Eigenlijk wilde ik dit jaar niet op reis, de zomer van 2003 indachtig. Hij zou zich kunnen herhalen terwijl we de toerist uithingen in één of ander Duits georiënteerd vijfsterrenhotel waar je sowieso vandaan moest komen met een dikke buik vol ergernis.
Mijn dochters overhaalden me andermaal; hotel Los Ramblas hartje Barcelona was het resultaat. Een alternatief voor de zonneklopperij die we gewend waren. Eén weekje maar. Hét ideale moment voor cultuur, daar hadden die pas volwassen grietjes wel zin in.
En ik, die enkel de tuinperikelen nog als een ideale vakantie zag, moest mee, zij het enkel maar om het gelag van hun toekomstige consumpties te betalen.
Om ietwat voorbereid voor de dag te komen met zulk een mooie dochters leek het me logisch om mijn haardos tenminste een fatsoenlijke coupe te geven. De derde dag voor het geprogrammeerd vertrek, zocht ik de kapper op. Ik ga er al sinds het kapsalon zijn deuren opende, trouw aan zoveel verschillende nieuwelingen die ik graag carte blanche geef. Zij weten immers steeds beter hoe ze me frivoler kunnen maken jonger, wilder.
Welgezind en tevreden kwam ik thuis. Herboren in een nieuwe jeugd, naïef concurrerend met het jonge nageslacht waar ik zo trots op ben.
Dat gevoel van welbehagen duurde helaas niet lang. Mijn hele hoofd begon plotseling hevig te jeuken. Ik voelde overal beestjes in mijn wild grijzende haren. Het kon niet zijn dat ik luizen had!
Luizen waren het, indeed. Morgen zou ik baas van het kapsalon bellen en intussen de stinkende en vervallen anti-luisproducten,die ik mijn dochters toediende in hun kindertijd, in mijn haardos smeren. Ik zou hem preventief bellen om potentiële nieuwe slachtoffers te vermijden, slachtoffers die ik nooit zou leren kennen.
Baas Kapsalon stelde zich de volgende morgen aardig defensief op. Hij had het over incubatietijd en zo. Zijn zorg ging veeleer uit naar de nalatigheid van zijn personeel. Zij hadden namelijk moeten zien dat ik luizen had, bij het wassen, bij het knippen, bij het föhnen van mijn haar. Hij dacht al langer na over het desinfecteren van zijn borstels na gebruik. Invoeren zou hij het; nu zeker.
De vakanties gingen voorbij; de zijne, de mijne. De luizen van weleer kriebelden niet meer, ze zaten nog slechts in mijn hoofd.
En toch: ik wilde gerechtigheid. Ik had geen luizen voor ik naar de kapper ging.
Bijna twee maanden zijn nu verstreken. Het voorval bleef me hoog zitten. Ik belde Baas Kapsalon nogmaals om wat begrip. Zo had ik een vroegere zaak ook eens gewonnen, heel alleen voor de rechter. Ik had toen ook gelijk.
In mijn rechtvaardige droom zag ik een vol kapsalon waar ik mijn waarheid zou verkondigen. Mijn speech zou gericht zijn aan alle wachtende langharigen en degenen die reeds voor de spiegels zaten. Er zitten luizen in dit kapsalon, je zou ze ook wel eens kunnen krijgen, net als ik. Geen enkele tegemoetkoming heb ik gekregen, geen begrip!
Ik zag ze daarop allemaal vluchten als in een sciencefictionfilm met spinnen.
Baas Kapsalon belde me de dag nadien. Wassen, knippen, kleuren en föhnen krijg ik als compensatie voor mijn leed, voor zijn commercieel goed. Ik had het me anders voorgesteld; geld terug en er nooit meer hoeven weer te keren. Een kleuring
Al die verloren uren en dat gepruts aan mijn haar. Brrr
Al de boze blikken ook, of mijn droom werkelijkheid ging worden.
Zal ik de vraag kunnen onderdrukken of ze wel goed gekeken hebben of ik luizen heb?
Maar het zij zo. Ik zal me laten wassen, kleuren, knippen en föhnen. En ik zal niet verpinken.
Omwille van de eerlijkheid.
|