Numeri Het boek Numeri dankt zijn titel aan de Vulgata, een oude Latijnse bijbelvertaling. Het woord numeri betekent ‘getallen’. Deze naam duidt op een van de thema’s van het boek: het registreren, tellen en organiseren van de Israëlieten tijdens hun verblijf in de woestijn op weg naar het door God beloofde land. De titel in de Hebreeuwse bijbel is Bemidbar, ‘In de woestijn’, naar een van de eerste woorden van het boek.
Numeri is het vierde boek van de Pentateuch, de verzameling van vijf boeken die in de Joodse traditie de Tora wordt genoemd. Vanaf de tijd van Ezra en Nehemia (rond 450 v.Chr.) werden deze boeken aan Mozes toegeschreven. Daarom spreekt men ook wel van ‘de vijf boeken van Mozes’. Numeri vormt samen met de verhalende gedeelten in Genesis, Exodus, Leviticus, Deuteronomium, Jozua, Rechters, Samuël en Koningen een min of meer doorlopende geschiedenis. Tegenwoordig nemen velen aan dat deze boeken in hun huidige vorm het resultaat zijn van een langdurig proces van overleveren en redigeren. Het redactieproces is al in de tijd van de koningen van Israël en Juda begonnen (ongeveer 1000-586 v.Chr.) en werd pas afgesloten na de Babylonische ballingschap, in de Joodse gemeenschap in de tijd van de tweede tempel (na 515 v.Chr.).
25-05-2008
De trompetten
Numeri 10
1 De HEER zei tegen Mozes: 2 Maak van gedreven zilver twee trompetten om de gemeenschap bijeen te roepen en om het sein tot opbreken van het legerkamp te geven. 3 Wordt er op beide trompetten geblazen, dan moet de hele gemeenschap zich bij je verzamelen, bij de ingang van de ontmoetingstent. 4 Als op een ervan geblazen wordt, verzamelen de leiders van Israël, de aanvoerders van de legereenheden, zich bij je. 5 Wordt er een luid signaal geblazen, dan breken de afdelingen op die aan de oostkant gelegerd zijn; 6 op een tweede luid signaal breken de afdelingen op die aan de zuidkant gelegerd zijn. Telkens als het kamp moet worden opgebroken, moet er een luid signaal gegeven worden. 7 Voor het bijeenroepen van de gemeenschap gebeurt dat niet: dan wordt er geen luid signaal geblazen, maar een gewone trompetstoot gegeven. 8 Het blazen op de trompetten is de taak van Aärons nakomelingen, de priesters. Deze bepaling blijft voor altijd van kracht, voor alle komende generaties. 9 Als jullie in je eigen land door vijanden worden belaagd en ten strijde trekken, blaas dan een alarmsignaal om de HEER, jullie God, aan jullie te herinneren; dan zul je van je vijanden worden verlost. 10 Ook als jullie feestvieren, op de vaste feesten en bij nieuwemaan, en brandoffers en vredeoffers brengen, moet er op de trompetten geblazen worden om jullie in herinnering te brengen bij jullie God. Ik ben de HEER, jullie God.
De wolk
15 Op de dag waarop de tabernakel met de verbondstekst was opgebouwd, werd hij overdekt door een wolk. Die avond was de wolk als een lichtend vuur boven de tabernakel te zien, en dat bleef zo tot de volgende morgen. 16 Zo was het voortdurend: de wolk overdekte de tabernakel en was s nachts te zien als een vuur. 17 Telkens als de wolk zich van de tent verhief trokken de Israëlieten verder, en op de plaats waar de wolk stilhield sloegen ze hun kamp op. 18 Op bevel van de HEER trokken de Israëlieten verder, en op bevel van de HEER sloegen ze hun kamp op. Zolang de wolk op de tabernakel rustte, bleven ze op de plaats waar ze waren. 19 Bleef de wolk lange tijd boven de tabernakel hangen, dan braken de Israëlieten al die tijd niet op; ze hielden zich aan de aanwijzingen van de HEER. 20 Soms bleef de wolk maar een paar dagen boven de tabernakel hangen. Ook dan sloegen ze hun kamp op wanneer de HEER daartoe bevel gaf en trokken ze weer verder wanneer de HEER het beval. 21 Soms ook bleef de wolk alleen van de avond tot de morgen. Als hij zich dan s morgens verhief, trokken ze verder. Zodra de wolk zich verhief, of dat nu overdag gebeurde of s nachts, trokken ze verder. 22 Rustte de wolk langere tijd boven de tabernakel een paar dagen of een maand of nog langer dan bleven de Israëlieten al die tijd op de plaats waar ze waren; pas wanneer hij zich verhief trokken ze weer verder. 23 Op bevel van de HEER sloegen ze hun kamp op, en op bevel van de HEER trokken ze verder. Ze hielden zich aan de aanwijzingen van de HEER, die de HEER hun bij monde van Mozes gegeven had.
Pesachviering
Numeri 9
1 In de eerste maand van het tweede jaar na de uittocht uit Egypte richtte de HEER zich in de Sinaiwoestijn tot Mozes. Hij zei: 2 De Israëlieten moeten op de daarvoor vastgestelde tijd het pesachoffer bereiden. 3 Dat moet gebeuren op de veertiende dag van deze maand, in de avondschemer, op de vastgestelde tijd, met inachtneming van alle voorschriften en regels die ervoor gelden. 4 Mozes droeg de Israëlieten op het pesachoffer te bereiden, 5 en zo vierden ze op de veertiende dag van de eerste maand, in de avondschemer, in de Sinaiwoestijn het pesachfeest; ze vierden het precies zoals de HEER het Mozes geboden had.
6 Nu waren sommigen onrein doordat ze met een lijk in aanraking waren geweest, zodat ze die dag geen Pesach konden vieren. Ze wendden zich nog dezelfde dag tot Mozes en Aäron. 7 Wij zijn onrein doordat we met een dode in aanraking zijn geweest, zeiden ze. Moet dat echt een beletsel zijn om samen met de andere Israëlieten op de vastgestelde tijd ons offer aan de HEER te brengen? 8 Wacht hier, antwoordde Mozes, dan ga ik vragen wat de HEER van u verlangt. 9 Toen zei de HEER tegen Mozes: 10 Zeg tegen de Israëlieten: Wanneer iemand van u of van uw nakomelingen onrein is doordat hij met een lijk in aanraking is geweest of wanneer iemand een verre reis maakt, en hij wil toch ter ere van de HEER het pesachoffer bereiden, 11 dan moet hij dat doen in de tweede maand, op de veertiende dag, in de avondschemer. Hij moet er ongedesemd brood en bittere kruiden bij eten. 12 Er mag van het offerdier niets overblijven tot de volgende morgen, en de botten mogen niet gebroken worden. Alle voorschriften voor het pesachfeest moeten nauwkeurig in acht genomen worden. 13 Maar wie rein is en niet op reis en desondanks nalaat het pesachoffer te bereiden, moet uit de gemeenschap gestoten worden omdat hij de HEER niet op de vastgestelde tijd zijn offer heeft gebracht. Zo iemand moet de gevolgen van zijn zonde dragen. 14 Wil een vreemdeling die bij u woont ter ere van de HEER een pesachoffer bereiden, dan moet hij dat doen met inachtneming van de voorschriften en regels die voor Pesach gelden. Voor vreemdelingen en voor geboren Israëlieten geldt een en dezelfde wet.
22-05-2008
Wijding van de Levieten
5 De HEER zei tegen Mozes: 6 Zonder de Levieten van de overige Israëlieten af en reinig hen. 7 Je moet hen besprenkelen met reinigingswater, en vervolgens moeten ze hun hele lichaam scheren en hun kleren wassen. Daarna zijn ze rein. 8 Dan moeten ze een jonge stier brengen met het bijbehorende graanoffer van tarwebloem vermengd met olijfolie. Laat zelf een tweede jonge stier brengen voor een reinigingsoffer. 9 Draag de Levieten op om naar de ruimte voor de ontmoetingstent te gaan en roep de voltallige gemeenschap van Israël bijeen. 10 Wanneer je de Levieten zo voor de HEER hebt gebracht, moeten de Israëlieten hun de hand opleggen 11 en moet Aäron hen namens de Israëlieten als offergave aan de HEER aanbieden; zij zijn bestemd voor de dienst van de HEER. 12 Laat de Levieten hun hand op de kop van de jonge stieren leggen, en draag daarna de ene stier als reinigingsoffer en de andere als brandoffer aan de HEER op om verzoening voor de Levieten te bewerken. 13 Stel de Levieten ter beschikking van Aäron en zijn zonen en bied hen als offergave aan de HEER aan. 14 Zo zonder je hen van de overige Israëlieten af en worden ze mijn eigendom. 15 Nadat je de Levieten gereinigd hebt en hen als offergave hebt aangeboden, mogen ze bij de ontmoetingstent dienstdoen. 16 Ze zijn bestemd om volledig aan mij te worden afgestaan. Ik heb hen voor mijzelf uitgekozen in de plaats van alle eerstgeborenen onder de Israëlieten, allen die als eerste de moederschoot verlaten. 17 Alle eerstgeborenen van Israël, zowel van de mensen als van de dieren, behoren mij immers toe: op de dag dat ik de eerstgeborenen in Egypte doodde, heb ik hen voor mijzelf bestemd, 18 en in de plaats van de eerstgeboren Israëlieten heb ik de Levieten uitgekozen. 19 Ik heb hen volledig ter beschikking van Aäron en zijn zonen gesteld. De Levieten moeten als vertegenwoordigers van de Israëlieten werkzaamheden bij de ontmoetingstent verrichten en verzoening voor de Israëlieten bewerken. Zo voorkomen zij dat de Israëlieten, wanneer iemand te dicht bij het heiligdom komt, door een plaag getroffen worden.
20 Mozes en Aäron en heel Israël voerden alles uit wat de HEER Mozes met betrekking tot de Levieten had opgedragen. 21 De Levieten reinigden zich en wasten hun kleren, en Aäron bood hen als offergave aan de HEER aan en voltrok de verzoeningsrite aan hen. Zo reinigde hij hen. 22 Daarna konden de Levieten hun werkzaamheden bij de ontmoetingstent verrichten, onder toezicht van Aäron en zijn zonen. Alles wat de HEER Mozes met betrekking tot de Levieten had opgedragen, werd uitgevoerd.
23 De HEER zei tegen Mozes: 24 Voor de Levieten geldt dit voorschrift: iedereen van vijfentwintig jaar of ouder moet werkzaamheden bij de ontmoetingstent verrichten. 25 Wie vijftig jaar is, is van die verplichting ontslagen en hoeft niet langer dienst te doen. 26 Wel mag hij zijn verwanten nog behulpzaam zijn bij het verrichten van hun werk bij de ontmoetingstent. Zo moet je het werk van de Levieten regelen.
De lampenstandaard
Numeri 8
1 De HEER zei tegen Mozes: 2 Zeg tegen Aäron dat hij de lampen zo op de standaard zet dat het licht van alle zeven lampen naar voren valt. 3 Aäron deed dit; hij zette de lampen zo op de standaard dat het licht naar voren viel, zoals de HEER Mozes had opgedragen. 4 De hele lampenstandaard, van de voet tot aan de bloemversiering bovenaan, was uit één stuk goud gedreven. Hij was gemaakt volgens het voorbeeld dat de HEER aan Mozes had laten zien.
De priesterzegen
22 De HEER zei tegen Mozes: 23 Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat zij de Israëlieten met deze woorden moeten zegenen:
24 Moge de HEER u zegenen en u beschermen,
25 moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn,
26 moge de HEER u zijn gelaat toewenden en u vrede geven.
27 Als zij mijn naam over het volk uitspreken, zal ik de Israëlieten zegenen.
Voorschriften voor nazireeërs
Numeri 6
1 De HEER zei tegen Mozes: 2 Zeg tegen de Israëlieten: Wanneer een man of vrouw een bijzondere gelofte aflegt om zich als nazireeër aan de HEER te wijden, 3 moet zo iemand zich onthouden van wijn en andere drank. Hij mag ook geen verzuurde wijn drinken, geen andere verzuurde drank en geen druivensap, en hij mag geen verse of gedroogde druiven eten. 4 Zolang zijn nazireeërschap duurt, mag hij niets eten dat van de wijnstok afkomstig is, zelfs niet iets dat van de pitten en velletjes gemaakt wordt. 5 Ook mag, zolang zijn nazireeërgelofte geldt, zijn hoofd niet door een scheermes worden aangeraakt; gedurende de hele periode dat hij aan de HEER gewijd is, is hij heilig en moet hij zijn hoofdhaar laten groeien. 6 En zolang hij aan de HEER gewijd is, mag hij niet in de buurt van een dode komen. 7 Zelfs als zijn vader of moeder of zijn broer of zuster sterft, mag hij zich niet verontreinigen door bij hen te komen, want op zijn hoofd draagt hij het teken dat hij aan God gewijd is. 8 Zolang zijn nazireeërschap duurt, is hij aan de HEER gewijd. 9 Maar wanneer zijn hoofdhaar verontreinigd wordt doordat er geheel onverwachts in zijn nabijheid iemand sterft, moet hij zich op de zevende dag reinigen door zijn hoofdhaar af te scheren. 10 Op de achtste dag moet hij de priester, bij de ingang van de ontmoetingstent, twee tortelduiven of twee jonge gewone duiven brengen. 11 De priester moet dan de ene duif als reinigingsoffer opdragen en de andere als brandoffer en zo verzoening voor hem bewerken, omdat hij schuld op zich heeft geladen door in de nabijheid van de dode te komen. Diezelfde dag moet hij zijn hoofd weer heiligen, 12 zich opnieuw voor eenzelfde tijdsduur als nazireeër aan de HEER wijden, en een eenjarige ram als hersteloffer aanbieden. De vorige periode telt niet meer, vanwege de ontwijding van zijn nazireeërschap.
13 Wanneer de periode van het nazireeërschap voorbij is, gelden de volgende voorschriften: De nazireeër moet naar de ingang van de ontmoetingstent gebracht worden, 14 en daar moet hij de HEER een offergave aanbieden: een eenjarige ram zonder enig gebrek als brandoffer, een eenjarige ooi zonder enig gebrek als reinigingsoffer en een volwassen ram zonder enig gebrek als vredeoffer, 15 verder een mand met ongedesemd tarwebrood, dikke broden, met olijfolie bereid, en dunne ongedesemde broden, met olijfolie bestreken, en de bijbehorende graan- en wijnoffers. 16 De priester biedt dit aan de HEER aan en draagt het reinigingsoffer en het brandoffer voor de nazireeër op. 17 De volwassen ram bereidt hij als vredeoffer ter ere van de HEER en hij biedt daarbij de mand met ongedesemd brood en het bijbehorende graanoffer en wijnoffer aan. 18 De nazireeër scheert voor de ingang van de ontmoetingstent zijn hoofdhaar af, het teken van zijn nazireeërschap, en gooit dat in het vuur onder het vredeoffer. 19 Nadat de nazireeër zijn haar afgeschoren heeft, neemt de priester een gekookt schouderstuk van de ram en een dik en een dun ongedesemd brood uit de mand, en legt dit alles op de handpalmen van de nazireeër. 20 De priester biedt het de HEER als offergave aan. Het is heilig en bestemd voor de priester, evenals het borststuk en de rechterachterbout. Daarna mag de nazireeër weer wijn drinken.
21 Dit zijn de voorschriften voor de nazireeër, die op grond van zijn wijding de HEER een offergave verschuldigd is. Volgens de voorschriften met betrekking tot het nazireeërschap moet hij de belofte die hij gedaan heeft nauwkeurig nakomen. Als hij het zich veroorloven kan, mag hij nog meer geven.
Voorschriften bij onreinheid en ontrouw
Numeri 5
1 De HEER zei tegen Mozes: 2 Geef de Israëlieten opdracht om iedereen die aan huidvraat lijdt of onrein vocht verliest en iedereen die onrein is doordat hij met een lijk in aanraking is geweest, het kamp uit te sturen. 3 Dit geldt voor zowel mannen als vrouwen. Stuur hen weg, want anders verontreinigen ze het kamp, waarin ik te midden van het volk woon. 4 De Israëlieten deden wat de HEER tegen Mozes gezegd had en stuurden hen het kamp uit.
5 De HEER zei tegen Mozes: 6 Zeg tegen de Israëlieten: Wanneer een man of vrouw een ander iets misdaan heeft en daarmee ontrouw is geworden aan de HEER en schuld op zich geladen heeft, 7 moet zo iemand openlijk uitspreken wat hij heeft misdaan en een volledige schadevergoeding, vermeerderd met een vijfde, betalen aan degene die hij heeft benadeeld. 8 Is er niemand aan wie de schuld vergoed kan worden, dan valt het verschuldigde toe aan de HEER en komt het de priester ten goede, net als de ram waarmee hij de verzoeningsrite voor de schuldige voltrekt. 9 Ook krijgt de priester van de heilige gaven van de Israëlieten het deel dat ze aan hem afstaan. 10 De heilige gaven blijven het eigendom van wie ze aanbiedt, maar geeft iemand er iets van aan de priester, dan is dat voor hem.
11 De HEER zei tegen Mozes: 12 Zeg tegen de Israëlieten: Stel dat iemands vrouw hem ontrouw is geweest door overspel te plegen, 13 dat een ander gemeenschap met haar heeft gehad; haar man weet er niet van, het is niet aan het licht gekomen dat ze zich verontreinigd heeft, omdat ze niet betrapt is en door niemand is aangeklaagd. 14 Wanneer zon man zijn vrouw, die zich verontreinigd heeft, in een vlaag van jaloezie wantrouwt, of wanneer iemand uit jaloezie zijn vrouw wantrouwt zonder dat ze zich verontreinigd heeft, 15 dan moet die man met zijn vrouw naar de priester gaan en als offergave voor haar een tiende efa gerstemeel meenemen. Hij mag er geen olijfolie over gieten en er geen wierook op leggen, want het is een graanoffer dat uit jaloezie voortkomt, een graanoffer dat een zonde in herinnering brengt. 16 De priester laat de vrouw naar voren komen en brengt haar voor de HEER. 17 Hij vult een kom met heilig water en vermengt dat met stof dat op de vloer van de tabernakel ligt. 18 Nadat de priester de vrouw voor de HEER heeft gebracht, maakt hij haar hoofdhaar los en legt hij het herinneringsoffer, het graanoffer van de jaloezie, op haar handpalmen. Zelf heeft hij het bittere, vloekbrengende water in zijn hand. 19 Dan spreekt de priester deze bezwering over de vrouw uit: Als niemand anders dan uw eigen man gemeenschap met u heeft gehad, als u zich als gehuwde vrouw niet verontreinigd hebt door overspel te plegen, dan zal dit bittere, vloekbrengende water u niet deren. 20 Maar als u zich als gehuwde vrouw verontreinigd hebt door overspel te plegen, als een ander dan uw eigen man gemeenschap met u heeft gehad, dan 21 zo spreekt de priester de bezwering en vervloeking over de vrouw uit zal de HEER maken dat uw naam genoemd wordt in de vervloekingen die er bij uw volk worden uitgesproken: hij zal uw schoot laten verschrompelen en uw buik laten opzwellen. 22 Wanneer dit vloekbrengende water in uw ingewanden komt, zwelt uw buik op en verschrompelt uw schoot. De vrouw zegt hierop: Amen, amen. 23 Dan schrijft de priester deze vervloeking op een blad en lost hij het geschrevene op in het bittere water. 24 Dat bittere, vloekbrengende water moet hij de vrouw te drinken geven, zodat het in haar lichaam komt en zijn bittere uitwerking heeft. 25 De priester neemt het graanoffer van de jaloezie van haar handen, biedt het de HEER als offergave aan en brengt het naar het altaar. 26 Hij neemt er een handvol van af en verbrandt dat als teken van de hele offergave op het altaar. Vervolgens geeft hij de vrouw het water te drinken. 27 Als ze zich verontreinigd heeft en ontrouw is geweest aan haar man, zal het vloekbrengende water dat hij haar te drinken geeft in haar lichaam zijn bittere uitwerking hebben. Haar buik zal opzwellen en haar schoot verschrompelen, en de naam van die vrouw zal bij haar volk genoemd worden wanneer men iemand vervloekt. 28 Maar als de vrouw zich niet verontreinigd heeft, als ze rein is, blijft ze ongedeerd en kan ze nog zwanger worden.
29 Dit is het voorschrift voor gevallen van jaloezie, als een gehuwde vrouw zich verontreinigt door overspel te plegen, 30 of als een man zijn vrouw in een vlaag van jaloezie wantrouwt. De man moet de vrouw voor de HEER brengen en de priester moet dit voorschrift nauwgezet volgen. 31 De man gaat vrijuit, de vrouw moet boeten voor wat ze misdaan heeft.
Legering van de Israëlieten
Numeri 2
1 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 2 Wanneer de Israëlieten hun tenten opslaan, moeten ze dat doen rond de ontmoetingstent, op enige afstand ervan, ieder bij zijn eigen vaandel en bij de herkenningstekens van zijn familie.
3 Aan de oostkant, waar de zon opkomt, moeten de afdelingen van Juda zich bij hun vaandel legeren. Aanvoerder van de Judeeërs is Nachson, de zoon van Amminadab. 4 Zijn leger is volgens de telling 74.600 man sterk. 5 Aan dezelfde kant slaat de stam Issachar zijn tenten op. Hun aanvoerder is Netanel, de zoon van Suar. 6 Zijn leger telt 54.400 man. 7 Ook de stam Zebulon komt daar. Hun aanvoerder is Eliab, de zoon van Chelon. 8 Zijn leger telt 57.400 man. 9 In totaal tellen de legerafdelingen van Juda 186.400 man. Zij moeten steeds het eerst opbreken.
10 Aan de zuidkant moeten de afdelingen van Ruben zich bij hun vaandel legeren. Aanvoerder van de Rubenieten is Elisur, de zoon van Sedeür. 11 Zijn leger is volgens de telling 46.500 man sterk. 12 Aan dezelfde kant slaat de stam Simeon zijn tenten op. Hun aanvoerder is Selumiël, de zoon van Surisaddai. 13 Zijn leger telt 59.300 man. 14 Ook de stam Gad komt daar. Hun aanvoerder is Eljasaf, de zoon van Deüel.15 Zijn leger telt 45.650 man. 16 In totaal tellen de legerafdelingen van Ruben 151.450 man. Zij breken als tweede op.
17 Het leger van de Levieten, met de ontmoetingstent, bevindt zich midden tussen de andere legerafdelingen wanneer het kamp wordt opgebroken. Zoals de Israëlieten gelegerd zijn, zo moeten ze ook verder trekken, ieder op de voor hem bepaalde plaats, bij zijn eigen vaandel.
18 Aan de westkant moeten de afdelingen van Efraïm zich bij hun vaandel legeren. Aanvoerder van de Efraïmieten is Elisama, de zoon van Ammihud. 19 Zijn leger is volgens de telling 40.500 man sterk. 20 Aan dezelfde kant komt de stam Manasse. Hun aanvoerder is Gamliël, de zoon van Pedasur. 21 Zijn leger telt 32.200 man. 22 Ook de stam Benjamin komt daar. Hun aanvoerder is Abidan, de zoon van Gidoni. 23 Zijn leger telt 35.400 man. 24 In totaal tellen de legerafdelingen van Efraïm 108.100 man. Zij breken als derde op.
25 Aan de noordkant moeten de afdelingen van Dan zich bij hun vaandel legeren. Aanvoerder van de Danieten is Achiëzer, de zoon van Ammisaddai. 26 Zijn leger is volgens de telling 62.700 man sterk. 27 Aan dezelfde kant slaat de stam Aser zijn tenten op. Hun aanvoerder is Pagiël, de zoon van Ochran. 28 Zijn leger telt 41.500 man. 29 Ook de stam Naftali komt daar. Hun aanvoerder is Achira, de zoon van Enan. 30 Zijn leger telt 53.400 man. 31 In totaal tellen de legerafdelingen van Dan 157.600 man. Zij breken het laatst op, elke afdeling bij zijn eigen vaandel.
32 Het aantal Israëlieten dat ingeschreven was, geordend naar families, bedroeg voor het hele leger, voor alle afdelingen bij elkaar, 603.550. 33 De Levieten waren niet met de andere Israëlieten meegeteld; zo had de HEER het Mozes opgedragen.
34 De Israëlieten deden alles wat de HEER Mozes had opgedragen: allen legerden zich bij hun eigen vaandel, en zo trokken ze ook weer verder, ingedeeld naar geslacht en familie.
Telling van de Israëlieten
Numeri 1
1 Op de eerste dag van de tweede maand, in het tweede jaar na het vertrek van de Israëlieten uit Egypte, richtte de HEER zich in de Sinaiwoestijn tot Mozes. Hij sprak tegen hem in de ontmoetingstent en zei: 2-3 Houd onder heel Israël een telling van alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder. Tel hen hoofdelijk en schrijf hen met naam en toenaam in, geordend naar geslacht en familie en ingedeeld naar de legerafdelingen waartoe ze behoren. Doe dit samen met Aäron. [23] 3 4 Uit elke stam moet iemand die aan het hoofd van een familie staat jullie daarbij behulpzaam zijn. 5 Dit zijn degenen die jullie zullen helpen: uit de stam Ruben Elisur, de zoon van Sedeür; 6 uit Simeon Selumiël, de zoon van Surisaddai; 7 uit Juda Nachson, de zoon van Amminadab; 8 uit Issachar Netanel, de zoon van Suar; 9 uit Zebulon Eliab, de zoon van Chelon; 10 wat de nakomelingen van Jozef betreft: uit Efraïm Elisama, de zoon van Ammihud, en uit Manasse Gamliël, de zoon van Pedasur; 11 uit Benjamin Abidan, de zoon van Gidoni; 12 uit Dan Achiëzer, de zoon van Ammisaddai; 13 uit Aser Pagiël, de zoon van Ochran; 14 uit Gad Eljasaf, de zoon van Deüel; 15 uit Naftali Achira, de zoon van Enan. 16 Dit zijn de Israëlieten die het meeste aanzien genieten; ieder van hen komt aan het hoofd van een stam te staan en krijgt het bevel over de legereenheden van die stam.
17 Mozes en Aäron riepen de mannen die hun genoemd waren bij zich, 18 en nog diezelfde dag, de eerste dag van de tweede maand, lieten ze de voltallige gemeenschap bijeenkomen. Alle mannen van twintig jaar en ouder werden met naam en toenaam geregistreerd, geordend naar geslacht en familie, 19 zoals de HEER het Mozes had opgedragen. Hij stelde in de Sinaiwoestijn de volgende aantallen vast:
20 Afstammelingen van Ruben, Israëls eerstgeborene, alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder, hoofdelijk geteld en met naam en toenaam geregistreerd, geordend naar geslacht en familie 21 aantal ingeschrevenen voor de stam Ruben: 46.500.
22 Afstammelingen van Simeon, alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder, hoofdelijk geteld en met naam en toenaam geregistreerd, geordend naar geslacht en familie 23 aantal ingeschrevenen voor de stam Simeon: 59.300.
24 Afstammelingen van Gad, alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder, met naam en toenaam, geordend naar geslacht en familie 25 aantal ingeschrevenen voor de stam Gad: 45.650.
26 Afstammelingen van Juda, alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder, met naam en toenaam, geordend naar geslacht en familie 27 aantal ingeschrevenen voor de stam Juda: 74.600.
28 Afstammelingen van Issachar, alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder, met naam en toenaam, geordend naar geslacht en familie 29 aantal ingeschrevenen voor de stam Issachar: 54.400.
30 Afstammelingen van Zebulon, alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder, met naam en toenaam, geordend naar geslacht en familie 31 aantal ingeschrevenen voor de stam Zebulon: 57.400.
32 Nakomelingen van Jozef: afstammelingen van Efraïm, alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder, met naam en toenaam, geordend naar geslacht en familie 33 aantal ingeschrevenen voor de stam Efraïm: 40.500; 34 afstammelingen van Manasse, alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder, met naam en toenaam, geordend naar geslacht en familie 35 aantal ingeschrevenen voor de stam Manasse: 32.200.
36 Afstammelingen van Benjamin, alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder, met naam en toenaam, geordend naar geslacht en familie 37 aantal ingeschrevenen voor de stam Benjamin: 35.400.
38 Afstammelingen van Dan, alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder, met naam en toenaam, geordend naar geslacht en familie 39 aantal ingeschrevenen voor de stam Dan: 62.700.
40 Afstammelingen van Aser, alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder, met naam en toenaam, geordend naar geslacht en familie 41 aantal ingeschrevenen voor de stam Aser: 41.500.
42 Afstammelingen van Naftali, alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder, met naam en toenaam, geordend naar geslacht en familie 43 aantal ingeschrevenen voor de stam Naftali: 53.400.
44 Dit waren de aantallen die Mozes noteerde, samen met Aäron en de twaalf leiders van de Israëlieten, die elk aan het hoofd van een familie stonden. 45 Het aantal weerbare Israëlieten van twintig jaar en ouder dat ingeschreven werd, geordend naar families, 46 bedroeg in totaal 603.550.
47 Degenen die tot de stam Levi behoorden werden niet ingeschreven. 48 De HEER had namelijk tegen Mozes gezegd: 49 De stam Levi mag je niet inschrijven, je mag hen niet met de andere Israëlieten meetellen. 50 Stel de Levieten aan over de tabernakel, waarin de verbondstekst bewaard wordt, en over alle bijbehorende voorwerpen. Zij moeten de tabernakel en alles wat erbij hoort dragen, ze zijn voor de tabernakel verantwoordelijk en moeten hun tenten eromheen opslaan. 51 Wanneer de tabernakel verplaatst moet worden, dienen de Levieten hem af te breken, en wanneer hij wordt neergezet, is het hun taak hem weer op te bouwen. Iedere onbevoegde die te dicht bij het heiligdom komt zal gedood worden. 52 Wanneer de Israëlieten hun kamp opslaan, ieder bij zijn eigen afdeling en bij zijn eigen vaandel, 53 moeten de Levieten hun tenten opslaan rond de tabernakel met de verbondstekst, om te voorkomen dat het volk door mijn toorn getroffen wordt. De Levieten moeten zorg dragen voor de tabernakel.
54 De Israëlieten deden alles wat de HEER Mozes had opgedragen.
27-09-2005
De inwijdingsgeschenken
Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt. Het is gewoon zoals je het zélf wenst. Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed. Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.
Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat. Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard.
Telling van de Levieten; hun taken
Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig. Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.
Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.
Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".
Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen. In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.