We vertrekken voor een rondje Polders. De klok wijst halfnegen. Yves is een stipte jongen en zo heb ik het graag. De weersvoorspelling is niet echt om over naar huis te schrijven, maar de drang is groter dan de schrik voor natte spetters. Die komen vrij snel en langdurig. Hoe dichter we tegen de Westerschelde aanschuren, hoe droger het wordt. Het lijstje met knooppunten die ik op de dwarsbuis heb gekleefd wordt snel nat en de inkt loopt uit, zodat ik de nummers amper nog kan lezen. Gelukkig heeft Yves een cijfergeheugen. We slaan er ons samen door en blijven op het uitgestippelde pad. Als je oud wordt heb je wel andere zaken aan je hoofd en raak je voor je het doorhebt van de regen in de drop. We eindigen droog aan het Shell station waar we onze fietsen van alle vuil ontdoen. Honderd kilometer in een notendop. F.F.