Zoals ik schreef in deel 1, het begon allemaal met wat men noemt een lichte depressie die chronisch werd.
De laatste jaren werden de sombere klachten steeds erger maar ook de lichamelijke klachten namen toe. Het jarenlang op de toppen van mijn tenen lopen eiste zijn tol. Een heel leven lang (onbewust) proberen te conformeren aan de normen en de waarden van de maatschappij en proberen erbij te horen, het onbewuste worstelen met mijn autisme en het steeds meer tegen de vele beperkingen die autisme met zich meebrengt, aanlopen. Mijn eigen gevoelens bagatelliseren, ontkennen, negeren.
Het werd een overleven en leven op automatische piloot. Ik sloot me hoe langer hoe meer af van de mensen. Ik wist niet meer wat ik voelde. Was het voelen of beredeneren wat je voelt?
Ik geraakte mentaal helemaal uitgeput en had geen zicht (meer) op wie ik werkelijk was of wat ik voelde, wat of wie mijn echte ik was. Ook naar buiten toe, kon ik steeds slechter de façade ophouden.
31 december 2014 ging ik wanhopig opnieuw naar de huisarts. Ze besloot mij op een nieuw antidepressivum te zetten waarmee ze blijkbaar bij andere patiënten goede resultaten boekte. Dat gold jammer genoeg niet voor mij. Integendeel, het ging van kwaad naar erger. Ik putte mezelf alsmaar meer uit in een poging aan de gestelde eisen te voldoen.
Hoe groter de uitputting en overbelasting, hoe erger de klachten werden.
De irritatie, het piekeren gingen over in woede, paniekaanvallen en wantrouwen. Gewone dagelijkse dingen werden steeds moeilijker. Alles kostte zoveel energie.
Nadenken lukte niet meer goed en het werd nog moeilijker om hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden (wat op zich reeds een kenmerk van autisme is).
De vermoeidheid en de slapeloosheid werden steeds erger. Niet kunnen inslapen en tenminste 2 uur vroeger wakker worden dan gebruikelijk met onmiddellijk vertrek van de piekertrein, eerst als boemel om te eindigen als TGV waar je letterlijk wil uitstappen.
Overdag voelde ik me of opgejaagd, of apathisch en futloos, net alsof je lichaam met vertraging reageert op je hersenprikkels.
Mijn prikkelgevoeligheid veranderde in een prikkelOVERgevoeligheid aan interne en externe prikkels (eigen emoties, emoties van anderen, zintuiglijke prikkels, geluidsprikkels in het bijzonder, enz.) Ik verdroeg niks meer, geen lawaai, geen radio of muziek, geen pratende mensen , autos, brommers, en was boos op iedereen en de hele wereld.
Ik kon niet meer genieten of plezier maken: Het hoogst bereikbare niveau van plezier was best leuk, gezellig maar nooit meer waw, keitof, reuze geamuseerd. Gieren van het lachen was er al lang niet meer bij. Het interesseerde me ook niet meer. Sociale contacten begon ik steeds meer uit de weg te gaan.
Een gevoel van schuld, hulpeloosheid, bezorgdheid en angst maakten me nog onzekerder. Mijn gevoel van onmacht uitte zich steeds vaker in boosheid, woede en frustratie, vooral in mijn directe omgeving.
Door mijn besluiteloosheid, concentratieverlies en vergeetachtigheid, ging ik ook minder presteren en meer fouten maken.
Ik stelde me daarbij zeer ernstig vragen over de zingeving van het leven.
Op 19 maart was het dan op, liep de emmer over en eindigden we met een zogenaamde burn-out door uitputting en overprikkeling ten gevolge van een voorheen niet gediagnosticeerde AS.
Een burn-out is tegenwoordig een trendy woord dat vaak (onterecht) wordt gerelateerd aan werk(omstandigheden). De letterlijke vertaling van burn-out is opgebrand zijn en komt blijkbaar steeds vaker voor bij normaal tot hoog functionerende autisten. Dit komt doordat de wereld waarin we leven veel veeleisender is geworden. Door alle veranderingen in de maatschappij vallen veel oude, bekende structuren weg. Bovendien zien we allerlei maatschappelijke ontwikkelingen die het er voor mensen met autisme niet gemakkelijker op maken: er zijn veel meer prikkels, op sociaal gebied wordt meer van je verwacht (denk maar aan de sociale media en het altijd en overal bereikbaar en online moeten zijn), je moet flexibel zijn en iedereen moet meedoen. Wanneer je afwijkt van het normale, hoor je er tegenwoordig niet meer bij.
Normaal tot hoog functionerende autisten kunnen zich dan wel in redelijke mate aanpassen maar er wordt gewoonweg teveel gevraagd aan iemand met autisme waardoor de stress en overbelasting toeneemt.
Zelfs als het wél lukt om in het gezin of op het werk mee te draaien, hebben mensen met autisme het meestal behoorlijk zwaar. Ze voelen zich vaak eenzaam en onbegrepen, en ze worden regelmatig geteisterd door schuldgevoelens en onzekerheid. Ze voldoen immers nooit aan de verwachtingen van de omgeving en zijn altijd 'anders', al begrijpen ze zelf niet goed waarom. Angst, depressie en overbelasting (burn-out) zijn dus vaak het gevolg. 40 Tot 50 procent van de mensen met autisme zou daar last van krijgen.
|