereld (=immanentie). Want de transcendente (= boven en buiten de wereld) Varuna is ook verborgen in dit druppeltje water !
Uit Rig- Veda I
Om uw barmhartigheid te verdienen, Varuna, binden we uw hart met hymnen,
zoals de wagenmenner zijn vastgezette paard bindt. ...
Een ander hindoeïstisch scheppingsverhaal velen uit Een!
De schepping als kosmisch offer. Deze vorm van opofferende schepping vonden we ook in
andere culturen terug.
Het universum was helemaal van water gemaakt. Op dit water dreef een gouden ei. Uiteindelijk brak het ei in tweeën. Uit dit ei kwam de Prajapati tevoorschijn, de heer van de hele schepping. Zijn hoofd werd de hemel, zijn voetcn de aarde, zijn navel de lucht, zijn ogen de zon en zijn adem de wind. Uit zijn adem schiep de Prajapati de devas, goden die naar de hemel vlogen en licht maakten. Vanuit zijn winderigheid schiep hij de Asuras, die op aarde kwamen en voor de duisternis zorgden.
We hebben Soma gedronken en zijn onsterfelijk geworden
Alle 114 hymnen van het negende boek van de Rig-Veda zijn gericht tot Soma, de god die een mysterieuze wijzigingen in de gemoedstoestand en de geestelijke functies teweegbrengt en in een drank woont en volgens de Veda s het voedsel van de goden is. Soma komt in Vedische populariteit na lndra en Agni.
Van de zoete voedende drank heb ik wijselijk tot me genomen, Het brengt de goede gedachten in beweging en verbant de problemen.
Op om te feesten waar alle goden zowel als stervelingen samenkomen. We noemen het zoete voedsel honing
We hebben Soma gedronken, zijn onsterfelijk geworden, Naar het licht zijn we gegaan, de goden hebben we ontdekt. Wat kan vijandigheid tegen ons doen?
Wat, 0 Onsterfelijke, het wrede doel van de sterfelijke mens?
Vreugde voor ons hart zijt gij, in dronkenschap, 0 Indu,
Als een vader voor een zoon, heel vriendelijk, 0 Soma; Attent als een vriend voor een vriend, 0 gij van weidse roem, Verleng onze jaren die we mogen leven, 0 Soma.
Deze glorieuze vrijheid-schenkende druppels door mij gedronken
hebben mijn gewrichten aaneengevoegd zoals riemen een wagen samenhouden.
Tegen gebroken benen mogen Soma-druppels mij beschermen, Mogen zij me beschermen tegen elke ziekte ....
Wees ons altijd genadig, koning Soma; Wij zijn uw toegewijden wees dat maar zeker! Als macht en woede zich manifesteren, 0 Indu,
Laat ons niet in de steek, zoals onze tegenstanders dat wel zouden wensen.
Beschermer van ons lichaam zijt gij, Soma,
In elk lidmaat is Soma werkdadig en heeft zijn besef van onze zwakke menselijkheid zich gevestigd:
Als we uw voorschriften schenden, wees dan genadig als onze goede vriend, 0 god, voor hoger welzijn ....
Kwalen zijn weggevlucht, ziekten verdwenen,
De machten der duisternis zijn bevreesd geworden. Met kracht is Soma in ons opgeklommen;
De dageraad hebben we bereikt, waar mensen hun bestaan vernieuwen ....
Vanwege zijn rol in het zo belangrijke vuuroffer is Agni, de god van het vuur, misschien de populairste op slechts lndra na, met meer dan duizend hymnen in de Veda s die aan hem zijn gewijd. Hier een korte selectie uit enkele hymnen.
Uit Rig- Veda I
Ik prijs Agni, huispriester, goddelijke offerdienaar, Aanroeper, grootste schenker van overvloed .... Voor u, verjager van de nacht, 0 Agni, dag na dag met gebed, Om u eerbied te bewijzen komen we; Leider van offers, bewaker van de eeuwige Wet [Rta], stralende, Toenemend in uw eigen woonplaats. Wees voor ons gemakkelijk in benadering, zelfs als een vader voor zijn zoon: Agni, wees met ons voor ons welzijn.
Uit Rig- Veda 11
Gij, Agni, die schijnt in uw glorie gedurende de dagen, zijt tot leven gebracht vanuit de wateren, uit de steen; Vanuit de bomen van het woud en kruiden die groeien op de grond, gij, oppermachtige heer van mensen, zijt zuiver voortgebracht. Door u, 0 Agni, eten alle onsterfelijke onschuldige goden met uw mond het offer dat hun geboden wordt. Door u geven sterfelijke mensen zoetheid aan hun drank. Zuiver zijt gij geboren, het embryo van de planten der aarde.
Uit Rig- Veda VII
Ik heb deze nieuwe hymne voortgebracht voor Agni, valk van de hemel: zal hij ons niet van zijn overvloed geven? Stralend, zuiveraar, geschikt voor lof, Onsterfelijk met schitterende gloed, Agni verdrijft Rakshasas [demonen]. Agni, behoed ons voor leed: verteer onze vijanden, 0 Eeuwige God, met uw heetste vlammen.
Tot nu hebben wat verteld over oerreligies, die geen schriftelijk traditie hebben en die er waren voor alle andere vormen van religie. Die meeste oerreligies zijn verdwenen of zullen verdwijnen eens ze in contact komen met wetenschap en technologie van de moderne beschaving. De Egyptische, Griekse, Romeinse en Germaanse mythologie liggen dichter bij ons en zijn te lezen in de literatuur.
Nu is het tijd om eens te luisteren naar de geschreven tradities en hun voorgeschiedenis.
Ook bij de Hindoes vinden we een veelheid aan scheppingsverhalen.
4000 jaar voor onze jaartelling trokken nomaden-herders, Ariërs genoemd, op hun veroveringstochten van Noordoost Europa via Afghanistan en Pakistan naar de Indus-vallei (India). Van oudsher vertelden ze reeds verhalen en ze waren de eerste om deze verhalen op te schrijven. Ze staan bekend als de Vedas . In de Vedas horen we over meerdere goden vertellen
Luister naar enkele verhalen over Indra, Agni en Varuna en de magische drank Soma.
Van de vier verzamelingen Vedas is de Rig-Veda de belangrijkste en meest richtinggevende aan het latere hindoeïsme. De populairste god van de Rig-Veda is de expansieve en dynamische Indra. Er wordt van hem gezegd dat hij de andere goden in macht voorbijstreefde zodra hij geboren was (vers 1).Hij heeft de wereld geschapen door een kosmische slang te verslaan en zo heeft hij de leven-gevende, moesson-brengende wateren (vers 3) heeft bevrijd. Indra heeft ook de Ariërs geholpen de niet-Arische volken die ze tegenkwamen te overwinnen
Indra 1)Hij, 0 mensen, is Indra
De voornaamste wijze god die meteen bij zijn geboorte de andere goden in macht voorbijstreefde;
Voor wiens felheid de twee werelden beefden vanwege de grootheid van zijn moed: Hij, 0 mensen, is Indra.
2)Die de schokkende aarde stevig maakte die de opgewonden bergen kalmeerde; Die de lucht breder uitmeet, die de hemel ondersteunde: Hij, 0 mensen, is Indra.
3)Die eerst de slang versloeg en toen de zeven stromen bevrijdde ...
Die de Dasa-kleur [de niet-Arische bevolking] heeft onderworpen en heeft laten verdwijnen ....
De vreselijke over wie ze vragen waar is hij , van wie ze ook zeggen hij is niet;
Hij vermindert de bezittingen van de vijand als de inzet van gokkers. Geloof in hem: Hij, 0 mensen, is Indra ....
4)Zelfs Hemel en Aarde buigen voor hem; voor zijn felheid zijn zelfs de bergen bang. Die bekend staat als de Soma-drinker, die de bliksem houdt in zijn hand: Hij, 0 mensen, is Indra.
Een scheppingsverhaal van de Okanagan indianen (Noord-West Amerika)
In het begin was de aarde een mens die de Oude uit een mens had gemaakt, terwijl hij zei: Je zult de moeder zijn van alle mensen. Hoewel de aarde nog steeds leefde, veranderde haar vrouwelijke vorm: haar huid werd de bodem, haar beenderen de rotsen en stenen, haar adem werd de wind, en haar haar werden het gras en de bomen. Toen ze zich bewoog, beefde de aarde.
De Oude nam wat van het vlees van de vrouwen rolde er balletjes van; vervolgens verdeelde hij de balletjes in twee groepen. Van de eerste groep maakt de Oude de voorouders. Enkele voorouders hadden een menselijke vorm; andere hadden de vorm van dieren die door de velden zwierven, door de lucht vlogen en in zee zwommen. De voorouders hadden allemaal, welke vorm ze ook aangenomen hadden, de gave van het woord, veel kracht en veel vernuft, meer dan de dieren en mensen op wie ze leken. (in de tijd toen de dieren nog spraken!)
Van de tweede groep maakte de Oude echte dieren en mensen, die hij op de indianen deed lijken. Toen blies hij in deze vormen om hen tot leven te wekken. Aldus kwamen alle levende dingen van de aarde. Waar je ook kijkt, je ziet een deel van moeder aarde.
De wereld was in Gods geest, vertelden de Indianen van Nebraska (Noord-Amerika)
In het begin waren alle dingen in de geest van Wakonda. Alle schepselen, inclusief de mens, waren geesten. Ze bewogen zich in de ruimte tussen de aarde en de sterren. Ze zochten een plaats waar ze tot een lichamelijk bestaan konden komen. Ze stegen op naar de zon, maar de zon was niet geschikt als verblijfplaats. Ze gingen verder naar de maan en constateerden dat ook zij niet geschikt was als woonplaats. Ze daalden af naar de aarde. Ze zagen dat hij bedekt was met water. Ze dreven door de lucht naar het noorden, het oosten, het zuiden en het westen, en vonden nergens droog land. Ze waren diep bedroefd. Opeens verrees er midden in het water een grote rots. Hij barstte in vlammen uit en de wateren vlogen als wolken de lucht in. Er verscheen droog land; allerlei soorten gras en bomen begonnen te groeien. De menigten geesten daalden af en werden vlees en bloed. Ze voedden zich met de zaden van het gras en de vruchten van de bomen (waren dat vegetariërs?), en het land beefde van hun uitingen van vreugde en dankbaarheid jegens Wakonda, de maker van alle dingen.
Over voedsel gesproken even deze bedenking:
Vele millennia (zeker een 300.000 jaar afhankelijk van het vinden van dateerbare resten) lang evolueerde de mens in alles behalve goede omstandigheden. Net als alle ander planten- en diersoorten waren ze sterk onderhevig aan de wetten van de natuur. Zowat 8000 jaar geleden (Neolithicum - stenentijdperk) werden ze sedentair en moesten niet meer alleen leven van jacht en visvangst zoals verteld wordt over de Oude Belgen. Ze kregen een betere kennis van de natuur omdat ze wat meer vrije tijd kregen niet om naar tv te kijken maar om de wondere natuur en haar krachten beter te leren kennen zo kweekten ze hun voeding. Ze begonnen aan veeteelt en akkerbouw te doen ze werden boeren. Hun overlevingskansen stegen en ze bevolkten de wereld. 2000 jaar geleden waren er een 250 miljoen mensen op aarde en 500 jaar geleden was hun aantal verdubbeld. Dus tot 500 miljoen. Dat komt overeen met de aangroei in China alleen in de laatste 20 jaar. In 1930 waren we met zijn 3 miljard en nu zijn we met 6 miljard: een verdubbeling over 70 jaar. De wereldbevolking had 1500 jaar nodig om te verdubbelen tussen het begin van onze tijdrekening tot 500 jaar geleden nu verdubbelt ze in 70jaar! In 2006 bereiken de Verenigde Staten van Amerika een bevolking van 300 miljoen inwoners. China en India vertegenwoordigen de helft van de wereldbevolking resp. 2 en 1 miljard inwoners.) Zijn in dit kader homofiel en uiteraard kinderloos samenleven en kinderplanning in de hetero gezinnen geen zege?
Deze explosie van de bevolking op onze ene aarde heeft zijn invloed op de noodzaak aan voedsel. Mogen wij ons nog overvoeden als er elders in de wereld ondervoeding is? Welk voedsel is nog gerechtvaardigd? Eten we niet te veel vlees wat een overbelasting van onze planeet in de hand werkt? Bonpapa is ondertussen al enkele maanden flexitariër geworden. Dit is een vegetatariër maar geen fanatieke! Nu en dan kan er wel eens wat vlees. Twee op de zeven dagen een beetje vlees omdat ik niet helemaal tegendraads wil zijn voor bonmama! Deze keuze kwam hoofdzakelijk na het lezen van het boek Terra reversa van Peter Tom Jones en Vicky De Meyere en na het bekijken van mijn ecologische voetafdruk op de wereld!
Moeder Maïs laat de eerste mensen uit de aarde groeien vertelt het Pawneevolk van Midden Noord-Amerika.
In de voorgaande scheppingsverhalen spelen mannelijke godheden de hoofdrol. Oertradities erkennen vaak de moeder-godin als de scheppende bron van het leven, zoals in het volgend verhaal.
Voordat de Wereld er was, waren we allemaal binnen de Aarde. Moeder Maïs veroorzaakte beweging. Ze gaf leven. Toen het leven gegeven was, bewogen we ons naar de oppervlakte: Wij zullen rechtop staan als mensen! Het wezen is menselijk geworden! Hij is een persoon! Aan de vorm van een persoon wordt kracht toegevoegd. Als vorm en intelligentie verenigd zijn, zijn we klaar om te voorschijn te komen. Maar Moeder Maïs waarschuwt ons dat de Aarde nog steeds onder water staat. Nu verkondigt Moeder Maïs dat de overstroming voorbij is, en dat de Aarde nu groen is. Moeder Maïs beveelt de mensen naar de oppervlakte op te stijgen. Moeder Maïs heeft hen verzameld, ze komen nu tot halverwege de oppervlakte. Moeder Maïs leidt hen tot de oppervlakte van de Aarde. Moeder Maïs brengt hen naar de oppervlakte. Het eerste licht verschijnt! Moeder Maïs leidt hen verder. Ze zijn tot hun middel bovengekomen. Ze stappen door naar de oppervlakte van de Aarde. Nu zijn ze allemaal te voorschijn gekomen en Moeder Maïs leidt hen van het Oosten naar het Westen. Moeder Maïs leidt hen naar hun woonplaats .... Alles is voltooid! Alles is perfect!
Sommige verhalen over de oorsprong erkennen expliciet de samenwerking tussen vrouwelijke en mannelijke principes bij creatieve activiteit.
Voor de schepping trok deze Nana-Buluku rond in de muil van de reusachtige slang Aido-Hwedo om de wereld te maken. Toen de wereld af was, vreesde Nana-Buluku dat de aarde onder het gewicht van de schepping zou omvallen. Daarom vroeg de god aan de slang om zich op te rollen en als een band om de wereld te steunen. De regenboogslang kon echter niet goed tegen de warmte en daarom schiep Nana-Buluku een grote zee dicht bij hem. Zo kon de regenboogslang afkoelen. Om af te koelen ging zij dan even verschuiven naar et water. Door die beweging ontstond er een aardbeving. Aangezien de regenboogslang ook moest eten, beval Nana-Buluku rode apen ijzeren staven uit de aarde te halen, die kon de regenboogslang dan eten. Vroeg of laat zal het ijzer op zijn. Dan begint de regenboogslang met het opeten van zijn eigen staart. Omdat hij zon honger heeft eet hij met snelle bewegingen. Dan raakt de aarde uit evenwicht en zal de aarde door het grote gewicht omvallen en in de oceaan glijden.
De Schepper is noch Mawu noch Lisa, maar heet Nana-Buluku. Na enige tijd werd uit Nana-Buluku een tweeling geboren, Mawu en Lisa, die uiteindelijk de heerschappij kregen over het geschapene. Mawu, de vrouw, kreeg het bevel over de nacht; Lisa, de man, kreeg het bevel over de dag. Daarom is Mawu de maan en woont ze in het westen, terwijl Lisa, die de zon is, in het oosten woont. Toen hun respectieve gebieden aan hen werden toegewezen, waren er nog geen kinderen uit dit paar geboren, hoewel de man s nachts gewoonlijk een rendez-vous met de vrouw had, en uiteindelijk bracht ze nakomelingen ter wereld. Daarom wordt bij een maansverduistering gezegd dat het hemelse paar aan het vrijen is; als er een zonsverduistering is, wordt Mawu geacht gemeenschap met Lisa te hebben.
Taâaroa de Schepper; Hina de Verzachter (Tahiti, Polynesië)
Hier volgen uittreksels uit drie verschillende versies van het Tahitiaanse scheppingsverhaal.
1) Taaroa wordt het heelal
Hij bestond, Taaroa was zijn naam. In de onmetelijkheid [van ruimte] Was er geen aarde, was er geen hemel. Er was geen zee, er was geen mens. Boven roept Taaroa. Omdat hij alleen bestond, werd hij het heelal. Taaroa is de oorsprong, de rotsen. Taaroa is het zand, Daarom heet hij zo. Taaroa is het licht; Ta aroa is binnen; Taaroa is de kiem. Taaroa is beneden; Ta aroa is stevig; Taaroa is wijs. Hij schiep het land Hawaï, Hawaï, het grote en heilige, Als schelplichaam voor Ta aroa.
2) Maar wie is Taaroas schelp?
Zoals Taaroa korsten had, dat wil zeggen, schelpen, zo heeft alles een schelp. De hemel is een schelp, dat wil zeggen, oneindige ruimte waarin de goden de zon, de maan, de Sporaden en de constellaties van de goden plaatsten. De aarde is een schelp voor de stenen, het water en planten die eraan ontspruiten. De vrouw is een schelp voor de man, want door haar komt hij in de wereld; en de vrouw is een schelp voor de vrouw, want zij wordt uit een vrouw geboren. Men kan de schelpen van alle dingen die deze wereld voortbrengt niet tellen.
3) Hina de bemiddelares, verzachter van vele dingen
Na de schepping bestond gedurende lange tijd overal vrede en harmonie. Maar op een gegeven moment ontstond er ontevredenheid en kwam er oorlog tussen de goden op hun verschillende gebieden, en tussen de mensen, dus spraken Taaroa en Tu [mannelijke godheden] vloeken uit om hen te straffen. Ze vervloekten de sterren, waardoor ze gingen flikkeren; en ze vervloekten de maan, waardoor ze ging afnemen en wassen. Maar Hina [de Eerste Vrouw], de verzachter van vele dingen, redde hun leven en sindsdien is de menigte sterren altijd helder, maar blijven ze fonkelen; en de maan keert altijd terug nadat ze is verdwenen. Ze vervloekten de zee, waardoor eb ontstond; maar Hina beschermde de zee, waardoor vloed ontstond; en dus wisselen deze getijden elkaar sindsdien af. Ze vervloekten de rivieren, waardoor het water werd afgeschrikt en onder de grond terechtkwam; maar Hina haalde het verlegen water weer boven, waardoor bronnen ontstonden, en zodoende blijven ze bestaan .
... Volgens de Tahitianen was de man, en niet de vrouw, er de oorzaak van dat mensen het eeuwige leven kwijtraakten ....
De oorsprongen van nacht en slaap (het volk van de Banks¬eilanden, Melanesië ten noorden van Australië)
Hier probeert de Schepper, Qat, duisternis te scheppen als een onderbreking van permanent licht.
Als de Melanesische mensen op de Banks-eilanden de schaduw van een wolk snel over de oppervlakte van de zee zien glijden, zeggen ze: Daar vliegt Qat. Qat schiep mensen en varkens en voedsel, zeggen ze, en als een varken een huis binnenholt, jagen ze het naar buiten met de woorden: Qat zegt dat je buiten moet blijven. Qat was geboren op Vanna Lava, het middelpunt van de wereld, en het is niet bekend wat daarvoor is gebeurd. Qat werd geboren uit een barst in een steen. Zijn moeder was een grote steen die in tweeën spleet en Qat kwam te voorschijn en gaf zichzelf een naam. Hij had geen vader; maar hij had elf broers .... Qat begon meteen dingen te maken; mensen en varkens en planten en stenen - of wat hij maar bedacht. ... Maar hij wist niet hoe hij duisternis moest maken. Het was voortdurend licht in de wereld, zonder schemering of duisternis of rust. De elf broers vonden de wereld niet prettig zo. Kijk eens, Qat! Het is te licht, zeiden ze, of: Er is de hele tijd alleen maar licht, Qat! of: Qat, kun jij daar niets aan doen?
Qat ging op onderzoek uit en op een dag hoorde hij dat er in Vava op de Torres-eilanden iets bestond wat nacht heette .... Daar kocht hij (in ruil voor een varken) een stuk nacht van Qong, Nacht, die daar woonde .... In ieder geval keerde Qat naar Vanna Lava terug met nacht bij zich en ook allerlei vogels en pluimvee die lawaai konden maken als de dag aanbrak. Qat liet zijn broers zien hoe ze bedden van cocabladeren konden maken en op de grond konden uitspreiden en hoe ze konden gaan liggen om te rusten. De broers keken naar buiten en zagen de zon naar het westen bewegen. Hij gaat weg, riepen ze tegen Qat. Komt hij wel terug? Wat nu gebeurt, heet nacht, vertelde Qat. Toen liet hij de nacht los. Wat verspreidt zich en bedekt de hemel? riepen de broers. Dat is nacht, zei Qat. Ga liggen en houd je rustig. De broers gingen liggen en in het donker voelden ze zich vreemd en dromerig; hun ogen voelden zwaar aan en gingen dicht. Gaan we dood? zeiden de broers. Dit is slaap, zei Qat. Alleen de vogels wisten hoe lang de nacht zou duren; dus toen de nacht zo lang had geduurd als de nacht zou duren, kraaide de haan en de vogels begonnen te roepen en te antwoorden. Toen nam Qat een stuk rood obsidiaan (vulkaanglas) als mes en sneed een gat in de nacht. Het eerste licht dat erdoor viel, was rood en al gauw scheen al het licht weer dat door de nacht was bedekt. De broers openden hun ogen en begonnen aan het werk van die dag. Dat is het ritme waarop de mensheid nu leeft: dag - slaap - dag.
De machtige en vruchtbare voorouders (Wulamba, Australië)
Dit sterk ingekorte verhaal vertelt de oorsprong van het inheemse Wulamba-volk door de kosmische seksualiteit van de Djanggawul, een broer en zijn twee zusters, bewoners van het spirituele continent dat bekend is als de Droomtijd. De grote en vlotte vruchtbaarheid van de Djanggawul wordt jaarlijks door het hele volk gevierd: vrouwen en kinderen van de stam kronkelen onder de mat om ongeboren baby s te imiteren, terwijl de mannen ronddansen en erin porren met hun rangga-stokken; tenslotte komen de vrouwen en kinderen te voorschijn, zoals hun voorouders deden vanuit de schoot van de Djanggawul-zusters. Zo keren de Wulamba terug naar de heilige voorouderlijke wereld en maken ze zich het heilige eigen.
In het begin waren er land en lucht, dieren en vogels, pluimvee en bomen. Er was ook zee en in het water waren vissen en andere schepselen; en op het land waren wezens van totemachtige oorsprong ... maar de mens was er niet bij. Ver op zee ... was een eiland dat bekend was als Bralgu, het land van Eeuwige Wezens .... Hier ... leefden de Djanggawul. ... Er waren er drie: Djanggawul zelf, zijn oudere Zuster ... en zijn jongere Zuster. Alle drie waren bijna altijd bekend als DjanggawuI. Djanggawul zelf had een verlengde penis en de Twee Zusters hadden allebei een lange clitoris; die waren zo lang dat ze over de grond sleepten als ze liepen .... Toen ze op Bralgu op die manier rondliepen, maakten ze groeven in de grond door het gesleep. En als de Djanggawul Broer gemeenschap met zijn Zusters had, duwde hij hun clitoris opzij en ging op de gewone manier bij hen naar binnen .... Ze leefden een tijdje op Bralgu, brachten er mensen voort en lieten hun Dromen achter in de vorm van totems, heilige emblemen en beschilderde lichamen. Ze voerden ook rituelen en ceremoniën in. De penis van de Broer en de clitorissen van de Zusters waren heilige emblemen, als rangga-stokken . . .. Toen peddelden ze de zee op en lieten het eiland Bralgu ver achter zich .... Na een lange reis bereikten de Djanggawul Nganmaruwi. ... Terwijl ze daar woonden, zei de Broer tegen zijn zuster: Ik wil met jou copuleren, Zus. Maar de oudere Zuster was verlegen. Waarom? vroeg ze hem. Ik wil hier een paar mensen neerzetten, antwoordde de Broer. Dus tilde hij haar clitoris op en schoof zijn lange penis naar binnen. Hij deed hetzelfde met de jongere. Na enige tijd werd de oudere Zuster zwanger en haar broer zei tegen haar: Zus, mag ik jou eens zien? ... Dat is goed, antwoordde ze. Ze deed haar benen een eindje uit elkaar en legde haar clitoris op haar linkerbeen. De broer ging voor zijn Zuster zitten en stopte zijn wijsvinger in haar vagina, tot het eerste gewricht. Toen trok hij hem weer terug en tegelijkertijd kwam er een jongetje te voorschijn. Ze was zo voorzichtig om haar benen slechts een beetje te openen; als ze ze helemaal had gespreid, zouden meer kinderen uit haar zijn gestroomd, want ze hield veel mensen opgeslagen in haar baarmoeder .... Ze bleef kinderen van beide geslachten ter wereld brengen; toen ze klaar was, deed ze haar benen dicht en de Djanggawul-Broer zei tegen haar: Zuster, die jongetjes zullen we in het gras zetten, zodat ze later, als ze opgroeien, snorharen zullen hebben .... Dat zullen we altijd doen als we mannelijke kinderen weghalen. En deze kleine meisjes hebben we onder de ngainmara-mat gestopt om ze te verbergen. Ze moeten namelijk glad en zacht zijn en mogen geen haar op hun lichaam hebben, en meisjes zijn echt heilig .... We zullen dat altijd doen als we vrouwelijke kinderen weghalen. Toen verliet de Djanggawul die plaats. De kinderen die ze hadden voortgebracht, groeiden op en trouwden en waren de voorouders van de huidige Aboriginals in die gebieden.
Een van de toverlessen uit de mand van tane gaat over de toverstok
Heel lang geleden werd de toverstok, tiki wananga, gebruikt in de rituelen. Die toverstok was uit hout gesneden en had aan de kopzijde een kuif (tiki), onderaan was er een scherpe punt aan. Voor speciale gelegenheden werd de toverstok nog extra versierd met lintjes en rode veren. Ze zegden dat de toverstok dan levend werd! De geest van een van de goden kroop dan in de toverstok. Zo kon de priester de toverstok gebruiken om in contact te komen met de god, die hij op dat moment nodig had.
Natuurlijk mochten alleen de priesters deze toverstok gebruiken. Je moest weten hoe deze toverstok te gebruiken. De ene keer kon je de toverstok in je handen houden een andere keer moest je hem in de grond planten. Alleen de priesters wisten hoe te werk te gaan bij het aanroepen van de een of andere godheid. Zo kon de priester vragen aan de godheid het volk van de gewone mensen (maori = gewone mens) te zegenen of te helpen.
Io woonde binnen een zucht van de oneindigheid toen het universum was gehuld in duisternis en er aan alle kanten niets dan water was. Er was zelfs geen flauw lichtje te bespeuren, geen straaltje van een dageraad, geen helderheid, helemaal geen licht. En Io begon te spreken met de volgende woorden: ... Duisternis, wordt een duisternis die licht bezit. En plotseling verscheen er licht. Toen herhaalde Io diezelfde woorden op deze manier: Licht, wordt een licht dat duisternis bezit. En opnieuw verscheen er een intense duisternis. Toen sprak Hij een derde keer als volgt:Laat er één duisternis boven zijn, Laat er één duisternis beneden zijn .... Laat er één licht boven zijn, Laat er één licht beneden zijn .... Een rijk van licht,Een helder licht. En toen heerste er een groot licht. En een rijk van duisternis. Toen waren dag en nacht ontstaan en elk kwam om beurt aan de macht. Zo kregen we de afwisseling van dag en nacht
Toen keek Io naar de wateren die Hem omringden, en sprak een vierde keer met deze woorden: Gij wateren van Tai-kama, wees gescheiden. De hemel zij gevormd. Toen werd de hemel opgehangen. Breng voort Tupua-horo-nuku. En opeens lag de bewegende aarde breed uitgestrekt onder de hemel.
Die woorden (van Io) werden in de geest van onze voorouders geprent en door hen werden ze van de ene generatie op de andere overgeleverd. De priester vertelde ons vol vreugde de oude en oorspronkelijke uitspraken, de oude en oorspronkelijke woorden, de oude en oorspronkelijke kosmologische wijsheid (wanan-ga). De groei kwam uit de leegte. Je kan dat nog zien als het water opkomt bij de vloed. De hemel ontwikkelde zich en ook de aarde gaf een grote verscheidenheid aan leven en dat alles uit het niets en dank zij Io ,
Het is een Maori-gewoonte om Ios oorspronkelijke schepping na te spelen in hun eigen menselijke scheppingsdaden als een poging om licht te brengen waar eerst duisternis was. Door dat te doen zijn mensen in harmonie met Io. Ze gebruiken de scheppingswoorden van Io om het nieuwe leven te vieren in de moederschoot. De woorden van de schepping van het licht worden ook gebruikt om sombere en melancholieke harten op te vrolijken en om inspiratie te geven voor het componeren van liederen!
Het eerste scheppingsverhaal uit de korf van Tane (deel 2)
Maar de 70 kinderen bleven gevangen door de omarming van hun ouders. Ze zagen niets in het donker en konden zich bijna niet bewegen. Elk kind probeerde er tussenuit te komen, maar het lukte hun geen van allen.
Eerst was het aan Rongomatane, de god en de vader van de gekweekte gewassen. Maar het lukte niet om zijn ouders uiteen te halen. Als tweede kwam Haumia Tiktike, de god van het voedsel door de natuur gegeven. De derde waren Tangaroa, de god van de zee en Tumatauena, de god van de oorlog maar geen van beiden slaagden in hun opzet. Tenslotte stond Tane-Mahuta op, sterk als een kauriboom zette hij zijn schouders tegen zijn moeder Papatuanuka en zijn voeten tegen zijn vader Ranginui en hij duwde uit alle macht. Hij duwde zeer lang. Duwen en wringen heel de tijd door. Moeder Aarde en vader Hemel schreeuwden van de pijn en vroegen aan hun kinderen waarom ze die innige omhelzing, waarom ze hun liefde wilden vernietigen! Na een lange tijd had Tane het met gebruik van al zijn macht klaargespeeld Moeder Aarde en vader Hemel van elkaar los te maken. Alle kinderen zagen het licht van de dag binnenstromen in de ruimte tussen Moeder Aarde en Vader Hemel. Er begonnen bomen en planten te groeien. De godenkinderen ontsnapten en begonnen de wereld verder vorm te geven. Tumatauena maakte de zon en de maan en versierde de hemel met sterren.Op het ogenblik dat het licht binnenkwam vertrok Tawhiri Matea, de god van de wind en de storm, die tegen de scheiding was van Moeder aarde en Vader Hemel, naar de lucht richting zijn vader, de Hemel. Van daaruit komen de hevige wind en de storm veroorzaakt door Tawhiri Matea om zijn broers, de andere goden te straffen!Papatuanuku en Ranginui waren ongelukkig en diep bedroefd. Ze misten elkaar zo erg, dat ze niet konden stoppen met wenen. Ze weenden zoveel dat uit de tranen van Ranginui rivieren en zeeën ontstonden. De warme tranen zorgden ook voor de nevel en de dauw op het gras.
Nadat de splitsing van Papatuanuku en Ranginui afgewerkt was en er lucht en aarde was ontbrak nog een element in de schepping. Toen besliste Tane het vrouwelijke te maken. Van een plaats, die Kura-waka noemde nam Tane een beetje klei en boetseerde een vrouw. Dan blies hij leven in de klei en zo was Hine-ahu-one, het uit de aarde gemaakte meisje geboren.
Tane en Hine kregen een mooie dochter, die Hinetitam noemde. Toen Hinetitam opgroeide kreeg ze dochters van Tane. Zo ontwikkelde zich het volk van Maoris zich verder als mensenkinderen. Maar op een dag vroeg Hinetitam wie haar vader was. Toen ontdekte ze dat Tane tegelijk haar vader was en de vader van haar dochters. Ze vluchtte beschaamd weg naar een plaats die Rarohenga of de onderwereld genoemd werd. Vanaf dat moment werd ze bekend als Hine-nui-te-po, de godin van de nacht.
Het eerste scheppingsverhaal uit de korf van Tane (deel 1)
In het begin was er geen lucht, geen zee, geen aarde en geen god. Alleen Pikdonker en Helemaal niets waren er. Uit het niets kwamen Moeder Aarde, die noemde Papatuanuka en Vader Hemel die werd Ranginui genoemd.In de duisternis hadden ze 70 kinderen gemaakt. Dit nageslacht waren de goden van de Maoris. De kinderen van Moeder Aarde en vader Hemel zaten verborgen in de eeuwen durende omhelzing van hun ouders en zagen geen straaltje licht.
Op zekere dag beslisten de 70 kinderen dat hun ouders nu maar eens moesten loskomen van elkaar en ze smeden een plannetje van hoe ze dat zouden doen. Eerst stelde ze dat ze best Papatuanuka en Ranginui zouden vermoorden maar Tane-Mahuta vond dit geen goede oplossing en stelde voor om hun ouders te scheiden van elkaar. Maar Tawhiri Matea, de god van de winden en de stormen was daar helemaal alleen tegen omdat hij dacht dat er anders wel iemand belangrijker dan hijzelf zou kunnen te voorschijn komen! Alle andere goden waren het eens: Moeder Aarde moet aan de onderkant komen en vader Hemel moet los van haar naar de bovenkant. Alle kinderen waren het eens met Tane ook Tu, de god van de oorlog.
En zo proberen ze moeder en vader uiteen te halen!
In het begin gaf god Tane aan de mensen drie manden. In die drie manden zat alle kennis! Stil we gaan eens kijken wat er in die korven zit. Kijk zie je het er zitten drie vertellingen in van hoe alles is begonnen en een beetje verder weggestoken zitten er ook toverlessen in! Sommige goden van de Maoris kan men op aarde zien. Het was de Wanganui-rivier en het waren ook de bergen Ngaruahoe en RuapehuIn.
De meeste dingen hebben mana, een geestelijk kracht. Dit maakt dat de Maoris erg verbonden waren met alle natuur rondom hen. De mana is in de mens, de aarde, de natuur en ook in dingen door de mensen gemaakt zijn. Als je als leek of niet ingewijde mana dingen aanraakt is het mogelijk dat de mana eruit wegvloeit. Heilige ceremonie voorwerpen hebben veel mana.
De hagedis, een reptiel is de gezant van god Whiro, die al het kwade in de wereld vertegenwoordigt. De hagedis bracht tegenslag en rampspoed voor de ongelukkige stammen. Als de goden kwaad waren op een mens gaven ze het bevel aan de hagedis in het lichaam van de mens binnen te dringen en alle levensnoodzakelijke organen op te eten.. Een beeld van de hagedis beschermde dan echter de persoon.
Je merkt dat ook hier bij de Maoris er een grote eenheid is tussen mens en natuur en dat zij er zich ook al van bewust zijn dat er verschillende verhalen zijn over het begin van alles. Verhalen die worstelen met de diepmenselijke mysteries van geboorte en dood, chaos, macht en onmacht, en goed en kwaad. In die verhalen worden de denkende mens in zijn wereld geplaatst.