Een vacuüm is een ruimte zonder materie en zonder druk. In
dagelijks taalgebruik hanteert men ook wel de term luchtledig, omdat de
afwezigheid van lucht een sterk verlaagde druk veroorzaakt. In een
theoretisch perfect vacuüm bedraagt de druk 0 pascal (Pa).
absoluut vacuüm
Uit de kwantumveldentheorie
volgt dat een absoluut vacuüm, in de zin van een ruimte zonder
deeltjes, theoretisch niet kan bestaan. Het vacuüm, dat wordt
gedefinieerd als de toestand met de laagste energie, bevat een veelheid aan virtuele deeltjes, die onder meer verantwoordelijk zijn voor het casimireffect en het Higgs-veld.
technisch vacuüm
Een perfect vacuüm is alleen theoretisch mogelijk. Volgens de
quantummechanica is het onmogelijk. Een technisch gemaakt vacuüm zal
nooit perfect of absoluut zijn
Vacuüm wordt in vier klassen ingedeeld:
Laag- of grof vacuüm: 105 (atmosferische druk) neerwaarts tot 102 Pa
Midden- of fijn vacuüm: 102 neerwaarts tot 10−1 Pa
Het woord ecologie (oorspronkelijk Duits: Ökologie) werd geïntroduceerd door de Duitse bioloog Ernst Haeckel in 1866, als samentrekking van de Griekse woorden oikos (οἶκος, huishouding of omgeving) en logos (λογία, studie, leer), letterlijk dus omgevingsleer. In de Angelsaksische wereld werd dit ecology, dat daar een iets andere, meer milieukundige en mens-gerichte, betekenis kreeg. In Nederland bestaan het meer biologischeoecologie en meer milieukundige ecologie naast elkaar, maar het verschil vervaagt.
De Engelse scheikundige Michael Faraday (17911867) identificeerde in 1825 als eerste de stof benzeen, in gebruikte lichtgasflessen, maar noemde de stof bicarburet of hydrogen. Het was de Duitse scheikundige Eilhard Mitscherlich die de stof bereidde uit benzoëzuur en een sterke base en de resulterende stof Benzin noemde. Zijn invloedrijke vakgenoot Justus von Liebig hernoemde dit echter naar Benzol omdat hij de uitgang -in te veel vond doen denken aan stoffen als strychnine en kinine, waar het niets mee te maken had. De naam benzin werd in de Duitse taal vanaf die tijd gebruikt voor een niet exact omschreven mengsel van lichte koolwaterstoffen, uit koolteer of aardolie bereid, terwijl met benzol de stof benzeen werd aangeduid.
Benzine is kleurloos en bestaat uit een mengsel van koolwaterstoffen met doorgaans 4 tot circa 12 koolstofatomen, met name uit vertakte alkanen en moleculen met een benzeenring, zoals tolueen en xyleen. Het is wellicht verrassend dat, ondanks de naam, moderne benzine weinig tot geen benzeen bevat. Deze component is verwijderd omdat hij kankerverwekkend is. Ook zwavelverbindingen zijn verwijderd om luchtverontreiniging tegen te gaan.
Aan benzine die als brandstof gebruikt wordt, worden additieven (ook wel dopes genoemd) toegevoegd, onder andere om te voorkomen dat de motor gaat kloppen (ook wel pingelen genoemd). De klopvastheid wordt uitgedrukt in het octaangetal van de benzine.
Vaak wordt ten onrechte het begrip octaangehalte gebruikt. Dit is onjuist omdat dit suggereert dat octaan een stof zou zijn die is toegevoegd aan de benzine.
De meeste merken verkopen ook "premium" benzines waaraan
additieven zijn toegevoegd die het vermogen van de motor zouden verhogen
of die een reinigende werking zouden hebben.
Uitvinders waren aan het eind van de 19e eeuw bezig met het uitvinden
van een vervoermiddel waarmee men gemotoriseerd kon vliegen. De luchtballon was al in 1783 uitgevonden, het zweefvliegtuig werd voor het eerst succesvol getest door Otto Lilienthal in 1891. In 1903 wisten de Amerikaanse Gebroeders Wright
als eerste mensen met hun zelf gebouwde en gemotoriseerde vliegtuig,
"The Flyer", een gecontroleerde vlucht te maken. Op 27 mei 1908 vloog Henri Farman het eerste vliegtuig boven België. In Nederland vloog het eerste vliegtuig op 27 juni 1909, bestuurd door Charles de Lambert. In 1910 maakte de Fransman Henri Fabre het eerste watervliegtuig,
dit maakte het mogelijk grotere vliegtuigen te maken aangezien ze niet
afhankelijk waren van de lengte van een vliegveld. Twee jaar later kwam Curtiss met een watervliegtuig. In datzelfde jaar werd ook het eerste experiment gedaan met opstijgen vanaf een schip door Eugene Ely.
Hoe vliegt een vliegtuig?
en vliegtuig kan vliegen dankzij zijn voorwaartse snelheid. De vleugel
buigt de lucht die er langs stroomt af, en veroorzaakt "lift". De
liftkracht is het gevolg van verschillende effecten. Veruit de
belangrijkste is de reactiekracht: de lucht wordt naar beneden versneld, waardoor de vleugel naar boven wordt versneld. Bij het naar beneden afbuigen van de lucht speelt het coandă-effect een rol. Daarnaast speelt het bernoulli-effect een kleine rol bij het genereren van lift. De lift compenseert het gewicht (als gevolg van de zwaartekracht) van het vliegtuig. Zolang het vliegtuig dus voldoende snelheid heeft, blijft het in de lucht.
Het systeem is ontworpen gemaakt door het Amerikaanse Ministerie van Defensie, als ondersteuning voor Amerikaanse legereenheden bij het bepalen van hun positie.
In de jaren 80 is door de Amerikaanse overheid besloten om het ook beschikbaar te stellen voor particulier.
Het systeem bestaat uit een groot aantal satellieten die in een baan om de aarde draaien.
Deze satellieten zenden radiosignalen uit naar de GPS.
Algemeen wordt erkend dat de eerste automobielen met verbrandingsmotor op benzine zo goed als gelijktijdig werden gebouwd door meerdere uitvinders die onafhankelijk van elkaar werkten. Voor dit kon gebeuren ontdekte een Oostenrijke chemicus, Abraham Schreiner, eerst de benzine
De Waalse Belg Etienne Lenoir bouwde in 1862 zijn eerste auto met een verbrandingsmotor. De Duitser Nikolaus Otto gebruikte een nieuw systeem met vier zogenoemde takten in 1878. Gottlieb Daimler patenteerde de eerste succesvolle hoge snelheid verbrandingsmotor (1885).
De DuitserCarl Benz bouwde zijn eerste automobiel in 1885 in Mannheim. In 1886 bouwden Gottlieb Daimler en Wilhelm Maybach in Stuttgart hun eerste auto. Zij waren tevens de bouwers van de eerste rijdende motorfiets met inwendige verbrandingsmotor. De Oostenrijker Siegfried Marcus, ten slotte, werkte in Wenen aan een auto. Benz' vrouw maakte een succesvolle proefrit van 80km
met de automobiel van haar man. Die kon daarop enkele tientallen van
zijn auto's verkopen. Dankzij dit succes wordt Carl Benz algemeen gezien
als de vader van de automobiel. De grootste verbeteringen aan de zware-oliemotor zijn gedaan door Rudolf Diesel uit Duitsland die zijn eerste patenten nam in 1892.
In België was de eerste auto de Vincke, die in Mechelen ontwikkeld werd en in 1895 op de markt kwam. De Nederlandse Eysink was de eerste Nederlandse automobielbouwer, hoewel Sibrandus Stratingh in 1834 al een stoomauto gebouwd had.
Een ledlamp kan theoretisch ongeveer 50.000 branduren meegaan
(afhankelijk van het merk werkt een normale gloeilamp gemiddeld 1.000
branduren, een spaarlamp tussen de 8.000 en 15.000 branduren en een
tl-buis tussen de 12.000 en 17.000 branduren en tot 66.000 met
elektronische voorschakelapparatuur). In de praktijk blijkt een ledlamp
20.000 tot 40.000 branduren mee te gaan. Vooral de eerdere modellen uit
2005-2007 kennen vroegtijdig uitval, anno 2009 zijn deze kinderziektes
zo goed als verholpen.
Een ledlamp wordt nauwelijks warm en is tril- en schokbestendig.
De lichtterugval in de lichtopbrengst over de gehele termijn is minder
dan 30%. De eerste generatie ledlampen kon niet gedimd worden, maar
dimbare modellen zijn inmiddels op de markt. Door de geringe grootte
kunnen ledlampen in allerlei vormen en designs verwerkt worden. Ze zijn
daarmee geschikt om niet alleen als hoofdverlichting, maar ook als
feestverlichting (bijvoorbeeld kerstverlichting) gebruikt te worden.
Naast ledlampen voor in huis zijn er tegenwoordig ook
ledgebaseerde (vervangings)lampen voor in de auto. Ook deze gaan vele
malen langer mee en worden minder warm. Bovendien is de kans op een
kapotte lamp vele malen kleiner.
nadelen:
Ledlampen zijn relatief duur in aanschaf. Ze verdienen zichzelf echter, afhankelijk van het gebruik, binnen een paar jaar terug.
Eerdere generaties ledlampen hadden een kleinere stralingshoek,
waardoor ze ongeschikt werden bevonden om bijvoorbeeld een hele ruimte
te verlichten. Tegenwoordig zijn er volop ledlampen te koop met een
stralingshoek van 360°.
Ook de kleurtemperatuur
liet in het begin te wensen over. Ledlampen werden koud en niet
sfeervol bevonden. Tegenwoordig zijn er ledlampen met verschillende
kleurtemperaturen verkrijgbaar, variërend van koel- tot (extra) warmwit.
Ook de kleurweergave-index,
die aangeeft of alle kleuren (bij verlichting door een lichtbron) op
een natuurlijke manier worden weergegeven, is bij ledlampen nog niet
altijd optimaal, er zijn veel goedkope lampen op de markt met een
incompleet kleurenspectrum. Voor de acceptatie van ledverlichting bij
gebruik binnenshuis is dit een belangrijke factor.
Ledlampen die direct aan het lichtbet worden aangesloten, hebben de neiging te knipperen op de frequentie van het lichtnet (50 of 60 Hz).
Door het nagloeien hebben gloeilampen hier minder last van. Het effect
is zichtbaar te maken door met de arm te zwaaien onder de ledlamp (stroboscopisch effect).
Een led kan veel meer uren licht geven dan een spaarlamp voordat hij
kapot gaat. Vaak staat op verpakking van ledverlichting dat deze zeker
30.000-50.000 uur zou moeten meegaan. Van cruciaal belang bij een
ledlamp is dat de warmte goed afgevoerd wordt. Gebeurt dat niet, dan
gaat de levensduur van de led aanzienlijk achteruit. Ook de kwaliteit
van de elektronica is van belang.
De halfwaardetijd (L50) is het aantal uren dat een led kan branden
totdat hij nog maar de helft van de oorspronkelijke lichtsterkte
uitstraalt.
die tijd kan tussen 5000 en 150.000 uur liggen. Dat betekent dat wanneer
een goedkope witte led als achtergrondverlichting constant aan staat,
deze na zekere tijd nog maar half zo fel is. De halfwaardetijd hangt af
van de gekozen materialen en constructie van de led.
de kleur van de ledlampen hangt af van welk materiaal het is gemaakt
de kleuren die ledlampen kunnen hebben zijn
blauw
wit
rood
oranje
groen
geel
ultraviolet
Ook bestaan er tweekleurenleds. Dit zijn normale ledbehuizingen
waarin echter twee leds zijn geïntegreerd die een verschillende kleur,
veelal rood en groen, hebben.
Door beide kleuren te laten oplichten ontstaat geel. Tweekleurenleds
kunnen twee of drie pootjes hebben.
Een tweekleurenled met twee pootjes wordt wel heen-en-weer genoemd, de kleur verandert door de polariteit van de stroom om te keren.
Door de led op wisselstroom aan te sluiten ontstaat een mengkleur.
Met drie pootjes kan elke mengkleur van rood en groen gemaakt worden door de stroom door de twee leds apart te regelen (sturen).
Verder zijn er leds met meer dan twee kleuren op de markt, waaronder de full-coulour RGB-led, een ledbehuizing die een rode, een groene en (meestal twee) blauwe leds bevat (RGB=Rood Groen Blauw). Met deze primaire kleuren van het additieve kleurensysteem
kunnen alle kleuren van het spectrum worden samengesteld. Zulke leds
worden onder andere toegepast in grote lichtkranten en beeldschermen en
in bepaalde designmeubelen. Door het monochromatische karakter van de individuele leds is de kleurweergave
van tot wit licht gemengde RGB-leds echter tamelijk slecht, vooral gele
pigmenten zien er door het ontbreken van golflengtes in het gele gebied
onnatuurlijk uit. Om dit te ondervangen zijn er ook RGBA-leds waarbij
nog een gele ("amber") led is toegevoegd.
De halfgeleider van een led heeft een negatieve en positieve zijde. De negatieve zijde heeft extra elektronen
en wordt ook wel N-type materiaal of valentieband genoemd. De positieve
zijde heeft extra positief geladen deeltjes en wordt P-type materiaal
of geleidingsband genoemd. Door de interactie tussen deze zijden
ontstaat er een verboden zonein het midden van de diode. Deze zone geleidt geen elektriciteit. Wanneer de negatieve kant van een spanningsbron
wordt aangesloten op het N-type materiaal en de positieve kant aan het
P-type materiaal, beginnen de negatieve elektronen en positieve deeltjes
naar elkaar toe te bewegen. De verboden zone in het midden wordt
kleiner en verdwijnt. Wanneer een negatief elektron reageert met een
positief deeltje, verliest deze energie in de vorm van een foton. Deze
fotonen vormen samen een lichtstraal.
In 1907 ontdekte de Britse radiopioneer Henry Joseph Round dat het contactpunt van een kristaldetector licht kan geven, ook merkte hij dat verschillende materialen en spanningen verschillende kleuren kunnen leveren.
In 1927 publiceerde de Russische wetenschapper Oleg Josev in een Russisch tijdschrift details over wat men zou kunnen beschouwen als de eerste LED en vroeg een octrooi aan. Losevs werk bleef echter onopgemerkt en hij kwam tijdens het Beleg van Leningrad
om. Daarbij waren de materialen die hij gebruikte niet bijzonder
geschikt voor een goede lichtopbrengst en zo duurde het tot 1962 voordat
de led echt doorbrak. In dat jaar ontwikkelde Nick Holonyak een werkende led.
windenergie is energie die gewonnen wordt door de bewegingsenergie van lucht (wind) om te zetten in een bruikbare vorm, bijvoorbeeld in elektriciteit.
Vroeger werd windenergie met windmolensdirect omgezet in mechanische arbeid,
bijvoorbeeld om graan te vermalen tot meel of om water te verpompen.
Tegenwoordig wordt het woord windenergie vooral gebruikt voor de elektrische energie die met een windturbine uit de wind gewonnen wordt. Sommige producenten van windturbines spreken ook wel over windenergieconvertoren.
. Door de hoge investeringskosten was elektriciteitsproductie door
windenergie alleen op kleine schaal economisch in gebieden waar nog niet
was geïnvesteerd in infrastructuur van elektriciteitstoelevering. In
het Belgische Gistel liet de burgemeester Alfred Ronse in 1933 achter
zijn kasteel Ter Waere een molen bouwen (de Meerlaan)
die vooral bedoeld was om elektriciteit op te wekken. Met behulp van
riemen over de conische gedeelten slaagde men er effectief in om
elektriciteit te produceren.
Ulrich Hütter bouwde, in 1957 in Duitsland, een 100kW-horizontaleaswindtribune met aerodynamisch gevormde glasfiber vleugels met hoekverstelling, het oermodel van de moderne windturbine.
De jaren 60 en 70 van de twintigste eeuw kenmerkten zich door veel
kleine particuliere initiatieven. Eenvoudige windmolens met generatoren
van enkele kW tot enkele tientallen kW verrezen in polders op plaatsen
waar behoefte was aan elektriciteit. Dankzij subsidiëring waren sommige
experimenten zelfs rendabel. Pas na het doemscenario van de en de oliecrisis van 1973
begon het besef te groeien dat fossiele energie eindig is en dat te
zijner tijd alternatieven zullen moeten worden gebruikt. De overheid
stelde subsidies ter beschikking en er werd geëxperimenteerd met
alternatieve bronnen van energie. In Tvind, Denemarken, verrees in 1977
de eerste Europese megawatt windturbine. Nieuwe verticaleaswindturbine als de Darrieus- en de Savoniusrotor werden onderzocht maar de vermogen/gewicht verhouding bleek laag in vergelijking met de horizontaleas-windturbine.
Verschillende landen startten projecten om op grotere schaal
elektriciteit te winnen. In 2003 was het vermogen mondiaal opgelopen
naar 31 GW, tegen 2 GW twaalf jaar daarvoor.
Eind 2017 stond in de wereld 539 gigawatt windcapaciteit
opgesteld. Dit vermogen was in 5 jaar bijna verdubbeld. Van de 539 GW
stond 188 GW in China, 169 GW in de Europese Unie en 89 GW in de
Verenigde Staten.[8] Windparken genereerden 1120 TWh, dat was 4,4% van de totale elektriciteitsopwekking in de wereld.[9]
Waterkracht is energie die wordt ontleend aan water,
hetzij door gebruik te maken van een hoogteverschil hetzij door gebruik
te maken van de stroomsnelheid van water. Men spreekt ook van "witte
steenkool". Met het "witte" doelde men vooral op de kleur van het
schuimende water en op het schone karakter van dit type energie.
Tegenwoordig wordt vrijwel alle waterkracht omgezet in elektriciteit in waterkrachtcentrales, in het verleden werd de opgewekte mechanische energie ook wel meteen gebruikt, bijvoorbeeld om water op te pompen met een watermolen.
Het gebruik van waterkracht is al eeuwen oud. Reeds in het Oude Egypte en Mesopotamië werd waterkracht gebruikt voor irrigratie. In India en het Romeinse Rijk kende men reeds systemen om molens en wielen aan te drijven met waterkracht. In China werden sinds de Handynastie watermolens op grote schaal toegepast, bijvoorbeeld voor het delven van erts.
Tegenwoordig kent men waterkracht vooral van waterkrachtcentrales, waarin stroom wordt opgewekt. Dit principe werd voor het eerst toegepast in 1886 door Westinghouse en Stanley. Een stuwdam kan smelt- en regenwater opvangen in een kunstmatig meer. Een waterkrachtcentrale met stuwdam levert vooral bij grote hoogteverschillen veel vermogen. Een riviercentrale heeft geen waterreserve om de schommelingen in het debiet op te vangen.
Bij een pompcentrale of spaarbekkencentrale
wordt water in de daluren opgepompt naar hoger gelegen bekkens. Tijdens
de piekuren stroomt het water terug en drijft de turbines aan. Op deze
manier kan men elektriciteitscentrales die bij voorkeur op constant
vermogen draaien (met name kolencentrales en kerncentrales) economisch
beter benutten.
Biomassa is in de biologie de totale massavan organismen in ecosystemen,
zowel het bovengronds als het ondergronds vers- of drooggewicht.
Hieronder valt zowel plantaardig als dierlijk materiaal. De biomassa is
relatief het kleinst in arctische gebieden en in woestijnen en het
grootst in de tropen. Naarmate het milieu minder verstoord is en het
klimaat minder extreem is, is de biomassa van de ecosystemen groter.
Met biomassa in engere zin worden producten aangeduid, die bruikbaar zijn ten behoeve van energieopwekking en/of als biobrandstof en die gewonnen zijn uit plantaardige grondstoffenen dierlijk (rest)materiaal. Hieronder vallen onder andere suikerriet, mais, koolzaadolie, palmolie en dierlijke vetten
In de 'Europese richtlijn betreffende de bevordering van
elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne
elektriciteitsmarkt' wordt de volgende definitie
voor biomassa gehanteerd:
"De biologisch afbreekbaar
fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met
inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en
aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie
van industrieel en huishoudelijk afval."
Aardwarmte of geothermie is een natuurlijk verschijnsel.
Het woord is afkomstig uit de Griekse woorden geo (aarde) en thermos (warmte).
Er kan energie worden gewonnen door gebruik te maken van het temperatuurverschil tussen het aardoppervlak en diep in de aarde gelegen warmtereservoirs.
Een andere techniek om de ondergrond te gebruiken voor duurzame energieproductie is koude wateropslag.
Grondwater, vaak op een diepte van zo'n 100 m, wordt opgepompt en 's
winters gebruikt als (basis-)verwarming van gebouwen waarna het weer de
bodem wordt ingepompt. In de zomer kan het grondwater dienen als
koeling. Minder diep kan ook.
Aardwarmte kan gebruikt worden om te verwarmen en te koelen, als voor de opwekking van elektrische stroom of in een warmte krachtkoppeling.
Elektrische stroom ishet verplaatsen van ladingdragers door een geleider of een halfgeleider onder invloed van een potentiaalverschil.
Traditioneel wordt elektrische stroom uitgedrukt als de verplaatsing van positieve lading. Nu het bekend is dat elektrische stroom doorgaans wordt veroorzaakt door elektronen
die zich in tegengestelde richting verplaatsen, heeft men het elektron
per definitie een negatieve lading toegekend. De oude definitie van
stroomrichting blijft daarom van kracht.
Elektrische stroom wordt doorgaans weergegeven met de letter I (van intensiteit) en kan worden beschreven als verplaatsing van elektrische lading per tijdseenheid.
De sterkte van elektrische stroom wordt gemeten in ampère (symbool: A), en wordt informeel ook wel ampèrage genoemd naar analogie van voltage voor de elektrische spanning
Een elektrische stroom ondervindt weerstand. Dit is niet het geval in supergeleiders waar geen spanning benodigd is of ontstaat.
Instagram, onderdeel van het bedrijf Facebook, is een website en gratis mobiele app om digitale foto's en video's met een speelduur tot 60 seconden uit te wisselen. De foto's en video's kunnen digitaal gefilterd worden en uitgewisseld op sociaalnetwerksite.
De video kan niet worden gepauzeerd op de website.
De functionaliteit van de website is beperkter dan van de app. Het
uploaden van video's en foto's kan alleen via de app. Bovendien kan
alleen in de app een lijst verkregen worden van de foto's/video's van
een account. Op de website kan de content van een account alleen in
rastervorm worden weergegeven. Ook kan men via de website geen directe
berichten versturen naar andere accounts.
In september 2017 maakte Instagram bekend ruim 800 miljoen geregistreerde gebruikers te hebben
Bill Gates werd geboren als zoon van een advocaat en een onderwijzeres.
Hij heeft twee zussen.
Hij werd door zijn ouders naar de Lakeside Prep
School in Seattle gestuurd. Daar zag hij in 1968 een terminal die was
verbonden met een timesharing-computer bij General-Electric. Gates en Paul Allan een vriend en latere zakenpartner bleven heel de tijd bij de terminal.
Het tweetal werd zelfs hacker:
ze braken in in het systeem dat de hoeveelheid verbruikte computertijd
bijhield.
Een lokaal computerbedrijf, dat inmiddels de computertijd op
de terminal sponsorde, besloot hen daarom maar in dienst te nemen om bugs (programmeerfouten in een programma of spel) te vinden, in ruil voor een onbeperkte hoeveelheid computertijd.
In de herfst van 1973 ging Gates studeren aan deHarvard-universiteit. Hij stopte daarmee toen Allen hem wees op de Altair 8800, een zelfbouwcomputer. Gates realiseerde zich dat voor een computer software nodig zou zijn.
Hij belde MITS, de producent van de Altair, op en
blufte dat hij samen met Allen een programma had geschreven - een BASIC-interpreter
voor de Altair.
Dat wilde het bedrijf graag zien. Gates werkte
koortsachtig aan het programma en Allen kon het ten slotte aan MITS
laten zien.
Op 22 juli 1975 sloot MITS een overeenkomst met Gates en
Allen om de rechten van hun BASIC-interpreter te kopen. Dit was de
geboorte van Microsoft, het bedrijf dat Gates en Allen beide multimiljardair zou maken.
Ergonomie is het aanpassen van de omgeving van de mens.
Dit kan een product, een ruimte of een werkplaats zijn.
Ergonomie zit vervat in ons dagelijks leven, maar vooral gekend in werksituaties.
Het is afgeleid van de Griekse woorden 'ergon' (werk) en 'nomos' (wet).
Ergonomie staat voor gezond en efficiënt werken.
Bij het ontwerpen speelt vooral gebruiksvriendelijkheid en comfort een rol.
soorten ergonomie
-fysieke ergonomie: de omgeving voor de fysieke activiteiten van de mens
-cognitieve ergonomie: bestudeerd de mentale processen (geheugen, denken en motorische reacties).
-organisatie ergonomie: focust op het optimaliseren van sociotechnische systemen ( organisatiestructuren en -processen, teamwork telewrken en kwaliteitzorg).