Een led kan veel meer uren licht geven dan een spaarlamp voordat hij
kapot gaat. Vaak staat op verpakking van ledverlichting dat deze zeker
30.000-50.000 uur zou moeten meegaan. Van cruciaal belang bij een
ledlamp is dat de warmte goed afgevoerd wordt. Gebeurt dat niet, dan
gaat de levensduur van de led aanzienlijk achteruit. Ook de kwaliteit
van de elektronica is van belang.
De halfwaardetijd (L50) is het aantal uren dat een led kan branden
totdat hij nog maar de helft van de oorspronkelijke lichtsterkte
uitstraalt.
die tijd kan tussen 5000 en 150.000 uur liggen. Dat betekent dat wanneer
een goedkope witte led als achtergrondverlichting constant aan staat,
deze na zekere tijd nog maar half zo fel is. De halfwaardetijd hangt af
van de gekozen materialen en constructie van de led.
de kleur van de ledlampen hangt af van welk materiaal het is gemaakt
de kleuren die ledlampen kunnen hebben zijn
blauw
wit
rood
oranje
groen
geel
ultraviolet
Ook bestaan er tweekleurenleds. Dit zijn normale ledbehuizingen
waarin echter twee leds zijn geïntegreerd die een verschillende kleur,
veelal rood en groen, hebben.
Door beide kleuren te laten oplichten ontstaat geel. Tweekleurenleds
kunnen twee of drie pootjes hebben.
Een tweekleurenled met twee pootjes wordt wel heen-en-weer genoemd, de kleur verandert door de polariteit van de stroom om te keren.
Door de led op wisselstroom aan te sluiten ontstaat een mengkleur.
Met drie pootjes kan elke mengkleur van rood en groen gemaakt worden door de stroom door de twee leds apart te regelen (sturen).
Verder zijn er leds met meer dan twee kleuren op de markt, waaronder de full-coulour RGB-led, een ledbehuizing die een rode, een groene en (meestal twee) blauwe leds bevat (RGB=Rood Groen Blauw). Met deze primaire kleuren van het additieve kleurensysteem
kunnen alle kleuren van het spectrum worden samengesteld. Zulke leds
worden onder andere toegepast in grote lichtkranten en beeldschermen en
in bepaalde designmeubelen. Door het monochromatische karakter van de individuele leds is de kleurweergave
van tot wit licht gemengde RGB-leds echter tamelijk slecht, vooral gele
pigmenten zien er door het ontbreken van golflengtes in het gele gebied
onnatuurlijk uit. Om dit te ondervangen zijn er ook RGBA-leds waarbij
nog een gele ("amber") led is toegevoegd.
De halfgeleider van een led heeft een negatieve en positieve zijde. De negatieve zijde heeft extra elektronen
en wordt ook wel N-type materiaal of valentieband genoemd. De positieve
zijde heeft extra positief geladen deeltjes en wordt P-type materiaal
of geleidingsband genoemd. Door de interactie tussen deze zijden
ontstaat er een verboden zonein het midden van de diode. Deze zone geleidt geen elektriciteit. Wanneer de negatieve kant van een spanningsbron
wordt aangesloten op het N-type materiaal en de positieve kant aan het
P-type materiaal, beginnen de negatieve elektronen en positieve deeltjes
naar elkaar toe te bewegen. De verboden zone in het midden wordt
kleiner en verdwijnt. Wanneer een negatief elektron reageert met een
positief deeltje, verliest deze energie in de vorm van een foton. Deze
fotonen vormen samen een lichtstraal.
In 1907 ontdekte de Britse radiopioneer Henry Joseph Round dat het contactpunt van een kristaldetector licht kan geven, ook merkte hij dat verschillende materialen en spanningen verschillende kleuren kunnen leveren.
In 1927 publiceerde de Russische wetenschapper Oleg Josev in een Russisch tijdschrift details over wat men zou kunnen beschouwen als de eerste LED en vroeg een octrooi aan. Losevs werk bleef echter onopgemerkt en hij kwam tijdens het Beleg van Leningrad
om. Daarbij waren de materialen die hij gebruikte niet bijzonder
geschikt voor een goede lichtopbrengst en zo duurde het tot 1962 voordat
de led echt doorbrak. In dat jaar ontwikkelde Nick Holonyak een werkende led.