of 'Prosopagnosie' met een geleerd woord, is iets waar ik al heel mijn leven last van heb. Het is nog onduidelijk of prosopagnosie als een aparte ontwikkelinsstoornis moet worden gezien of als een uiterlijke verschijningsvorm van autisme. Het kan dus onderdeel zijn van de verschillende aspecten of 'deelstoornissen' waaruit autisme is samengesteld en het komt voor in verschillende gradaties en vormen. Het lijkt een beetje op het gevoel dat westerlingen hebben als ze een Chinees zien: vrijwel alle Chinezen lijken op elkaar terwijl Chinezen net zoveel van elkaar verschillen als wij westerlingen. Voor Chinezen is het net andersom.
'Gezichtsblindheid' is eigenlijk een foute woordkeuze want je bent niet 'blind' voor gezichten. Dikwijls weet je heel goed dat het een bekend gezicht is, maar in bepaalde situaties kan je het niet of niet snel genoeg plaatsen bij een bepaalde persoon of naam. Deze vorm noemt men 'appercitieve prosopagnosie'. Een andere vorm is dat men van verschillende onderdelen van een gezicht niet een geheel kan maken, Het gezicht wordt dan niet herkend als van een bekend persoon. Dit noemt men 'associatieve prosopagnosie'.
Prosopagnosie zou je kunnen koppelen aan het verschijnsel dat mensen met ASS,een probleem hebben met communicatieve vaardigheden als gevolg van het feit dat wij onvoldoende de gelaatsuitdrukkingen en bodylanguage kunnen opnemen. Onbewust letten wij in eerste instantie alleen op de woorden die er uit de mond komen van diegene die spreekt. Daardoor zien wij onze medemensen eerder als onderdeel van de omgeving en als 'voorwerp' in een bepaalde context of referentiekader. Als dit referentiekader onvoldoende is ontwikkeld, doorheen de tijd (lang genoeg) en frequentie (vaak genoeg), wordt het lastig om gezichten te onthouden. Mensen met ASS maken ook vaak een soort foto van hun omgeving met de personen/gezichten in. Hierdoor vallen alleen de zaken op die veranderd zijn na het maken van die innerlijke 'foto'. We herkennen wel de meest minieme veranderingen maar raken overstuur van de grotere veranderingen omdat de 'foto' niet meer klopt met de nieuwe werkelijkheid.
Iedereen zal wel eens in situaties komen waarin hij een ander niet direct herkent maar na een tijdje weet men het meestal wel weer. Lastiger is het als het niet herkennen regelmatig voorkomt. Dat leidt immers voor de persoon én voor de anderen tot vervelende situaties. Zelf heb ik last van de mildere vorm, 'appercitieve prosopagnosie'. Ofwel (her)ken ik de persoon helemaal niet of ik weet best dat het een bekend gezicht is maar ik kan er zo snel geen naam of context bij plaatsen.
Als ik de persoon helemaal niet herken dan loop ik er vaak steil voorbij wat uiteraard heel slecht en onsympatiek tot onbeleefd overkomt. Komt een gezicht me bekend voor maar kan ik het totaal niet plaatsen, dan kijk ik meestal snel weg terwijl mijn brein op volle toeren draait om het referentiekader terug te kunnen oproepen. Ben ik in gezelschap dan hoop ik dat de anderen snel een naam of context kunnen oproepen zodat de schade beperkt blijft.
Zo kwam ik op een avondopleiding voor volwassenen ooit een heer tegen die mij supervriendelijk toelachte. Hij moest mij dus wel ergens van kennen maar dat was niet wederzijds. Bleek dat hij loketbediende was bij de mutualiteit waar ik gedurende meer dan 10 jaar mijn briefjes ging afgeven voor terugbetaling (voor het digitale tijdperk ;).
Gisteren nog zat ik samen met mijn dochter in een wachtzaal in het ziekenhuis voor een controle na een ingreep. Zit daar een dame die mij vriendelijk toelacht en duidelijk verwacht dat ik iets zeg. Ik heb haar niet aangekeken en pijnigde mijn hersenen om mij iets te herinneren. Op het moment dat zij naar buiten ging, viel mijn frank. Het was de dame die op dezelfde dag als mijn dochter was geopereerd en met wie zij een kamer deelde. Ik heb haar die dag uren gezien, met haar gepraat en haar geholpen.
Een ander confronterend voorval gebeurde begin dit jaar. Tijdens mijn dagtherapie zag ik meermaals per dag de poetsvrouw van onze afdeling. Ik groette haar elke dag en praatte vaak (oppervlakkig) met haar. Na nieuwjaar werd er een brunch georganiseerd voor de mensen van onze groep en de therapeuten. We zitten samen aan een grote tafel en aan de overkant zit iemand die ik totaal niet (her)ken. Ik vraag discreet aan een groepslid wie die persoon is. "Maar allee, dat is toch Janineke de poetsvrouw, weet jij dat niet ?". En, inderdaad, nu pas zag ik het. De poetsvrouw die altijd een lichtblauwe schort aanhad en haar in een staartje, had nu een nette zwarte blouse aan en had haar haar opgestoken 
|