Foto
Welkom op dit bijbel lees blog. Dat de Here u mag zegenen, veel leesplezier in Zijn woord.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Zoeken in blog

Foto
Foto
Inhoud blog
  • Jobs antwoord aan God en zijn verdere lot
  • Gods antwoord aan Job
  • Elihu’s betoog
  • Slot van Jobs betoog
  • Over de wijsheid
  • Jobs antwoord op Bildads derde betoog
  • Bildads derde betoog
  • Jobs antwoord op Elifaz derde betoog
  • Elifaz derde betoog
  • Jobs antwoord op Sofars tweede betoog
  • Sofars tweede betoog
  • Jobs antwoord op Bildads tweede betoog
  • Bildads tweede betoog
  • Jobs antwoord op Elifaz tweede betoog
  • Elifaz tweede betoog
  • Sofars eerste betoog
  • Jobs antwoord op Bildads eerste betoog
  • Bildads eerste betoog
  • Elifaz eerste betoog
  • Jobs klacht
  • Jobs beproeving
  • Jobs antwoord op Sofars eerste betoog
  • Jobs antwoord op Elifaz eerste betoog
    De Bijbel online lezen.
    Job
    Het boek Job ontleent zijn naam aan de hoofdpersoon, Job. Mogelijk gaat deze naam terug op een oude overlevering die in Ezechiël 14:14 en 20 als bekend wordt verondersteld. Historisch is er niets over Job bekend; het verhaal zegt alleen dat hij in het land Us woonde. In de Hebreeuwse bijbel behoort het boek Job tot de Ketoeviem, de Geschriften. In veel bijbeluitgaven wordt het met onder andere Psalmen en Hooglied tot de poëtische boeken gerekend. Het is moeilijk vast te stellen wanneer en door wie het boek is geschreven. Op grond van de thematiek en het taalgebruik zou het boek zijn huidige vorm hebben gekregen tussen de vijfde en de tweede eeuw v.Chr.
    31-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jobs antwoord op Bildads eerste betoog
    Job 9

    H
    ierop antwoordde Job:
    ‘Zeker, ik weet dat het zo is,
    hoe kan een mens in zijn recht staan tegenover God?
    Als je met hem een rechtsgeding wilt aangaan,
    heb je niet één op de duizend maal een weerwoord.
    Hoe wijs van hart, hoe sterk een mens ook is,
    God kan hij nimmer straffeloos trotseren.
    Hij verplaatst bergen, voor men het merkt;
    in zijn woede stoot hij ze omver.
    De aarde schudt hij van haar plaats,
    zodat haar zuilen wankelen.
    De zon houdt op te schijnen als hij het beveelt,
    en hij sluit de sterren weg, verzegeld.
    Hij spant het hemelgewelf, hij alleen,
    en wandelt op de hoog oprijzende zee.
    De Grote Beer heeft hij gemaakt, en Orion,
    de Plejaden en de sterren van het zuiden.
    10 Hij doet grote, ondoorgrondelijke dingen,
    ontelbaar zijn de wonderen die hij verricht.
    11 Hij gaat mij voorbij en ik zie hem niet,
    hij glipt langs mij heen en ik merk het niet.
    12 Als hij iets wegrukt, wie weerhoudt hem dan?
    Wie zal hem zeggen: “Wat doet u?”
    13 God houdt zijn woede niet in toom;
    zelfs Rahabs helpers moeten voor hem buigen.
    14 Hoe kan ik mijn stem dan laten horen,
    hoe kan ik dan de juiste woorden vinden?
    15 Al sta ik in mijn recht, een weerwoord heb ik niet,
    ik kan slechts mijn rechter om genade smeken.
    16 Als ik hem zou roepen en hij antwoordde,
    zou ik niet geloven dat hij naar me luisterde.
    17 Hij teistert mij als een stormwind,
    zonder reden brengt hij mij steeds nieuwe wonden toe.
    18 Hij laat me nooit op adem komen,
    hij vervult mij met een diepe bitterheid.
    19 Gaat het om kracht, dan is hij de sterkste,
    gaat het om recht, dan zegt hij: “Wie daagt mij voor de rechter?”
    20 Ook al heb ik geen schuld,
    mijn eigen mond zal me veroordelen.
    Ook al ben ik onschuldig,
    hij zal mij schuldig verklaren.
    21 Ik ben rechtschapen – maar mijn leven telt niet meer,
    ik veracht mijn bestaan.
    22 Hij maakt geen onderscheid, en daarom zeg ik:
    “Onschuldige of goddeloze, beiden vernietigt hij.”
    23 Als plotseling een ramp verderf zaait,
    spot hij met de wanhoop van onschuldigen.
    24 De aarde wordt gegeven aan de goddelozen,
    het gezicht van haar rechters wordt bedekt.
    Als niet hij dit doet, wie dan?

    25 Mijn dagen gaan sneller dan een ijlbode;
    ze vliegen voorbij zonder enige vreugde.
    26 Ze spoeden langs als rieten boten,
    als een adelaar die wegschiet naar zijn prooi.
    27 Als ik zeg: “Laat ik mijn geklaag nu staken
    en een vrolijker gezicht zetten,”
    28 dan blijft mijn pijn me angst aanjagen
    en weet ik: nooit verklaart u mij onschuldig.
    29 Ik zal veroordeeld worden;
    waarom zou ik nog vruchteloos verder zwoegen?
    30 Al zou ik me wassen met sneeuw
    en mijn handen reinigen met loog,
    31 u zou mij in een put gooien;
    zelfs mijn kleren zouden van me walgen.
    32 Hij is geen mens, zoals ik,
    anders zou ik hem kunnen antwoorden,
    als we samen voor de rechter stonden.
    33 Was er maar iemand die tussen ons rechtsprak,
    die over ons beiden zijn gezag kon laten gelden.
    34 Dan zou zijn hand mij niet meer straffen
    en zijn verschrikking mij niet meer overweldigen.
    35 Dan zou ik spreken zonder hem te vrezen –
    maar nee, dat is mij niet vergund.

    Job 10

    Vervuld van afschuw voor het leven
    laat ik mijn klacht de vrije loop
    en zal ik spreken uit het bitterst van mijn ziel.
    Tegen God zal ik zeggen: “Veroordeel mij niet,
    laat me weten waarom u mij bestrijdt.
    Doet het u goed mij te verdrukken,
    te verachten wat uw handen hebben voortgebracht
    en de plannen van de goddelozen te begunstigen?
    Hebt u de ogen van een mens,
    ziet u zoals mensenogen zien?
    Zijn uw dagen als de dagen van een sterveling,
    uw jaren als de levensdagen van een mens?
    Zoals u naar mijn fouten speurt,
    zoals u probeert te ontdekken wat ik heb misdaan!
    U weet dat ik niet schuldig ben,
    maar niets kan mij uit uw macht bevrijden.

    Uw handen hebben me gevormd en gemaakt,
    geheel en al – en nu wilt u mij verdelgen?
    Bedenk toch dat u mij uit leem gevormd hebt,
    wilt u mij tot stof doen terugkeren?
    10 Hebt u mij niet als melk uitgegoten
    en als kaas doen stremmen?
    11 Met vlees en huid ben ik door u bekleed,
    met botten en pezen hebt u mij samengeweven.
    12 U schonk mij het leven en de liefde,
    uw zorg heeft mij bewaard.
    13 Maar dit houdt u in uw hart verborgen,
    ik weet wat u met mij voorhebt:
    14 wanneer ik zondig, dan merkt u het op,
    nooit laat u mij vrijuit gaan.
    15 Als ik schuldig ben – wee mij!
    Maar zelfs onschuldig kan ik mijn hoofd niet oprichten,
    verdwaasd van schande, dronken van ellende als ik ben.
    16 Als ik het opricht, zult u mij bespringen als een leeuw
    en u nogmaals oppermachtig tonen.
    17 Steeds weer roept u nieuwe getuigen op,
    steeds erger wordt uw boosheid jegens mij,
    vijand na vijand overvalt me.
    18 Waarom hebt u mij ter wereld laten komen?
    Waarom ben ik niet gestikt, voor iemand mij had gezien?
    19 Dan was het of ik nooit had geleefd,
    ik was uit de moederschoot zo naar het graf gebracht.
    20 Mij resten weinig dagen, laat dit ophouden.
    Keer u af van mij, zodat ik nog wat vreugde heb,
    21 voor ik vertrek, voorgoed,
    naar het land van diepe donkerte,
    22 het land van het donkerste duister,
    van de diepzwarte chaos,
    van het nachtzwarte licht.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bildads eerste betoog
    Job 8

    T
    oen nam Bildad uit Suach het woord:
    ‘Hoe lang blijf je deze dingen nog verkondigen?
    Al die woorden van je – ze zijn niets dan wind.
    Is God dan onrechtvaardig?
    Zou de Ontzagwekkende het recht verdraaien?
    Als je kinderen tegen hem gezondigd hebben,
    gingen zij te gronde aan wat zij zelf misdeden.
    Als jij je zelf tot God zult wenden
    en de Ontzagwekkende om genade smeekt,
    als je rein bent, en rechtschapen –
    dan zal hij het voor je opnemen
    en zal de gerechtigheid weer wonen in je huis.
    En al was je verleden onbeduidend,
    je toekomst zal des te grootser zijn.

    Ga bij eerdere geslachten te rade,
    bouw voort op de wijsheid van je voorouders.
    Wij zijn hier pas sinds gisteren en wij weten niets;
    ons leven op aarde is zo vluchtig als een schaduw.
    10 Zij zullen tot je spreken en je onderrichten,
    je laten delen in de kennis van hun hart:
    11 Kan papyrus gedijen buiten het moeras,
    komt riet tot wasdom zonder water?
    12 Nog in de knop, te vroeg voor de oogst,
    verdort het en droogt uit, eerder dan het oevergras.
    13 Dat is het lot van hem die God vergeet,
    de hoop van de trouweloze gaat teloor.
    14 Herfstdraad – daarop verlaat hij zich,
    een huis van spinrag is zijn toevlucht.
    15 Als hij er schuilt, houdt het geen stand,
    grijpt hij het vast, dan stort het in.
    16 Toch gedijt hij, bloeiend in de zon,
    zijn loten spreiden zich over de tuin.
    17 Zijn wortels woekeren rond de stenen,
    ze dringen zelfs door de rotsen heen.
    18 Maar dan wordt hij weggerukt
    en men verloochent hem: “Ik heb je nooit gezien.”
    19 Dit nu is de vreugde van zijn leven:
    in zijn plaats spruiten anderen uit de grond.
    20 Maar nooit zal God onschuldigen verachten,
    nooit zal hij hem die kwaad doet sterken.
    21 Eens zal hij je mond weer vullen met gelach,
    de vreugde van je lippen laten klateren.
    22 Hen die je haten zal hij met schande overladen,
    de huizen van de goddelozen worden weggevaagd.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Elifaz eerste betoog
    Job 4

    T
    oen nam Elifaz uit Teman het woord:
    ‘Kun je verdragen dat iemand het woord tot je richt?
    Maar wie zou nu kunnen zwijgen?
    Velen stond je bij met raad en daad
    en wie de moed ontzonk, heb je gesterkt.
    Je woorden richtten hem die struikelde weer op,
    aan knikkende knieën gaf je nieuwe kracht.
    Maar nu word jij beproefd, en je verliest de moed,
    nu treft jou het onheil, en je geeft het op.
    Vertrouw je niet op je ontzag voor God,
    geeft je onbesproken levenswandel je geen hoop?
    Ken jij onschuldigen die hij te gronde richtte?
    Werden rechtschapenen ooit in het ongeluk gestort?
    Ik heb gezien: wie onrecht ploegt,
    wie rampspoed zaait, zal het ook oogsten.
    Eén ademstoot van God, en ze komen om,
    één vlaag van zijn woede vaagt ze weg.
    10 De leeuw brult, de welp gromt,
    maar hun tanden worden uitgeslagen.
    11 De leeuw gaat zonder prooi te gronde,
    de jonge leeuwen zwerven hongerend rond.

    12 Een verholen stem drong tot mij door,
    mijn oor ving een fluisteren op,
    13 in de verontrustende visioenen van de nacht,
    die de mensen dompelt in een diepe slaap.
    14 Opeens werd ik door angst gegrepen,
    een siddering voer door mijn gebeente.
    15 Een adem streek langs mijn gezicht
    en de haren rezen mij te berge.
    16 Een verschijning doemde op,
    een gestalte voor mijn ogen.
    Stilte – en toen zei een zachte stem:
    17 “Kan een mens zich gedragen zoals God het wil,
    kan iemand zonder smet zijn voor zijn schepper?”
    18 Zelfs in zijn dienaren stelt God geen vertrouwen,
    ook bij zijn engelen bespeurt hij nog gebreken.
    19 Hoeveel te meer dan bij de mens, wonend in zijn huis van leem,
    met fundamenten in het stof.
    Hij is een mot: men drukt hem dood.
    20 Van de ochtend tot de avond afgepijnigd
    gaat hij onbemerkt ten onder, voor eeuwig weggevaagd.
    21 De koorden van zijn tent zijn losgerukt,
    hij sterft en heeft de wijsheid niet gekend.
     
    Job 5

    Roep dan, is er iemand die jou antwoordt?
    Tot wie in de hemel kun jij je wenden?
    Aan ergernis gaat de dwaas ten onder,
    van afgunst sterft de domme.
    Ik zag een dwaas die het voor de wind ging,
    maar plotseling was zijn huis vervloekt.
    Zijn kinderen vonden hulp noch bescherming,
    ze werden in de poort vertrapt en niemand schoot te hulp.
    Wat de dwaas oogst, eet de hongerige,
    zelfs tussen dorens haalt hij weg al wat hij kan,
    en de dorstige smacht naar zijn bezit.
    Nee, niet uit de aarde spruit het kwaad,
    niet uit de grond komt het ongeluk voort.
    De mens is voor het ongeluk geboren –
    zoals vonken uit het vuur omhoog spatten.
    Ik zou me in jouw plaats tot God wenden,
    aan God zou ik het oordeel overlaten.
    Hij doet grote, ondoorgrondelijke dingen,
    ontelbaar zijn de wonderen die hij verricht.
    10 Hij zendt de regen die op aarde valt,
    hij laat het water over de akkers vloeien.
    11 Onaanzienlijken brengt hij tot aanzien,
    treurenden geeft hij weer vertrouwen.
    12 Hij doorkruist de listen van de sluwen,
    wat zij ondernemen zal mislukken.
    13 De wijzen overtroeft hij in hun wijsheid,
    verraderlijke plannen lopen op niets uit.
    14 Overdag stuiten ze op duisternis,
    ze tasten in de middag rond alsof het nacht is.
    15 Maar de armen redt hij van de gesel van hun tong,
    hij redt hen uit de greep van de sterken.
    16 Er is hoop voor de weerlozen –
    het kwaad wordt de mond gesnoerd.

    17 Gelukkig de mens die door God wordt getuchtigd,
    wijs daarom de straf van de Ontzagwekkende niet af!
    18 Want hij verwondt en hij verbindt,
    hij slaat en zijn handen genezen.
    19 Zesmaal zal hij je redden in gevaar,
    ook de zevende maal zal je niets overkomen.
    20 In tijden van honger behoedt hij je voor de dood,
    in tijden van oorlog voor de macht van het zwaard.
    21 Voor de gesel van de tong ben je veilig,
    bij naderend geweld zul je niet bang zijn.
    22 Met honger en geweld kun je spotten,
    de wilde dieren van de aarde hoef je niet te vrezen.
    23 Je hebt een verbond met de stenen van het veld,
    met de dieren van het veld leef je in vrede.
    24 Je weet dat er vrede in je huis heerst,
    je kijkt uit over je weiden – niets ontbreekt je.
    25 Je weet dat je kroost talrijk zal zijn,
    dat je nageslacht de aarde als gras zal bedekken.
    26 Verzadigd van het leven zul je in het graf dalen,
    als een rijpe korenschoof die wordt binnengehaald.
    27 Dit hebben wij onderzocht, en zo is het;
    luister naar ons en neem het ter harte.’

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jobs klacht
    Job 3

    D
    aarna opende Job zijn mond en vervloekte de dag van zijn geboorte. Hij zei:
    ‘Laat de dag dat ik geboren ben vergaan,
    en ook de nacht die zei: “Een jongen is verwekt.”
    Laat die dag een dag van duisternis worden,
    laat God in de hemel er geen acht op slaan.
    Laat die dag niet baden in het licht.
    Laat het diepste donker hem omhullen,
    een dichte wolk hem bedekken
    en een zonsverduistering hem teisteren.
    Laat het donker die nacht wegnemen,
    zodat hij geen dag van het jaar vergezelt,
    en geen plaats vindt in de reeks van maanden.
    Laat die nacht onvruchtbaar worden –
    een nacht waarin geen vreugdekreet opklinkt.
    Laten zij die het licht wekken die dag vervloeken,
    zij die het wagen om Leviatan te verstoren.
    Zelfs de ochtendsterren zullen niet verschijnen,
    die dag verwacht vergeefs de komst van het licht
    en zal nooit de wimpers van het morgenrood zien.
    10 Hij opende de deuren van mijn moeders buik,
    hij hield het ongeluk niet voor mij verborgen.
    11 Waarom ben ik niet in haar schoot gestorven,
    niet gestikt toen ik ter wereld kwam!
    12 Hadden knieën mij maar niet ontvangen
    en borsten mij maar niet gezoogd!
    13 Dan zou ik nu geborgen in de aarde liggen,
    dan zou ik geen zorgen hebben, ik zou slapen,
    14 omringd door koningen en raadsheren,
    bouwers van paleizen, al vergaan tot puin,
    15 tussen machtigen die goud bezaten
    en die hun huis met zilver vulden.
    16 Was ik maar als een misgeboorte weggestopt,
    als een kind dat het licht nooit heeft gezien.
    17 In het dodenrijk worden de goddelozen stil,
    zij die uitgeput zijn, vinden daar hun rust.
    18 Gevangenen worden niet meer opgejaagd,
    de stem van de drijver horen ze niet meer.
    19 Daar zijn hoog en laag verzameld
    en is de slaaf vrij van zijn meester.
    20 Waarom geeft God het licht aan ongelukkigen,
    het leven aan verbitterden?
    21 Zij wachten op de dood die uitblijft,
    ze zoeken naar hem, meer dan naar schatten;
    22 hun vreugde kent geen grenzen,
    ze jubelen als ze hun graf gevonden hebben.
    23 Waarom geeft God het licht aan hem
    voor wie de weg verborgen blijft,
    wie hij de weg verspert?
    24 Ik heb geen ander voedsel dan verdriet,
    mijn klachten stromen in een vloed van tranen.
    25 Wat ik vreesde, komt nu over me,
    wat mij angst aanjoeg, heeft me getroffen.
    26 Ik vind geen vrede, vind geen kalmte,
    mijn rust is weg – onrust bevangt mij.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jobs beproeving
    Klik op de afbeelding om de link te volgen






    Job 1

    I
    n het land Us woonde een man die Job heette. Hij was rechtschapen en onberispelijk, hij had ontzag voor God en meed het kwaad. Job had zeven zonen en drie dochters. Hij bezat zevenduizend schapen en geiten, drieduizend kamelen, vijfhonderd span runderen, vijfhonderd ezelinnen en een groot aantal slaven en slavinnen. Hij was de aanzienlijkste man van het Oosten. Zijn zonen hadden de gewoonte om de beurt een feest te geven, ieder in zijn eigen huis, en nodigden dan hun drie zusters uit om bij hen te komen eten en drinken. Nadat elk van zijn zonen zo’n feest had gegeven, liet Job hen bij zich komen voor een reinigingsritueel. Hij stond dan ’s ochtends vroeg op om voor elk van hen een offer te brengen, want hij dacht bij zichzelf: Misschien hebben mijn kinderen wel gezondigd en God in hun hart vervloekt. Job deed dit telkens weer.
    Op een dag kwamen de hemelbewoners hun opwachting maken bij de HEER, en ook Satan bevond zich onder hen. De HEER vroeg aan Satan: ‘Waar kom je vandaan?’ Hij antwoordde: ‘Ik heb rondgezworven en rondgedoold op aarde.’ De HEER vroeg aan Satan: ‘Heb je ook op mijn dienaar Job gelet? Zoals hij is er niemand op aarde: hij is rechtschapen en onberispelijk, hij heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad.’ Satan antwoordde de HEER: ‘Zou Job werkelijk zonder reden zoveel ontzag voor God hebben? 10 U beschermt hem immers, evenals zijn gezin en alles wat hem toebehoort. U hebt het werk dat hij doet gezegend, zodat zijn bezit zich steeds meer uitbreidt. 11 Maar als u uw hand naar hem uitstrekt en aantast wat hem toebehoort, zal hij u ongetwijfeld in uw gezicht vervloeken.’ 12 Toen zei de HEER tegen Satan: ‘Goed, met alles wat van hem is mag je doen wat je wilt, maar raak Job zelf niet aan.’ Hierop vertrok Satan.
    13 Toen Jobs zonen en dochters op een dag weer in het huis van hun oudste broer zaten te eten en te drinken, 14 kwam er een boodschapper bij Job en zei: ‘De runderen trokken de ploeg en de ezelinnen liepen vlakbij in de wei te grazen, 15 maar plotseling werden we overvallen door de Sabeeërs, die het vee roofden en de knechten met hun zwaarden doodden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ 16 Nog voordat de boodschapper uitgesproken was, kwam er een volgende met het bericht: ‘Een verwoestende bliksem uit de hemel trof de schapen en geiten en de knechten, en het vuur verbrandde en verteerde allen. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ 17 En ook hij was nog niet uitgesproken, of er kwam een volgende met het bericht: ‘De Chaldeeën overvielen ons van drie kanten en roofden de kamelen, en ze doodden de knechten met hun zwaarden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ 18 Ook deze boodschapper was nog niet uitgesproken, of er kwam een volgende met het bericht: ‘Uw zonen en uw dochters zaten in het huis van hun oudste broer te eten en wijn te drinken. 19 Maar plotseling werd het huis getroffen door een hevige storm uit de woestijn, zodat de vier muren instortten, en uw kinderen onder het puin bedolven werden en de dood vonden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ 20 Toen stond Job op, hij scheurde zijn kleren, schoor zijn hoofd kaal en wierp zich neer in het stof. 21 En hij zei: ‘Naakt ben ik uit de schoot van mijn moeder gekomen en naakt zal ik in haar schoot terugkeren. De HEER heeft gegeven, de HEER heeft genomen, de naam van de HEER zij geprezen.’ 22 Ondanks alles zondigde Job niet en maakte hij God geen enkel verwijt.

    Job 2

    O
    p een dag kwamen de hemelbewoners hun opwachting maken bij de HEER, en ook Satan maakte bij hem zijn opwachting. De HEER vroeg aan Satan: ‘Waar kom je vandaan?’ Hij antwoordde: ‘Ik heb rondgezworven en rondgedoold op aarde.’ De HEER vroeg aan Satan: ‘Heb je ook op mijn dienaar Job gelet? Zoals hij is er niemand op aarde: hij is rechtschapen en onberispelijk, hij heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad. Ja, hij is nog even onberispelijk als altijd, en jij hebt mij ertoe aangezet hem zonder reden te gronde te richten.’ Hierop zei Satan: ‘Zijn leven is hem alles waard. Daarvoor geeft hij zijn hele bezit. Maar als u uw hand naar hem uitstrekt en zijn lichaam aantast, zal hij u ongetwijfeld in uw gezicht vervloeken.’ Toen zei de HEER tegen Satan: ‘Goed, doe met hem wat je wilt, maar spaar zijn leven.’ Hierop vertrok Satan en overdekte Job van voetzool tot kruin met kwaadaardige zweren. Job pakte een potscherf om zich te krabben, terwijl hij in het stof en het vuil zat. Zijn vrouw zei tegen hem: ‘Waarom blijf je zo onberispelijk? Vervloek God toch en sterf.’ 10 Maar Job zei tegen haar: ‘Je woorden zijn de woorden van een dwaas. Al het goede aanvaarden we van God, zouden we dan het kwade niet aanvaarden?’ Ondanks alles zondigde Job niet en sprak hij geen onvertogen woord.
    11 Drie vrienden van Job, Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Sofar uit Naäma, hoorden van de rampspoed die hem had getroffen, en ze besloten hem op te zoeken. Onderweg ontmoetten ze elkaar, en samen gingen ze naar hem toe om hun medeleven te tonen en hem te troosten. 12 Toen ze Job vanuit de verte zagen herkenden ze hem niet, en ze barstten uit in luid geweeklaag, ze scheurden hun kleren en wierpen stof omhoog over hun hoofd. 13 Zeven dagen en zeven nachten bleven ze naast hem op de grond zitten zonder iets tegen hem te zeggen, want ze zagen hoe vreselijk hij leed.

    27-09-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jobs antwoord op Sofars eerste betoog

    Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt.  Het is gewoon zoals je het zélf wenst.  Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed.  Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.

    Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat.  Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard. 


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jobs antwoord op Elifaz eerste betoog

    Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig.  Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.

    Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.

    Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".

    Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen.  In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.

    Nu is uw blog aangemaakt.  Maar wat nu???!

    Lees dit in het volgende bericht hieronder!




    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs