Foto
Welkom op dit bijbel lees blog. Dat de Here u mag zegenen, veel leesplezier in Zijn woord.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Zoeken in blog

Foto
Foto
Inhoud blog
  • De tabernakel opgebouwd en ingericht
  • Het werk aan de tabernakel voltooid
  • De priesterkleding
  • Berekening van het materiaal
  • Het maken van de tabernakel
  • Bijdragen van het volk; de vaklieden
  • De sabbatsrust
  • De nieuwe stenen platen
  • De stenen platen geschonken
  • Het gouden stierkalf
  • De sabbatsrust
  • De vaklieden
  • Het reukwerk
  • De zalfolie
  • Het wasbekken
  • De heffing bij de registratie
  • Het reukofferaltaar
  • De priesterwijding
  • De priesterkleding
  • De lampolie
  • De ruimte rond de tabernakel
  • Het brandofferaltaar
  • De tabernakel
  • De lampenstandaard
  • De tafel
  • De ark
  • Opdracht tot het maken van een heiligdom
  • De stenen platen beloofd
  • Verbondssluiting
  • Regels en wetten
  • Verschijning van de HEER op de Sinai; de tien geboden
  • Jetro geeft Mozes raad
  • Strijd tegen Amalek
  • Doortocht door de Rietzee
  • Pesachfeest en uittocht uit Egypte
  • Egypte getroffen door plagen
  • Mozes en Aäron voor de farao; de onderdrukking verzwaard
  • Mozes geroepen
  • De geboorte van Mozes; zijn vlucht naar Midjan
  • Israël in Egypte onderdrukt.
  • Israël in de woestijn op de proef gesteld
  • Mozes opnieuw geroepen
    De Bijbel online lezen.
    Exodus
    Het boek Exodus dankt zijn naam aan de Septuaginta, de oudste Griekse bijbelvertaling. Het woord exodus betekent ‘uittocht’. De titel in de Hebreeuwse bijbel is Sjemot, ‘Namen’, afgeleid van de eerste woorden van het boek. De titel Exodus verwijst naar de uittocht uit Egypte, de bevrijding uit het land van de slavernij. Exodus is het tweede boek van de Pentateuch, de verzameling van vijf boeken die in de Joodse traditie de Tora wordt genoemd. Vanaf de tijd van Ezra en Nehemia (rond 450 v.Chr.) werden deze boeken aan Mozes toegeschreven. Daarom spreekt men ook wel van ‘de vijf boeken van Mozes’. Exodus vormt samen met de verhalende gedeelten in Genesis, Leviticus, Numeri, Deuteronomium, Jozua, Rechters, Samuël en Koningen een min of meer doorlopende geschiedenis. Tegenwoordig nemen velen aan dat deze boeken in hun huidige vorm het resultaat zijn van een langdurig proces van overleveren en redigeren. Het redactieproces is al in de tijd van de koningen van Israël en Juda begonnen (ongeveer 1000-586 v.Chr.) en werd pas afgesloten na de Babylonische ballingschap, in de Joodse gemeenschap in de tijd van de tweede tempel (na 515 v.Chr.).
    19-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het gouden stierkalf
    Exodus 32

    1 Het volk wachtte lang op Mozes. Toen hij maar niet van de berg afkwam, verdrongen ze zich om Aäron en eisten van hem: ‘Maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.’ Aäron antwoordde: ‘Neem dan uw vrouwen, zonen en dochters hun gouden oorringen af en breng die bij mij.’ Hierop deden alle Israëlieten zonder aarzelen hun gouden oorringen af en gaven die aan Aäron. Alles wat ze hem brachten smolt hij om en hij goot er een beeld van in de vorm van een stierkalf. Het volk riep uit: ‘Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!’ Toen Aäron besefte wat er gebeurde, bouwde hij een altaar voor het beeld en kondigde hij aan dat er de volgende dag een feest voor de HEER zou zijn. De volgende morgen vroeg brachten ze brandoffers en vredeoffers. Ze gingen zitten om te eten en te drinken, en stonden daarna op om uitbundig feest te vieren.
    De HEER zei tegen Mozes: ‘Ga terug naar beneden, want jouw volk, dat je uit Egypte hebt geleid, misdraagt zich. Nu al zijn ze afgeweken van de weg die ik hun gewezen heb. Ze hebben een stierenbeeld gemaakt, hebben daarvoor neergeknield, er offers aan gebracht en gezegd: “Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!”’ De HEER zei verder tegen Mozes: ‘Ik weet hoe onhandelbaar dit volk is. 10 Houd mij niet tegen: mijn brandende toorn zal hen verteren. Maar uit jou zal ik een groot volk laten voortkomen.’ 11 Mozes probeerde de HEER, zijn God, milder te stemmen: ‘Wilt u dan uw toorn laten woeden tegen uw eigen volk, HEER, dat u met sterke hand en grote macht uit Egypte hebt bevrijd? 12 Wilt u dat de Egyptenaren zeggen: “Hij heeft hen bevrijd om hen in het ongeluk te storten, om hen in het bergland te doden en van de aarde weg te vagen”? Wees niet langer toornig en zie ervan af onheil over uw volk te brengen! 13 Denk toch aan uw dienaren Abraham, Isaak en Israël, aan wie u onder ede deze belofte hebt gedaan: “Ik zal jullie zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn, en het hele gebied waarvan ik gesproken heb zal ik hun voor altijd in bezit geven.”’ 14 Toen zag de HEER ervan af zijn volk te treffen met het onheil waarmee hij gedreigd had.
    15 Mozes keerde zich om en ging de berg af. De twee platen met de verbondstekst droeg hij bij zich. Aan beide kanten waren ze beschreven, aan de voorkant en aan de achterkant. 16 De platen waren Gods eigen werk en het schrift dat erin gegrift was, was Gods eigen schrift. 17 Toen Jozua het geschreeuw van het volk hoorde, zei hij tegen Mozes: ‘Ik hoor strijdkreten in het kamp!’ 18 Maar Mozes zei: ‘Dat is geen gejuich na een overwinning en geen geweeklaag na een nederlaag. Luid gejoel – dát hoor ik.’ 19 Dichter bij het kamp gekomen, zag hij het stierenbeeld en het gedans. Woedend smeet hij de platen aan de voet van de berg aan stukken. 20 Hij greep het stierenbeeld, gooide het in het vuur en verpulverde het. De as strooide hij op het water, en dat liet hij de Israëlieten drinken. 21 Tegen Aäron zei hij: ‘Wat heeft dit volk je misdaan, dat je zo’n zware schuld op hen geladen hebt?’ 22 ‘Ik smeek je je woede te bedwingen,’ antwoordde Aäron. ‘Je weet dat dit volk alleen maar kwaad wil. 23 Ze zeiden tegen mij: “Maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.” 24 Toen ik hun om goud vroeg, deden ze meteen hun sieraden af en gaven ze aan mij. Ik gooide ze in het vuur en toen kwam dat kalf eruit tevoorschijn.’
    25 Mozes begreep dat het volk zich had laten gaan omdat Aäron niet ingegrepen had, en dat hun vijanden daarom de spot met hen zouden drijven. 26 Hij ging bij de ingang van het kamp staan en zei: ‘Wie voor de HEER kiest, moet hier komen.’ Alle nakomelingen van Levi voegden zich bij hem. 27 Hij zei tegen hen: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Gord je zwaard om, jullie allemaal, doorkruis het kamp in de volle lengte en breedte en dood iedereen die je tegenkomt, al is het je broer, vriend of verwant.’ 28 De Levieten deden wat Mozes hun had opgedragen, en zo kwamen er die dag ongeveer drieduizend Israëlieten om. 29 ‘Vandaag hebt u zich aan de HEER gewijd,’ zei Mozes, ‘door u zelfs tegen uw zonen en broers te keren. U hebt vandaag zijn zegen verworven.’
    30 De volgende morgen zei Mozes tegen het volk: ‘U hebt zwaar gezondigd. Toch zal ik de berg op gaan; misschien kan ik de HEER ertoe bewegen u uw zonden niet aan te rekenen.’ 31 Hierop keerde hij terug naar de HEER. ‘Ach HEER,’ zei hij, ‘dit volk heeft zwaar gezondigd: ze hebben een god van goud gemaakt. 32 Schenk hun vergeving voor die zonde. Wilt u dat niet, schrap mij dan maar uit het boek dat u geschreven hebt.’ 33 De HEER antwoordde Mozes: ‘Alleen wie tegen mij gezondigd heeft, schrap ik uit mijn boek. 34 Breng het volk nu naar de plaats die ik je heb genoemd; mijn engel zal voor je uit gaan. Maar op de dag van de verantwoording zal ik hen voor hun zonde ter verantwoording roepen.’
    35 De HEER strafte het volk, omdat ze het kalf hadden gemaakt, het beeld dat Aäron gegoten had.

    17-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De sabbatsrust
    12 De HEER zei tegen Mozes: 13 ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Neem wel steeds mijn sabbat in acht, want elke generatie opnieuw is die dag voor mij en voor jullie een teken dat eraan herinnert dat ik, de HEER, jullie geheiligd heb. 14 Neem de sabbat in acht, want het is voor jullie een heilige dag. Wie hem schendt, moet ter dood gebracht worden; ieder die dan werkt, moet uit de gemeenschap gestoten worden. 15 Zes dagen mag je werken, maar de zevende dag is het sabbat, een dag van volstrekte rust, die aan de HEER gewijd is. Wie op sabbat werkt, moet ter dood gebracht worden.” 16-17 Generatie na generatie moeten de Israëlieten de sabbat in acht nemen en vieren. Voor mij en hen is die dag een teken van een eeuwigdurend verbond, want in zes dagen heeft de HEER de hemel en de aarde gemaakt, en de zevende dag heeft hij gerust om op adem te komen.’

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De vaklieden
    Exodus 31

    D
    e HEER zei tegen Mozes: ‘Ik heb mijn keuze laten vallen op Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda. Ik heb hem uitzonderlijke talenten geschonken, wijsheid, vakmanschap en inzicht op allerlei gebied: hij kan ontwerpen maken en ze in goud, zilver, koper en brons uitvoeren, hij kan stenen snijden en zetten en hout bewerken en hij beheerst ook allerlei andere vaardigheden. Oholiab, de zoon van Achisamach, uit de stam Dan, stel ik als zijn medewerker aan. Allen die hun vak verstaan heb ik wijsheid geschonken, zodat zij alles kunnen maken waartoe ik opdracht heb gegeven: de ontmoetingstent, de ark voor de verbondstekst, de verzoeningsplaat die erop moet liggen, alle voorwerpen voor de tent, de tafel en de voorwerpen die erbij horen, de lampenstandaard van zuiver goud en de bijbehorende voorwerpen, het reukofferaltaar, het brandofferaltaar met het gerei, het wasbekken, het onderstel ervan, 10 de ambtsgewaden, de heilige kleding voor de priester Aäron en de kleding die zijn zonen als priester moeten dragen, 11 de zalfolie en het geurige reukwerk voor het heiligdom. Laat hen alles uitvoeren zoals ik het je heb opgedragen.’

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het reukwerk
    34 De HEER zei tegen Mozes: ‘Neem balsemhars, cistushars en galbanum, en naast deze specerijen zuivere wierook, van alles een gelijke hoeveelheid, 35 en bereid daaruit reukwerk, een mengsel zoals een reukwerker dat maakt. Meng er zout door, het moet zuiver en heilig zijn. 36 Wrijf een deel ervan fijn en leg dat in de ontmoetingstent, voor de verbondstekst, op de plaats waar ik je zal ontmoeten. Behandel het als allerheiligst. 37 Dit reukwerk is heilig, alleen voor de HEER bestemd; reukwerk voor jezelf mag niet op dezelfde manier bereid worden. 38 Wie iets soortgelijks maakt om van de geur te genieten, moet uit de gemeenschap gestoten worden.’

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zalfolie
    22 De HEER zei tegen Mozes: 23-24 ‘Neem de fijnste specerijen: vijfhonderd sjekel dikvloeibare mirre, half zoveel geurige kaneel – tweehonderdvijftig sjekel dus –, tweehonderdvijftig sjekel geurige kalmoes en vijfhonderd sjekel kassia, alles volgens het ijkgewicht van het heiligdom, en een hin olijfolie, 24  25 en bereid hieruit heilige zalfolie, een geurig mengsel zoals een reukwerker dat maakt. Met deze heilige zalfolie 26 moet je de ontmoetingstent zalven, de ark met de verbondstekst, 27 de tafel en de lampenstandaard met alle bijbehorende voorwerpen, het reukofferaltaar, 28 het brandofferaltaar met het gerei, en het wasbekken en het onderstel ervan. 29 Hierdoor wijd je deze voorwerpen en worden ze allerheiligst; alles wat ermee in aanraking komt wordt zelf ook heilig. 30 Zalf ook Aäron en zijn zonen; zo heilig je hen om mij als priester te kunnen dienen. 31 Tegen de Israëlieten moet je zeggen: “Dit is heilige zalfolie, hij is alleen voor de HEER bestemd, in alle komende generaties. 32 Hij mag over niemands lichaam uitgegoten worden en u mag niets op dezelfde manier bereiden: deze olie is heilig en mag door u niet ontheiligd worden. 33 Wie eenzelfde mengsel bereidt of er iets van gebruikt voor een onbevoegde, moet uit de gemeenschap gestoten worden.”’

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het wasbekken
    17 De HEER zei tegen Mozes: 18 ‘Maak een bronzen wasbekken op een bronzen onderstel, voor de wassingen. Zet het tussen de ontmoetingstent en het altaar en doe er water in. 19 Met dit water moeten Aäron en zijn zonen hun handen en hun voeten wassen. 20 Ze moeten dit doen voordat ze de ontmoetingstent binnengaan, anders zullen ze sterven. Ook wanneer ze dienst gaan doen bij het altaar en de HEER een offer gaan brengen, 21 moeten ze hun handen en hun voeten wassen, anders zullen ze sterven. Deze bepaling blijft voor altijd van kracht voor Aäron en zijn nakomelingen, voor alle komende generaties.’

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De heffing bij de registratie
    11 De HEER zei tegen Mozes: 12 ‘Als je onder de Israëlieten een telling houdt, moeten allen die geregistreerd worden de HEER losgeld betalen voor hun leven, om te voorkomen dat de telling hun noodlottig wordt. 13 Ieder die meegeteld wordt moet een halve sjekel betalen, volgens het ijkgewicht van het heiligdom, twintig gera per sjekel; de heffing voor de HEER bedraagt de helft daarvan. 14 Ieder die meegeteld wordt, iedereen van twintig jaar of ouder, moet deze heffing voor de HEER betalen. 15 Rijken dragen als losprijs voor hun leven niet meer af dan een halve sjekel, armen niet minder. 16 Het losgeld dat je van de Israëlieten in ontvangst neemt, moet gebruikt worden voor de dienst in de ontmoetingstent. De losprijs die de Israëlieten voor hun leven betalen, zal ervoor zorgen dat de HEER hen niet vergeet.’

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het reukofferaltaar
    Exodus 30

    J
    e moet een altaar maken voor het branden van reukwerk; gebruik er acaciahout voor. Het moet vierkant zijn, één el lang en één el breed, en twee el hoog; de horens moeten er één geheel mee vormen. Overtrek de bovenkant, alle zijkanten en de horens met zuiver goud en breng rondom een gouden rand aan. Bevestig aan twee kanten onder de rand twee gouden ringen. Zet ze aan tegenover elkaar liggende zijden; ze zijn bestemd voor de draagbomen waarmee het altaar gedragen wordt. De draagbomen moet je van acaciahout maken en je moet ze vergulden.
    Zet het altaar voor het voorhangsel waarachter de ark met de verbondstekst staat, tegenover de verzoeningsplaat die daaroverheen ligt, waar ik je zal ontmoeten. Aäron moet er elke morgen als hij de lampen in orde brengt, geurig reukwerk op branden. Ook als hij tegen het vallen van de avond de lampen aansteekt, moet hij een reukoffer brengen. Alle komende generaties moeten elke dag voor de HEER reukwerk branden. Jullie mogen op dit altaar alleen het voorgeschreven reukwerk offeren en er geen brandoffers, graanoffers of wijnoffers op brengen. 10 Eenmaal per jaar moet Aäron aan de horens van dit altaar de verzoeningsrite voltrekken met het bloed van het reinigingsoffer, en alle komende generaties moeten dit gebruik in stand houden. Dit altaar is voor de HEER allerheiligst.’

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De priesterwijding
    Klik op de afbeelding om de link te volgen






    Exodus 29

    D
    oe het volgende om Aäron en zijn zonen te heiligen, zodat ze mij als priester kunnen dienen: Neem een stier en twee rammen zonder enig gebrek. Neem verder brood, dikke broden, met olijfolie bereid, en dunne broden, met olijfolie bestreken – alles ongedesemd en gebakken van tarwebloem. Leg dit in een mand en breng die naar het heiligdom, evenals de stier en de beide rammen.
    Laat Aäron en zijn zonen naar de ingang van de ontmoetingstent komen en reinig hen met water. Trek Aäron daarna de priesterkleding aan: de tuniek, het bovenkleed dat bij de priesterschort hoort, de priesterschort en de borsttas; bind de schort vast met de bijbehorende band. Doe hem de tulband om en bevestig daarop de heilige diadeem. Zalf Aäron door de zalfolie over zijn hoofd uit te gieten. Laat daarna zijn zonen komen, trek hun de tunieken aan en bind hun de hoofddoeken om. Doe zowel Aäron als zijn zonen een gordel om. Door hen op deze manier te wijden, verleen je Aäron en zijn zonen voor altijd het recht om het priesterschap uit te oefenen.
    10 Laat de stier naar de ontmoetingstent brengen en laat Aäron en zijn zonen hun hand op de kop van de stier leggen. 11 Slacht het dier ten overstaan van de HEER bij de ingang van de ontmoetingstent. 12 Strijk met je vinger wat bloed aan de horens van het altaar en giet de rest van het bloed uit aan de voet van het altaar. 13 Neem al het vet rond de ingewanden, de kleinste lob van de lever, de beide nieren en het niervet, en verbrand dit op het altaar. 14 Maar het vlees van de stier moet je buiten het kamp verbranden, evenals de huid en de inhoud van de ingewanden. Het is een reinigingsoffer.
    15 Neem vervolgens een van de rammen, en laat Aäron en zijn zonen hun hand op de kop van de ram leggen. 16 Slacht het dier en giet het bloed tegen de zijkanten van het altaar. 17 Snijd de ram in stukken, was de ingewanden en de poten en leg ze bij de stukken vlees en de kop. 18 Verbrand de ram in zijn geheel op het altaar. Het is een brandoffer, een geurige gave die de HEER behaagt.
    19 Neem dan de tweede ram en laat Aäron en zijn zonen hun hand op de kop van de ram leggen. 20 Slacht het dier en strijk wat van het bloed aan de rechteroorlel van Aäron en aan die van zijn zonen, op hun rechterduim en op de grote teen van hun rechtervoet. De rest van het bloed moet je tegen de zijkanten van het altaar gieten. 21 Besprenkel Aäron met wat bloed van het altaar en met zalfolie en sprenkel het ook over zijn kleren. Ook zijn zonen en hun kleren moet je ermee besprenkelen. Dan zullen Aäron en zijn zonen, evenals hun kleren, heilig zijn.
    22 Neem de vette delen van de ram: de staart, al het vet van de buikholte, de kleinste lob van de lever en de beide nieren met het niervet, en ook de rechterachterbout; deze ram dient als wijdingsoffer. 23 En neem uit de mand met ongedesemd brood die de HEER gebracht is een rond brood, een dik, met olie bereid brood en een dun brood. 24 Leg dit alles op de handpalmen van Aäron en zijn zonen om het ten overstaan van de HEER omhoog te heffen. 25 Neem het daarna weer van hun handen en verbrand het op het altaar, boven op het brandoffer. Het is een geurige gave die de HEER behaagt. 26 Neem het borststuk van de ram en hef het ten overstaan van de HEER omhoog. Dit deel van Aärons wijdingsoffer is voor jou bestemd. 27 Het borststuk en de achterbout die ten overstaan van de HEER omhooggeheven zijn, en die afkomstig zijn van de ram die het wijdingsoffer voor Aäron en zijn zonen is, moet je apart houden. 28 Ze moeten voortaan worden afgestaan aan Aäron en zijn zonen; dit deel van de vredeoffers die de Israëlieten aan de HEER brengen is voor altijd voor hen bestemd.
    29 De heilige kleding van Aäron gaat over op zijn nakomelingen; daarin moeten zij gezalfd en gewijd worden. 30 De zoon die hem als hogepriester opvolgt en die de ontmoetingstent binnengaat om in het heiligdom de priesterdienst te verrichten, moet deze kleding zeven dagen achtereen dragen.
    31 Kook het vlees van de wijdingsram op een heilige plaats. 32 Aäron en zijn zonen moeten het vlees van de ram en het brood uit de mand eten bij de ingang van de ontmoetingstent. 33 Alleen zij mogen eten van het vlees en het brood waarmee de verzoeningsrite voltrokken werd toen zij gewijd en geheiligd werden. Een onbevoegde mag er niet van eten, want het is heilig. 34 Als er de volgende morgen nog iets over is van het vlees van het wijdingsoffer of van het brood, moet je dat verbranden. Het mag niet meer gegeten worden, omdat het heilig is.
    35 Doe alles wat ik je met betrekking tot Aäron en zijn zonen heb opgedragen. De wijding moet zeven dagen duren. 36 Elke dag moet je een stier als reinigingsoffer aanbieden om verzoening te bewerken. Het altaar moet je met een verzoeningsrite van zonde reinigen en je moet het zalven om het te heiligen. 37 Zeven dagen moet deze verzoeningsrite duren. Daarna is het altaar allerheiligst; alles wat ermee in aanraking komt wordt zelf ook heilig.
    38 Op het altaar moeten elke dag twee eenjarige rammen geofferd worden, 39 de ene ’s morgens, de andere tegen het vallen van de avond. 40 Offer bij het ene dier een tiende efa tarwebloem vermengd met een kwart hin zuivere olijfolie. Offer bij dit dier ook een kwart hin wijn. 41 Bij het andere dier, dat je tegen het vallen van de avond offert, moeten eenzelfde graanoffer en eenzelfde wijnoffer als ’s morgens gebracht worden. Het is een geurige gave die de HEER behaagt, 42 een brandoffer dat jullie en alle komende generaties dagelijks aan de HEER moeten brengen bij de ingang van de ontmoetingstent. Daar zal ik jullie ontmoeten om met jou te spreken. 43 Daar zal ik de Israëlieten ontmoeten en die plaats zal door mijn aanwezigheid worden geheiligd. 44 Ik zal de ontmoetingstent en het altaar heiligen, evenals Aäron en zijn zonen, zodat ze mij als priester kunnen dienen. 45 Ik zal te midden van de Israëlieten wonen, en ik zal hun God zijn. 46 En zij zullen inzien dat ik, de HEER, hun God ben, die hen uit Egypte bevrijd heeft om in hun midden te wonen. Ik ben de HEER, hun God.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De priesterkleding
    Exodus 28

    L
    aat je broer Aäron en zijn zonen Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar bij je komen. Hen heb ik uit de Israëlieten uitgekozen om mij als priester te dienen. Laat voor je broer Aäron heilige kleding maken, die hem waardigheid en aanzien verleent. Jij moet aanwijzingen geven aan allen die hun vak verstaan, aan wie ik vakmanschap heb geschonken, en zij moeten dan de kleding voor Aäron maken, zodat hij kan worden gewijd en mij als priester kan dienen. Ze moeten de volgende kledingstukken maken: een borsttas, een priesterschort, een bovenkleed, een stevig geweven tuniek, een tulband en een gordel. Voor zowel Aäron als zijn zonen moet heilige kleding worden gemaakt, omdat ze mij als priester moeten dienen. Er moet gouddraad voor worden gebruikt, blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en fijn linnen garen.
    De priesterschort moet vakkundig geweven worden van gouddraad, blauwpurperen en roodpurperen wol en getwijnd linnen garen. De beide delen ervan worden door middel van schouderstukken met elkaar verbonden. De band waarmee de schort vastgetrokken wordt, moet er één geheel mee vormen en wordt op dezelfde wijze gemaakt, van gouddraad, blauwpurperen en roodpurperen wol en getwijnd linnen garen. Neem twee onyxstenen en graveer daarin de namen van Israëls zonen: 10 zes in de ene steen en zes in de andere, in de volgorde van hun geboorte. 11 Dat graveren moet door een kundig vakman gebeuren, hij moet de namen in de stenen snijden zoals men zegelstenen snijdt. Vat beide stenen in gouden kassen 12 en zet ze op de schouderstukken van de priesterschort: wanneer Aäron voor de HEER verschijnt en de namen van de Israëlieten op zijn schouders draagt, zal de HEER aan de Israëlieten herinnerd worden. 13-14 Aan de gouden kassen moet je kettinkjes van zuiver goud bevestigen, in de vorm van kunstig gevlochten snoeren. [13–14] 14 
    15 Maak een borsttas voor de orakelstenen. Deze moet even vakkundig geweven worden als de priesterschort, van gouddraad, blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen. 16 Dubbelgeslagen moet het weefsel vierkant zijn, een span lang en een span breed. 17 Zet er vier rijen stenen op: de eerste rij wordt gevormd door een robijn, een topaas en een smaragd; 18 de tweede rij door een granaat, een saffier en een aquamarijn; 19 de derde door een barnsteen, een agaat en een amethist, 20 en de vierde door een turkoois, een onyx en een jaspis, allemaal in gouden kassen gevat. 21 Er moeten twaalf stenen zijn, zoals er twaalf namen zijn van Israëls zonen: in elke steen moet de naam van een van de twaalf stammen gegraveerd worden, zoals men zegelstenen snijdt. 22 Maak voor de borsttas kettinkjes van zuiver goud, in de vorm van kunstig gevlochten snoeren, 23 en ook twee gouden ringen die je bevestigt aan de bovenste hoeken van de tas. 24 Bevestig de twee gouden snoeren met het ene einde aan de ringen op de hoeken van de borsttas 25 en met het andere einde aan de kassen op de schouderstukken van de priesterschort, aan de voorkant. 26 Maak nog twee gouden ringen en zet die aan de andere hoeken van de borsttas, aan de binnenkant, waarmee de tas tegen de priesterschort hangt. 27 Bevestig ook twee gouden ringen aan de schouderstukken van de priesterschort, en wel aan de voorkant, onderaan, dicht bij de plaats waar de schouderstukken vastgezet zijn, boven de band. 28 Haal een blauwpurperen koord door de ringen van de borsttas en door die van de priesterschort en bind de tas daarmee stevig op de band van de priesterschort vast zodat hij niet kan verschuiven. 29 Zo draagt Aäron telkens als hij het heiligdom binnengaat, de namen van Israëls zonen op zijn hart, op de borsttas voor de orakelstenen, om de HEER steeds opnieuw aan hen te herinneren. 30 Leg in de borsttas de twee orakelstenen, zodat Aäron ze op zijn hart draagt wanneer hij voor de HEER verschijnt; in de tegenwoordigheid van de HEER moet hij de stenen voor de orakels over de Israëlieten altijd op zijn hart dragen.
    31 Het bovenkleed dat bij de priesterschort hoort, moet in zijn geheel van blauwpurperen wol gemaakt worden. 32 De halsopening komt in het midden en wordt afgezet met een rand die net zo geweven is als die van een wapenrok, om inscheuren te voorkomen. 33 Op de hele zoom moet je granaatappels van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol aanbrengen met gouden belletjes ertussen, 34 steeds om en om een gouden belletje en een granaatappel. 35 Aäron moet dit bovenkleed dragen wanneer hij dienstdoet. Wanneer hij het heiligdom binnengaat om voor de HEER te verschijnen en wanneer hij weer naar buiten komt, moet het geluid van de belletjes te horen zijn, anders zal hij sterven.
    36 Maak een rozet van zuiver goud en graveer daarin, als in een zegel, de woorden “Aan de HEER gewijd”. 37 Bevestig deze voor op de tulband met een koord van blauwpurperen wol. 38 Door de rozet voortdurend op zijn voorhoofd te dragen, neemt Aäron de schuld van de Israëlieten op zich wanneer zij tekortschieten bij het brengen van hun heilige gaven; dan worden deze door de HEER aanvaard.
    39 Weef een tuniek en een tulband van fijn linnen garen, en maak een vakkundig geborduurde gordel. 40 Ook voor Aärons zonen moet je tunieken en gordels maken en hoofddoeken die hun waardigheid en aanzien verlenen.
    41 Laat je broer Aäron en zijn zonen deze kleding aantrekken en zalf hen; zo wijd je hen en heilig je hen om mij als priester te dienen. 42 Je moet ook linnen broeken voor hen maken die hun geslachtsdelen bedekken; ze moeten van de heupen tot op de dijen reiken. 43 Aäron en zijn zonen moeten ze dragen als ze de ontmoetingstent binnengaan of in het heiligdom dienst gaan doen bij het altaar. Anders laden ze schuld op zich en zullen ze sterven. Dit voorschrift blijft voor hem en zijn nakomelingen voor altijd van kracht.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De lampolie
    20-21 Draag de Israëlieten op om je voor de verlichting zuivere olijfolie te brengen: er moeten in de ontmoetingstent, buiten het voorhangsel dat de ark met de verbondstekst afschermt, altijd lampen branden. Aäron en zijn nakomelingen moeten ervoor zorgen dat ze de hele nacht voor de HEER blijven branden. Dit voorschrift blijft voor de Israëlieten voor altijd van kracht, voor alle komende generaties.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ruimte rond de tabernakel
    De ruimte rond de tabernakel moet worden afgeschermd. Aan de zuidkant moeten over een lengte van honderd el doeken van getwijnd linnen komen, 10 en twintig bijbehorende palen op twintig bronzen voetstukken, met krammen en dwarsstangen van zilver. 11 Evenzo aan de noordkant: doeken over een lengte van honderd el en twintig bijbehorende palen op twintig bronzen voetstukken, met krammen en dwarsstangen van zilver. 12 Aan de westkant: doeken over een breedte van vijftig el, met tien palen op tien voetstukken. 13 Aan de oostkant moet de breedte van de afgeschermde ruimte eveneens vijftig el zijn. 14-15 Daar moeten aan weerszijden over een breedte van vijftien el doeken komen en drie bijbehorende palen die elk op een voetstuk staan. [14–15] 15  16 Scherm de ingang af met een vakkundig geborduurd gordijn van twintig el breed, van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen; daar komen vier palen bij, elk op een voetstuk. 17 Alle palen van de omheining krijgen zilveren dwarsstangen, verzilverde krammen en bronzen voetstukken. 18 De omheining moet honderd el lang zijn, vijftig el breed en vijf el hoog. De doeken zijn van getwijnd linnen, de voetstukken van brons. 19 Al het gereedschap dat nodig is voor het opbouwen van de tabernakel moet van brons zijn, evenals de pinnen van zowel de tabernakel als de omheining.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het brandofferaltaar
    Exodus 27

    M
    aak een altaar van acaciahout. Het moet vierkant zijn, vijf el lang en vijf el breed, en drie el hoog. Op de vier hoeken moet het horens hebben, die er één geheel mee vormen. Bekleed het met brons. Alle bijbehorende voorwerpen moet je van koper maken: de potten voor het wegruimen van de as, de scheppen, offerschalen, vorken en vuurbakken. Maak een hekwerk om het altaar, een bronzen raster met op de vier hoeken een bronzen ring; breng het langs de onderkant aan, onder de rand, zo dat het tot halverwege het altaar reikt. Je moet voor het altaar ook draagbomen van acaciahout maken, die je met brons bekleedt. De draagbomen moeten zodanig in de ringen gestoken worden dat ze zich aan weerszijden van het altaar bevinden wanneer dit gedragen wordt. Het altaar moet van houten panelen gemaakt worden en vanbinnen hol zijn. Laat het maken zoals het je hier op de berg getoond is.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De tabernakel
    Exodus 26

    D
    e tabernakel moet je maken van tien geweven banen. Deze moeten vakkundig worden geweven van getwijnd linnen garen en van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol, met een patroon van cherubs. Alle banen moeten dezelfde afmetingen hebben: de lengte van iedere baan moet achtentwintig el zijn, de breedte vier el. Zet vijf van deze banen aan elkaar, en doe hetzelfde met de andere vijf. Aan de laatste baan van elk van de twee kleden die je zo krijgt, moet je lussen van blauwpurperen wol zetten: vijftig lussen aan elk van beide kleden, zo dat ze precies tegenover elkaar komen te zitten. Maak vijftig gouden haken en bevestig de kleden met deze haken aan elkaar, zodat de tabernakel één geheel is.
    Maak banen van geitenhaar voor een tent die over de tabernakel heen komt. Het moeten er elf zijn, allemaal van dezelfde afmetingen: de lengte van iedere baan moet dertig el zijn, de breedte vier el. Zet vijf van deze banen aan elkaar, en de zes andere eveneens; de zesde moet, dubbelgeslagen, aan de voorkant van de tent komen. 10 Aan de laatste baan van elk van de twee kleden die je zo krijgt, zet je vijftig lussen. 11 Maak vijftig koperen haken en steek ze in de lussen om de delen te verbinden en van de tent één geheel te maken. 12 Wat het overschietende gedeelte van het tentkleed betreft: de extra halve baan moet aan de achterkant van de tabernakel afhangen, 13 en de el die in de lengte aan weerszijden overschiet, moet langs de zijkanten van de tabernakel afhangen om deze te bedekken. 14 Maak voor deze tent een dekkleed van rood geverfde ramsvellen en dek dat weer af met een kleed van zeekoevellen.
    15 Voor de wanden van de tabernakel moet je planken van acaciahout maken. Ze moeten rechtop komen te staan 16 en tien el lang zijn en anderhalve el breed. 17 Voorzie elke plank van twee pinnen, en wel zo dat de pinnen van alle planken van de tabernakel een rechte lijn vormen. 18 Maak twintig planken voor de zuidwand van de tabernakel 19 en breng daaronder veertig zilveren voetstukken aan, telkens twee per plank, waar de beide pinnen in passen. 20 Voor de andere zijde van de tabernakel, aan de noordkant, eveneens twintig planken 21 met daaronder veertig zilveren voetstukken, telkens twee per plank. 22 Voor de achterwand van de tabernakel, aan de westkant, maak je zes planken. 23 Voor de hoeken van de achterwand moet je twee extra planken maken. 24 Op de beide hoeken moeten de planken van onderen precies op elkaar aansluiten en tot bovenaan, bij de ring, moeten ze volkomen gelijklopen. 25 Bij elkaar dus acht planken, met daaronder zestien zilveren voetstukken, telkens twee per plank.
    26 Maak dwarsbalken van acaciahout: vijf voor de ene zijwand van de tabernakel, 27 vijf voor de andere zijwand en vijf voor de achterwand aan de westkant. 28 De middelste dwarsbalk komt halverwege de wand en verbindt de planken van het ene einde tot het andere met elkaar. 29 Overtrek de planken met goud, verguld ook de dwarsbalken en maak voor de dwarsbalken gouden ringen. 30 Houd je bij het vervaardigen van de tabernakel aan het voorbeeld dat je hier op de berg getoond is.
    31 Maak een voorhangsel van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen. Het moet vakkundig geweven worden, met een patroon van cherubs. 32 Maak het met vergulde krammen vast aan vier palen van acaciahout, die overtrokken zijn met goud en op vier zilveren voetstukken rusten. 33 Bevestig het voorhangsel zo dat het onder de vijftig gouden haken komt, en zet de ark met de verbondstekst erachter: het voorhangsel vormt de scheiding tussen het heilige en het allerheiligste. 34 Op de ark met de verbondstekst in het allerheiligste moet je de verzoeningsplaat leggen. 35 Zet de tafel en de lampenstandaard voor het voorhangsel in de tabernakel, tegenover elkaar: de lampenstandaard aan de zuidkant, de tafel aan de noordkant.
    36 Maak ter afscherming van de ingang van de tent een vakkundig geborduurd gordijn van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen. 37 Maak voor dit gordijn vijf palen van acaciahout, verguld ze, voorzie ze van vergulde krammen en giet er vijf bronzen voetstukken voor.  

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De lampenstandaard
    31 Maak een lampenstandaard van zuiver goud. De voet, de schacht, de kelken, knoppen en bloemen moeten uit één stuk worden gedreven. 32 De schacht moet zes zijarmen hebben: drie aan de ene kant en drie aan de andere kant. 33 Deze armen moeten versierd worden met amandelbloesem; breng op elke arm drie kelken aan met een knop en bloemblaadjes, telkens op dezelfde manier. 34 Ook de schacht moet versierd worden met amandelbloesem: vier kelken, elk met een knop en bloemblaadjes. 35 Waar de armen uit de schacht komen, moeten eveneens knoppen worden aangebracht: één onder het eerste paar armen, één onder het tweede paar en één onder het derde paar. 36 De hele standaard, met de zes armen en de knoppen, moet uit één stuk zuiver goud gedreven worden. 37 Maak er zeven lampen voor en zet die er zo op dat het licht naar voren valt. 38 De snuiters en bakjes moeten ook van zuiver goud zijn. 39 Gebruik voor de lampenstandaard en voor de bijbehorende voorwerpen een talent zuiver goud. 40 Houd je bij het maken ervan aan het ontwerp dat je hier op de berg getoond is. 

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De tafel
    23 Maak een tafel van acaciahout, twee el lang, één el breed en anderhalve el hoog. 24 Overtrek hem met zuiver goud en breng rondom een gouden sierlijst aan: 25 een rand van een hand breed, in een gouden lijst gevat. 26 Maak vier gouden ringen en bevestig ze aan de vier hoeken, bij de poten. 27 De ringen moeten vlak onder de rand zitten; ze zijn bestemd voor de draagbomen waarmee de tafel gedragen wordt. 28 De draagbomen voor de tafel moet je van acaciahout maken en je moet ze vergulden. 29 Maak ook de bijbehorende schotels, schalen en kannen, en kommen voor de wijnoffers, allemaal van zuiver goud. 30 Leg op de tafel het toonbrood; dat moet daar altijd voor mij liggen.  

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ark
    10 Laat van acaciahout een ark maken, een kist van twee-en-een-halve el lang, anderhalve el breed en anderhalve el hoog. 11 Overtrek die met zuiver goud, zowel vanbinnen als vanbuiten; aan de bovenkant moet je rondom een gouden sierlijst aanbrengen. 12 Giet vier gouden ringen en bevestig ze aan de vier poten: twee ringen aan elke kant van de ark. 13 Maak draagbomen van acaciahout, verguld ze 14 en steek ze door de ringen aan weerszijden; zo kan de ark gedragen worden. 15 De draagbomen moeten in de ringen blijven, ze mogen er niet uit gehaald worden.
    16 In de ark moet je de verbondstekst leggen die ik je zal geven. 17 Je moet ook een verzoeningsplaat maken van zuiver goud, twee-en-een-halve el lang en anderhalve el breed. 18-19 Maak aan de beide uiteinden daarvan een cherub, eveneens van goud, één aan het ene uiteinde en één aan het andere uiteinde. Het moet drijfwerk zijn, de twee cherubs moeten één geheel met de plaat vormen. [18–19] 19  20 Ze moeten tegenover elkaar staan, met het gezicht naar de verzoeningsplaat gekeerd, en hun vleugels moeten gespreid zijn zodat ze zich daar beschermend over uitstrekken. 21 Leg de verzoeningsplaat op de ark; leg de verbondstekst die ik je zal geven in de ark. 22 Daar zal ik je ontmoeten, en vanaf die plaats, boven de verzoeningsplaat, tussen de twee cherubs op de ark met de verbondstekst, zal ik met je spreken en je alles zeggen wat ik van de Israëlieten verlang. 

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Opdracht tot het maken van een heiligdom
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



    Exodus 25

    D
    e HEER zei tegen Mozes: ‘Vraag de Israëlieten mij geschenken te geven; neem van ieder die daartoe bereid is een bijdrage in ontvangst. Je moet het volgende van hen vragen: goud, zilver en koper, blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol, fijn linnen garen en geitenhaar, rood geverfde ramsvellen, vellen van zeekoeien, acaciahout, lampolie, geurige specerijen voor de zalfolie en voor de reukoffers, onyxstenen voor de priesterschort en edelstenen voor de borsttas. De Israëlieten moeten een heiligdom voor mij maken, zodat ik te midden van hen kan wonen. Ik zal je een ontwerp laten zien van de tabernakel en van alle voorwerpen die bij deze tent horen; houd je daar nauwkeurig aan.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De stenen platen beloofd
    12 De HEER zei tegen Mozes: ‘Kom naar mij toe, de berg op, en wacht daar; dan zal ik je de stenen platen geven waarop ik de wetten en geboden heb geschreven om het volk te onderrichten.’ 13 Samen met zijn dienaar Jozua ging Mozes de berg van God op. 14 Tegen de oudsten zei hij: ‘Wacht hier tot wij terugkomen, Aäron en Chur blijven bij u. Mocht iemand een uitspraak in een geschil willen, dan kan hij zich tot hen wenden.’
    15 Terwijl Mozes de berg op ging, werd deze overdekt door een wolk: 16 de majesteit van de HEER rustte op de Sinai. Zes dagen lang bedekte de wolk de berg. Op de zevende dag riep de HEER Mozes vanuit de wolk. 17 En terwijl de Israëlieten de majesteit van de HEER zagen, als een laaiend vuur op de top van de berg, 18 ging Mozes de wolk binnen en klom hij verder omhoog. Veertig dagen en veertig nachten bleef hij op de berg.

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verbondssluiting
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    Exodus 24


    M
    ozes kreeg van de HEER deze opdracht: ‘Kom naar mij toe, de berg op, samen met Aäron, Nadab en Abihu en zeventig van Israëls oudsten, en kniel op eerbiedige afstand neer. Alleen jij, Mozes, mag in de nabijheid van de HEER komen, de anderen niet. Het volk mag jou niet volgen als je de berg op gaat.’
    Mozes maakte het volk bekend met alle geboden en regels die de HEER had gegeven, en het volk verklaarde eenstemmig dat het zich zou houden aan alles wat de HEER geboden had. Hierna schreef Mozes alles op wat de HEER had gezegd. De volgende morgen bouwde hij aan de voet van de berg een altaar en richtte hij twaalf gedenkstenen op, voor elk van de twaalf stammen van Israël één. Hij droeg een aantal jonge Israëlieten op om de HEER brandoffers te brengen en stieren te slachten voor een vredeoffer. Mozes nam de helft van het bloed en deed dat in schalen, de andere helft goot hij tegen het altaar. Vervolgens nam hij het boek van het verbond en las dit aan het volk voor, en zij zeiden: ‘Alles wat de HEER gezegd heeft zullen we ter harte nemen.’ Toen nam Mozes het bloed en besprenkelde daarmee het volk. ‘Met dit bloed,’ zei hij, ‘wordt het verbond bekrachtigd dat de HEER met u heeft gesloten door u al deze geboden te geven.’
    Hierna ging Mozes de berg op, samen met Aäron, Nadab, Abihu en zeventig oudsten van het volk, 10 en zij zagen de God van Israël. Onder zijn voeten was er iets als een plaveisel van saffier, helder stralend als de hemel zelf. 11 Deze vooraanstaande Israëlieten werden niet door God gedood: zij zagen hem, en zij aten en dronken.



    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs