Inhoud blog
  • Sex sells
  • De koningin van Fellini
  • Virtueel café
  • Een fluitje van een cent
  • Déja vu
  • Tijd voor een Wereldmannendag?
  • Luctor on stage
  • Hamerende heipalen en ziedende gitaren
  • Airwick
  • De warme bakker
  • Irish coffee
  • Liefde in de sneeuw
  • De ACN-generatie
  • iPod-kisses
  • En daarmee basta!
  • Uitvinding: lul met snuif-functie
  • Geëtst voor het leven
  • Sauna
  • Het jaar van de spiegel
  • Vuurwerk
  • 2010: toen wandelen weer mogelijk was, een regering ónmogelijk was en het kerkcrapuul in bloei stond
  • 2009: En toen kwam een olifantje met een lange slurf...
  • 2008: Alleen de aandelen van rolstoelen gingen de hoogte in
  • 2007: Le jour de gloire est arrivé!!!
  • Winter, niets dan ellende
  • België - Belgique: liefde met een vervaldatum
  • De pet van mijn opa
  • Wat is Kerst?
  • De zak van Sinterklaas
  • Niet elk einde is een nieuw begin
  • Mijn engelen slapen nog
  • Let's talk about sex
  • Wat is oud?
  • Fees(t)boek?
  • Nooit meer oorlog
  • Luctor for president
  • Trein
  • Nestbevuiling
  • Zappen is slecht voor de lijn
  • Brief aan mijn ouders
  • Cirque De l'Enfer
  • Logisch denken
  • De pure mens: een specimen dat nog op twee plaatsen te vinden is
  • Mag er een beetje gel in?
  • Recht in je schoenen
  • tien-tien-tien, de dag des Heeren
  • Trouwen is houwen!
  • In het land van de Heilige Annick, waar Chinezen thuis zijn.
  • David Robert Jones
  • Gazettenklap
  • I Still Haven't Found What I'm Looking For...
  • Venus en Mars
  • De macht van de paardenkracht
  • Dinsdagen
  • Oorden van verderf
  • Het verdriet van België
  • Bloemen op mijn graf
  • Als eieren zo groot
  • Over banken, elektriekers en Pukkelpop...
  • Dood en leven weerspiegelen in water
  • Niets mag nog.
  • Linda
    Blog als favoriet !
    Gastenboek
  • wèr ar joe, Luctor?
  • niet volledig onbaatzuchtig...
  • pedagogische academie basisonderwijs
  • Gelukkige verjaardag!
  • Herkenning

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Mijn favorieten
  • Go2
  • open directory project
  • Sente XL - de onafhankelijke website over Sint-Laureins
  • Een eigenzinnige kijk in het leven van een kunstfotograaf
  • columns in Limburg: eine inne daag neet geschrieven, eine inne daag neet gelaef
  • Copyright:
    Deze teksten zijn auteursrechterlijk beschermd.
    Schending van het auteursrecht, waaronder wordt verstaan een verveelvoudiging en verspreiding zonder de vereiste voorafgaande toestemming van de auteur is een misdrijf!
    de wereld van Luctor
    Homo Sapiens non urinat in ventum
    Een bescheiden column over hoe een oud kind de wereld rondom zich ervaart...
    20-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Logisch denken
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vanmorgen hoorde ik een opmerkelijk bericht in de auto: Eén op de honderd papa’s zou niet de biologische vader zijn van zijn kind ... Daarmee weerlegt de Leuvense genetica-expert Jean-Jacques Cassiman weliswaar de eerdere veronderstelling dat het aantal onechte kinderen één op tien zou bedragen, maar toch blijf ik het een fenomenaal hoog aantal vinden. Eén op honderd mannen is namelijk niet de vader van zijn kind. Mannen hebben dan van nature vaak de neiging om die gedachte snel naar hun eigen kinderen te reflecteren en de thesis simpelweg weg te lachen. Maar vergeet niet dat, los van je eigen gezin, de kans dus evenzéér bijzonder groot is dat u –of u nu een man of een vrouw bent– eigenlijk papa zegt tegen een kerel die weliswaar met je moeder getrouwd is, maar die totaal niet je verwekker is… Yep, je staat op zijnen boek, maar je komt niet uit zijn broek… één kans op honderd!

     

    Honderden, zoniet duizenden moppen over vreemdgaan en onechte kinderen hebben al menige toog gekleurd. En terecht, want er bestaan heerlijke kluchten over. Van de meest subtiele en fijnzinnige mopjes tot de meest gore bakken. Wat ik mij dan afvraag is hoe zouden de moppentappers reageren mochten ze plots te weten komen dat ze eigenlijk hun eigen leven aan het vertellen zijn? Zouden de lachers even diep in een deuk liggen mocht plots blijken dat ze zich eigenlijk om hun eigen ellende aan het bescheuren zijn?

    Nu,we moeten daar natuurlijk ook niet té doemdenkerig over doen. Maar even logisch redeneren doet toch geen pijn. Uitgangspunt is dat één op de honderd papa’s een kind groot brengt wat niet van hem is. Dat betekent dus ook dat één op de honderd moeders onderandere ook mama is van een kind, wat niet van haar man is.

    Als we daarnaast ook rekening houden met het feit dat er anticonceptiva bestaan in alle mogelijke vormen en soorten, dat we er mogen vanuit gaan dat de overspelige vrouwen er toch logischerwijs alles aan zullen doen om niet zwanger te worden van hun minnaar én dat ook in de verboden liefde niet alle scheuten prijs zijn, dan kom ik maar tot één constatatie: de rendez-vous-hotels moeten gouden zaken doen.

     

    Omdat mijn kennis van statistiek en kansberekening te beperkt is om hier in no time de juiste conclusies uit te trekken, ben ik op zoek gegaan naar een paar goed onderbouwde studies om te weten te komen hoe groot de kans is dat onze vrouwen er een loverboy op nahouden en minimaal op regelmatige tijdstippen de koffer induiken met de postbode, de melkboer of voor mijn part met de pastoor. Al is de kans op dit laatste eerder klein als je vrouw meerderjarig is.

     

    Bon, het vergde wat opzoekingswerk, maar uiteindelijk kon ik toch hier en daar proefschriften en studies raadplegen met betrouwbare gegevens over scheef schaatsende dames. Vertrekkende van mijn eigen redenering was ik al tot de conclusie gekomen dat er redelijk veel op los gevogeld wordt, maar de naakte cijfers die ik vond, hebben mij ronduit op mijn gat gezet. Een Brits onderzoek onder tweeduizend vrouwen heeft namelijk aangetoond dat een kwart van alle vrouwen al een buitenechtelijke affaire had of nog steeds heeft. Een kwart… vijfentwintig procent… één op de vier. Wat zeg ik, de rendez-vous-koten doen gouden zaken? Een miljoenenbusiness is het! Ik kan maar beter stoppen met werken en een zelfstandig statuut aanvragen om onmiddellijk met zo’n boîte d’amour te starten. Binnenkort vul ik mijn dagen met verse lakens leggen en kamers luchten. Goe geweten! Succes verzekerd!

     

    Eén op de vier…?!? Bij de mannen is het zelfs een stuk minder. Niet meer dan achttien procent heeft zich al eens of meerdere keren bezondigd aan het inzaaien van andermans akker.

    Nu ik de cijfers ken, begrijp ik overigens ook totaal niet meer waarom de dames de mannen daar altijd persé een schuldgevoel willen over aanpraten? Alsof wij mannen, zoals een postbode, van gleuf naar gleuf lopen tot onze zak leeg is...

    Neen, natùùrlijk is dat niet zo! Maar geef toe, de dames willen ons wel altijd graag op die wijze afschilderen: de onrespectvolle vent die om de acht seconden aan seks denkt. Mijn kloten, Gérard.

     

    Pas op, het wordt nog erger. Wat nog bijkomend uit het Britse onderzoek blijkt, is zo mogelijk nog straffer: de dames gaan niet vreemd uit geilheid. Welneen, zo dierlijk zijn toch alleen maar die gore venten! Neen, onze dames gaan vreemd omdat hun mannen niet regelmatig genoeg laten voelen dat de dames speciaal zijn voor hen. Alstublief, mijnheer! En gij nu! Terwijl dat u een hele shift uw nikkel ligt af te draaien in de fabriek, ligt uw dame met de buurman te vozen en ’t is nog allemaal uw schuld bovendien…

     

    Vreemdgaan doen onze dames trouwens niet voor de seks, zo blijkt. In de praktijk komt het er weliswaar op neer dat ze het behang van de muren vogelen in het rendez-vous-hotel, maar dat zou absoluut niet de reden zijn waarom ze er een lief op nahouden. Neen, seks is een pure bijkomstigheid. Het gaat onze dames meer om de aanraking, om de aandacht en om het goed gesprek met de minnaar.

    Als je dus vandaag of morgen een getrouwde vrouw met slinkse bedoelingen op je ziet afkomen, heren, wees niet bang! Ze zal verwachten dat je haar meeneemt naar zo’n kriebelhotel, maar je mag je lul gerust thuis laten. Uw minnares is enkel op zoek naar emotioneel begrip en beschermende intimiteit.

     

    Wat er ook van zij, één op de vier vrouwen die wel eens een scheve schaats rijdt, het blijft een gigantisch aantal. Wie zijn die vrouwen, vraag ik mij af? Hoe kan je ze herkennen?

     

    Vanavond in het naar huis rijden heb ik –waar het verkeer dat toeliet– in elke auto binnengekeken. Je ziet natuurlijk alleen maar het kopje van de dames in hun auto, maar ik schat dat ik er toch zo’n veertig gezien heb. Tien keer prijs, dus! Maar wie?

    Vier van de dames zaten als passagier in de auto. Hun man reed. Eén van die vier kerels is ferm de lul, als je het mij vraagt. Maar wie?

    Toevallig of niet, maar verspreid over de dag ben ik vandaag professioneel aangesproken door  vier vrouwen. Ik zag een struise blonde met modieuze bril, een grote, slanke brunette met krullen, een knappe rosse met donkere ogen en een klein zwartje met grote boobies. Logisch gezien moet één van de vier ontvankelijk zijn, om het maar beleefd uit te drukken. Het gevogelte lag dus voor het grijpen, maar bij wie?

     

    Wie? Dat is inderdaad de vraag die mij een dag lang bezig hield.


    Vanavond ging ik nog een glas drinken in mijn stamkroeg.

    De gebruikelijke woensdagavondklanten waren aanwezig. Bakker, beenhouwer, gemeenteraadslid, postbode en nog een paar mensen, die ik alleen van gezicht ken. Het gebeurt regelmatig dat we samen in de kroeg naar het Europees voetbal kijken.Maar soit, na verloop van tijd breng ik het gesprek op de één op honderd papa’s die niet de biologische vader is en het vreemdgaan van één op de vier vrouwen. Het duurde niet lang of de eerste moppen werden afgevuurd. Hilariteit alom.

    Tot ik er op een gegeven moment mijn drie tooggenoten opmerkzaam op maak dat wij daar eigenlijk met z’n vieren zitten en dat dus één van onze dames misschien wel… You know… Even werd het muisstil in ons gezelschap, maar dan gierden we het alle vier weer uit. Stel je voor… Toch niet die van ons…!!! Hell no!

     

    Toen ik een paar uur later thuis kwam, zat mijn teerbeminde op de bank televisie te kijken.

    “Dag schat”, zei ze. “Was het leuk met de jongens?”

    “Absoluut”, zei ik. “We hebben tranen gelachen. Weet je wat onze facteur nu beweerde?”

    “Vertel…”, zei ze

    “Wel”, zei ik, “Hij beweerde dat hij al alle vrouwen in onze wijk geneukt heeft, behalve één!”

    “Behalve één?”, vroeg mijn vrouw.

    “Ja”, zei ik, “Behalve één.”

    Mijn vrouw dacht diep na en ik zag haar ogen wegdromen. Na een paar seconden keek ze mij weer helder en met een speelse blik aan.

    “Dan is dat zeker weer die trut van hier rechtover…”, zei ze

     

    De rest van de avond heb ik haar overladen met aandacht, emotioneel begrip en beschermende intimiteit. I love my bitch!

     

    Luctor

    20-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (15 Stemmen)
    18-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De pure mens: een specimen dat nog op twee plaatsen te vinden is
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wat is nu anoniemer dan een naaktstrand? Op strandslippers en voor de rest helemaal bloot zijn we immers allemaal gelijken. Akkoord, je merkt wel verschillen in lichaamsbouw, maar maatschappelijk gezien geven grote of kleine borsten niet weer wat je in het dagelijkse leven doet, net zo min als kleine piemeltjes of grote meetlatfluiten een indicatie zijn van je sociale status.

     

    Helemaal “Niemand” ben je natuurlijk nooit. Zelfs als alle kleren wegvallen, dan nog kun je soms dingen vaststellen, die je iets meer vertellen over de bloterik haar- of hemzelve. Gewoon aandachtig zijn is soms al genoeg.

     

    Hoewel alle kledingstatus op naaktstranden wegvalt, blijven er toch een aantal maatschappelijke aspecten zichtbaar. Zo vroeg ik mij lange tijd af waarom sommige mensen –mannen én vrouwen– een hele dag lang in het zand liggen te bakken zonder enige vestimentaire bescherming, terwijl ze toch een petje opzetten als ze gaan pootje baden of jeu-de-boulen. Duizenden redenen probeerde ik eraan vast te knopen, maar geen enkele leek plausibel. Tot ik op een dag een man zijn petje zag afnemen en er zijn sigaretten en zijn aansteker zag uithalen. Hoe stom kon ik zijn? De petjes op het naaktstrand zijn gewoon de rokers in onze samenleving. Let er maar op! Je zal merken dat ik gelijk heb.

     

    En zo zijn er nog wel een paar elementen waaraan je kan inschatten tot welke sociale categorie de blote medemens behoort, maar aangezien ik zelf rook en weiger om in mijn bloot gat met zo’n onnozel petje rond te lopen, zoek ik liever andere uitdagingen om mensen te proberen inschatten los van hun maatschappelijke status.

     

    Op een voetbalveld, bijvoorbeeld. En dan bedoel ik niet de grote of kleine stadions, waar supporters massaal naartoe trekken om hun favoriete ploeg aan te moedigen en er desnoods voor te vechten… Neen, de terreinen die ik bedoel zijn de gewone jeugdterreinen, zonder dure of goedkope plaatsen en zonder loges of staantribunes. Gewoon een grasveld met een aantal witte lijnen en daar rond een afsluiting met alleen maar papa’s en mama’s, mémé’s en pépé’s, hooguit een broer en/of een zus.

     

    Sjaals, vlaggen en wimpels zie je hier amper. Fanatisme van ouders die hun zoon in zijn team willen zien schitteren, des te meer. Beroepen en maatschappelijke status bestaan niet aan de rand van een jeugdterrein. Hier staan alleen leeuwen die hun zonen vooruit jagen en leeuwinnen die gevaarlijk kunnen klauwen als hun welpje gewond op het terrein blijft liggen. De mens als ouder is bijna even puur als de mens in zijn blootje.

     

    Jeugdvoetbal brengt mens en emotie in beweging, zei ik gisteren tegen een medesupporter met wie ik tijdens de rust van een wedstrijd van onze zonen, het veld rondwandelde. De man was het met mij eens. Of althans, hij gaf mij gelijk. Toch is dat bewogen oudergedrag maar een verschijnsel van de laatste tijd.

     

    Ik herinner mij dat wij vroeger op training toekwamen en dan hadden we er al een fietstocht van een paar kilometer opzitten. Toch is dat amper vijfendertig jaar geleden. De trainingen in die tijd waren niet veel meer dan een paar rondjes rond het veld lopen en daarna een matchke onder elkaar spelen. Onze trainer was een lokale zelfstandige in herenkleding en hij stond ons instructies te geven vanaf de zijkant van het terrein. In wit hemd, das en grijze stoffen broek. Rechtstreeks van tussen zijn kledingrekken gerukt. Van voetbal kende hij wellicht nog minder dan de eerste de beste hoekschopvlag en nu ik ‘m mij terug voor de geest haal, léék hij daar zelfs een beetje op. Hij was minstens zo gespierd als de vlaggenstok en als het flink waaide, dan wapperde zijn ene pluk lang haar, waarmee hij de rest van zijn kale knikker probeerde te camoufleren, als een vlag in een strakke noordoosten bries.

    Na afloop van training en wedstrijden  konden we ons niet in een warme kleedkamer terugtrekken om de modder van ons lijf te spoelen onder een heerlijk warme douche, maar moesten we het stellen met elk één plastic wasteiltje koud water in een soort stal die als kleedkamer moest dienst doen. In de winter was het geen uitzondering dat op ons teiltje gewoon een laagje ijs op was gevroren. Maar we voetbalden alsof ons leven er van afhing en we amuseerden ons rot.

     

    Ouders van nu zouden het nooit meer pikken mochten hun kleine Maradonna’s en Ronaldinho’s vandaag nog zo behandeld worden. En terecht, laat mij duidelijk zijn! Maar soms gaat de betrokkenheid wel erg ver.

    Ik herinner mij dat wij na de wedstrijd thuis kwamen en dat we eerst aan mam en pap gingen vertellen of we gewonnen of verloren hadden en of we goed gespeeld hadden. Niet dat ze daar veel interesse voor hadden, maar bon, je kon hen maar net zo goed inlichten en een overwinning navertellen is immers meer dan dubbele pret. Héél uitzonderlijk gebeurde het dat bij een wedstrijd een mama of een papa aan de kant stond te kijken. Maar dat kan ik doorheen alle jeugdreeksen echt wel op één hand tellen.

    Vandaag de dag worden de kids als sterren-in-spé met de auto naar de training gebracht en staan de ouders zelfs de trainingen te bestuderen en in alle ernst te becommentariëren.

     

    Grappiger wordt het nog als papa’s en mama’s tijdens de wedstrijden adviezen tegen zoonlief staan te schreeuwen. Meer dan eens druist dat loodrecht in tegen wat de coach staat tieren. De coach ziet zijn team; mama en papa zien hun zoon. Vaak een wereld van verschil.

    “Naar voor, Emiel!”, “Naar achter, Emiel!”, “Ga diep, Emiel!”, “Blijf bij je man, Emiel!”. Het is nooit moeilijk om uit te vissen wie Emiel is. Zoek gewoon het spelertje dat als een jojo over het veld stormt en je hebt ‘m te pakken.

     

    Helaas zijn er veel te veel Emiel’s. En met Emiel’s bedoel ik niet de zonen van ouders die vol vuur en vol passie hun kind en zijn team aanmoedigen. Daar is helemaal niets fout mee. Integendeel. Het grote probleem zijn de voetbalouders, die geen fluit verstand hebben van het voetbalspelletje an sich en die dus nooit objectief zijn tegenover de geleverde prestatie. Het enige wat ze zien is hun eigen ‘Ronaldinho’ en geef toe, die doet nooit iets verkeerd. No way! Als er iets fout is gegaan dan heeft de kleine Beckham gewoon teveel naar de stomme uitleg van de trainer geluisterd. Weet je wat we doen? We schreeuwen gewoon nóg iets harder dan de trainer om te zeggen hoe het wél moet.

     

    Ik heb afgelopen zondag speciaal op de ouders van ons team gelet. Een paar staan rustig het verloop van de match te volgen. Anderen zijn iets heviger en moedigen het team op een positieve manier aan. “Goed Tibo”, “Goeie pass, Kleinen”, “Goed gespeeld, Eli”, “Goe gepakt, Jinse”, “Go Maxie, Go”, “Prima bal, Ollie”…

    Elke keer toen ik de andere ouders en de trainer “OK, Jarne, goeie bal”, hoorde roepen, warmde mijn hart een klein beetje op. Mijn kind schoon kind, is immers ook deze kritische ziel niet vreemd.

    Bij de rust staat het 2-0 voor ons.

     

    Na de rust lijkt het alsof onze ploeg een gedaanteverwisseling heeft ondergaan. Onze jongens  komen er totaal niet meer aan te pas. De tegenstander is sterker, beter en scherper uit de kleedkamers gekomen, maar ondanks dat lopen we toch tot 3-0 uit. Maar goed ook, want de ‘blauwtjes’ komen naar het einde toe nog sterk terug en met een 3-2 stand wordt ons doel in de laatste tien minuten gewoon belegerd. Gelukkig houden we stand en winnen we de wedstrijd.

    Onmiddellijk na de wedstrijd, klampt een tegenstander-papa mij aan. Dat mijn zoon toch wel bijzonder driest op zijn nakomeling is ingegaan en dat het ronduit een smerige fout was... Dat het een schande was dat die van mij een volle kop groter was en dan nóg zo'n smerige overtreding maakte... Of die van mij niet meer verstand onder zijn lang haar had...? En of ik 'm had opgevoed met de gebruiken van de brousse?
    Ik heb de man alleen maar eens vriendelijk toegelachen en gedacht: 'als je nog wat lang zaagt, dan heb je mijn kruk tegen je tanden'
    Ik was tenslotte een volle kop groter dan hem. Of... heb ik het niet gedacht en toch gewoon gezegd? Ik zou het begot niet meer weten.

    Seconden later komt onze Jarne met een stralend gezichtje naar mij toegespurt.

    “Spannende match hé”, zegt hij. Er hangt modder aan zijn voorhoofd en in zijn haar.

    “En of.”, zeg ik. “Heb je je geamuseerd?”

    “Jàààà”, zegt hij vol overtuiging. “En jij, papa? Heb jij je geamuseerd”

    “Tuurlijk”, zeg ik.

    Hij knipoogt, geeft mij een kus en stuift weg naar zijn warme douche.

    Ik pink een traan weg om zoveel kinderlijke blijdschap en ik bedenk dat het heerlijk is om een (voetbal)papa te zijn.

    En je hoeft niet eens een belachelijk petje op te zetten om je sigaretten onder te steken...

     

     

    Luctor

    18-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (13 Stemmen)
    14-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mag er een beetje gel in?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Mijn zoon is negen en hij heeft lang haar. Niet zomaar een beetje, neen, écht héél lang haar. Maar wie ben ik om te zeggen dat hij naar de kapper moet? Ik was namelijk een tiener in de jaren zeventig, toen lang haar de norm was. Zelfs in de veel cleanere jaren tachtig, toen new wave en punk plots weer korte coupes predikten, hield ik vast aan mijn lange lokken. Pas diep in de jaren negentig vond ik de moed om er afscheid van te nemen. Ik herinner mij dat elke knip van de kapster mij het gevoel gaf dat een stuk van mijn leven werd weggesneden. Kleine dingen, grote dingen,… herinneringen en gebeurtenissen, die als lange, afgeknipte manen op de grond dwarrelden om daarna te worden samen geveegd en genadeloos in de vuilbak te verdwijnen.

     

    Die ene kapbeurt waar ik als nozem op de stoel ging en als nerd het kapsalon verliet, zal mij altijd bij blijven. Tot op de dag van vandaag houd ik er een slecht gevoel aan over. In die mate zelfs dat kapsalons zonder discussie tot mijn absolute top-drie behoren van te vermijden plaatsen. Mortuaria en operatiezalen zijn de twee andere.

    Tot voor kort probeerde ik het aantal kapbeurten per jaar dan ook tot een absoluut minimum te beperken. Maximaal twee tot drie keer per jaar vond ik de moed om een afspraak te maken, wat er natuurlijk in resulteerde dat ik meer dan de helft van het jaar rondliep met een soort  dweil op mijn hoofd, die eigenlijk mijn kapsel was.

     

    Brrr, kapsalons, alleen de gedachte geeft me al koude rillingen. Om te beginnen hangt er in elk kapsalon zo’n typische chemische geur. Het is te moeilijk om die vreemde  mengeling van goedkope parfum en bijtende toiletontstopper exact te beschrijven, maar ik wed dat u zeker weet wat ik bedoel. Het is er ook altijd zo ongezond warm in kapsalons, maar het ergste van al vind ik het geluid. Dat is echt om horendol van te worden. Een soort nimmer afhoudende kakafonische druk, zo overheersend dat hoofdpijn nooit ver weg is. Gesis van stromend water in de wasbekkens, gezoem van een paar UFO-haardrogers die op volle toeren evenveel oude besjes hun haar blauw drogen, handföhnen die mensen hun hersenen vanop twee centimeter afstand gaarkoken, liefst nog een televisietoestel met één of ander hippe muziekzender er bovenop én natuurlijk… het onvermijdelijke gekwetter en gekakel van knippers, knipsters en geknipten. En dat alles door mekaar. En zonder ophouden. Hèèèèlp, ik krijg er nu al het heen-en-weer van. Alleen maar door eraan te denken.

     

    Op één of andere wijze lijken kapsalons ook qua sfeer en beleving blauwdrukken van elkaar. Iedere keer hetzelfde verhaal. Je hebt een afspraak, je komt ruim vijf minuten te vroeg aan -want hoe eerder je er bent, hoe eerder je er weer weg kan- maar hoe vaak gebeurt het dat je stipt op tijd in de stoel gaat? Nooit! Altijd zit je daar minstens twintig minuten in een veel te krap zeteltje ergernis te verbijten. “Sorry mijnheer, we lopen een klein beetje achter op schema, maar ’t zal direct aan u zijn. Had u graag een koffietje gewild? Of liever iets fris?”.

    Nee trut, ik wil dat je gewoon mijn haar afknipt en nog wel snel ook! Ik heb wel wat beters te doen dan hier in die chemische stank mijn tijd zitten te verprutsen!

     

    Maar goed, wachtende klanten is bij kappers nu eenmaal een vast onderdeel van ‘klokvast op afspraak werken’ en dus probeer je in afwachting toch ietwat interessant leesvoer te vinden tussen de stapels “Cosmopolitan”, “Flair” en “Libelle”. Bij de dokter kan je nog wel eens geluk hebben om een oude, verfomfaaide “Humo” of “Knack” tussen het stapeltje te vinden, maar daar mag je in een gemiddeld kapsalon absoluut niet op rekenen. Ergst van al zijn nog de modellenboeken. Veel te grote boeken van superduur en dik, glanzend papier met op elke pagina een ‘coupe’ die absoluut niet bij jouw gezicht past. Ken je ze? “Hairstyle - Najaar 2009, meer dan tweehonderd modekapsels met stijlvarianten en voor alle haarlijnen”, “Trendy Hair Gallery - Spring 2010, de nieuwste trends in haute coiffure voor hem en haar”,…

    Daar moet je dan zogenaamd uit kiezen. Ten eerste zijn de helft van die boeken stratenoud en loop je dus in het trendy wereldje met een oldtimer op je kop en ten tweede, kijk eens naar de blik van die modellen in zo’n boek… Er is er geen één die lacht! Allemaal, van de eerste tot de laatste, kijken ze vals of kwaad. Hoe zou je zelf zijn, denk ik dan? Als ze mij met sommige van die carnavalstoestanden op mijn kop zouden buitensturen, ik zou de coiffeuse godverdomme eigenhandig vermoorden.

     

    De volgende etappe in de marteltocht is ook overal identiek. Net nadat je gedacht hebt ‘als ik hier nog vijf minuten langer moet wachten, dan kunnen ze hier vierkant mijn kloten kussen en ben ik weg’, komt er een leermeisje of een leerjanet naar je toe gehuppeld om je ‘u-mag-mij-volgen’ naar de wasbak te begeleiden. Ooit al eens goed op die leerling-haarwasmachines gelet? Doen! Volgens mij moet er ergens een kapperslaboratorium bestaan waar die gasten gekloond worden. Allemaal hebben ze zo’n blik van het-interesseert-mij-hier-geen-reet-en-ik-zou-liever-nog-in-mijn-nest-liggen-maar-bon-het-moet-voor-school. Zelfs qua uitzicht lijken het allemaal broertjes en zusjes. De meisjes-haarwasmachines hebben meestal veel te dikke billen voor hun veel te korte rokjes en de jongens zijn quasi altijd van die glitterjanetten met veel te spannende broeken, waarin zelfs de Prince Albert -dwars door hun fluit- haarscherp staat afgetekend. Bovendien schrobben die haarwasmachines stuk voor stuk dermate hard op je kop dat zelfs je dubbele kin er strak gaat van staan. En dan heb ik het nog niet eens over het feit dat ze àllemaal pas vragen of het water niet te koud is, als je lul al voor meer dan de helft in je buik is gekropen.

     

    Eenmaal je haar met zevenendertig verschillende soorten professionele shampoo is gewassen en ingemasseerd met glans-conditioner wordt je als een natte poedel door het salon geloodst naar een vrije stoel met dito spiegel. Wow, nu gaan we echt wel een level hoger. Je komt nu namelijk in de handen van de echte professionals. Zij die hun diploma al hebben. Volgens mij kan je dat zelfs aflezen aan de hoeveelheid make-up die de dames hebben gesmeerd. Dat is beduidend meer dan de haarwasmachientjes, die je tot dan toe in handen hadden. Ook de kapsels van de echte coiffeuses zijn gedurfder dan bij hun leerlingen. Hier zie je voor het eerst hoe de modellenboeken tot leven komen. Het enige verschil is dat kapsters in tegenstelling tot de echte boekmodellen wél glimlachen. Dat doen ze namelijk allemaal. Plastiekerig en overvloedig. Waarschijnlijk geleerd op de kapperschool. Je voelt de routine.

     

    En dan, dé absolute horror: “Hoe zou u het graag gewild hebben, mijnheer?”, terwijl ze je stoel met krachtige voetbewegingen in schokjes de hoogte intrappen.

    Ik vraag mij dan altijd af hoe het lieftallig kapstertje zou reageren mocht je op zo’n moment zeggen: “Nou lieve schat, laten we het vandaag eens op zijn hondjes doen”.

    Maar goed, beleefd en welopgevoed als we zijn, doen we dat natuurlijk niet. Integendeel, aanvankelijk deed ik zelfs nog pogingen om uit te leggen dat het vooraan niet te kort mocht, dat ik liefst had dat het rond mijn oren werd geknipt en dat ik niet zo hield van een uitgeschoren nek. Maar het vervelende van de zaak is dat die professionals dan meteen uitpakken met allerlei moeilijke vragen over ‘laagjes of gewoon rechtdoor’, ‘verknipt of stijl’ en ‘moet het streepje links of in het midden?’

     

    Later ben ik dus gewoon maar gestopt met uitleggen hoe ik het wou. “Overal een stukje af en doe voor de rest je zin maar”, werd mijn motto. Het gekke is dat het resultaat altijd precies hetzelfde was. Zelfs bij verschillende kapsters en kappers. In verschillende steden en gemeenten. In feite kwam het er telkens op neer dat het op geen kloten trok, dat ik daar een kleine dertig euro moest voor neertellen om dan als een vogelschrik naar huis te rijden en mijn kop onder de kraan te steken. Neen, ook met het echte coiffeursgild heb ik het ook wel gehad.

     

    En dan wil ik het hier nog niet eens hebben over de gesprekken aan en rond je kappersstoel. “Triestig weerke, hé mijnheer. Er zijn veel zieke mensen, zunne. Heb je kindjes, mijnheer? Grote? Kleintjes? Studeren ze goed? Al op reis geweest, mijnheer? Dat kan toch deugd doen, hé mijnheer, er zo eens een paar daagjes tussenuit. Een mens heeft dat nodig hé. Wreed hé van die mijnwerkers in Chili…”

    Aaaaarg, zot word ik ervan!

     

    Of beter… zot wérd ik ervan. De kapsalons zijn immers voorgoed verleden tijd voor mij. Ik ben namelijk overgeschakeld naar de ‘kapper aan huis’. Een hele fijne kerel, die je graag over de vloer krijgt, die je haar netjes knipt voor een prikje en die zijn vrouw meebrengt. Ik kan iedereen dit duo aanbevelen. Echt waar! Top! Maar wel best je doos pralines achter slot en grendel bewaren…

    Luctor

    14-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (14 Stemmen)
    12-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Recht in je schoenen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De slogan “de politie uw vriend” is duidelijk niet voor mij uitgevonden. Ik heb namelijk altijd al een beetje een moeilijke relatie gehad met de Hoeders van de Wet. Dat ligt deels aan mij -ik besef dat- maar om daarom de schuld nu volledig bij mij te leggen… Het spijt me, dat gaat toch echt te ver. Sommigen van onze blauwe broeders gaan er immers per definitie van uit dat zij zich àlles kunnen veroorloven. Machtsvertoon, onbeleefdheid, afblaffen, noem maar op… Wel, helaas voor hen en helaas voor mijn portemonnaie, komen ze af en toe eens iemand tegen die al dat gezeik niet pikt.

     

    Laat ik misschien eerst even terugduiken in de tijd en veel zal duidelijk worden. Ik draai de klok terug tot midden jaren tachtig. Op een barslechte weekdag was ik op weg naar een vergadering in een kleine provinciestad. Ik was zeker niet te laat voor de meeting, maar echt veel overschot aan tijd had ik toen ook weer niet. Om niet nog meer tijd te verliezen, rijd ik door het oranje licht. Een duidelijke overtreding, daar gaat het niet om.

    Achter het hoekje staat een Golf GTI met een rood streepje erover en gezwind komt die speedbolide achter mij aangestoven. Wieuw-wieuw-wieuw.

    Niet eens vijfhonderd meter voorbij het verkeerslicht sta ik al aan de kant. GTI netjes achter mij geparkeerd en twee oranje poppetjes rond mijn auto. Het regent dat het giet.

    “Mijnheer weet zeker niet goed wat het oranje licht betekent?”, grijnst een van de poppetjes.

    “Toch wel”, zeg ik, “maar ik ben gehaast en daarom heb ik het licht genegeerd. Het spijt me”.

    “Zou mijnheer mij dan toch eventjes kunnen uitleggen wat de betekenis is van het oranje licht?”, vraagt de politieman en zijn grijns trekt zowaar tot achter zijn oren.

    “Mijnheer zou dat zeker kunnen”, zeg ik, “maar tot nader order is dit geen examen en ik heb haast. Als u dus zo snel mogelijk mijn boete wil schrijven, dat ik mijn weg kan verder zetten.”

     

    Dit was duidelijk niet het antwoord waar de agent op had gerekend, want van de ene op de andere seconde slaat de sfeer om. Weg is plots de grijns.

    “Uitstappen”, beveelt de kanarie.

    “No way”, zeg ik. “U wordt betaald om in de regen te staan. Ik niet.”

    Zijn volièregenoot had tot dan toe enkel een beetje rond mijn auto gefladderd, maar na mijn antwoord stond hij plots naast zijn vriendje, werd mijn deur opengegraaid en enkele seconden later plakte ik letterlijk tegen de carrosserie van mijn auto. In de regen…

    Niet eens vijf minuten daarna  kwam al een combi ter plaatse en werd ik -zeiknat ondertussen- met galante druk in het politiebusje gemanoeuvreerd.

    Ik zal u de details van het uiterst geanimeerde halfuurtje wat erop volgde besparen, maar ik geef nog wel mee dat onze babbel maanden later werd beslecht met een fikse boete wegens smaad. De opmerking van de flik dat mijn ‘schoon lang haar’ en een snelle auto mij niet de permissie gaven om een 'franke muil' op te zetten, was blijkbaar in de tijd vervlogen. Maar dat ik hem daarop had geantwoord dat hij niet moest denken dat heel het land aan zijn kloten hing omdat hij met zo'n belachelijke cachepot op zijn hoofd rondliep... dàt hadden ze wel onthouden. Het heeft mij veel centjes gekost.

     

    Begrijpt u nu een beetje mijn moeilijke relatie met de politie, waarde lezer? En toch ben ik nog altijd bereid om toe te geven dat het waarschijnlijk niet altijd een pretje moet zijn om flik te zijn. Als je daar op een regenachtige dag langs de weg staat en wordt voor de zoveelste keer uitgescheten door een bezopen lulhannes, die de sleutels van zijn gepimpte leasebak moet inleveren omdat hij niet door de alcoholcontrole kwam… Ik kan mij voorstellen dat je er niet vrolijker van wordt.

    Net zo min trouwens als je dan toch eens een fietsendief hebt gevangen en je brengt ‘m vol trots naar het politiekantoor, dat je daar moet vaststellen dat er voor die gasten een speciaal soort draaideur is geïnstalleerd, waardoor ze nog sneller weer buiten zijn dan jij, als goedmenende flik, je shift kan beëindigen. Ik snap het best. Maar geeft dat de smurfenbrigade het recht om brave burgers af te katten voor een prul? Ik dacht het niet!  En al zeker niet als je niets verkeerd doet…

     

    Neem nu vanochtend.

    Het is al niet prettig dat je een volledige dag verlof moet nemen om naar het ziekenhuis te gaan om daar aan een reeks martelonderzoeken te worden onderworpen, alleen maar om een diagnose te krijgen die je zelf al lang had gemaakt. Knie kapot! Dat was inderdaad vandaag mijn tijdverdrijf.

     

    Als ik dan uiteindelijk, uren later, weer naar huis reed -plukkesuf van het ziekenhuiswachten en met mijn kop barstensvol medische zorgen- merkte ik in mijn achteruitkijkspiegel twee politie-uniformen in een anonieme wagen vlak achter mij.

    In een flits overliep ik de volledige situatie. Gordel, check, OK. Snelheid, check, OK… Ik wed dat je dat gevoel kent.

    Afijn, net op het moment dat ik tot de constatatie kom dat ik niets verkeerd doe en de ontspanning weer intreedt, komt dat smurfenvehikel naast mij rijden en geeft de hoofdsmurf -dat is altijd degene die niet achter het stuur zit- mij een teken dat ik aan de kant moet. Wel godvermiljaarde, wat zal het nu weer zijn?

     

    “U weet dat telefoneren aan het stuur verboden is, mijnheer?”

    En of ik dat weet. Twee keer heb ik de staatskas al met honderd euro mogen sponsoren omdat ik tegen de regel had gezondigd.

    “Ik was niet aan het bellen”, zeg ik.

    “U was wèl aan het bellen”, zegt de politieagent.

    “U bent zeker de grappigste thuis”, zeg ik. “Ik heb niet eens een gsm bij. Fouilleer mij maar”

    De agent vraagt mij vriendelijk om uit te stappen.

    Mijn avontuur van meer dan vijfentwintig jaar geleden indachtig, doe ik gedwee wat hij vraagt.

    De blauwe twinbrothers kijken vluchtig mijn auto in en vragen mij om mijn zakken leeg te maken.

    “U verliest uw tijd, heren”, zeg ik. “En dat terwijl er duizenden boeven vrij rondlopen”.

    De blik van de oppersmurf is duidelijk. Dergelijke grapjes kan ik beter achterwege laten.

     

    Omdat blijkt dat ik inderdaad geen gsm bij heb, worden de twee er niet vriendelijker op.

    “Wat zat u dan aan uw oor te prutsen?”, vraagt de knechtsmurf.

    “Weet ik veel”, zeg ik, “jeuk zeker…” Ik voel dat mijn lachje te triomfantelijk is voor de situatie, maar ik kan het niet onderdrukken.

    “Twee kilometer aan een stuk in je oor pulken?”, pikt de oppersmurf weer in. Zijn stem is alle vriendelijkheid verloren. “Volgens mij heb je het opzettelijk gedaan om ons te laten denken dat je zat te bellen. Daar staan boetes op, vriend.”

    Vriend! Vriend? Ik voel honderdduizend verwijten op mijn tong bruisen, maar ik pers mijn lippen stijfdicht.

    “Wel...?”, blaft de oppersmurf, “Zat je ons voor de gek te houden?”

    “Nee mijnheer.”, zeg ik mak. Ik voel dat hij mij op de knieën wil, maar ik weiger mijn blik af te wenden en blijf hem staalhard in de ogen kijken.

    Oppersmurf is de eerste die wegkijkt. Hij zoekt de blik van zijn collega en de twee agenten kijken elkaar heel even aan zonder iets te zeggen. Ik voel dat het tij keert.

     

    God, wat had ik zin om te vragen of ze hier werkelijk hun dagen moeten mee vullen. Gelukkig hield ik de kalmte en zweeg. Ik blijf tenslotte een man. En dat blijft toch dé te straffen sekse in de ogen van dergelijke ordehandhavers. Was ik een schaarsgekleed jong meisje geweest, dan hadden we direct een fotosessie kunnen houden zoals op de City Parade van Brussel, enkele weken geleden. Een paar jonge scharrels lieten daar en toen uitdagende foto’s van zichzelf nemen met wapenstokken en politieschilden in de hand. Een paar bronstige flikken, gierend van opgewonden pret, op de achtergrond. Wow, was dat even fun zeg…

     

    Voor alle duidelijkheid, die fotoflikken van de City Parade waren niet dezelfde als mijn twee vrienden van deze voormiddag. Ik hoop het tenminste voor hun. En voor hun trouwe echtgenotes die thuis de was en de plas doen... en waarschijnlijk nog de broek dragen, bovendien.

     

    Hoedanook, de twee van vanmorgen nemen afscheid van mij, evenwel niet zonder mij op het hart te hebben gedrukt dat het goed is voor één keer en dat ik de volgende keer ‘prijs’ zal hebben.

    “Ik wist niet dat aan je oor krabben strafbaar was”, zeg ik nog bij wijze van een sympathieke adieu.

    De oppersmurf snokt zich om als was hij van een wesp gestoken.

    “Gij komt gegarandeerd nog in den bak met uw arrogante mond”, snuift hij en weg rijden ze. Op naar een volgende krabber.

     

    Ja, ook een eerste straatverhoor met een videocamera erbij, lijkt mij nog niet zo’n slecht idee, bedenk ik. Zeker niet als je recht in je schoenen staat. Dan kan je bij zo’n audiovisuele opname alleen maar baat hebben, lijkt me.

    Maar ja, zover zal het wel nooit komen. Ten eerste moet deze verhoortechniek volgens de Europese richtlijnen enkel worden toegepast bij ‘levensbedreigende misdaden’ en voor zover ik weet is oorkrabben daar niet bij. Bovendien gaan de flikken volgende week ook nog eens in staking tegen deze maatregel.

     

    Maar nog eens: als je recht in je schoenen staat…

     

    Luctor

    12-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
    10-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.tien-tien-tien, de dag des Heeren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Deze voormiddag is Solomon Burke overleden. We zeggen en schrijven 10 oktober 2010…

    Tien-tien-tien.  

    Dinsdag aanstaande zou de soullegende een concert geven in de Amsterdamse Paradiso, maar zover is het dus nooit gekomen. Tijdens de landing na een vlucht uit Los Angeles is Burke vanmorgen op Schiphol schielijk overleden. Er zijn op dit moment nog geen details over de juiste omstandigheden  bekend, maar ik durf er bijna om te wedden dat Solomon de pijp uitging om exact tien voor tien. Of tien na tien, misschien. Dat kan ook.

     

    Wat is dat toch met al die vreemde cijfercombinaties zoals 10-10-10? Waarom wil iedereen uitgerekend vandaag in het huwelijk treden, vraag ik mij af? Op een zondag, notabene. Stukken van mensen moeten ze op een dag als vandaag voor hun huwelijksviering betalen, de trouwlustigen, maar ze hebben het ervoor over. Alleen maar om die 10-10-10 op de trouwkaart te kunnen zetten… Start je huwelijk daarmee onder een beter gesternte of is het misschien om nog een uitdaging achter de hand te hebben en op 12 december 2012 te kunnen scheiden? Dàt hebben we mooi kunnen passen, hé! Jupla, twee keer in de gazet! Of straffer nog: misschien willen ze er wel al de brui aan geven op 11 november 2011… Knal op Wapenstilstanddag. Voor de fijnproevers die niet van een vechtscheiding houden!

     

    Afijn, mensen hebben iets met cijfers. En zeker met ‘tien’. Zo geldt 'even tot tien tellen' als een remedie tegen onbezonnenheid en als ze zeggen dat je 'nog niet tot tien kunt tellen', dan is dat niet bepaald een teken van intelligentie. Ook in het voetbal is 'tien' een speciaal iets. Je speelt het spel met een doelman en 'tien' veldspelers en in de grote stadions hoor je de spreekkoren vaak al vanaf de vijf-nul  “tien-tien-tien” scanderen. “Zes-zes-zes” zou mij logischer lijken, maar neen, geen supporter die daaraan denkt. De dubbele cijfers, daar gaan ze voor. Of dat mede te maken heeft met angst voor het 'Teken van het Beest', is mij al evenmin duidelijk, maar soit.

     

    Mensen die er verstand van hebben, zeggen dat het te maken heeft met de positieve vibe die het getal tien in zich heeft. Net zoals dertien voor een ongeluksgetal doorgaat, blijkt tien het perfecte getal. Behalve voor Solomon Burke dan natuurlijk...

    Maar er is meer. 'Tien' staat voor ook het woord van God in de vorm van de tien geboden. Er waren de tien plagen van Egypte en als er tien mannen aanwezig zijn, kan de dienst in een joodse synagoge plaatsvinden. Tien is ook de som van de eerste vier cijfers één, twee, drie en vier. And last but not least: ieder mens heeft tien tenen en tien vingers. Arbeiders uit de houtzagerijen nu even buiten beschouwing gelaten.

     

    Over die tien geboden van God valt trouwens wel het één en ander te vertellen. Het verhaal begint bij Mozes, die de berg Horeb in de Sinaï-woestijn werd opgestuurd om er te luisteren naar wat de Almachtige hem te zeggen had. Ik heb lang gedacht dat Sinaï een gemeente was tussen Lokeren en St-Niklaas –dus zó ver leek mij dat nu ook niet–  maar Bijbel-leergierig als ik ben, leerde ik in het Boek der boeken al snel dat mijn oorspronkelijke thesis niet bleek te kloppen. Trouwens in Sinaai zijn geen bergen. Hooguit een viaduct over de spoorweg. Maar we dwalen af.

     

    Hoedanook, Mozes mocht helemaal niet afdwalen, want niemand minder dan De Grote Baas had hem opgedragen om helemaal tot boven op de berg Horeb te klimmen. Een immense tocht vol gevaren, zo bleek. Al was het maar omdat tweeduizend jaar geleden ook de mannen in jurken en op patersletskes rondliepen. Er was in die tijd dus nog totaal geen sprake van een deftige klimmersuitrusting met aangepast schoeisel, een helm of musketons om je te beveiligen als je een steile bergwand moet bedwingen.

     

    Kan je je voorstellen hoe Mozes daar bovenop die berg toekwam na zijn slopende tocht? Zijn jurk totaal in het zweet, zijn tenen op alle mogelijke plaatsen geschaafd door tegen de puntige rotswanden te schuren en een keel die compleet dicht gesnoerd zat van een verstikkende dorst. Helaas, van toeristische terrasjes was er in die tijd nog totaal geen sprake en een gezellig pintje drinken met God om eventjes te bekomen van de gedane inspanning, zat er dus niet in voor Mozes. In tegendeel. In de plaats van een verfrissende cola of een blikje ijsgekoelde Jupiler Blue, steekt Onze Lieve Heer hem daar twee stukken beton in zijn poten met een hoop tekst op. Nogal goed dat Mozes was opgevoed aan het hof van farao Thoetmosis de tweede, of hij had nog niet eens kunnen lezen wat erop stond.

     

    De boodschap was al even ontgoochelend als de stukken beton zelf. In plaats van de nieuwsfeiten van de dag of beter nog, de korste weg terug naar beneden, mag de arme Mozes weer naar benenden sukkelen met de tien geboden op zijn rug. Kom daar maar eens mee aanzetten bij je medeburgers.
    "Hallo, hier ben ik weer en ik heb een boodschap mee van Onze Lieve Heer dat het uit is met de pret, want de volgende tien dingen mogen we niet meer doen".
    Ik had verdorie de betonblokken naar de Almachtige zijn hoofd gegooid! Zeker weten! Minstens had ik gezegd dat hij ze kon steken waar de zon nooit schijnt. Kruip daarvoor heel die berg op…

     

    Bovenal bemin één God.

    Santé! Mijnheer heeft aandacht nodig zeker? En dan zijn we nog maar juist vertrokken…

     

    Zweer niet ijdel, vloek noch spot.

    Dank u God, ik kan mijn column dus al net zo goed opbergen…

     

    Heilig steeds de dag des Heeren.

    Akkoord, daar valt iets voor te zeggen. De wereld is geschapen in zes dagen en op de zevende dag rustte God. Wij moeten dat dus ook! Allemaal goed en wel, maar Onze Lieve Heer moest in die tijd nog niet fulltime gaan werken. Had hij in ploegen bij Volvo of Sidmar gewerkt -ik zeg zomaar wat- dan liep hij de zevende dag ook achter zijn grasmaaier te puffen. Net zoals wij. Niks geen tijd om te rusten! Wie zegt er trouwens dat zijn scheppingswerk perfect was? Dat hij met andere woorden in die eerste zes dagen niet hier en daar een foutje heeft gemaakt? Hij had die zevende dag dus heel goed kunnen gebruiken om hier en daar nog een kleinigheidje te herstellen. Maar neen, ho maar! Mijnheer moest rusten. Het is nochtans genoegzaam bekend dat hij zich bewust was van enkele kleine onvolmaaktheden. Waar komt anders het verhaal vandaan over de schepping van de man en de vrouw? Aaah, leg dat maar eens uit! Want wat staat er in de Bijbel? God schiep de man… en hij zag dat het goed was. God schiep de vrouw… en hij dacht: ze zal zich wel een beetje bijschminken.

     

    Je ziet, zo perfect was het ook allemaal niet geregeld in die tien geboden. Akkoord, je mag niet moorden en je mag niet stelen. Maar hebben we daar die geboden voor nodig? Het lijkt me niet. En dan heb ik het nog niet eens over de nonsens als 'Vader en moeder zult gij eren', bijvoorbeeld. Graag mijnheer God. Ik weet niet wat je te doen hebt op 1 november, maar als je zin hebt mag je met met mij mee naar het kerkhof. Je mag zelfs de potten chrysanten dragen. Eén voor pap en één voor mam. Voor het geval dat je er nog niet aan gedacht zou hebben, echt fijn om ze te staan eren aan een met rijm bedekte grafzerk is het niet. En terwijl je er dan toch bent, dan mag je meteen even aan mijn zoontje uitleggen hoe je dat eren aanpakt, als je oma en opa nooit gekend hebt. Je mag dat ventje dan meteen ook troosten, want ieder jaar weer is dat manneke er kapot van.
    Ja God, je hebt nog geluk bovendien: 1 november valt op een maandag dit jaar. Tot nader order is dat geen rustdag.

     

    Wat er ook van zij -we kunnen er niet rond- de leukste geboden blijven toch de onkuisheid en de begeerte. Die zonden waren al van bij aanvang een succes in Humo, maar ook in het dagelijkse leven wordt er nogal wat op los begeerd. Tenminste als je de definitie van de Bijbel volgt. In het Grote Boek worden de twee gemakshalve maar samengetrokken. De auteur van dé bestseller aller tijden omschrijft begeerte en onkuisheid als ‘Pleeg geen overspel en zet uw zinnen niet op het huis van een ander; evenmin op zijn vrouw, op zijn slavin, op zijn rund of op zijn ezel’. Waar slaat dat nu in Godsnaam op? Kijk naar de wereld en je ziet niets anders. Kijk naar je televisie. Kijk naar je buurt, je werk, je hobbyclub… Jaja, kijk ook maar naar de regeringsonderhandelingen in ons land en naar het gekrakeel over de financieringswet tussen Walen en Vlamingen. Van een staaltje onkuise begeerte gesproken!

     

    Bullshit in het kwadraat, Mijnheer God. Weet je wat ik onkuis vind? Iemands kind laten verongelukken. Dàt vind ik onkuis! Of iemands ouders afpakken op jonge leeftijd en hem ieder jaar met een potje bloemen naar het kerkhof sturen. Of iemands geliefde in een rolstoel spijkeren zonder dat ze daar schuld aan heeft... Of...of...of... Holy shit man, kom alstublief niet aan mijn oren zeiken met dat gelul over je zinnen zetten op de vrouw of de ezel van de buren. Godver, Godver, Godverdomme!
     

    Het ga je goed, Solomon Burke. Ook al is je “Cry To Me” nooit een echte nummer-1-hit geweest, het blijft toch een steengoede song. En wat was de hoogste notering in de American Billboard ook alweer? Ik durf te wedden dat het nummer 10 was...

     

    Luctor

    10-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (12 Stemmen)
    06-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Trouwen is houwen!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Even dacht ik zondagavond dat de mediaoorlog terug in alle hevigheid zou oplaaien. Na jaren van saaie rust en misselijk makende, kleffe vriendelijkheid tussen de openbare en de commerciële zenders, zou er eindelijk weer wat te beleven vallen op en vooral àchter de schermen van televisieland. ‘Scherp de messen en laad de geweren, beste televisiemakers’, supporterde ik. Slacht elkaar af voor het oog van kijkend Vlaanderen. Vecht en zweet bloed en tranen voor de gunst van kijker. Steel elkanders vedetten, kerker ze met exclusiviteitscontracten en vermoord opkomende talenten van de concurrentie. Stop met die makke, vriendelijke verdeling van Gouden Ogen… Blauwe Ogen, gezwollen van pijn en tranen, dàt willen we zien!

     

    Mijn bron van vreugde en mijn hoop op dit soort hernieuwde vijandigheid in medialand was Eén-omroepster, Saartje Vandendriessche. Zondagavond kondigde ze ‘De Jaren Stillekes” aan en ze verwees daarbij meteen ook al naar een aflevering van ‘De School van Lukaku’ op maandagavond. “Een héél interessante aflevering”, noemde ze de docu-soap over de school van de Anderlecht-spits en ze voegde daar in één adem aan toe: “Laat ‘Boer Zoekt Vrouw’ maar eens voor wat het is, want die boeren gaan toch niet lopen. Stem morgen dus gewoon af op Eén”.

     

    Saartje, you are my hero, dacht ik. ‘My queen of tv-catfight, my witch of media-war’. Het was een heerlijk spannend gevoel om na het jarenlange, duffe ‘we-gunnen-elkaar-de-zon-in-de-tuin’ eindelijk nog eens iemand te zien opstaan, die live on screen een verbale middenvinger durfde op te steken en daarmee letterlijk het licht uit de ogen van de concurrentie zoog. Heerlijk, dacht ik en ik hoopte innig dat de familie Van den Bossche daags nadien in “Familie” zou zeggen dat “Thuis” op geen kloten trekt.

     

    Niets was evenwel minder waar. Helaas… Daags na de uitval van Saartje verschijnen in zowat alle kranten en op media-websites huizenhoge verontschuldigingen van de openbare omroep aan het adres van VTM. “Het was maar een grapje”, beweerden ze aan de Reyerslaan. “Een knipoog naar het verleden, toen de degens nog gekruist waren…”

    “Hahaha, die Saartje toch… Altijd met haar grapjes… Whoehaha, wat een giller!”

    Ik word misselijk van dergelijke excuses. Een grapje van Saartje? No way! Ik weiger het te geloven. Nog in geen duzend jaar! Saartje is wel slimmer dan dat! Ze wist heel goed was ze zei, toen ze opriep om niet naar ‘Boer Zoekt Vrouw’ te kijken. Ik vind het dan ook ronduit belachelijk dat de VRT-directie met de broek op de knieën gaat om de uitspraak van haar omroepster te vergoelijken. Alles voor de lieve vrede, blijkbaar. Stelletje losers!

     

    Maandagavond weiger ik dan ook ostentatief om naar “De School van Lukaku” te kijken. Niet dat daar iemand wakker zal van liggen, maar zo ben ik nu eenmaal. Een beetje de Don Quichote van de moderne tijden. De televisie is mijn windmolen. De zapper is mijn zwaard. Al kijkt heel de wereld vanavond naar de zwarte parel van Paars-Wit, ik kijk naar ‘Boer Zoekt Vrouw’. Punt. Een beetje kennis van het agrarische leven kan trouwens nooit kwaad als je nog niet zolang geleden bent neergestreken in een van de laatste echte plattelandsgemeenten van België.

     

    Dina Tersago blijkt mijn gids doorheen deze landbouwkundige datingtelevisie. Met een enthousiasme dat zevenendertig takes van iedere scène verraadt, begroet ze vijf boerenmensen die elk op zoek zijn naar de liefde van hun leven. Het lijkt een eenvoudige formule, maar groot is mijn verwondering als ik merk dat de boer niet moet zoeken –zoals de programmatitel laat vermoeden–, maar dat de boer moet kiezen! Zoveel chance heb ik nooit gehad en ik ben niet eens een boer…

     

    Soit, de programma-intro geeft een overzicht van de uitzendingen van de voorbije weken en ik leer al snel dat de vijf boeren, waar het allemaal om draait, drie uitverkorenen hebben gekozen uit een schare van tientallen huwelijkskandidaten. “Loopse Trontinette Wil Boer”, lijkt dus een veel juistere benadering van de feiten, dan de eerder misleidende titel “Boer Zoekt Vrouw”. Helemaal correct is die visie trouwens ook niet, want onder de huwbare boeren blijkt ook een vrouwelijk exemplaar te zitten, die op haar beurt dan weer achterna gezeten wordt door drie bronstige mestkevers.

     

    De avonturen van boeren en gewillige trouwlustigen levert een soort programma op, waarvan je je al bij de eerste minuut afvraagt of dit nu echt is dan wel pure fictie. Misschien komt het omdat ik de voorgaande uitzendingen heb gemist… Naarmate het programma vordert wordt mij immers duidelijk dat ik de serie eigenlijk kom binnengerold op een moment dat de boeren al een aantal kandidaten hebben naar huis gestuurd. Er blijven er nu nog drie over en die zijn blijkbaar voor een weekje uitgenodigd op de boerderij om ‘elkaar beter te leren kennen…’

     

    Boer Damien, een weinig spraakzame en verlegen bio-boer uit Deftinge, is daar alvast duidelijk over. Onder ‘beter leren kennen’ verstaat hij een motortochtje met één van zijn Loopse Trontinetten, elk op een Japanse racemachine. Qua conversatiemogelijkheden lijkt mij dat niet bepaald je van het, dacht ik, maar dat was buiten de hete wil van de dame en de nuchterheid van de boer gerekend, zo blijkt.

    “Gôh…”, vraagt de Trontinette op een romantische tussenstop in de mais, “Hebde gij naar mijn kont zitten kijken, toen je achter mij reed, want soms zakt mijn broek zover af dat je een stukje van mijn gat kan zien…”

    “’k Heb toch geprobeerd”, antwoordt de boer en hij kleurt een soort rouge, waarmee zijn

    tomaten ongetwijfeld in de prijzen zouden vallen op grote tentoonstellingen.

     

    Bij Martine De Roo uit Leopoldsburg, de enige huwbare boerin in het bonte gezelschap, gaat het er iets volkser aan toe. Voor haar drie aanbidders geen macho motorfiets, neen, zelfs geen bed. Haar drie aanbidders, een slachter, een schrijnwerker en een mecanicien, moeten de nachten doorbrengen in een tent op het erf. Maar dat nemen de binken er graag bij en de sfeer onder elkaar is opperbest en jongensachtig uitgelaten.

    “Voor Martine doen we alles, hé mannen”, zegt één van hen en hij lacht daarbij een soort grijns, die zijn onderste lip dermate oprolt dat je er de hele tent in kan steken. Altijd handig als het hooi moet binnengehaald worden, lijkt me. Ik denk dat hij kans maakt…

     

    Van de derde boer leer ik dat zijn ouders een tiental jaar geleden hun boerderij in België hebben verkocht en naar Amerika zijn uitgeweken. Vandaag runnen ze daar een farm van liefst twintig vierkante kilometer met duizenden melkkoeien. Er werken dertig knechten op de farm en alles wat boer Gert moet doen is zorgen dat deze ranchers aan het werk blijven, zegt hij zelf.

    Tien lieven aan elke vinger zou je dus kunnen denken, maar neen, ook boer Gert schreef zich wanhopig in voor het datingprogramma. En dat hebben we geweten. De romantiek spoot letterlijk in het rond. Op een werkelijk vertederende manier toonde Gert aan zijn drie Loopse Trontinettekes hoe je een kalfje melk geeft met de fles. Ze kirden van plezier, zijn drie hete geitjes. Ze leerden dat je de kalfjes eerst even moet laten ‘tsjoezen’ op je vingers om dan die vingers ongemerkt weg te halen en te vervangen door de melkfles.

    Tja, zo werd het mij natuurlijk snel duidelijk waarom rich guy Gert geen tien lieven aan elke vinger heeft. Hoe zou je zelf zijn…

     

    Neen, voor het echte boerenleven moet je niet bij American Gert zijn. Deze jonge manager, die zijn boerderij elektronisch runt en waar alles computergestuurd gebeurt, staat immers mijlenver af van de noeste boer die wij kennen uit de tientallen Vlaamse succesfilms.

     

    Misschien dat boer Luc Vandewalle het landbouwersarchetype nog het dichtst benadert.

    Met zijn eerste gespaarde centjes kocht puber Luc een eigen dekstier. Trots als een stijve stierenfluit trok hij ermee van koe naar koe en vandaag -dik twintig jaar later- is hij de fiere eigenaar van een vleesveeboerderij in het Westvlaamse Lichtervelde.

    Acht jaar geleden trouwde hij met zijn grote liefde. Luc was toen net éénentwintig. Het geluk was evenwel van korte duur en na een slepende ziekte overleed zijn vrouw. Op haar sterfbed moest Luc beloven dat hij niet alleen zou blijven. Erg, zeer erg! Verschrikkelijk, vind ik het... Maar geef toe, dit verhaal ligt toch al een stuk dichter bij een scenario voor een groot boeren-epos dan alle voorgaande samen, niet?

     

    Groot is dus mijn genoegen als ik Luc ook als een échte boer door het programma zie stappen. Geen Don Juan die een poppemieke wil versieren, maar een nuchtere klomp boerenverstand, op zoek naar een vrouw met poten aan haar lijf. Ook hij heeft drie Loopse Trontinetten achter zijn gat lopen en omdat hij maar niet kan kiezen, heeft hij een grote feesttent op het erf opgetrokken en al zijn vrienden uitgenodigd voor een groots boerenfeest.

    “Wukke zoe je gie pak’n?”, vraagt hij aan een vijftal vrienden

    “Ja, vint, ta moelijk, wei. ‘k Zoen’t ek begot wok nie wiët’n.”, zegt er een

    “Da kliëntsje e noh een ferm moksje”, zegt een ander en hij kwijlt erbij als een stier die net aan de koe haar gat heeft geroken.

    “Ek zoe’n vo die struusche goan”, zegt weer een ander. “Da ziet er nog ne wèrker uut”.

    “ Moh vint toh…”, zegt boer Luc. ‘Ek bluuve twuffel’n. Tedsju toh, tedsju toh… En morgen komt Dina en ton moe’k kiez’n. Will’n of niet!”

     

    Waarschijnlijk ging het gesprek aan de rand van de tent nog uren op dit elan door, terwijl binnen de boerenleute hoogtij vierde. Wat had ik graag de hele rit uitgezeten bij dit geanimeerde gesprek onder boerenvrienden. De wijsheden volgende elkaar op in een tempo dat alleen door de flesjes Jupiler kon worden bijgehouden.

    Hoe graag had ik boer Luc bij zijn keuze willen helpen en hem toeschreeuwen dat hij zeker eens in ‘t gat moest knijpen om te voelen wat voor vlees hij in de kuip had. Of ’s morgens eens kijken in de mest. Om te zien of hij schoon zuiver is…

     

    Maar neen, die kans kreeg ik niet. De camera zwaaide al naar een vijfde boer met alweer drie geile deernen, die wat graag de bedsponde van het erf zouden willen delen. Maar daar had ik echt geen zin meer in. Tolerantie kent zijn grenzen!
     

    Elk zijn meug, zegt de boer en dus kijk ik volgende week weer gewoon naar de “De School van Lukaku”…

    Luctor

    06-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
    03-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In het land van de Heilige Annick, waar Chinezen thuis zijn.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Verhuizen heeft iets van Kerstmis, vind ik altijd. Niet dat dit de reden was waarom wij eind vorig jaar de decembermaand hadden uitgekozen om te verhuizen, maar toch…

     

    Kerst is immers een periode van levensbezinning en dat is bij het verhuizen niet anders. Als je verhuist, gaat je hele verleden bij het inpakken nog eens door je handen. Sommige herinneringen worden zorgvuldig in beschermend krantenpapier gewikkeld en gaan dan voorzichtig de doos in om later weer bovengehaald te worden en een nieuw plaatsje te krijgen in een volgende levensfase. Werkelijk dozenvol spullen die je al lang vergeten was, toveren terug een mijmerende glimlach op je gezicht en evenveel dozen ballast worden genadeloos overboord gekieperd. Blij dat je er eindelijk vanaf bent.

     

    Kerst is ook de periode van cadeautjes. Van geven en krijgen. Als je verhuist is dat net zo. Spullen waar je toch vanaf wil, worden met de glimlach geschonken aan familie, vrienden en kennissen. Zelfs het huis wat je verlaat, wordt doorgegeven aan de volgende bewoners.

    Voor jezelf geldt dat trouwens ook. Je ziet de pakjes onder de verhuisboom liggen, je weet welke voor jou bestemd zijn, maar wat zit erin? Zal het huis plaatsen hebben waar het binnenregent bij de eerste de beste stortvlaag? Zijn de buren vriendelijk of zullen het juist van die klojo’s zijn die al na vijf minuten komen zeiken over vanalles en nog wat? Zullen onze nieuwe dorpsgenoten ons bekijken als gastarbeiders, allochtonen of wat weet ik nog allemaal? Zullen ze gastvrij zijn of ons juist behandelen met die typische blik van eigen volk eerst? En ook voor onszelf natuurlijk: wat heeft onze nieuwe omgeving te bieden? Zullen we hier nieuwe herinneringen opdoen waar we later mijmerend op zullen terugkijken of schenken we deze passage in ons leven over een aantal jaar met plezier door aan anderen? Blij dat we van dat prul ook weer vanaf zijn…

     

    Dik tien maanden ligt de verhuis nu al achter ons en de meeste pakjes zijn inmiddels uitgepakt. Hoera, het regent niet binnen, de buren zijn vriendelijk –ze delen eitjes en groenten van eigen kweek– en de goegemeente heeft ons aanvaard als waren we één van hen. We hebben zelfs al nieuwe vrienden gemaakt. Of zij daar zo gelukkig mee zijn, valt te betwijfelen, maar dat betekent ook dat het de hoogste tijd is om ons laatste pakje open te scheuren en te ontdekken wat ons nieuwe dorp en bij uitbreiding onze nieuwe streek te bieden heeft. Wat valt er te beleven én –slecht karakter als ik ben– wat ontbreekt er? Sint-Laureins, here we come! Lady Sente, toon me wat onder je rokken zit!

     

    Een paar klikken op het wereldwijde web zetten mij in eerste instantie al op het verkeerde been. Zoekend naar de leefomstandigheden in Sente, dacht ik aanvankelijk in een soort paradijs terecht gekomen te zijn. Gemiddelde temperatuur over het hele jaar berekend: 26 graden Celcius, bij een klimatologisch evenwicht van zo’n driehonderd dagen zon, een veertigtal dagen bewolking en een regenperiode van ongeveer een kleine maand. Nog groter werd mijn verwarring toen niet Sluis, Maldegem, Eeklo en nog een paar van die wereldsteden als buren werden aangestipt, maar Piosse, Catafé, Pieme en Quedanga. Blijkt dat Sente niet alleen een gemeente is in het uiterste Noorden van ons land, maar ook een piepklein dorp in het westen van Afrikaans Guinee-Bissau. Ik moet toegeven dat ik al op mijn hoede was toen ik nergens een verwijzing vond naar de deelgemeenten Watervliet, Sint-Margriete, Waterland-Oudeman en Sint-Jan-In-Eremo…

     

    Nog meer op mijn hoede waren mijn vrouw en ik toen we de eerste keer de streek gingen verkennen. Niet alleen duurde het soms kilometerslang vooraleer we een huis tegenkwamen, ook de schaarse stamleden die we op ons traject ontmoetten, konden ons geen fluit wijzer maken. Sterker nog ze spraken een andere taal.

    Langs de verlaten polderwegen zien we tientallen borden met het opschrift “polderpatatten en andjeuns”, maar nergens zijn de verkopers van dit inheemse en wellicht exotische goed te bespeuren. Echt kilometers rijden we zonder een levende ziel te ontwaren en mijn GPS zegt in dit desolate werelddeel al minstens een half uur niets anders meer dan “draai om”.

    Het begint al stilaan te deemsteren en net op het moment dat mijn vrouw een lichte hoe-komen-we-hier-ooit-uit-paniekaanval probeert te onderdrukken, ontwaren we in de verte een levend wezen. Een man in blauwe overall en zwarte rubberlaarzen staat –rug naar de weg– onafgebroken te turen over de eindeloze velden. Ook als onze auto vlak achter hem stopt, draait hij zich niet om.

    “Pardon mijnheer, mag ik iets vragen?”, opent mijn vrouw door haar zijvenster.

    De blauwe overall draait zich in slow motion om en een rond, vuurrood gezicht onder een veel te klein hoedje, leunt naar binnen in onze auto. Mijn vrouw schuift verschrikt achteruit.

    “ ‘Ndag”, orakelt de figuur.

    “Mag ik u iets vragen?”, herhaalt mijn vrouw.

    “Ah ge zij al bezig!”, zegt de man opnieuw en hij lacht een gekrakeleerd rokershoestje.

    Mijn eega had thuis een lijstje meegenomen met de namen van alle deelgemeenten en ze vraagt de weg naar Sint-Jan-In-Eremo.

    “Ja joo’ntsjen...”, zegt de figuur.

    Jongetje? Mijn vrouw heeft lang blond haar, is absoluut van het vrouwlijk geslacht en ze haat bovendien het ‘alle knoopjes dicht-principe’. Je moet dus al blind zijn om dat niet te zien. Maar de polderindiaan onder het veel te kleine hoedje heeft daar blijkbaar niets van gemerkt. Hij kijkt bedenkelijk in onze auto rond.

    “Tsjien Tsjan, joo’ntsjen… Ton zitte een guël end uit de boane, zelle”.

    Hij begint een uitleg die ons dwars door de polders naar de bewoonde wereld moet leiden, maar aangezien we niet naar China moeten, vervolgen we onze weg zonder zijn instructies te volgen. Het is al donker als we eindelijk ergens een wegwijzer vinden naar Sint-Jan-In Eremo.

    Pas in café De Tramstatie leren we dat Tsjien Tsjan niet in de buurt van Hong Kong ligt, maar dat de locals hun eigen gemeente zo noemen. By the way, een tram heb ik daar in de verste verte niet gezien, laat staan een halte of een station…

     

    Zoals gezegd, wonen we ondertussen al een klein jaar in St.Laureins en hebben we de meeste babylonische spraakverwarringen wel gehad. We hebben geleerd dat “Den Aa’man’ geen oude vent is, maar de lokale roepnaam voor “Waterland-Oudeman” en zoals je al gelezen hebt, spreken we zelf al niet meer over Sint-Laureins, maar vlotweg over “Sente”.

     

    Wat we ook geleerd hebben –via de nationale nieuwszenders dan nog wel– is dat onze gemeente is uitgeroepen tot één van de drie laatste echte plattelandsgemeenten van België en dat het de komende twee jaar de titel mag dragen van ‘Ambassadeur van Vlaanderen Lekker Land”, een titel die je enkel krijgt als bewezen is dat je over exquise toeristische en culinaire eigenschappen beschikt.

     

    Jaja, het is er goed wonen in Sente! Ons laatste verhuispakje had weliswaar een paar grappige verrassingen in petto, maar het is volledig uitgepakt nu en we voelen er ons thuis. Toch heeft het dorp nog veel onontgonnen mogelijkheden.

    De website van de gemeente geeft het zelf aan. Onder de rubriek trefwoorden kan je alfabetisch werkelijk àlles terugvinden wat het dorp te bieden heeft. Eén klik verder vind je een lange lijst met boeiende en minder boeiende bezigheden en bezienswaardigheden, maar Luctor zou Luctor niet zijn als hem niet was opgevallen dat men in Sente blijkbaar een alfabet gebruikt dat maar uit zeventien letters bestaat…

     

    Reden te meer dus om hier, in deze column, ‘gratis ende voor niets’ onze lokale politici te bevoorraden met ideeën, waarmee ze de komende gemeenteraadsverkiezingen zullen kunnen uitpakken en eindelijk dat bizarre alfabet vervolledigen. Er wacht hen niets minder dan eeuwige roem en willicht een standbeeld waar onze achter-achterkleinkinderen jaarlijks de groten der gemeente zullen eren.

     

    Bij de ‘E’ zou bijvoorbeeld “Egaal voetpad” kunnen staan, waar rolstoelgebruikers -zoals mijn vrouw- op risico van eigen leven niet voortdurend af moeten rijden om uit te wijken voor slecht geplaatste verkeersborden en verlichtingspalen.

     

    De ‘I’ is een makkie. Ik stel voor dat de gemeente een wegenkaart maakt met alle deelgemeenten in hun lokale roepnamen. Noem de kaart “Inwijkelingen-codex” en je trekt wellicht honderden nieuwe bewoners aan.

     

    De ‘J’ is ook nogal voor de hand liggend. Ik zou ‘m zelfs durven samentrekken met de ‘M’. Verwen de “Jongeren” met een “Mega-groot festival” à la Werchter. Kwestie van de gemeente op de landkaart te houden eens de ambassadeursperiode van Vlaanderen Lekker Land voorbij is. Toekomstgericht denken is de basis van elke goeie politiek, niet?

     

    Vier letters vul ik hier zomaar in. Op nog niet eens vijf minuten tijd. Laat staan tot wat dit kan leiden als een stel intelligente politici zich over de resterende blanco’s zullen buigen… Eentje wil ik nog cadeau doen. De “N”. Ik zou zeker ook op de alfabetische lijst vermelden dat je in een mum tot de “Notabelen” van het dorp kan behoren. Niet dat er hier dokters, pastoors, notarissen of wat dan ook tekort zijn, maar de functie van burgemeestersechtgenoot schijnt nog vacant te zijn. Voor al wie geïnteresseerd is: onze first lady, Annick Willems, is een donkerharige CD&V-deerne van vlot over de veertig. Huw deze jonkvrouwe en uw Sents broodje is gebakken!

     

    Oja, de “B” is al ingenomen, maar wat mij betreft mag daar nog een extra attractie bijkomen. Een jaar en tien maanden zat mijn teerbeminde in een rolstoel en sinds een paar weken stapt ze weer. Of het met Sente te maken heeft, dat betwijfelen we sterk, maar voor ons is het mirakel er niet kleiner om.

     

    Lourdes? What the fuck is Lourdes? Sente is vanaf nu hét Bedevaartsoord van West-Europa.
    Da’s nog eens iets waar je kan mee uitpakken op de gemeentelijke website.
    Ave Sente!!!

     

    Luctor 

    03-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (11 Stemmen)
    01-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.David Robert Jones
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Beste David,

     

    Ik ben inmiddels vijftig. Jaja, ik weet het en ik hoor je al pruttelen tot hier dat jij nog een stuk ouder bent –drieënzestig om precies te zijn– maar dat neemt niet weg dat we allebei al een eind over de helft van ons leven zitten. Niet dat die gedachte me nostalgisch maakt of melancholisch, laat staan pathetisch, maar er is toch iets wat me dwars zit. De laatste keer dat ik je gesproken heb was in 1989 en toen had ik mij stellig voorgenomen om het je te vertellen, maar het is uit mijn gedachten gegaan. Sindsdien heb ik je nog wel een paar keer gezien, maar jij mij niet…

     

    Laat ik het dan maar bij deze doen: David, zonder dat je het weet heb je een stuk van mijn leven bepaald. Het begon allemaal in 1974…

     

    Tot die tijd bestond mijn leven uit naar school fietsen, braaf de lessen volgen, terug naar huis fietsen en op woensdagnamiddag de voetbaltraining volgen bij de kadetjes, want zo heette die leeftijdscategorie tot 14 jaar in die tijd. Mam en pap leefden toen nog en ik was een onbezorgde, prille tiener in een godvergeten suikergemeente.

    Toch zou 1974 een spectaculair jaar worden. Niet alleen zouden Bob Woodward en Carl Bernstein, twee journalisten van de Washington Post, de basis leggen voor het Watergate-schandaal, maar  veel erger voor een jonge snaak van veertien was dat op 31 augustus van datzelfde jaar Radio Veronica koudweg uit de ether werd geplukt.

     

    Jarenlang had de Nederlandse piraat me complexloos geamuseerd met bandjes als Mud en The Sweet… ja, zelfs met Demis Roussos en The Osmonds. Muziek was voor mij nooit meer geweest dan een soort klankenbehang wat via Radio Veronica uit het rode ‘portatiefke’ van mijn ouders naar binnen kwam gewaaid. Niet dat het me totaal niet interesseerde –Een Knalrode Gummiboot van Norma Hendy kon ik volledig meezingen– maar om nu te zeggen dat ik mateloos geboeid werd door wat in de hitparade of in Toppop kwam… dat nou ook weer niet. Tot maart 1974…

     

    Ik herinner mij nog precies hoe het ging. Het was op een maandagavond, kort voor mijn veertiende verjaardag. Toppop stond op. Ad Visser lulde er weer een eind op los vanonder zijn gigantische stekelkop en Penny De Jager kronkelde zoals alle weken weer dartel rond zijn lange, graatmagere lijf. Hoewel ik amper luisterde naar wat hij aankondigde, werd mijn aandacht toch meteen getrokken door het feit dat Ad mij deze keer niet toesprak vanachter zijn bril XXL, maar in beeld kwam met een ooglapje. Vier minuten en een handvol seconden later was mijn kindertijd definitief voorbij.

     

    Voor mijn ogen en in mijn oren ontplooide zich immers iets wat mij mateloos fascineerde. Snijdende gitaren met een klein beetje gecontroleerde overstuur intoduceerden een vreemde kerel met rood piekhaar en een ooglapje. Een gigantische oorbel bungelde in zijn linkeroor en zijn iele nek leek afgebonden door een zwart sjaaltje. Voor de rest was hij gekleed in een ietwat grijzige damesblouse en een vuurrode driekwart broek van een model wat ik tot dan toe alleen in het circus had gezien. De man keek super-arrogant onze woonkamer binnen en ik herinner mij dat mijn hele lijf reageerde toen hij na de intro zijn strot open trok:

    You’ve got your mother in a whirl

    She’s not sure if you’re a boy or a girl

    Hey babe, your hair’s alright

    Hey babe, let’s go out tonight

    …

    Rebel rebel, you’ve torn your dress

    Rebel rebel, your face is a mess

    Rebel rebel, how could they know?

    Hot Tramp, I love you so!

     

    Die maandag in maart 1974 heb jij mijn leven veranderd, David.
    “Rebel Rebel” gaf me zo een gigantische knal voor mijn kanis dat ik die nacht amper de slaap kon vatten. Video en dvd bestond nog lang niet, maar het maakte geen reet uit. De beelden leken wel in mijn hersenen gebrand en flarden tekst schoten als bliksemschichten door mijn verwarde hoofd. ‘Hot tramp, I love you so!’ Toen, die nacht, wist ik dat mijn wereld nooit meer dezelfde zou zijn. Van de ene op de andere dag had ik schijt aan braaf naar school fietsen en mak de lessen volgen. Vingertje opsteken om te mogen antwoorden was plots iets voor onnozele kinderen en in het voetbal pakte ik de ene gele kaart na de andere. Van The Sweet en Mud kon ik plots geen noot meer verdragen en mijn poster van Norma Hendy in haar knalrode gummiboot verscheurde ik als was het een rituele moord. Eén man zou voortaan nog mijn muren sieren: David Bowie!

     

    Van de centen die ik voor mijn verjaardag ophaalde kocht ik alles wat Bowie tot dan toe had uitgebracht. Tot en met “London Boys” en “The Laughing Gnome”, twee grappige observaties van het leven van alledag getoondicht op frivole melodietjes.

     

    Ziggy Stardust werd mijn absoluut idool, beste David. En hoe dieper je jezelf ingroef in je imago, des te feller wou ik erop lijken. Lang zou het feest niet duren, want ik herinner mij dat je zelf de moord op je alter-ego hebt uitgevoerd tijdens een liveconcert in het Londense Hammersmith Odeon. Toch hield ik er alle vertrouwen in omdat je tijdens je laatste persconferentie als Ziggy aankondigde dat je met een nieuwe stijl van muziek en een nieuw alter-ego zou terugkeren.

     

    Je verhuis naar Los Angeles en je toenmalig overmatig druggebruik zullen er wel niet vreemd aan geweest zijn, maar je kwam inderdaad ijzersterk terug als The Thin White Duke.  Wow, was me dat een omschakeling. “Fame”, “Space Oddity” en “Golden Years”, waren weer parels van het zuiverste soort, maar dat strakke grijze pak, dat witte hemd en dat rosse korte kapsel bezorgden mij zowaar een shock. Dat je dat niet hebt ingezien, David? Zie je mij al in zo’n kleren naar school gaan? Echt man, ik verafgoodde je, maar dàt kon je nu toch van mij niet verwachten. Ja, voor jou was het makkelijk op al die special parties in LA, maar ik zat in een godvergeten suikergemeente, remember. Nu al fluisterden de buren dat ik een janet was omdat ik ijverig spaarde voor lang haar en stiekem een oorbel droeg. Maar in een grijs pak naar school zoals The Duke? Op zestienjarige leeftijd? Met mijn fietske? Alez  jong, dat kon je nu toch echt niet verwachten van mij! Daar en toen ben ik afgehaakt.

     

    Maar goed, beste David, je rol is bepalend geweest, want een beetje rebel ben ik altijd gebleven. Het heeft me jaren later zelfs de rockjournalistiek ingebracht. Nee, ik zag er niet uit als welk alter-ego van de grote David Bowie dan ook. Ik was gewoon mezelf. Maar ik had geleerd om kritisch te zijn en niet alles zomaar te slikken wat een ander zegt of meent. Ik had een eigen mening gecreëerd en dat heeft me tot op de dag van vandaag al veel ellende en problemen opgeleverd, maar los daarvan is het een zalig gevoel om zonder compromissen jezelf te kunnen zijn en af en toe eens 'kust mijn kloten' tegen de wereld te durven zeggen.

     

    En dàt David…, dat heb jij me geleerd op die ene maandagavond in maart 1974. Een paar dagen voor mijn veertiende verjaardag…

     

    We zijn inmiddels zesendertig jaar later en ik heb de muziekjournalistiek al een aantal jaren achter mij gelaten. Maar geef toe, jij bent ook op je retour. Het laatste spectaculaire vond ik persoonlijk je terugkeer naar je hernieuwde geloof in de pure rock & roll. Je zijsprong met Tin Machine, bedoel ik. Maar ook dat is alweer van 1989 geleden. Dat jaar speelden jij en je nieuwe band in de Amsterdamse Paradiso, waar ik je na het afloop van het concert sprak.
    Daar en dan wou ik je dit alles zeggen. Het is er helaas niet van gekomen toen. Het was uit mijn gedachten gegaan… of was ik gewoon te veel onder de indruk van ineens mijn grote voorbeeld voor mij te zien zitten? Ik denk dat het eerder dat laatste is…

     

    Het ga je goed kerel!

    Luctor

    01-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    29-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gazettenklap
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Zo maar een krantenbericht: “De dader die in het Engelse stadje Swindon een poes een roze haarspoeling heeft gegeven, is bekend. De 22-jarige Natasha Gregory heeft toegegeven dat ze haar kat zélf roze heeft geverfd, omdat het beest op die manier beter bij haar eigen -roze- haarcoupe zou passen.”

    Je gelooft soms je eigen ogen niet meer als je tegenwoordig de kranten doorbladert. Niet alleen sta je verwonderd over wat mensen allemaal uitrichten, maar vooral ook komt bij mij hoe langer hoe meer de vraag op, wat nu eigenlijk de definitie van “nieuws” is. En akkoord, het hoeven niet altijd serieuze artikels te zijn over de politieke perikelen of over topsportprestaties, maar soms krijg ik toch het gevoel dat de “gazettenklap” stilaan de bovenhand haalt op het echte nieuws. Wie leest dat trouwens allemaal, vraag ik mij vaak af….

    Ik nam de proef op de som en doorbladerde de voorbije dagen zowat alle kranten, tot de inkt aan mijn vingers kleefde. Alle “vreemde” berichten opsommen zou ons veel te ver leiden, maar een paar van die absurde verhalen wil ik u toch niet onthouden.
    Zo las ik een stukje over een Nederlandse vrouw van vierenzeventig, die Rambo-gewijs twee dieven uit haar woning heeft verjaagd met een sierzwaard dat al jaren aan haar muur hing. Lang leve de Ninja-oma!
    In een ander artikel werd dan weer doodserieus gewag gemaakt van het feit dat men in Nieuw-Zeeland een wedstrijd heeft georganiseerd, waarbij de kandidaten dode buideldieren zo ver mogelijk moeten werpen. Wie wordt daar nu beter van, vraagt een mens zich dan af? Tenzij misschien de winnaar, die eeuwige roem te wachten staat in een of ander godvergeten Nieuw-Zeelands gat…

    Tot slot las ik nog een redactioneel verslag over de Duitse versie van het televisieprogramma “Supertalent”, waarin een Amerikaanse deelneemster zo rondborstig bleek te zijn dat ze in staat was om blikjes te pletten met haar megaborsten. Echt waar! Busty Heart –what’s in a name?– is de dame die over dit verpletterende talent beschikt. En let op, haar boobies vermorzelden niet alleen blikjes. Ook baseballknuppels en watermeloenen werden met gemak verpulverd onder de kracht van haar gigantische joekels. Zelfs de jurytafel van het televisieprogramma moest eraan geloven… Hadden de juryleden daardoor schrik gekregen voor een paar fikse tetmeppen of hadden ze een gezamenlijk moment van geestesverbijstering, wie zal het zeggen, maar feit is in elk geval dat de act van Busty door mocht gaan naar de volgende ronde van Supertalent. Daarin zal ze het naar verluidt ondermeer moeten opnemen tegen een éénenzestig jarige Australiër die… euh… schilderijen maakt met zijn penis.

    U gelooft mij niet, waarde lezer? Het stond nochtans allemaal in de kranten van de voorbije twee, drie dagen! En neen, het was niet de Krant van Fabeltjesland. Echt niet, Mijnheer de Uil. Dit nieuws komt gewoon uit Grote-Mensenland.
    En het rare is dan nog niet eens dat er op deze aardkloot pipo’s rondlopen die zichzelf vervolmaken in het fluitschilderen of  het tunen van hun boezem tot oorlogswapens…, neen, het vreemde is dat wij blijkbaar met z’n allen in die bullshit geïnteresseerd zijn. Want waren we dat niet, dan zouden de kranten het ook niet publiceren. Kranten moeten namelijk ook nog verkocht worden.

    Neem nu dat verhaal van de roze kat. Eigenlijk kan ik mij perfect inbeelden dat zowat iedereen zich bij het zien van een foto van het arme dier zou afvragen “what the fuck is that?”. Met een beetje goede wil kan ik mij zelfs nog inbeelden dat sommigen willen weten wie nu zoiets doet en met welke reden. Maar dat ‘de gemiddelde lezer’ ook al de spitante details wil weten, daar geloof ik geen zak van. Wat er ook van zij, wetenschappelijk vorser als ik ben, nam ik dus een loepzuivere foto-print van de poes en trok ik op onderzoek in mijn eigen vrienden- en kennissenkring.

    De eerste aan wie ik de foto liet zien, was Ben. Zonder verdere commentaar en enkel met de vraag “Heb je dit al gezien?”, toonde ik hem de beeltenis van de roze poes.
    “Wa is da, jong?”, vroeg hij.
    “Een roze kat”, zei ik.
    “Ferm”, zei hij, “Is die zo gekweekt of is dat geverfd?”
    “Gekweekt”, loog ik.
    “Kust nu mijn kloten”, zei hij. “Welk kalf kweekt er nu roze katten?”
    “Neenee, ’t is geverfd”, bekende ik en ik legde hem uit dat het artikel er bovendien had bij verteld dat de eigenares de pels van haar poes had geverfd met kleurstoffen voor voedingsmiddelen.
    “Ah zo”, zei hij. Hij haalde zijn schouders op en begon mij een verhaal te vertellen over een auto-ongeval wat hij eerder op de dag had zien gebeuren, toen hij terugkeerde van zijn werk.

    Later op de dag stak ik de foto onder de neus van Fokke. Fokke heet eigenlijk Wouter, maar vraag mij niet waarom niemand zijn echte naam gebruikt. Hoedanook, Fokke is een Westvlaming in hart en nieren, die omwille van zijn job naar het Meetjesland is verhuisd. Zijn bulderlach spreekt boekdelen als hij de foto ziet.
    “Wuk è dadde, vint? Een homo-katte?”
    Ik licht toe dat het daar totaal niets mee te maken heeft, maar dat de kat haar kleurtje kreeg omdat de eigenares een poes wou die bij haar eigen haarkleur zou passen.
    “Mo, da wuuf  éé ne slag van de meul’n get, zekers?”
    “As heurne vint nie oplet, goa ze verzekers den dien’n ziene steirt wok nog kleur’n omdat ie bie heur pruke zoe pass’n. Moh vint tôh, moh vint tôh… Wukne weirld…”

    De reacties van de overige van mijn vrienden en kennissen liggen allemaal in dezelfde lijn. De een al wat meer uitgesproken dan de andere, maar over all is verbazing en ongeloof de ondertoon. Het gekke is dat blijkbaar niemand het artikeltje gelezen had, terwijl het eigenlijk toch allemaal wel krantenlezers zijn. Niemand had overigens ook maar iets gelezen over de Ninja-oma, het gordeldier-werpen of de moordtieten van Busty Heart…

    Ik moet dus toegeven dat ik sinds mijn wetenschappelijke enquête onder de vrienden en kennissen een beetje met een wrang gevoel zit. Waar ik mij eerst nog afvroeg wie in godsnaam in al die nonsensverhalen geïnteresseerd kon zijn, heb ik inmiddels moeten vaststellen dat niemand van mijn vrienden inhoudelijk op de hoogte was en dat ik blijkbaar als enige al die pulp zit te lezen. Jezus, hoe confronterend kan een krant zijn? IK, de man die overal een mening over heeft en die keiharde kritiek durft spuien over de kleinheid van de mens… Ik moet vandaag vaststellen dat ik geen haar beter ben dan al de rest. Wel integendeel. My goodness, wat een ontnuchtering. Luctor gaat vol op zijn bek voor de voltallige wereld. Ik ben een nul. Ik ben een niks. Ik ben slechter dan het grootste viswijf van de markt…

    Over vissen gesproken trouwens, vanmorgen las ik een artikeltje in de krant over een Britse man die een wel heel onsmakelijke grap heeft uitgehaald. Hij wandelde namelijk een dierenwinkel binnen, kocht er een goudvis en at deze ter plaatse op. Echt waar! Niet gezeverd! De dertig jarige Chris Caswell koos in de dierenzaak een goudvis uit een aquarium, betaalde er 2,30 euro voor, graaide de vis uit het water en vrat het levende diertje op alsof het een maatjesharing was.
    Hij werd opgepakt door de lokale politie en moet zich nu binnenkort verantwoorden voor de Rechtbank. De man riskeert een boete van 23.500 euro.

    Omgerekend toch nog altijd goed voor een uitgebreid buffet van meer dan tienduizend goudvissen, denk ik dan. Hoe lang zou een roze kat daar wel niet kunnen van smullen…?

    Luctor

    29-09-2010 om 19:43 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (12 Stemmen)
    22-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.I Still Haven't Found What I'm Looking For...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Woensdagavond en er is weer geen kloten op televisie. Akkoord, ik zou naar het voetbal kunnen gaan, maar dat doe ik bij nadere blik op de competitiekalender toch maar niet. De interessantste affiche, St.Truiden-Genk, werd gisteren al uitgevochten en het enige andere duel wat nog een beetje tot mijn verbeelding spreekt is Standard tegen Charleroi. Maar om naar Luik te rijden moet ik over de Brusselse Ring en die zit als sinds drie uur vanmiddag potdicht. Het is de eerste dag van het U2-tweeluik in het Koning Boudewijnstadion, remember.

    De parkings aan de Expo zijn al sinds vanmiddag gratis open voor iedere U2-bezoeker en ondanks het feit dat diezelfde parkeerterreinen vanochtend vroeg nog gesloten waren, stonden er om half acht toch al een paar honderd fans aan de stadionpoorten te wachten. De die-hard's zijn dat, die van zodra de poorten opendraaien als een speer naar de frontstage spurten om daar dan uren post te vatten tot het concert begint. Als journalist stond ik destijds ín die frontstage –tussen publiek en podium- en voelde ik de hete adem van die schare superfans in mijn nek. Vaak ook kon je maar best rubberen laarzen aantrekken, want voor een plasje of een kakje hebben die gasten geen tijd. Stel je voor, je staat uren aan te schuiven buiten aan de poort, je holt aansluitend je ziel uit je lijf om op de eerste rij te staan, je wacht daar alweer ettelijke uren tot het concert begint, al die tijd vecht je tegen het gedrum en appelflauwtes en dan… net voor het concert begint voel je druk in je blaas of je darmen. Dan pis en schijt je toch gewoon in je broek… Anders is alle ellende voor niets geweest en moet je alsnog achteraan gaan postvatten.

    Soms is het bijzonder schrijnend om jonge mensen op die manier in een paar uur tijd te zien degeneren naar een absoluut nulpunt, maar af en toe levert het ook wel hilarische beelden op. Ik herinner mij een jaar –ik denk dat het 1989 of 1990 moet geweest zijn– toen The Cure headlinede op Werchter. Toen nog Torhout-Werchter. De affiche was niet spectaculair, maar hier en daar zaten toch wel een paar boeiende groepen tussen.. Wat er ook van zij, het festival opende om elf uur met Mano Negra en vanaf ’s avonds tien uur kregen Robert Smith en de zijnen de eer om af te sluiten.
    Nu is het meestal niet zo moeilijk om The Cure-fans te herkennen. Zwarte lange jassen, zwarte jeans, zwarte combats, ravenzwart spinnenwebkapsel en net als Smith voorzien van exuberant veel oogschaduw en lippenstift. Liefst van al nog aangebracht door iemand die ernstig lijdt aan de ziekte van Parkinson.
    Die dag in 1989 (of 1990) stonden er dus een paar honderd van die verklede pipo’s vlak achter mij, vechtend om hun plaatsje op de eerste rij te behouden. Van tien uur ’s ochtends bij het openzwaaien van de deuren tot het moment dat hùn band het podium zou opkomen.
    Het was een typisch Belgische juli-dag zoals zovele andere. Beetje zon, beetje bewolkt, nog een streepje zon, beetje dreigende wolken, onweertje, miljoenen hagelballetjes, een plensbuitje, een heerlijk opklaringetje en uiteindelijk een zachte avond. Al die tijd hadden de honderden Smith-klonen geen millimeter van hun plaats geweken. Dat ze vermoedelijk al tien keer in hun broek hadden gezeikt was gelukkig door weer en wind niet merkbaar, maar het zien van al die kopjes met uitgelopen kleurshampoo en schmink was van een allooi, waarvan de grootste surrealistische schilders enkel konden dromen.

    Dat jaar stond U2 niet op de TW-affiche. Eerder was dat wel al het geval geweest in 1982 en 1983. Twee keer zo rond het middaguur, herinner ik mij. Twee jaar later –in 1985– moeten ze de eer van het afsluiten nog enkel laten aan Joe Cocker. Vandaag is dat liefst vijfentwintig jaar geleden. Mijn vrouw zat nog in de papschool toen en mijn inmiddels volwassen dochter was zelfs nog niet eens geboren. En ik… ik stond in Torhout en in Werchter naar dit nieuwe Ierse geweld te kijken en te luisteren.

    Ik was totaal niet onder de indruk. Bono vond ik nogal een pathetisch kereltje met een belachelijk nekspoiler-kapsel en qua muziek leunde U2 mij destijds iets te dicht aan bij de new-wave-stream. Toch ben ik de band altijd van ver of van dichtbij blijven volgen.
    Als journalist had ik de kans om ze een keer of vijf live te zien ten tijde van de grote tournees als The Joshua Tree, Love Town Tour, ZooTV en Popmart. Op een godvergeten moment kreeg ik zelfs de kans om enkele zinnen te wisselen met gitarist The Edge. Hoe lang onze babbel precies geduurd heeft, weet ik niet. Ik had eerlijk gezegd niet de mogelijkheid om op mijn horloge te kijken, want dan had ik vermoedelijk geen tijd meer over gehad om nog een vraag te stellen. Soit, ik besef best dat honderdduizenden fans graag in mijn plaats hadden willen zijn, maar voor mij was het een zoveelste afknapper.

    Je zal dus wel al aan je ellebogen voelen aankomen dat ik niet echt een U2-aanhanger ben. Hebben ze knappe songs gemaakt? Absoluut! ‘Sunday Bloody Sunday’ is een parel, ‘Beautiful Day’ is dat ook en ‘I Still Haven't Found What I'm Looking For’ is voor mij een klassieker zoals er weinigen zijn gemaakt.
    Toch moet ik ze niet, die opgeschoten schooljongens van U2. Alles is zo walgelijk groot geworden dat je bijna zou denken dat het Hollanders zijn. Die kunnen met hun grote muil ook altijd net iets meer dan wij, bescheiden Vlamingen. Bij U2 is dat precies hetzelfde:
    “Aaaah, The Stones hadden een bewegend podium… Dan moeten wij dat ook hebben, maar vééééél groter”!
    “Wablief, Robbie Williams had een podium van dertig meter hoog? Awel onze sigaar zal vijfenveertig meter zijn. Nèm!”

    Alles is zo patserig geworden aan U2. Het lijkt bij momenten zelfs niet meer over muziek te gaan. En wees gerust, ik ben niet zo’n mierenneuker die vindt dat een artiest bij voorkeur in de goot moet liggen en in kleine groezelige zaaltjes moet staan zweten voor vijf man en een paardenkop. Maar trôp is teveel en teveel is trôp!

    Neem nu die hele 360° Tour, waarmee U2 al sinds juni 2009 door de wereld trekt en waarmee ze vanavond en morgen Brussel aandoen. Wie staat er nog stil bij het feit dat deze tour eigenlijk gekoppeld was aan het album ‘No Line On The Horizon’? Sterker nog, noem mij eens zo voor de vuist weg drie songs van dat album? Lukt niet, hé En nochtans als we de PR-machine mogen geloven dan heeft zowat de helft van België gebeld voor kaartjes voor de twee concerten in het Koning Boudewijnstadion. Gaan we dus nog voor de muziek? Welneen! We gaan omdat het U2 is! En dat moet je gezien hebben.

    “The Claw”, het podium dat vanavond en morgen in het stadion staat is het grootste, duurste en meest vernieuwende podium in zijn soort. Omdat het zes dagen vergt om het podium op te bouwen en twee om het weer af te breken, zijn er drie exemplaren van gemaakt. Altijd is er eentje ergens in afbraak, eentje ergens in opbouw en eentje waarop gespeeld wordt. Meer dan honderd twintig stoere bonken sleutelen zich dagelijks de pleuris om de vier U2-ers de kans te geven op het podium van hun dromen te spelen. Volgens een Amerikaanse site bedraagt de productiekost liefst 750.000 dollar… per dag. Geen kattepis, geef toe, maar aan de andere kant toch niet meer dan een peulenschil, als je weet dat economen hebben becijferd dat de 360° Tour een omzet zal halen van 750 miljoen dollar.

    Metname die totaal proportieloze status van U2 geven mij een ongemakkelijk gevoel. En méér nog dan de patserigheid van de groep, heb ik last van al die mensen die zich daar geen vragen meer bij stellen. Akkoord, een fan wil vooral meezingen, maar het is niet omdat je in de eerste plaats wil poepen dat je daarom op de eerste de beste aap-met-een-hoedje kruipt. Tenzij die Bono heet natuurlijk, want dan volgt iedereen blindelings. Onlangs lag een kennis van mij in een deuk omdat Eddy Wally voor de zoveelste keer op televisie werd opgevoerd met zijn roze zonnebril. Hij kwam niet meer bij. Die kennis, bedoel ik. Maar wie zal vanavond in Brussel op het Claw-podium staan zingen met twee gigantische roze zonnepanelen op zijn neus? Bono! En wie zal daar op de eerste rijen aan the frontstage met een even belachelijk exemplaar staan pronken? Die kennis van mij!

    Hoe dan ook, ik wens de twee keer zeventigduizend fans een onvergetelijke avond. Let vooral goed op het podium, want het schijnt de moeite te zijn. Dat je geen honderden euro’s veil had voor je ticket en dus op de verste zitplaatsen zit, daar hoef je niet om te malen, want ook het scherm voor de live-stream is het grootste en meest zuivere ter wereld. Rimpeltjes zal je er trouwens niet mee kunnen vaststellen, want het heeft een automatische fotoshop die de U2’s op hun strakst projecteert.

    En wat de muziek betreft, daar hoef je je al helemaal geen zorgen in te maken. Bono en de zijnen hebben inmiddels zoveel hits op hun palmares, dat ze een jukebox van wel dertig nummers kunnen opentrekken die iedereen kan meezingen. Het enige spijtige is dat U2 inmiddels een dermate log spektakel is geworden dat zelfs de muziek voorspelbaar werd. Ik doe een gokje: ze zullen openen met ‘Breathe’ en aansluiten met ‘No Line On The Horizon’ en ‘Get On Your Boots’. In het middenstuk komen alle grote hits aan de beurt en ze sluiten wellicht af met ‘Walk On’, ‘One’ en ‘Where The Streets Have No Name’. In die volgorde!
    I
    k durf er zelfs op te wedden dat ze komen bissen met achtereenvolgens ‘Ultraviolet’, ‘With Or Without You’ en ‘Moment Of Surrender’.
    Check mijn lijstje als je zelf gaat vanavond of morgen,  of zoek het de komende dagen op in kranten en tijdschriften.

    Wat is er dan nog leuk en spannend aan een U2-concert, vraag ik mij dan af? Voor mij in elk geval niets want ik zal er niet bij zijn, maar voor alle anderen: uren in de file staan, aanschuiven aan de poorten, spurten naar de frontstage om op de eerste rij te staan, paars worden onder het aanhoudend gedrum en morgen met een stijve nek wakker worden, want het podium is niet alleen het grootste, maar ook het hoogste uit de rockgeschiedenis...

    Luctor

    22-09-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (14 Stemmen)
    17-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Venus en Mars
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Vrouwen zijn anders dan mannen. Gelukkig maar, denk ik dan af en toe, maar even zoveel keer zucht ik uit onbegrip. Fysisch verschillen we enorm, maar vooral ook innerlijk lijken de twee seksen in de verste verte niet op elkaar. Niet dat ik zover zou gaan dat ik zou durven beweren dat we totaal geen punten van gelijkenis hebben -ademen, eten, drinken, pissen en kakken doen we immers allemaal- maar veel verder dan dat kom ik toch niet in mijn lijstje van overeenkomsten. Werkelijk duizenden boeken zijn over het thema geschreven. Uit pure nieuwsgierigheid heb ik er daar ook een paar van gelezen, maar om nu te beweren dat ze mij veel wijzer gemaakt hebben...

    Neem nu bijvoorbeeld de vraag waarom vrouwen zoveel paar schoenen nodig hebben, terwijl ze toch -net als mannen- maar twee voeten hebben. Het is maar één van de zovele mysteries die wij mannen nooit zullen begrijpen. Dan mogen onze dames nog honderd keer beweren dat de kleur van de sandaal, de laars, de slipper of wat dan ook aangepast moet zijn aan de stijl van de handtas en zo mogelijk ook nog moet 'flatteren' bij de kleur van de jurk, echt snappen zullen wij het nooit. Een blik in de schoenkast van mijn vrouw leert mij bijvoorbeeld dat daar liefst vier paar rode schoenen in staan. Vier paar, mijnheer! Naast alle blauwe, bruine, zwarte, grijze en zowat alle tinten die nog te bedenken zijn. Akkoord, de gespjes verschillen een beetje van elkaar en het ene paar heeft al een ietwat hogere hak dan de andere, maar verder dan dat kom ik toch niet. En dan moet je nog weten dat mijn teerbeminde niet eens een rode handtas heeft. Méér nog, ze haat zowat alles wat rood is en met kleding te maken heeft. Waar kom je dan met de uitleg over het flatteren met de rest van de dag-outfit? Nergens toch?

    Een ander thema en zo mogelijk nog heikeler: het uiterlijk. Er wordt wat afgezwetst onder vrouwen over hun uiterlijk. Erger nog, ook wij mannen moeten dagelijks dat gemekker aanhoren terwijl we er geen fluit van begrijpen. En dan moeten we nog opletten wat we antwoorden bovendien. Rimpeltjes, het begin van een blubberbuikje, afhangende neukteugels, cellulitis op hun gat, tetten die te groot, te klein of te verschillend zijn,... My goodness, alle miserie moet je aanhoren. Dag na dag. En het ergste van al is dat 'les dames' dan nog telkens hun nieuwe ontdekking -alweer de gróótste ergernis van de eeuw- nog komen tonen ook. Op de meest onmogelijke momenten. Iedere man kent de scene uit zijn hoofd: op het moment dat je languit op de bank ligt te boeren na een alweer voortreffelijke maaltijd die ze voor je heeft bereid en net op het moment dat je van de match op tv ligt te genieten, dàn staat ze daar: rok omhoog, twee handen zo krachtig mogelijk op hun billen drukkend... "Schat, kijk ne keer, ik krijg cellulitis..."
     
    Geef daar maar eens een zinnige reactie op. Probeer als man op zo'n moment eens te zeggen "Liefje je stoort mij tijdens de match..." Oelala! Oorlog! Maar antwoord eens met "Ja, zoeteke, het is waar, je krijgt een appelsienenvelleke..." Wereldoorlog! Wat moet je dan? Zeggen dat het allemaal niet waar is? Dat ze zich iets inbeeldt, want dat je er niets van ziet...? Dan ben je een leugenaar die alleen maar geïnteresseerd is in voetbal en niet in zijn vrouw, die alles voor hem doet. Je zou natuurlijk altijd kunnen proberen te opperen dat haar ogen tenminste nog goed functioneren, maar dat lijkt mij eerlijk gezegd de aanleiding te kunnen zijn voor een nieuwe oerknal. Ik zou het in elk geval niet adviseren.

    Vanmorgen kwam een vriendin van mijn vrouw over de vloer. Niet dat ze überhaupt geïnteresseerd was in mijn getormenteerde knie, maar uit eerlijke schaamte vroeg het wicht toch hoe het met mij ging. "Gaat wel", zei ik, maar van zodra ik wou beginnen uitleggen hoe het kwam dat het nu beter ging, verdween ze al met mijn vrouw naar de keuken. Koffie drinken en lekker bijkletsen, heet dan dan. Ik bleef alleen achter in de woonkamer en las een boek.
    Na vijf minuten ging het keukengesprek al over schoenen. Waar mijn vrouw in godsnaam die fantàààààstisch mooie sneakers had gekocht. Nog nooit had ze zo mooie sportschoenen gezien, terwijl het nota bene de simpelste Adidaskes waren, die ze in elke sportwinkel met tientallen naar je hoofd gooien voor vijfentwintig euro per paar.

    Enfin, om een lang verhaal kort te maken, het gesprek ging verder ook nog over zomerjassen en winterjassen, waartussen het deze tijd van het jaar toch zo moeilijk kiezen is, over het Spaanse-vijfsterren-hotel-vakantiebruin dat alweer véél te snel aan het afbleken is en over nog een aantal andere 'vriendinnen' die al dan niet zwanger zijn, hetzij aan het scheiden. Boeiend. Dat ons land er maar niet in slaagt een regering te vormen... Ho maar! Dat onder elke priestersrok een kind verscholen zit... Wie ligt daar nu wakker van? Dat de spanning over een brug of een tunnel in het Oosterweeldossier weer torenhoog oploopt... Tja, so what! Maar dat Goedele vandeweek weer een leuk kleedje aanhad en dat haar kapsel precies een beetje was veranderd... Jààà, dat is wereldnieuws. 

    Toch was seks hét onderwerp van de voormiddag. Neen, geen stoere verhalen over 'hij heeft mij gisteren drie keer na mekaar gepakt en ik was in de zevende hemel' of 'ik heb hem vorig weekend de pijp van zijn leven gegeven'... Helemààl niet! Hét thema was het seksdossier met keiharde cijfers van een zwaar wetenschappelijk onderzoek... in de Flair. Op dat ogenblik ging mijn boek toch even aan de kant. Dit gedeelte van het gesprek interesseerde mij ook wel. Niet dat ik moeite moest doen om te luistervinken, want de babbel ging hoe langer hoe luider en geanimeerder. 
    Of mijn vrouw ook gelezen had dat de Fransen het gemiddeld twee keer per week deden? Ik hoorde mijn eega "Hmm" zeggen, maar ik gaf wijselijk geen commentaar. Zij ook niet trouwens. De Japanners bleken nog slechtere vogelaars want door al dat harde werken in het land van de Rijzende Zon, kwamen zij over het algemeen niet verder dan één keer. De Grieken blijken hier in Europa de heetste poepers, want zij halen een gemiddelde score van drie. Of dat nu een gevolg is van het gunstige klimaat aldaar of door het feit dat het 'op zijn Grieks' doen toch nog altijd menig porno-regisseur laat watertanden, dat ben ik helaas niet te weten gekomen. Feit is in elk geval dat wij Belgen voor de Zorba's moeten onderdoen met gemiddelde score van 2,4.
    Dat begreep mijn mannelijk brein dan weer niet. Die twee, tot daaraan toe, maar hoe kan je nu in godsnaam 0,4 keer sexen? Slechts één van de twee tetjes strelen en dan nog niet helemaal? Er hem maar een klein eindje insteken? Goed en wel op dreef zijn en dan plots denken 'stop, ik zit aan 0,4'? Het bleef mij een raadsel, want de vrouwen maalden er niet om en hun gesprek ging lustig verder. Over wellness-centra!

    Toen de vriendin twee uur, een halve cake en een volle koffiekan later weer vertrok, wou ik meer weten over die 0,4. Ik vroeg mijn vrouw een verklaring. "Gij denkt ook maar aan één ding!" Dat antwoordde ze. Sec! Stel je voor... Is dat nu een antwoord? Ik zit mijn hoofd zot te piekeren om de wetenschap van de Flair te begrijpen en je wordt verweten voor maniak... En dan heb ik nog niet eens durven zeggen dat ik vond dat haar vriendin echt wel een schoon poepke had. Het wiebelde zo gratieus in dat korte, blauwe rokje. Om van haar benen nog maar te zwijgen. Heel geil, zo van die zongebruinde stelten in lange blauwe bottekes. Met stilettohakken van zeker 10,4 centimeter. En dat is wél uit te leggen!

    Luctor



     

    17-09-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
    15-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De macht van de paardenkracht
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Meer dan drie weken zit, lig en hang ik nu al gekluisterd op de bank om rust en medicijnen de kans te geven mijn kapotte knie te helen. Naarmate de pijn draaglijker werd, kon ik me af en toe verstrooien met een goed boek, maar het overgrote deel van de tijd zat ik mij gewoon stierlijk te vervelen. Uren aan een stuk zat ik net als een overjaarse, werkloze straatmadelief voor het raam naar buiten te turen, wachtend op enige beweging in de straat. Maar net zoals in de hoerenbuurt niemand stilstaat om de vergane aantrekking van een verlepte femme fatale te bewonderen, gebeurde er ook in onze straat weinig opwindends. Eén keer zag ik een wielertoerist met zijn smikkel tegen de straatstenen kletteren en één keer kwam een straalbezopen vrouw onzacht in aanraking met het boompje op ons voetpad, maar voor de rest valt er in een polderdorp als dat waar wij wonen, weinig of geen opwinding te beleven. Tenzij je natuurlijk geilt op traktoren, combines en ander landbouwtuig, want in dat geval kan je hier om de paar minuten een orgasme beleven. Ieder zijn meug zei de boer, maar mijn ding is het niet.

    Wat er dan vanmorgen in ons straatje wél gaande was, is mij een raadsel, maar één ding is zeker, vanaf een uur of negen slibten de twee straatkanten geleidelijk aan dicht met geparkeerde auto's. De een na de ander glom zich een weg naar en op de beide stoepranden om daar puffend tot stilstand te komen. De traktoren waren er zoals gebruikelijk ook allemaal, maar anders dan met het normale gebrul, ging hun passage deze keer ook gepaard met een hels getoeter en gevloek omdat ze zich slalommend een weg moesten banen tussen al die geparkeerde rijkdommen. Voor de boeren wellicht de hel, maar voor mij was het smullen.
    Vanop de eerste rij in mijn privé-amfitheater kon ik het hele gebeuren in de gaten houden en naarmate er meer tijd verstreek, ontvouwde zich een waar kakafonisch gewriemel van parkerende Heilige Koeien en uitstappende mensen. Net zoals bij de meest surrealistische films van Fellini begreep ik geen fluit van de essentie, maar ik ben het met de italiaanse grootmeester van de extravaganza eens dat de fantasie bij het ondoorgrondelijke vaak boeiender is dan de plompheid van het nuchtere leven . Wat is nu heerlijker dan 'mensen kijken' en er ongestraft een leven bij te verzinnen...

    Aanvankelijk, toen de eerste paar auto's gearriveerd waren, dacht ik dat er ergens in de buurt een feest was. Een jubileum of een huwelijk, waar de dichtste familie al thuis een glas komt heffen nog voor de plechtigheden van start gaan. Maar naarmate er meer auto's bijkwamen, viel het mij op dat niemand van de uitstappers 'gekleed was om te feesten' en dus liet ik die gedachte al snel varen. Op een enkele vrouw en een paar koppels na, waren het ook bijna allemaal mannen die uitstapten. Een van de eersten die mij opviel, was een grote struise kerel van ergens rond de veertig. De overeenstemming tussen zijn blauwe sweater, zijn tot kniehoogte afgesneden werkbroek en zijn zware veiligheidsbottines laten onmiddellijk veronderstellen dat het om een bouwvakker gaat. Het feit dat hij op deze doordeweekse dag niet op een werf hoeft te zitten én de combinatie met zijn schijtbruine en uit een vorige generatie daterende Nissan Patrol -compleet met trekhaak- laat mij veronderstellen dat het om een kleine zelfstandige aannemer gaat. Ik probeer hem mij voorstellen hoe hij af en toe prijsoffertes gaat brengen in zijn oerdegelijke, zilvergrijze Mercedes Diesel, om dan snel weer andere kleren aan te trekken en met de Patrol naar de werf te rijden. Hij ziet er mij te jong uit om al kinderen van 18+ te hebben en dus zullen er op de oprit van zijn zelfgemetste bungalow vermoedelijk ook nog geen gepimpte Golfjes of Astra's staan. Hooguit een scooter en citybike.

    Terwijl de stevige aannemer stilaan uit mijn gezichtsveld wegwandelt, voeren een bordeaux-rode Renault Scenic, een donkerblauwe Peugeot 407 Break en een champagnekleurige Citroën C4 een sierlijke dans uit voor de beste parkeerplaats. Alle drie worden ze bestuurd door mannen in geruite hemdjes van het type 'keukenhanddoek'. Eventjes dreigt er een kortsluiting te ontstaan in de paringsdans als zowel de Renault als de Citroën op hetzelfde moment besluiten om mijn oprit te gebruiken als punt om zich te draaien. Helaas blijft een passionele penetratie uit en moet ik het stellen met wat luid geclaxonneer en twee hevig gesticulerende keukenhanddoeken.
    Tijd om de drie chauffeurs en hun levens dieper in te schatten krijg ik niet, als mijn aandacht meteen na de bijna aanrijding letterlijk wordt aangezogen door een nieuwe hoofdrolspeler. Speelster, in dit geval. Als een sierlijke zwaan glijdt een crèmekleurige Volkswagen Beetle beheerst in de vrije ruimte tussen de Nissan Patrol en de Peugeot 407. Alsof het geen moeite kost. Alsof de banden over het wegdek schuiven. Geruisloos en in één vloeiende beweging.

    Als een vaseline-vogeltje dat moeiteloos zijn crèmekleurig eitje verlaat, glijdt een bijzonder knappe dame gratieus uit de Beetle. Alsof deze scene nog een extra ondersteuning nodig had, sluit ze haar geparkeerde cocon af met een 'bliep-bliep'-geluidje. Het jade-groene en vermoedelijk stikdure mantelpakje zit als gegoten rond haar knappe lichaam en het lijkt assorti gekozen bij de kleur van haar auto. Lange kastanjebruine haren en gratieuze hoge hakken maken het plaatje compleet. Ik bedenk hoe jammer het is dat het rokje niet korter valt, maar ook bij deze net-boven-de-knie-lengte ben ik ervan overtuigd dat ze benen heeft van hier tot Tokyo. En terug. Voor ze weg lijkt te zullen schrijden, draait ze zich nog even speels tegen de wind in om haar lange haren op een natuurlijke wijze in de juiste golven te laten waaien. Haar blik kruist ons raam, vanwaar ik de show schaamteloos zit aan te staren. Heel eventjes, niet meer dan een nanoseconde eigenlijk, meen ik zelfs een glimlach op haar perfecte gezichtje te kunnen zien. Gelukkig kan ik de plotse opwelling om vriendelijk gedag te wuiven onderdrukken, want net op dat moment komt een jonge kerel mijn gezichtsveld binnen gewandeld. Ik schat hem midden de dertig, zowat de leeftijd die ik haar ook in gedachten meegaf. Hij draagt een sportieve, ietwat gebleachte jeans en witte sportschoenen. Zijn modieus gecentreerde lichtblauwe hemd hangt nonchalant boven zijn broek en los over zijn schouders ligt een donkerblauwe pull gedrappeerd alsof hij erop geschilderd is. De man heeft zich buiten mijn gezichtsveld geparkeerd, maar ik ben ervan overtuigd dat hij met een gitzwarte BMW 325 Cabrio rijdt. Vermoedelijk zelfs met spierwitte lederen zetels en peperdure, glimmende spaakvelgen.
    Hoedanook, de overspelige advocatenvrouw en de gladde salesmanager -want ik ben er zeker van dat ze dat zijn- schijnen mekaar te kennen. Niet alleen was haar mysterieuze glimlach voor hem bestemd, ook de zoen en zijn vluchtige streling van haar rug geven dat te kennen. Ze giechelt zelfs onnozel als ze zijn aanraking voelt. De trut.

    Wat er ook van zij, de leuze "Zeg me waarmee je rijdt en ik zeg wie je bent" is meer dan ooit waar. Sommige automerken -en méér nog: types van wagens- verraden wie achter het stuur zit. Van de ambitieuze ellebogen-manager in zijn Alfa Romeo 159 tot de vlotte Armanipak-directeurs in hun Audi A6 Break, allemaal kunnen ze aan de hand van hun wielen worden geïdentificeerd. Ja, zelfs de politieke-onderhandelaars-met-een-groot-gezin in hun Renault Espace en de Groene paleisbezoekers in een aftandse Toyota Corolla zijn ook moeiteloos te herkennen. Uitzonderingen hoeven de regel niet eens te bevestigen. Wat dacht je van Jo Vally in zijn patserige Mercedes SL? Of Koen Wouters in zijn macho VW Touareg? Saartje Van Den Driessche in haar glimmende Peugeot 307 SW. Dina Tersago, die moeiteloos de boer op kan met haar KIA Sorento. En good old Rik De Saedeleer in zijn oude Mazda 323... En dan heb ik het nog niet eens over alle voetballers die meestal sportwagens kiezen, waarvan de exclusiviteit en de topspeed omgekeerd evenredig zijn aan de lengte van hun pietje.

    Over pietjes gesproken trouwens, ik vraag mij nu zo ineens af waarmee Bisschop Roger Van Gheluwe zou rijden? Geen idee eigenlijk, maar ik vrees dat het wel een of andere anonieme break zal zijn met geblindeerde ruiten. En met een kinderzitje. Dat zeker! Een FIAT Mea Culpa of zoiets... als dat bestaat? Hoedanook, het zal wel een gore, smerige bak zijn, die met geen stokken vooruit te krijgen is, maar waarvan de hoofdgaragist blijft zeggen dat hij nog niet rijp is voor de sloop. Helaas...

    Luctor

    15-09-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
    11-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dinsdagen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dinsdagen voorspellen nooit veel goeds. Het is een weekdag en dat is sowieso al onderdanig ten opzichte van een weekenddag, maar als je wakker wordt bekruipt je bovendien het hoogst onaangename gevoel dat er nog maar één dag van de werkweek voorbij is en dat de afstand naar de verlossing op vrijdagavond nog mijlen veraf is. Omgekeerd heb je in een vakantieweek op dinsdag het onbehaaglijke gevoel dat het àl dinsdag is. Psychologen kunnen hier wellicht een kluif aan hebben, bij mij is het gewoon een vaststelling.

    Meestal regent het ook op dinsdagen. 't Is te zeggen, àls het regent in een bepaalde week dan is de kans statistisch gezien het grootst dat je op dinsdag je paraplu moet opentrekken. Een bijkomende ambetantigheid is dat griepjes en snotjes zich meestal voor het eerst manifesteren op een dinsdag. Let er maar eens op als je de eerstvolgende keer een emmer onder je druipneus moet binden of als je het gevoel krijgt dat je de zoom uit je sinussen begint te niezen... veel kans dat het een dinsdag is.
    Nog zo'n onverklaarbaar fenomeen is dat banken veelal op vrijdagen worden overvallen en dat verliefdheden meestal op zondagavond het felst voelbaar zijn, maar dat geheel terzijde. We dwalen af. We hadden het over dinsdagen!

    Ik werd dus op dinsdagochtend uit mijn nest gewekkerd om zestien minuten na zes. Waarom precies zestien? Gewoon omdat kwart na zes véél te vroeg klinkt. Soit, omdat ik niemand wou wakker maken, trippelde ik in de grootste stilte naar de keuken. Snel een kop koffie, een glas fruitsap, douchen, scheren, tanden poetsen en niet eens een halfuur later was ik al richting Kortrijk aan het rijden. In de regen! Maar veel kon het nat mij niet deren, want The Sisters Of Mercy knallen loeihard "More" door mijn autospeakers en volume-11-gewijs geeft dat nummer mij altijd een goed gevoel. Voor een dinsdag voel ik mij trouwens picobello.

    De voormiddag vouwde zich geheel administratief voor mij open en weer dicht en om twaalf uur wandel ik in de regen naar de Grote Markt van Kortrijk, alwaar ik een korte lunchmeeting heb met twee oeverloos saaie mensen van respectievelijk de VDAB en de RVA. Ik zou begot niet meer weten wat er te bespreken viel, maar ik herinner mij dat ik dat na de luch en op terugweg naar kantoor ook al niet meer wist. Ergens tussen de soep en de patatten moet het gestopt zijn met regenen en ik voel de warme zonnestralen branden op mijn rug als ik door de altijd drukke Leiestraat wandel. Mijn laatste sigaret moet eraan geloven. Veel maakt dat niet uit want recht over mijn bureau is een nachtwinkel, die eigenlijk alleen overdag open is. Altijd handig als je er om vijf over drie wil binnenstappen om een nieuw pakje sigaretten te kopen...

    De televisie staat keiluid als ik de winkel binnenstap. Twee keer moet ik de deurbel laten gaan vooraleer de Indiër van dienst achter zijn toonbank komt. Eerst komt hij compleet in de war uit het bijkamertje, keert dan zonder iets te zeggen op zijn stappen terug, komt dan wéér terug door de vliegenslingers die de winkel en het bijkamertje scheiden en vraagt mij dan in dat typische Indisch-Engels wat ik wil. Drie keer moet ik hem het merk zeggen, drie keer geeft hij mij verkeerd wisselgeld terug. Ik vraag 'm of hij zich niet lekker voelt, maar hij verontschuldigd zich alleen maar een beetje zenuwachtig en nog voor ik de winkel uit ben spurt hij alweer naar het bijkamertje.

    Eens op mijn bureau ben ik de rare ontmoeting met de Indiër alweer vergeten. Ik zet mijn laptop aan en als die oplicht op de startpagina met het wereldnieuws lees ik: "Is this the beginning of World War III?" In de bijhorende commentaar verneem ik dat om kwart voor drie Belgische tijd een gekaapt passagierstoestel van American Airlines zich in New York in de noordelijke WTC-toren heeft geboord met een gigantische explosie tot gevolg. Een kwartier later -ik moet dan bij de Indier in de winkel hebben gestaan- heeft een toestel van United Airlines zich in de zuidelijke toren te pletter gevlogen. Amper bekomen van de eerste shock komt kort daarna mijn collega in mijn bureau binnengestapt en die heeft op de radio vernomen dat een derde gekaapt toestel zich op het Pentagon in Washington DC heeft gestort en dat een vierde toestel -met einddoel Het Witte Huis- even buiten Pittsburg is gecrashed. We zeggen en schrijven dinsdag, 11 september 2001.

    Vandaag zijn we exact negen jaar later. De zon scheen -het was dan ook geen dinsdag- en om drie uur deze namiddag kreeg ik ziekenbezoek van Rita en Stefan. Precies negen jaar geleden vochten op dat eigenste ogenblik duizenden mensen in New York voor hun leven toen de beide WTC's als kaartenhuisjes ineen zakten. Een kleine drieduizend zou het nooit meer kunnen navertellen. De wereld was in paniek.
    Vandaag zaten we rustig keuvelend bij mekaar, aten we taart en dronken we koffie. We hadden het over mijn kapotte knie, Stefans organisatieperikelen voor zijn grote barbeque van morgenmiddag en we lachten ons krom met de Youtube-beelden van John Tura, een ronde brulaap van dik zeventig die al sedert de Koude Oorlog denkt dat hij een zangwonder is en waarvan de hele wereld wil dat hij dat vooral blijft denken. Tot groot jolijt van ieder die 'm ooit al aan het werk zag. Is nine-eleven één minuut ter sprake gekomen? Welneen!

    De eerste keer dat ik eraan moest denken, was een halfuurtje geleden, toen ik op de radio vernam dat de Amerikaans dominee Terry Jones, die eerder had aangekondigd om vandaag een rituele Koranverbranding te willen doen en daarna zijn protestactie weer afblies, nu toch op die beslissing zou willen terugkomen door het woord van Allah alsnog in de fik te willen steken. Een exacte datum en plaats kon of wou hij daar nog niet over kwijt.
    Heel de wereld weer op zijn kop. Obama moeit er zich mee in navolging van Hillary Clinton, de extremistische moslimorganisatie Sharia4Belgium roept alle Belgische moslims op om als tegenactie een Amerikaanse vlag te verbranden en her en der in de wereld zijn blijkbaar al doden gevallen bij protesten tegen dominee Jones...

    Mensen, mensen, mensen toch. Waar zijn we mee bezig? Eerst en vooral zou die dominee beter eens grondig nadenken over de gevolgen die een actie als zijn Koranverbranding teweeg kan brengen. Het is niet omdat mama Jones destijds de hamburger liet aanbranden dat je daarom moet overgaan tot de rituele verbranding van de kookboek van de Amerikaanse Boerinnenbond. Ten tweede zou ik de raad willen geven aan alle moslimextremisten ter wereld om toch te proberen een dergelijke individuele actie in zijn juiste proporties te bekijken. Wat kan, bij wijze van voorbeeld, een arme Vlaming of Waal -ik durf het woord 'Belg' al niet meer in de mond nemen- er nu aan doen dat één zo'n geflipte hamburger-dominee de Koran in brand wil steken?

    Wie zegt er trouwens dat hij de boel in de fik krijgt? Ooit al eens een boek in brand willen steken? Een blad, ja! Twee bladen, ook wel. Maar probeer het eens met twintig vellen papier tegelijk...? En dan heb ik het nog lang niet over een volledig boek, met kaft en al. Dat lukt niet met een lucifer alleen. Hij zal een hoop aanmaakblokjes en brandspiritus nodig hebben om zo'n lijvig boekwerk in vlam te zetten. Hoe ritueel is het dan nog, mijnheer Terry Jones?

    Bovendien, waar maken wij ons druk om? Volgens het radiobericht wou de dominee zijn Koranverbranding toch laten doorgaan, maar wist hij nog niet eens wanneer. Het kan net zo goed zijn dat hij het dinsdag pas probeert. En dan is de kans groot dat het regent...

    Luctor

     

    11-09-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (13 Stemmen)
    08-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oorden van verderf
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Iedereen kent ze, de wachtkamers bij huisartsen. Dé broeinesten van kuchende, hoestende, steunende, zwetende en koortsige medemensen. Van een contradictio in terminis gesproken: je bent ziek of -zoals ik- je hebt een kapotte knie, maar om te mogen genezen moet je eerst urenlang ondergedompeld worden in de geilst denkbare parenclub voor microben, bacteriën en virussen. Je ziet de engerds als het ware van de ene op de andere patiënt springen. Wriemelend, bijtend en krabbend zuigen ze zich een weg naar je binnenste, alwaar die ultra-kleine, maar levensgevaarlijke smeerlappen zich tegoed doen aan je gezonde weefsel en waar ze zich kunnen uitleven om je zo ziek mogelijk te maken. Broeihaarden van pure miserie zijn het, die ellendige wachtkamers. En bang als ik ben om nog met een veel ernstiger ziekte buiten te komen dan ik binnen ga, probeer ik ze dus zoveel mogelijk te vermijden.

    Af en toe kan je natuurlijk niet anders dan deze medische oorden van verderf binnen te treden. Liefst van al zou ik dan zo'n beschermend wit pak aantrekken, compleet met gasmasker en alles wat erbij hoort, maar in een klein dorp als dat waar ik woon en waar iedereen iedereen kent, kan dat natuurlijk niet. Het volstaat al dat je naar de bakker gaat met een t-shirt waarop borstbreed "www.fucktheworld.com" op gedrukt staat om de helft van het dorpsplein in rep en roer te zetten, laat staan dat je als een smetvrezige onderzoeker uit een nucleaire science-fiction-rampenfilm bij de dokter zou binnenstappen. Niet dus.

    Omdat ik nog steeds niet in de mogelijkheid ben om mijn been te plooien en dus niet zelf met de auto kan rijden, voerde mijn oude buurman me deze voormiddag aan een slakkengangetje naar de dokter. Met gestrekt been zit ik ingeschoven op de krappe achterbank van zijn Clio en mijn chauffeur van 80 wuift naar ieder die onze weg kruist. Blij omdat hij iets nuttig doet? Trots op zijn kreupele vracht? Of gewoon gelukkig omdat hij gezond-en-wel nog eens buiten komt en alweer een dag mag plukken...? Ik heb het 'm niet gevraagd, maar het amuseert me wel en ik vergeet zowaar de pijn in mijn knie.
    Drie straten verder en niet eens vijf minuten later, rijden we de parkeerplaats naast de statige dokterswoning op. Het is nog meer dan een kwartier voor het spreekuur begint, maar toch tel ik al twee fietsen en een auto, die nog vroeger zijn gearriveerd dan wij. De moed zakt mij onmiddellijk in de schoenen en in een zelfde tempo voel ik de pijn in mijn knie weer opwellen.

    De eerste deur links in de hall van het herenhuis is de wachtkamer. Missen is onmogelijk, want het is de enige van de drie deuren in de hall, die op een kier staat. Bovendien klinken binnen gedempte stemmen en staat er in koeien van letters "WACHTZAAL" op de bruine oudeiken deur geschreven.

    De gesprekken stokken als ik de deur verder open duw en op krukken de kleine kamer binnentreed. Het is een wachtkamer zoals honderdduizenden anderen: crèmekleurige muren, gespikkelde beigekleurige vloertegels waar je weinig vuil op ziet, rondom-rond een twaaltal grijze IKEA-stoelen die véél te dicht bij elkaar staan en een rommelig en versleten salontafeltje middenin met tientallen verfomfaaide tijdschriftjes erop. Aan de muur naast het deurgat hangt een groot rek met allerlei brochures, twee spuuglelijke pentekeningen versieren een tweede muur, een vijftal medische posters over allerlei enge ziekten zijn met doorzichtige tape aan de derde muur geplakt en tenslotte -in de vierde muur- een raam dat tot halve hoogte voorzien is van een matte laag zodat je vanop straat niet kan zien wie de zieken van het dorp zijn. Zoals altijd in wachtkamers van dokters hangt ook hier een weeë geur van zwetende mensen en is het er drukkend warm.

    Aan de voor mij rechtse muur staan nog drie vrije stoelen naast elkaar. Ik kies de middelste zodat ik tenminste op dit ogenblik nog op een zo groot mogelijke afstand zit van zieke stoelburen en hun begeleidende microben. Zoals de parkeerplaats al verried zijn er nog 3 wachtenden voor mij: twee mannen, zestigers, en een jonge vrouw met een gigantisch whiplash-verband rond haar hals. Van zodra ik mijn plaats heb ingenomen en iedereen mij van kop tot teen heeft gemonsterd, herstelt de rust en de routine zich in deze prémedische biotoop.

    De twee mannen zitten allebei voorover gebogen, ellebogen op de knieën rustend, gezicht naar elkaar gericht. De een draagt een bruine stoffen broek, een zwarte lederen vest een een bruine pet in grove ribfluweel. Zijn gezicht is dieprood en zijn jas spant rond zijn gigantische buik. Zijn buurman is een stuk slanker, zwaar kalend en hij draagt een oud vaalgrijs trainingspak van Adidas met gelige strepen en sportschoenen van een onbekend merk.

    "Hij éé nog twië uren geleefd", hoor ik De Pet zeggen tegen zijn vriend. "Twië uren... Nooit niet gemankeerd, alzeleven gewerkt... Ne vent gelijk nen buëm. 't Es toch woar, hé Maurice..."
    "Ja, 't zijn toeren...", zegt Maurice en hij wrijft met beide handen over zijn bijna kale schedel.
    "Toeren...?", pikt De Pet weer in, "Als da godverdomme giën toeren zijn, dan weet 'k 't uëk nie miër zelle. Alez, Maurice, stelt ui veur: ge stoat op café in de leute en in 't amusement, ge drinkt van ui pinte... en ge stuikt doar gelijk ne stiën tegen de grond en 't es gepasseerd..."
    "Ja jong, Albert...", zegt Maurice, "We zijn hier niet vele weird hé... Als't ui'n tijd es meugde nog in een muizenhol kruipen..."

    Maar Albert De Pet luistert al niet meer, want net als Maurice zijn pointe wil maken, gaat de deur open en verschijnt de dokter in de deuropening. "We gaan eraan beginnen", zegt hij luchtig.
    Albert veert recht als een jonge hinde en roept bijna euforisch: "Ik zij mijnen iësten, meneer den doktoor". Voor de volledigheid draait hij zich naar ons om, stelt ons gerust: " 't Zal nie lange duren, want 't es moar veur mijne cholesterol te meten" en verdwijnt luid lachend achter de dokter aan, door het deurgat. Maurice blijft nog secondenlang naar de deur staren alsof hij zijn vriend voor het allerlaatst heeft gezien, buigt zich dan naar de salontafel, neemt het bovenste tijdschrift van de stapel en begint te bladeren in "Libelle".

    Nu het gesprek tussen Albert en Maurice is beëindigd, lijkt iedereen terug in zijn eigen leven te zijn binnengetreden. Er valt een doodse stilte in de wachtkamer en de weeë geur dringt zich weer op. Ergens middenin de stapel magazines merk ik het logo van Knack en ik trek het tijdschrift er netjes tussenuit. De cover hangt al half losgescheurd en ik merk hoe de jonge vrouw aandachtig zit toe te kijken hoe ik probeer om het tijdschrift zo goed en zo kwaad als mogelijk te herstellen. Ze lacht een beetje gegeneerd en kleurt lichtjes rood als ik haar geamuseerd toekijken met een glimlach beantwoord. Vrijwel onmiddellijk richt ze zich nog half zittend op en neemt ze het bovenste tijdschrift van de stapel.

    Niet eens vijf minuten later zit voor Albert De Pet de medische sessie er al op. Nog roder dan daarnet steekt hij de deur van de wachtkamer weer open. " 't Es al oan ui ziede, Maurice", buldert hij. " 'k Et toch gezeid dat 't nie lange ging duren, hé. 'k Weete da, jongene. 'k Moe hier alle moanden zijn veur 't zelfste... Vierentwintig euro de biëste."
    Zijn schaterlach overstemt het antwoord van Maurice, die ons nog even gedag knikt en verdwijnt.

    Op de jonge vrouw en mij na is de wachtkamer nu leeg. Ze legt haar tijdschriftje weer op de stapel en kucht. Het valt me nu pas op dat ze best wel knap is. Vooral haar mooie goudbruine benen vallen op onder het korte jeansrokje. Daarboven draagt ze een rood t-shirt dat heel nauw aansluit en haar weelderige vormen sterk accentueert. Ze heeft halflang blond haar dat ze in een staartje heeft samengebonden. Alleen het whiplash-verband verstoort dit mooie evenwicht. Ze merkt dat ik haar gade sla en glimlacht opnieuw een beetje verlegen. Ze kucht opnieuw.

    "Ook een accident gehad", vraagt ze wijzend naar mijn krukken.
    "Neen", zeg ik. "Een verkeerde wrong gemaakt tijdens mijn slaap en mijn meniscus gescheurd".
    "Jij wel?", vraag ik in één adem.
    "Twee weken geleden al fietsend omver gereden", zegt ze.
    "Oei", zeg ik.

    Verder komt onze conversatie niet. Dat gaat zo in wachtkamers van dokters. Tenzij je over het weer begint, maar daar had blijkbaar geen van twee zin in. Ik doe dus maar alsof ik weer heel verdiept in mijn Knack begin te lezen, maar eigenlijk ben ik in het voorbije kwartier niet verder gekomen dan de titel van het artikel. Van zodra Maurice -zo'n tien minuten later- kwam melden dat het aan 'de volgende' was en de jonge vrouw naar de spreekkamer van de dokter was vertrokken, heb ik mijn Knack dus gewoon terug op het hoopje gelegd. Ongelezen.

    Ik leunde achterover op mijn stoel en stelde vast dat het medisch rapport van mijn medeburgers relatief geruststellend is voor mij: Albert De Pet kwam voor zijn cholesterol en de jonge vrouw voor haar pijnlijke hals. Nu alleen maar hopen dat Maurice geen dodelijke en vooral besmettelijke ziekte had...


    Luctor

    08-09-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (12 Stemmen)
    06-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het verdriet van België
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Dat Hugo Claus nu niet meer leeft is waarschijnlijk Alfred Nobel's grootste ontgoocheling. Hij die met 'Het Verdriet Van België' ontegensprekelijk  de Nobelprijs voor Literatuur had moeten krijgen, zou vandaag ongetwijfeld de eerste zinnen hebben geschreven van de sequel op zijn bestseller over Louis Seynaeve en het Vlaams Nationalisme dat -met de tweede wereldoorlog op de achtergrond- leidde tot sympathie voor het Groot-Germaanse Rijk en collaboratie met de nazi-bezetter.

    Uiteraard is vandaag de dag geen sprake van enige onderdrukking vanuit de snor van onze Duitse Oosterburen -al zou Angela Merkel zich volgens mij wel een beetje vaker mogen scheren-, laat staan dat we in het decor van een wereldoorlog zouden zitten, maar wat hier de voorbije drie maanden allemaal weer de politieke revue is gepasseerd grenst toch werkelijk aan het onwaarschijnlijke. Zelfs voor een apenland als België. Voor zover dat nog bestaat natuurlijk...

    Herinner je de verkiezingen van zondag 13 juni 2010. Alle grote partijen krijgen een oplawaai van jewelste, De Decker vliegt weer waar hij thuis hoort (met ippon uitgeteld op de mat) en aan het einde van de dag staat de 'bijna Slimste Mens' victorie te kraaien als een vetgemeste leeuw op een podium vol scharrelkiekens, die blij zijn met de aandacht die ze zelf nooit konden realiseren.
    En daar moeten wij het van hebben, hier in Vlaanderen...

    Aan de andere kant van de taalgrens -of moeten we tegenwoordig spreken van 'juist voorbij Brussel-Halle-Vilvoorde'- is het kiesresultaat vergelijkbaar. MR en CDH schudden het stof uit hun Waalse hanenveren en Elio Di Rupo kukelekuut sa victoire personelle van de Ardennen tot Henegouwen.
    En daar moeten onze francfone buren het van hebben, daar in Wallonië...

    Nu zal je mij niet horen beweren dat Bart 'Curryworst' De Wever en Elio 'Strikkegems' Di Rupo domme mensen zijn, maar als je het land moet proberen samenhouden dan denk ik dat een frietkot of een homobar daar niet de aangewezen plaatsen voor zijn. Maar goed, onze koning dacht daar anders over. En neem het de arme man eens kwalijk... Hij is potdorie 76.

    Het resultaat hebben we gezien in de voorbije drie maanden. Eerst wordt Bart Curryworst aangesteld als informateur. Alle dagen zien we hem verklaringen afleggen aan de pers op de in België wereldberoemde trappen. De man wordt met de dag bleker, zweet als een otter en bibbert vaak nog heftiger dan onze vorst tijdens de eedaflegging. "Eerst moet er een basisakkoord zijn met de PS", orakelt hij als was het even simpel dan antwoorden geven in de Puzzelronde van De Slimste Mens. Helaas ondervindt Bartje al snel dat de politieke verbanden lang niet zo makkelijk te leggen zijn als die in een kwisje van Woestijnvis en al op 8 juli sloft hij naar het paleis met zijn eindverslag. Op naar af!

    "Iek zal diene varken ne keer was", zegt Elio nog dezelfde dag aan onze vorst en hij lacht zijn breedste en meest italiaanse smile ever. Schijnbaar achteloos wrijft hij daarbij door zijn perfect gezwarte coiffure en onze koning is dermate onder de indruk dat hij de PS'er direct een kans geeft. Nuja, het kan ook op aandringen van onze koningin zijn geweest, van wie het geweten is dat ze een zwak heeft voor franstalige Italo-belgische charmeurs. Hoedanook, een nieuw ambt is geboren: de preformateur.
    'De wàt?', vroeg ik mij af, maar voor ik tijd kreeg om hierover na te denken was Van Strikkegems al op de trappen aan het uitleggen dat de koning hem de opdracht had gegeven om openingen te creëren. Meteen werd mij duidelijk dat de koning eigenlijk een 'perforateur' had bedoeld, maar ik neem het de brave borst niet kwalijk, want voor gaatjes te maken in zijn dossiers heeft hij wellicht personeel.

    Wat er ook van zij, Di Rupo is inmiddels ook al terug naar het paleis gesloft.
    "Iek eb te weinik zeep, Sire !"
    "Te weinik zeep, Elio...?"
    "Ja Sire, te weinik zeep om diene varken te was".
    Op naar af, deel twee!

    En nu, vragen wij met z'n allen ons af? Hoe moet het nu verder?
    Wat als de Belgen zich kwalificeren voor het Europees voetbalkampioenschap? Mogen we dan nog meedoen? Zouden we Georges Leekens niet bellen en zeggen dat ze morgen beter niet aantreden in Turkije? Het heeft wellicht geen zin meer, want tegen dat het EK gespeeld wordt, bestaat België misschien al niet meer...
    En dat is nog maar een randverschijnsel.  Veel belangrijker zijn de essentiële vragen. Van wie zijn de frieten, bijvoorbeeld? Van de vlamingen of van de walen? Wie mag de chocolade als nationaal product opeisen? Wij vlamingen of onze franstalige buren?
    Goeie genade, een splitsing van het land wordt een regelrechte ramp...

    Lieve politici en trainers der Belgen, beste André Flahaut, Danny Pieters en Georges Leekens: gebruik om de liefde Gods uw verstand. Onze grootste triomfen hebben we behaald in en door onze eigenheid: goed verdedigen in het voetbal en compromissen sluiten in de politiek. Respectievelijk bezorgden ze ons zilver op het EK voetbal van 1980 en loodsten ze ons door de grote staatshervormingen van 1970 en 1981. Vergeet dus dat frivole voetbal van de zuiderse landen. We kùnnen dat niet! Maar gooi ook die existentiële overmoed in de politiek overboord. Dat lukt niet in een apenland als België. En bedenk één ding: als België ophoudt te bestaan, van wie zijn dan de compromissen en dat goed verdedigen? Van de Vlamingen of van de Walen...? Ah ja...

    Luctor

    06-09-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (12 Stemmen)
    01-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bloemen op mijn graf
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Morgen mag ik eindelijk naar de scanner. 't Werd tijd. Exact tien dagen lig en zit ik nu met ijszakken op mijn linkerknie, nadat ik het gewricht in de nacht van 22 op 23 augustus compleet uit zijn voegen droomde.
    Nog nooit zag mijn leven er zo evenwichtig uit dan sinds die fatale nacht. Opstaan, van mijn bed naar de zetel strompelen op krukken, in de zetel zitten, in de zetel ontbijten, heen en terug naar de badkamer sukkelen met de rolstoel van mijn vrouw, in de zetel hangen, in de zetel lunchen, weer in de zetel hangen, nog méér in de zetel hangen, in de zetel dineren, in de zetel tv kijken, in de zetel knikkebollen, terug naar mijn bed kreupelen op krukken en -wegens niet moe- een onmogelijke slaap proberen te vatten.  Als ik dan na een vaak urenlang gevecht de slaap toch kan vinden, schiet ik steevast in het holst van de nacht weer wakker omdat ik onbewust mijn been weer een draai heb gegeven, die veel meer flexibiliteit vereist dan die kloteknie toelaat. Daarna is het gewoon wachten tot het ochtend wordt en ik mijn ritueel weer van voren af aan kan beginnen.

    Gelukkig zijn we vandaag woensdag, D-day voor een paar eerste nieuwe ontwikkelingen. Dokter BMW X6 had mij op voorhand verwittigd dat ik de verwachtingen niet te hoog mocht stellen, maar als je tien dagen op je gat hebt gezeten dan klinken een paar stapjes zonder krukken en een poging om met de auto te proberen rijden even aanlokkelijk als een poolexpeditie én een tocht door het Amazonegebied op één en dezelfde dag.

    Al van gisteren had ik mijn agenda voor vandaag zorgvuldig gepland: in grote trekken had ik mijn dag quasi identiek ingevuld zoals alle vorige, maar het stuntelige gepikkel met krukken werd deze keer vervangen door voorzichting wandelen op eigen kracht én er zat zowaar een auto-uitstap in voorzien naar de plaatselijke bibliotheek.

    Niet eens vier uur was het, toen ik de voorbije nacht wakker schoot door een snijdende pijnscheut in mijn knie. Maar anders dan het normale daarmee gepaard gaande gezucht en gesteun van de voorbije nachten, was ik deze keer zo opgewonden dat ik amper kon blijven liggen tot het ochtend werd. Vandaag zou ik immers voor het eerst op mijn eigen benen mogen staan en net zoals een kind dat zenuwachtig is omdat het op schoolreis mag vertrekken, telde ik de minuten tot ik het om zes uur ochtend genoeg vond om te kunnen opstaan.

    We zijn inmiddels elf uur later en het belangrijkste van de dag is al achter de rug. Ik hang alweer in de zetel met een enorme ijszak op mijn knie en een thermos koffie binnen handbereik. De stapjes waren geen onverdeeld succes. Na een paar meter was de pijn al niet meer te harden en zat mijn knie alweer even dik als in de eerste dagen. Ik wankelde meer dan ik wandelde en ook het autorijden verliep een stuk moeizamer dan ik had ingeschat, maar de euforie is er niet minder om.

    Mijn eerste reis in tien dagen bracht me niet verder dan de achthonderd meter van mijn huis naar de bib, ik zweette bloed en tranen om uit de auto te klauteren en de trapjes naar het gebouwtje waren een marteling. Zelfs met krukken. Maar het avontuur was zo overweldigend dat ik binnen meteen besloot om met elk van de twee aanwezige boekenwurmen een praatje te slaan.

    Eerst waggelde ik mij een weg naar de romans waar een ietwat duffe dame op leeftijd alle ruggen tussen BALK en COUR in haar geheugen leek te memoriseren. Te zien aan haar ruimschoots oversizede slobbertrui, haar jeans die -ondanks haar leeftijd- op de groei gekocht leek en vooral haar grijze halflange haar wat onverzorgd in een dotje stak, leek het mij een goed idee om haar "Stoffer en Blik" van Jeroen Brouwers aan te raden. Gezien de alfabetische volgorde van het boek, maar vooral ook omwille van de ontstoffing die ze zichtbaar kon gebruiken.

    Mijn tip bleek niet echt een succes. Dotje keek mij aan alsof ik van een andere planeet kwam. Een ster verweg in het heelal, alwaar de bewoners op twee normale en twee ijzeren benen lopen. "Ik zal zelf wel kiezen", zei ze bijzonder giftig.
    Even kwam het in mij op om haar uit te leggen dat het normaal niet mijn gewoonte is om vreemde mensen zomaar aan te spreken in de bib en dat dit vandaag uitzonderlijk toch het geval was door mijn persoonlijke losmaking van mijn zetel, maar haar wantrouwige blik maakte mij direct duidelijk dat dit een van mijn minder goede ideeën was. Niet dus.

    Gelukkig was ik omwille van mijn eerste uitstap in een bijzonder goeie bui en nam ik voor de rest geen aanstoot aan de toch wel bijzonder botte afwijzing door Dotje. Ik waggelde mijn weg verder naar het dvd- en cd-hoekje. Een jonge punk zweette zich er werkelijk stikkapot in zijn vuurrode geruite broek en zijn zwart lederen jack. De zweetdruppels parelden via tientallen oorbellen en gezichtspiercings richting zijn ranke nek en zijn groen-rode hanenkam hing meer dan halfstok. Maar het was in elk geval geen beletsel driftig en ijverig te zoeken tussen de honderden cd-doosjes. Zijn aalvlugge vingers baanden zich bliksemsnel een weg door de cd-rekken. Klak-klak-klak. Cd per cd liet hij handig en monotoon kantelen in de rekken op zoek naar de muziek van zijn keuze.

    Iets in mij ontnam mij de moed om hem aan te spreken. Vermoedelijk zelfbehoud. Normaal zou ik als snel een grapje durven maken over 'ik heb twintig jaar geleden eens een kieken gepoept, zou jij niet mijn zoon kunnen zijn?', maar deze keer voelde ik mij daarvoor te onzeker op krukken en met een manke poot. De punk leek mijn gedachten te raden. Hij keek mij strak aan en als van een wesp gestoken wendde ik mijn blik voorover naar het cd-rek waar ik toevallig voor stond:  "Klassiek-Barok"
    "Uit de Barokperiode kan u ik ten zeerste Claudio Monteverdi, Georg Friedrich Händel en Dietrich Buxtehude aanraden", sprak hij mij aan. "Bach kan natuurlijk ook altijd, maar dat is zo voor de hand liggend." 
    "Ik ken eigenlijk niets van klassieke muziek", bekende ik eerlijk.
    "Ach zo", zei hij. "Ik dacht dat je een kenner was omdat je zo geconcentreerd naar de klassieke cd's stond te kijken..."
    Ik voelde mij zo verschrikkelijk betrapt dat ik zeven zinnen tegelijk wou uitspreken, maar niet verder kwam dan wat onsamenhangend gehakkel. De punk keek mij vriendelijk recht in de ogen, wenste mij snel beterschap, wijzend naar mijn been en de krukken en verdween zonder nog iets te zeggen. Ik hoorde hem nog een paar woorden wisselen met de bibliothecaresse toen ze zijn cd's registreerde. Ik keek om en zag hem verdwijnen tussen de automatische glazen schuifdeuren.

    Op het moment dat de schuifdeuren bijna weer dicht geschoven zijn, komt een jonge vrouw binnengewandeld. Ze is slank en heel knap. Haar paarse t-shirt en zwarte jeans is in speelse harmonie met haar acajoukleurige lange haren. Een beeld. Vastberaden stapt ze in de richting van de dvd's vlak achter mij. Haar kleine borsten dansen blij op en neer en op het moment dat ze mij voorbij wandelt, merk ik twee prachtige diepbruine kijkers. Ze glimlacht vriendelijk in mijn richting en eens ze mij voorbij is, passeert mij een zachte bries van heerlijk zoete amandelparfum.
    Omdat het sterker dan mezelf is, draai ik mij om, om ook haar achterkant te bewonderen. De kwartdraai rechts is echter dermate ongecontroleerd dat hij gepaard gaat met een enorme pijnscheut in mijn linkerknie. Ik kan mij nog net rechthouden, maar ik kan helaas niet voorkomen dat een van mijn krukken met een hels lawaai op de stenen bibvloer klettert. Ik bijt mijn lip stuk om een kreet te onderdrukken.
    De jonge vrouw draait zich verschrikt om en kijkt recht in mijn van pijn vertrokken gezicht. Even twijfelt ze, maar dan keert ze toch op haar stappen terug, raapt mijn verdwaalde kruk op en reikt ze mij aan. Weer ruik ik de zoete geur van gebrande amandelen. Zo dicht deze keer, dat ik 'm bijna kan proeven en dat het mijn pijn een beetje verdooft.

    In het buitengaan grabbel ik nog snel de verhalenbundel "Hellend Vlak" van Rik Torfs mee. Ik laat het boekje registreren bij de bibliothecaresse, die er mij vriendelijk op wijst dat ik "Bloemen Op Mijn Graf" van Herman Brusselmans nog niet heb binnengebracht en dat ik dus een kleine boete zal moeten betalen.

    Bloemen op mijn graf...
    Dan toch nog liever ijs op mijn knie. En morgen naar de scan!

    Luctor

    01-09-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
    26-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Als eieren zo groot
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Kan een mens zijn meniscus afscheuren tijdens zijn slaap? God mag het weten, maar mij overkwam het in elk geval en ik hoor nu al de spottende opmerkingen van mijn collega's als ik hopelijk over anderhalve week weer in staat zal zijn om auto te rijden en dus weer aan de slag zal kunnen gaan.
    "Ha Luctor, speciaal standje geprobeerd...?"
    "Hierzie, de Luctor... Ja man, nen ezel verslijt eerst aan de poten hé..."
    "Tja Luctor, dat komt ervan hé, als je met een veel jongere vrouw bent getrouwd... Op je vijftigste mag je zo'n jonge springer niet proberen volgen in bed hé... Ge gaat u nog ne keer doodpoepen..."
    Hahahaha..."
    Het gelach en leedvermaak zal galmen doorheen de 3 verdiepingen van de luxueuse marmeren building. Go fuck yourselves! Dat ze denken wat ze willen, dat ze spotten zoveel ze er zin in hebben... Ik weet wat er afgelopen zondagnacht is gebeurd en voor mij is dat ruimschoots voldoende.

    Rond vier uur 's ochtends werd ik namelijk plots en zonder enig mededogen gewekt door een stekende pijn in mijn linkerknie. Jesus, alsof er een onzichtbare derde bedgenoot met een groot slagersmes in zat te pulken. Ik kon nog net een schreeuw onderdrukken, maar de pijntranen spoten als het ware uit mijn ogen en mijn verschrikt opveren -wat nog méér pijn opleverde- was voldoende om ook mijn eega te wekken.
    "Wat scheelt er", vroeg ze slaapdronken
    "Niks ernstigs", loog ik. "Gewoon verkeerd gelegen, denk ik en mijn knie sputtert wat tegen. Ik ga iets te drinken halen in de keuken en de pijn zal wel wegebben als ik een paar stappen zet. Slaap maar rustig verder".

    Hoe ik precies uit mijn bed ben gestapt, zou ik me met de beste wil van de wereld niet meer herinneren, maar ik weet wél dat ik in no time tegen de grond knalde van zodra ik steun zocht op mijn linkerbeen. Alsof het van rubber was, plooide het gewoon onder mij door. Deze keer echode mijn schreeuw tot op het einde van onze slapende straat. En terug!

    Het was een duidelijk voorbeeld van een gescheurde meniscus, zei de dokter maandagochtend toen hij mijn tot dubbel niveau gezwollen knie exact 3 minuten probeerde te breken. Simpel geval, case closed. Gele pillen slikken tegen de pijn, groene pillen slikken tegen de ontsteking en witte pillen slikken, die mijn maag moeten helpen om de geel-groene vernietigingslegers de baas te kunnen. Hoedanook, daar zit ik dus. In de zetel, met mijn been lichtjes gebogen over een dik kussen en alle moeite doend om het zo immobiel mogelijk te houden. Daar heeft de blitzdokter in het buitengaan nog speciaal op gedrukt: "Zo stil mogelijk houden om verdere beschadiging van het gewricht te voorkomen".
    Die laatste twee woorden heb ik er zelf bij verzonnen, want toen hij ze uitsprak was hij al bijna ingestapt in zijn gitzwarte BMW X6 en ik kon hem nog onmogelijk horen. Op de tafel liggen de geduldige getuigen van zijn blitzbezoek: een ontvangstbewijs van 34 euro voor 5 minuten onderzoek inclusief administratie -da's toch nog altijd zo'n slordige 408 euro per uur, al ik goed reken- en een afwezigheidsattest voor mijn werk met verplichte rust van twee weken.
    Eigenlijk was het maandag mijn eerste werkdag na mijn vakantie...

    Mijn grootste bekommernis is evenwel niet mijn uitgestelde werkhervatting, neen, zelfs mijn knie baart me niet al teveel zorgen. De scan zal later uitwijzen of een operatie nodig is, maar wie maalt de dag van vandaag nog om een simpele kijkoperatie. Om eerlijk te zijn zal mijn ergste vijand in de komende twee weken de verveling zijn. Ùùùùren tv kijken is niets voor mij en van dagen aan een stuk te lezen, krijg ik meestal barstende koppijn. Een beetje werken kan nog net, maar ook weer niet te lang, want zelfs mijn flinterdunne, lichtgewicht laptop op mijn schoot geeft teveel druk in mijn knie...

    Gelukkig is er mijn buurman. Raymond Chavez Daguilar. Met zo'n naam ben je normaal gezien een steenrijke spaanse Don op een gigantische haciënda, desnoods een medogenloos dictator van een zuidamerikaans land waar drugkartels de wetten bepalen, maar mijn buurman is niets van dat alles. 'Moontjen' is een oud ventje van bijna 80 en een gepensioneerde kleermaker. Ik wed dat hij de volledige één meter zeventig niet haalt en zijn uiterst vriendelijk gezichtje is diep gegroefd in een bijzonder klein hoofdje vol witgrijs haar. In zijn grijze stofjas vult hij zijn dagen met het verzorgen van zijn kanaries en het onafgebroken speuren naar ontluikende sprietjes onkruid, die ook maar één milimeter dreigen de kop op te steken tussen de werkelijk honderden soorten bloemen en planten die zijn tuintje tot een kakafonie van kleur maken. In de dode momenten tussenin kibbelt hij sympathiek met zijn vrouw of doet hij een hazenslaapje in zijn veranda.

    Maar maandagnamiddag stond niets van dit alles in zijn agenda. Integendeel. Gewapend met de kartonnen verpakking voor 6 eieren sloft hij bij ons de woonkamer binnen. Zijn verweerde gezichtje straalt van deugnieterij. "Iemand mee ne manke puët moe veel eten", zegt hij en hij geeft mij de eierverpakking.
    Groot is mijn verbazing als ik de verpakking opendoe en ik in plaats van zes eitjes -zoals hij die wel vaker eens komt afgeven- zes paarsblauwe pruimen zie liggen glimmen. Pruimen als eieren zo groot.

    Moontjen schatert het uit als hij mijn oprechte verbazing ziet. Zijn vals gebit klikt en draait vier keer in zijn mond rond. Niet dat ik daarvan schrik, want dat gebeurt constant als hij praat, lacht, hoest, niest,... Kortom van zodra hij zijn mond ook maar een beetje opent, beginnen zijn tanden een eigen leven te leiden.
    "Gij godverse sloeber", zeg ik verrast.
    "Ik peisde da fruit toch beter is voor ne zieken dan eiers, hé", zegt hij opgewekt. "En 't zijn levendige verse en vree goeikope".
    "Ah ja?", vraag ik. "Vertel?"
    In zijn ogen branden 1000 pretlichtjes.
    "Die mensen, waar ik dienen boom zag staan, waren niet thuis..."
    Opnieuw schatert hij het uit.

    Dik drie uur later sloft hij opnieuw de woonkamer uit. In die tijdspanne vertelde hij mij tientallen verhalen over 'zijn gloriejaren'. Allemaal heb ik ze al tien keer eerder gehoord. Maar ik geniet met volle teugen en tegen het eind van de namiddag zijn alle pruimen op. Ik at er twee, hij vier.
    "Tot morgen, hé buurman", zegt hij als hij zich nog even in het deurgat omdraait en hij wuift me gedag met zijn oude kleermakershandje.
    "Tot morgen, Moontje", zeg ik.

    Op de tafel ligt de geduldige getuige van zijn ziekenbezoek: een leeg karton voor 6 eitjes.

    Dinsdagnamiddag kwam hij terug. Gisteren en vandaag ook. Met dezelfde verhalen over zijn gloriejaren.
    Ik tel al af naar morgen...

    26-08-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
    20-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over banken, elektriekers en Pukkelpop...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Gezien mijn voorgeschiedenis in de muziekjournalistiek heb ik nogal wat vrienden en kennissen die van ver of dicht iets met muziek te maken hebben. Los van een aantal muzikanten, zijn sommige van die vrienden gewoon liefhebbers van goeie muziek. Anderen hebben zich dan weer vastgebeten in een of ander muziekgenre en nog anderen zijn fan van een welbepaalde groep. Afhankelijk van wie er bij ons aan tafel aanschuift of gewoon de koelkast komt plunderen, gaan de gesprekken dan vaak over hùn favoriete muziekgenre of groep. Maar laat dat nu eenmaal het lot zijn van al wie muziekjournalist is geweest. Iedereen die het van minder dichtbij meemaakte, wil namelijk liefst van al smullen van de vele verhalen over de optredens all over the world, interviews met internationale sterren en wilde feestjes in obscure clubs. Dat het leven van een muziekjournalist vaak ook bestaat uit spurten van vliegtuig naar vliegtuig, van ùùùùùren wachten op de sterren en van vechten tegen een writersbloc, daar is niemand in geïnteresseerd. Goed, het zijn mijn vrienden. Zij hun zin... op hun bord en door mijn speakers

    Zo eten we meestal scampi diabolo op de tonen van Nick Cave en tom Waits als Karel en Ingrid langskomen en moeten er geheid een paar cd's van Guns 'n Roses op als Wim en Martine op bezoek zijn. Marc en Micha vragen meestal naar het wat rustiger werk van Steely Dan en Luc en Nadine eten hun pasta met zalm liefst al dente als Alice In Chains of Pearl Jam opstaat. Voor Stefan en Rita maakt het niets uit, als het maar een goed stukske vlees is met Ten Years After als bluesy achtergrond. Het dient gezegd dat we best "I'm Going Home" houden tot na het dessert, want van zodra de eerste tonen van deze song weerklinken,  ontstaat er bij mijn ros-gebaarde vriend een onweerstaanbare drang om mes en vork in te ruilen voor de Gibson335-luchtgitaar. Compleet met solo's en bekkengetrek. Heerlijk!

    Toch scheert Peter de hoogste toppen. Hij is zelfstandig elektrieker en een kei in het opsporen van electrische pannes en het herstellen ervan. Voor de rest een beer van een vent met de looks van een gevaarlijke gringo, maar met een hart van peperkoek. Weekdag, zaterdag, zondag, feestdag, dag en nacht heb ik 'm al gebeld voor de -achteraf gezien- soms onozele electrische storingen en altijd stond hij klaar om mij in no-time uit de shit te helpen. Hoe belachelijk de storing soms ook was of hoe stom ik zelf weer niet geweest was, nooit gaf hij mij achteraf een andere reactie dan een volle schaterlach. De woorden "geiren gedoan, jongene" galmden vaak na in de verlaten straat als hij weer vertrokken was.

    Peter heeft ook een passie voor muziek. Iron Maiden. Hoewel hij nog lang niet geboren was toen componist/bassist Steve Harris in 1975 de band oprichtte, dweept Peter met alles wat zanger Bruce Dickinson en Co op plaat zetten. Ik schat dat hij nog niet eens kon lezen en schrijven toen Maiden uitpakten met hun eerste hit "Wasted Years". En toch is het al Iron Maiden wat de klok slaat bij mijn elektro-maatje. Doodshoofden sieren zijn schouwblad, vervaarlijke zwaarden blinken aan zijn muur en de hoes van "The Trooper" staat prachtig getatoeëerd op zijn kastbrede rug. "The Trooper" was de negende single van Iron Maiden en komt uit hun album "Piece Of Mind" uit 1983. Peter zat toen in het eerste jaarke van de papschool...

    Vorige week vrijdag is hij verhuisd, de Peter. Twee straten verderop. Of ik 'm kon komen helpen verhuizen? Tuurlijk kon ik dat. De hele dag door was hij bezig over 'volgende donderdag'. Over gisteren dus. Want dan stond Iron Maiden geprogrammeerd op de openingsdag van Pukkelpop 2010. De groep ziet er tegenwoordig uit als een bende overjaarse opa's met gerimpelde tattoos en lang grijs haar, maar ze rocken nog als de beesten. Peter had vermoedelijk het allereerste ticketje wat voor deze Pukkelpop-gig werd verkocht en daar was hij op de verhuisdag zo blij mee dat hij van de weeromstuit een bureaublad vanuit het raam op de eerste verdieping op mijn knikker liet vallen. Pijn als een varken dat gevild wordt, bloeden als een rund, maar Peter lachtte zijn heerlijkste schaterlach ooit. "Geiren gedoan, jongene".
    I love the guy.

    Wie gisteren ook op de wei in Pukkelpop stond, was mijn bankier. Normaal zie ik de man -een vijftiger- altijd in keurig maatpak, compleet met hemd en das, achter zijn onberispelijk bureau zitten. Beetje druk doen, op het klavier van zijn pc tokkelen, heel veel telefoneren en vooral -iedere keer als ik 'm zie- zijn uiterste best doen om mij een 'interessante belegging' of een 'zeer belangrijke verzekering' aan te smeren. Gisteren namiddag zag ik 'm buiten komen uit het winkeltje vlak naast mijn deur. Hij probeerde zich nog een beetje af te wenden, maar aangezien zijn auto vlak aan ons voortuintje stond geparkeerd en ik net dààr onkruid aan het wieden was... Bad luck. Nuja, het was sowieso verloren moeite geweest, want zijn kettingen maakten meer lawaai dan vrachtwagen vol oud ijzer op het traject van Parijs-Roubaix.

    "Ik vertrek naar Pukkelpop", zegt hij duidelijk gegeneerd. "Iron Maiden speelt er en ik hoor die gasten graag". Hij lacht een beetje schaapachtig en van een vent in een lederen broek vol kettingen, een paar zwarte lederen boots vol klinknagels, een zwart lederen jack en daarboven een ondervestje in jeans met in het groot 'Iron Maiden' erop, komt dat nogal belachelijk over, vond ik.
    "Ik had je bijna niet herkend", zeg ik naar waarheid.
    Pierre, want zo heet hij, rinkelt zich rond zijn auto een weg tot aan het haagje wat ons scheidt, komt mij een hand geven, vraagt hoe het met mij gaat en stapt dan in zijn Mercedes C-klasse. Hij stuift de straat uit als een jonge Johnny, next stop: Kiewit Hasselt.
    Op zijn jeans-ondervestje prijkten zeker dertig pins met doodshoofden, zwaarden en vuurspuwende draken. Daartussen ook eentje met een oranje leeuwke, het logo van de ING-bank.

    De volgende keer dat hij mij weer een of ander verzekeringske wil verkopen, vraag ik of hij een tattoo van "The Trooper" op zijn rug heeft. Goe geweten...

    Luctor

    20-08-2010 om 16:25 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (16 Stemmen)
    17-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dood en leven weerspiegelen in water
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Wat is nu boeiender dan op een verloren moment een plaatsje te zoeken aan de rand van een grote vijver. Het gehele leven ontrolt er zich als een immer wijzigend decor rondom het dartele gepeddel, geduik en gesnater van de eendjes. Je hoeft er geen maanden te zitten, je hoeft er zelfs niet te kamperen van ei tot kuiken... gewoon een halfuurtje onhaasten aan de plas en een beetje voyeuristische aandacht voor de medemens is al voldoende voor een gratis blik op het leven.

    Neem nu gisteren. Tussen alweer 358 onderzoeken door in het Leuvense Universitair Ziekenhuis Gasthuisberg, krijg ik plots genoeg van alle marteltuigen, die voor de zoveelste keer op de geteisterde beentjes van mijn vrouw worden aangesloten. De beulen, voor de gelegenheid niet met een zwarte kap over het hoofd maar in witte jas over groene operatiepakjes, maken het naar mijn zin net iets te bont qua martelamusement. En dus -net op het moment dat de hoofdbeul mijn vrouw nóg eens in een kramp wil jagen- slaan bij mij de stoppen door en maak ik het medisch gezelschap kordaat duidelijk dat trôp teveel is.

    Iedereen in de folterkamer schrikt van mijn plotse en niet mis te verstane uitval. Twee assistent-beulen doen angstig een paar stappen achteruit, ééntje beschermt meteen haar zwangere buikje en de hoofdbeul kijkt mij aan als een vernederde stier die ze net van zijn kloten hebben beroofd. Mijn vrouw ligt op de met groen leer overtrokken pijnbank. Een soort keukenpapier XL, dat de beulen voor de hygiëne op de tafel  hebben gelegd, plakt aan haar getormenteerde lijf. Ze richt zich een beetje op, debt haar pijntranen en vraagt mij met een begrijpend glimlachje om even een luchtje te gaan scheppen. "Het is nodig, jongen", zegt ze zacht. "Als ik kans wil maken om opnieuw te leren stappen, dan moet je de dokters hun werk laten doen."

    De frisse buitenlucht brengt me snel weer tot bedaren en om de tijd te doden ga ik op het eerste bankje rond de vijver zitten. Ik buig voorover, mijn hoofd in mijn handen en staar naar mijn witte sportschoenen. Al snel komen een tiental eenden snaterend rond mijn voeten getrippeld. Veel troostende woorden hebben ze niet, want als ze merken dat er bij mijn niets eetbaars te rapen valt, waggelen ze als een stel hoogzwangere vrouwen meteen weer richting vijver.

    Ze moeten zich haasten om het pad over te waggelen. Twee aanhangers van de herenliefde lopen elkaar al wandelend dermate te zoenen dat ze geen erg hebben in de gevederde stoet, wiens pad ze over enkele stappen zullen kruisen. Het angstig gekwaak en gesnater van de eenden maakt een abrupt einde aan de intense gaykiss en de twee homo's kijken zo mogelijk nog verschrikter dan het pluimengezelschap.
    Nu heb ik totaal niets tegen homo's -ik tel er een tiental tussen mijn betere vrienden-, maar de totaal verwijfde toon van deze twee geblondeerde strandjanetten kan op veel minder van mijn begrip rekenen.

    "Oooooh zoetsjuuuuh, hoe schattig", zegt de ene nicht bijna zingend en hij wijst zijn vriend op het waggelende gezelschap dat net de rand van de vijver bereikt. "Pakt rap een fotokuuuuh".
    Terwijl Zoetje naarstig in zijn handtas duikt op zoek naar het fototoestel, oefent de ander bliksemsnel een paar poses, daarbij voortdurend achterom kijkend naar de eenden die zo snel mogelijk proberen weg te zwemmen. "Haast u, zoetsjuuuuh", zegt hij, terwijl zijn vriend zenuwachtig scherp probeert te stellen.
    "'t Gaat niet lievekuuuuh", zegt de foto-nicht, "Ik krijg de eentjes niet samen met jou in beeld. Ze zijn al te ver".
    "Ok, dan", zucht het fotomodel ontgoocheld. "Spijtig. Niets aan te doen. Mijn haarke trekt toch op niets vandaag"...
    De twee geven elkaar een kusje en wandelen hand in hand weg. Ik hoor ze nog iets zeggen dat ze moesten geprobeerd hebben met de 'zoemie-zoemie', maar ik hoop dat ik dat laatste gewoon verkeerd begrepen heb.
    Ik moet plots weer denken aan mijn vrouw die binnen ligt af te zien en mijn maag trekt samen.

    Door mijn fixatie op de gay-scène is het mij niet opgevallen dat twee ziekenhuismedewerkers naast mij op de bank zijn komen plaats vatten. Althans, dat vermoed ik omdat ze beiden een zelfde soort wit jasje aan hebben, allebei met een naamplaatje erop. Waarschijnlijk een verpleger en een verpleegster, denk ik. Ik kijk het stel aan, maar omdat ik niet al te onbeleefd wil staren, doe ik geen moeite om de namen op hun jasjes te lezen. De conversatie kan ik evenwel in grote stukken en brokken volgen en ik hoor de man gedempt iets zeggen over 'graag zien'. Ze lachen allebei ingehouden. Zij antwoordt iets, maar haar stem is te zacht om er iets van te kunnen begrijpen. Ze lachen weerom.
    "Je mag mij niet uitdagen...", zegt de verpleger dan weer. "Ik ben ook maar een mens van vlees en bloed. Geen robot".
    "Ik ook niet, zunne", zegt zij.
    Het gesprek stokt en de man kijkt op. Ik zie in zijn blik dat hij zich afvraagt of zijn collega met haar antwoord precies hetzelfde wou zeggen als wat hij bedoelde. Snel wend ik het hoofd af in de richting van de vijver en ik besluit op te staan en terug naar ziekenhuis te wandelen. De twee keuvelen rustig verder alsof ik er nooit ben geweest.

    Ik merk dat de eendjes zijn samengetroept aan de rand van de vijver, waar die het dichtst bij de ingang van het ziekenhuis komt. Een ietwat sjofele man in trainingspak zit gehurkt tussen hen in. Hij heeft lang, onverzorgd haar, draagt witte kousen in patersandalen en hangt met drie buisjes vast aan evenveel baxters in een verplaatsbaar statief. De man ziet er doodziek uit en terwijl de baxters langzaam in zijn aders leegdruppelen, verdeelt hij een grote homp brood onder de kibbelende eenden. Naast hem, een paal met groot wit bord en het opschrift: 'Gelieve geen brood in de vijver te gooien'. Ik bekijk het schouwspel vanop twee meter afstand. De eenden schrokken alsof hun leven ervan afhangt en vechten voor iedere kruimel brood. De man blijft er rustig tussen zitten tot hij in de gaten krijgt dat ik zijn leven sta gade te slaan. Hij richt zijn hoofd op en ik kijk in een grauw gelaat met een stel gebroken ogen. Ik probeer te glimlachen, maar hij wendt zich ongeïnteresseerd weer af.

    Net buiten de gigantische draaideuren van de in- en uitgang, zie ik mijn vrouw, rustig een sigaretje rokend in haar rolwagen. Ze is nog wat bleekjes, maar haar ogen stralen en ze glimlacht breed. "De prof zegt dat ik weer zal lopen", zegt ze. Ik krijg tranen in mijn ogen, denk aan alle levens rond de vijver en vraag mij af wat de eendjes zullen doen als de man er niet meer zal zijn...

    's Avonds drink ik mij een stuk in mijn kloten. Eén glas wijn volstond.

    Luctor

    17-08-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (15 Stemmen)
    12-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Niets mag nog.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Wat mag nu eigenlijk nog wel, de dag van vandaag?
    Roken op een stationsperron terwijl je gewoon de tijd zit de doden alvorens op een trein te stappen, waar je vruchteloos naar een rokers-compartiment zal zoeken? No way! Een welgmeende fuck-you-vinger opsteken naar een idiote BMW-Johnny, die je vlak voor je neus coupeert op een druk kruispunt? Forget it! Hoge-nood-pissen tegen een struikje langs de autoweg? Not done! In je neus peuteren, terwijl je geërgerd in een kilometerslange file aanschuift? Altijd is er een andere automobilist die bij je binnen gluurt en een afwijzend gebaar maakt. Lekker wijd geeuwen zonder je hand voor je mond te houden, een scheet laten die kraakt als een F16 die door de geluidsmuur knalt, vloeken, zuchten,... altijd is er wel iets of iemand voor wie of wat je je moet inhouden.

    Gisteren ben ik tot de ontdekking gekomen waarom -ondanks het voortdurend slechter wordende spel- steeds méér mensen de weg naar een voetbalveld vinden. Daar mag alles! Het voetbalstadion is immers de meest moderne arena voor brood en spelen geworden. Compleet met een uitzinnig publiek, dat zalig zijn schreeuwende, joelende, vloekende, stoute zelf mag zijn...

    De wedstrijd die ik had uitgekozen is nog niet eens begonnen -er is zelfs nog geen speler op het veld- maar ik geniet al met volle teugen van de spreekkoren die elkaar het lelijkste van de wereld toezingen. "Wit-groen..., g'et een muile gelijk ne kallekoen". " Geel-ruëd..., g'et een hol gelijk een roggebruëd". "Lalala Lalala Lalala... Oe Ah". Heerlijk toch?

    Naast mij staat een man van middelbare leeftijd. Hij maakt deel uit van een groepje wit-groen-gesjaalde supporters die elkaar allemaal schijnen te kennen. Ze lachen, maken grapjes en ergens moet er een soort ober tussen zitten, denk ik, want het groepje wordt constant bevoorraad met verse ladingen bier uit plastic bekers. De ene boer galmt al luider dan de andere en elke maagbom uit de groep wordt onthaald op aanmoedigend gejoel. "Jeuuuuuijjj"! Love it!

    De spelers zijn ondertussen op het terrein gekomen en nadat de stadionomroeper ons een aangename en sportieve wedstrijd heeft toegewenst, begint hij alle spelers van de groen-witte ploeg af te roepen. Elke naam wordt steevast met "Heuiiiiiiiii" bekrachtigd en het groepje supporters naast mij gilt en joelt mee alsof hun leven ervan afhangt. Bekers bier gaan synchroon met de "Heuiiiiiiiii-s" de lucht in en hier en daar worden grote kwakken bier gemorst op omstaanders. Nog meer gelach! "Heuiiiiiiiii"! Geen mens die erom maalt. Het opzet is kinderlijk eenvoudig, want als de spelersnamen van de geel-rode tegenstanders aan de beurt zijn, worden de "Heuiiiiiii-s" gewoon vervangen door "Boehoe-s". Het bier kwakt even rijkelijk. Het gelach om een zoveelste bierdouche is onsterfelijk.

    In de eerste helft gebeurt weinig opwindends. De bal circuleert vlot over het veld, maar scoringskansen zijn er niet. De scheidrechter annex massochist wordt tientallen keren in koor en op kadans verweten voor "zwartzak", "blinde mol" en "boerefluite" en als er dan toch even opwinding ontstaat is het om een opstootje tussen twee spelers. Het verband tussen de geel-rode verdediger die iets te fel inging op een groen-witte aanvaller en het gezang over "Zijn moeder es een hoere" en "Geef d'em nen dzjoef op zijn muile" ontgaat mij totaal, maar het amusement is er niet minder om. Ik krijg zowaar zin om mee te zingen.

    In de rust begint mijn groen-witte buurman rustig een sigaretje te rollen. Twee meter boven ons hoofd hangt een bord van vier vierkante meter met een pictogram dat aanduidt dat roken verboden is. Vlak daaronder, op een twee-vierkante-meter-bord in drukletters én in vier talen, dezelfde duidelijke boodschap. Innerlijk geniet ik van de rokende rebellie van mijn buurman. In de rij voor ons en dus een kleine halve meter lager, draait een groen-witte mevrouw zich verveeld om. Al een keer of vier heeft ze een grote, blauwgrijze rookpluim rond haar hoofd proberen uiteen waaien, maar de stoommachine naast mij produceert alleen maar meer rook. Het groepje bevriende supporters amuseert zich al een paar minuten kostelijk met de driftige handgebaren, waarmee de vrouw elke nieuwe rookstoot in het ijle probeert te verdunnen. Iedere beweging van haar hand levert ellebogengestoot onder elkaar op en het gelach wordt alleen maar luider.

    De spelers zijn inmiddels alweer het veld op en de tweede helft is al een heel eind aan de gang, als mijn buurman zijn groenwitte kompanen erop attent maakt dat hij nog een sigaretje gaat roken. Het hoofdknikje in de riching van de dame onderstreept dat het 'm deze keer totaal niet te doen is om zijn nicotinepeil weer de hoogte in te jagen, maar om zijn benedenbuurvrouw nog een beetje te jennen. Ik verheug mij op het komende spektakel.

    Exact drie keer slaagt hij erin het gecrispeerde kastanjebruine kapsel nogmaals met rook te omringen, als de dame zich ten tweede male omdraait en zonder verpinken zegt: "Uw sigaret stinkt".
    Alsof hij een scenario uit het hoofd geleerd heeft, antwoordt mijn buurman laconiek en uitdagend: "Uw pruim ook!". Hilariteit alom, bekers bier gaan weer de hoogte in. Er wordt gemorst dat het een lieve lust is en mijn buurman geniet zichtbaar van zijn hero-of-the-day-status.
    Net op het moment dat de vrouw zich helemaal omdraait om in de aanval te trekken, ontploft het stadion in een hels gejuich. Aan de overkant werd gescoord en alle groen-witte supporters dansen en zingen dat de tribune ervan davert. Niemand uit het groepje, noch mijn buurman, noch zijn berookte vriendin vlak onder hem heeft het doelpunt gezien. Maar al snel hervinden ze de reden van hun uitstap en hun verstomming door het helse supportersgejuich slaat vrijwel onmiddellijk om in een brede lach. Het bier vliegt uit alle bekers tegelijk de hoogte in en mijn buurman en zijn onderbuurvrouw vallen elkaar dansend, lachend en vierend in de armen.

    Ik geniet van het schouwspel..., van 'het leven zoals het is'. Op het terrein hangt de doelpuntmaker als een aap in de nadars. Hij heeft zijn shirt uitgetrokken en zwaait er wild mee in het rond. De scheidsrechter komt ijskoud op de slingeraap afgestapt en toont hem manhaftig een gele kaart. Zalig...! Op een voetbalveld mag alles! Bijna, dan toch...

    Luctor

    12-08-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (12 Stemmen)


    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs