Ieder offensief
verlengde de rijen houten kruisen op de soldatenkerkhoven tot de snijpunten van
hun rechte lijnen met de horizon samenvielen. Het was bij de schaarste aan
goede grond in Europa geruststellend dat de dodenakkers meer lichamen konden opnemen
dan gelijke oppervlakten vloerruimte in de hospitalen. Tussen de bedden in
moesten nu eenmaal bredere doorgangen openblijven dan tussen de lijken in de
donkere aarde.
VERDWENEN DUITSE MILITAIRE BEGRAAFPLAATS - DUINENGRAF
Een foto die wellicht in het voorjaar
van 1916 werd gemaakt in de duinen bij Lombardsijde. Manschappen van het Marinekorps Flandern groeten een van hun
gevallen kameraden, een Deutsches
Heldengrab in den Dunen. ( klik voor vergroting ) Een officiële persfoto die werd vrijgegeven voor
publicatie wat, gelet op het thema, eerder uitzonderlijk was. Het thuisfront
moest immers niet teveel worden geconfronteerd met het verlies aan
mensenlevens. Zeker in de eerste maanden van de gevechten in deze sector kwam
het vaak voor dat gevallen militairen in de duinen werden begraven. Pas in de
lente van 15 begon men met het bijzetten van gevallenen op ereperken op de
begraafplaatsen in de verschillende dorpen achter de frontlijn.
Aansluitend op mijn Pro Patria-blogbericht van gisteren leek het mij wel gepast om vandaag
in Zondag Frontpoëziedag het
gedicht O Koning van oorlogsvrijwilliger
Filip De Pillecyn te brengen. Duiding of commentaar lijkt mij in dit verband overbodig
O KONING
Eens zag ik U, in glorie van veel duinen / Met zon en
zee gehuwd over t heelal / Terwijl de hoog gestoken bazuinen / Ter hemel gilde
in bronstig geschal / De doffe slag klonk van de wilde choren / Die voor Diksmuide
de dood zong op den wal / Ritme als van klokken uit een dollen toren / Brak
over zand en zee in loggen valt / O, voor Diksmuide, waar de putten rieken /
Van de verwording, waar het hart
verwacht / Vol vrees of koopren tijd zijn wieken / Niet neerlegt op een
doodgebranden nacht / Sire, dien dag kwam voorbijgehost / Slijk aan handen,
bloed over t gelaat / Twee brankardiers ten schaamlen grijzen post / t
Gruwelijk lichaam van een Vlaamsch soldaat / Een Vlaamsch soldaat, een Fronter !
Oogen zacht/ En klaar had hij, met den heel zuivren brand / Van veel verdoken
liefde. En ik dacht / Sire, aan de gouden logen die men spant / Over ons
hoofden met dien schijn van Recht / Met al die liederen over vrije mannen /
Ligt Vlaanderen op Cézembre niet gebannen ?/ Staan wij niet dieper dan de kleinste knecht ? / Zijn al die vielen
voor ons recht verloren ? / Mindert ons recht bij elke gekrampte hand ? / O
mijn broeders, uit één bloed geboren / Met éénder vreugde om eenzelfde land ! /
En gij reedt, t blauw oog over duinen / Gericht naar hemel, oneindigheid en
zee / O ! Schallen reeds de bronstige bazuinen / Zoo luidt dat het
luidschreeuwend Vlaamsche wee / Niet doorklinkt waar gij rijdt in t land der
puinen ?