Inhoud blog
  • Sex sells
  • De koningin van Fellini
  • Virtueel café
  • Een fluitje van een cent
  • Déja vu
  • Tijd voor een Wereldmannendag?
  • Luctor on stage
  • Hamerende heipalen en ziedende gitaren
  • Airwick
  • De warme bakker
  • Irish coffee
  • Liefde in de sneeuw
  • De ACN-generatie
  • iPod-kisses
  • En daarmee basta!
  • Uitvinding: lul met snuif-functie
  • Geëtst voor het leven
  • Sauna
  • Het jaar van de spiegel
  • Vuurwerk
  • 2010: toen wandelen weer mogelijk was, een regering ónmogelijk was en het kerkcrapuul in bloei stond
  • 2009: En toen kwam een olifantje met een lange slurf...
  • 2008: Alleen de aandelen van rolstoelen gingen de hoogte in
  • 2007: Le jour de gloire est arrivé!!!
  • Winter, niets dan ellende
  • België - Belgique: liefde met een vervaldatum
  • De pet van mijn opa
  • Wat is Kerst?
  • De zak van Sinterklaas
  • Niet elk einde is een nieuw begin
  • Mijn engelen slapen nog
  • Let's talk about sex
  • Wat is oud?
  • Fees(t)boek?
  • Nooit meer oorlog
  • Luctor for president
  • Trein
  • Nestbevuiling
  • Zappen is slecht voor de lijn
  • Brief aan mijn ouders
  • Cirque De l'Enfer
  • Logisch denken
  • De pure mens: een specimen dat nog op twee plaatsen te vinden is
  • Mag er een beetje gel in?
  • Recht in je schoenen
  • tien-tien-tien, de dag des Heeren
  • Trouwen is houwen!
  • In het land van de Heilige Annick, waar Chinezen thuis zijn.
  • David Robert Jones
  • Gazettenklap
  • I Still Haven't Found What I'm Looking For...
  • Venus en Mars
  • De macht van de paardenkracht
  • Dinsdagen
  • Oorden van verderf
  • Het verdriet van België
  • Bloemen op mijn graf
  • Als eieren zo groot
  • Over banken, elektriekers en Pukkelpop...
  • Dood en leven weerspiegelen in water
  • Niets mag nog.
  • Linda
    Blog als favoriet !
    Gastenboek
  • wèr ar joe, Luctor?
  • niet volledig onbaatzuchtig...
  • pedagogische academie basisonderwijs
  • Gelukkige verjaardag!
  • Herkenning

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Mijn favorieten
  • Go2
  • open directory project
  • Sente XL - de onafhankelijke website over Sint-Laureins
  • Een eigenzinnige kijk in het leven van een kunstfotograaf
  • columns in Limburg: eine inne daag neet geschrieven, eine inne daag neet gelaef
  • Copyright:
    Deze teksten zijn auteursrechterlijk beschermd.
    Schending van het auteursrecht, waaronder wordt verstaan een verveelvoudiging en verspreiding zonder de vereiste voorafgaande toestemming van de auteur is een misdrijf!
    de wereld van Luctor
    Homo Sapiens non urinat in ventum
    Een bescheiden column over hoe een oud kind de wereld rondom zich ervaart...
    08-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oorden van verderf
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Iedereen kent ze, de wachtkamers bij huisartsen. Dé broeinesten van kuchende, hoestende, steunende, zwetende en koortsige medemensen. Van een contradictio in terminis gesproken: je bent ziek of -zoals ik- je hebt een kapotte knie, maar om te mogen genezen moet je eerst urenlang ondergedompeld worden in de geilst denkbare parenclub voor microben, bacteriën en virussen. Je ziet de engerds als het ware van de ene op de andere patiënt springen. Wriemelend, bijtend en krabbend zuigen ze zich een weg naar je binnenste, alwaar die ultra-kleine, maar levensgevaarlijke smeerlappen zich tegoed doen aan je gezonde weefsel en waar ze zich kunnen uitleven om je zo ziek mogelijk te maken. Broeihaarden van pure miserie zijn het, die ellendige wachtkamers. En bang als ik ben om nog met een veel ernstiger ziekte buiten te komen dan ik binnen ga, probeer ik ze dus zoveel mogelijk te vermijden.

    Af en toe kan je natuurlijk niet anders dan deze medische oorden van verderf binnen te treden. Liefst van al zou ik dan zo'n beschermend wit pak aantrekken, compleet met gasmasker en alles wat erbij hoort, maar in een klein dorp als dat waar ik woon en waar iedereen iedereen kent, kan dat natuurlijk niet. Het volstaat al dat je naar de bakker gaat met een t-shirt waarop borstbreed "www.fucktheworld.com" op gedrukt staat om de helft van het dorpsplein in rep en roer te zetten, laat staan dat je als een smetvrezige onderzoeker uit een nucleaire science-fiction-rampenfilm bij de dokter zou binnenstappen. Niet dus.

    Omdat ik nog steeds niet in de mogelijkheid ben om mijn been te plooien en dus niet zelf met de auto kan rijden, voerde mijn oude buurman me deze voormiddag aan een slakkengangetje naar de dokter. Met gestrekt been zit ik ingeschoven op de krappe achterbank van zijn Clio en mijn chauffeur van 80 wuift naar ieder die onze weg kruist. Blij omdat hij iets nuttig doet? Trots op zijn kreupele vracht? Of gewoon gelukkig omdat hij gezond-en-wel nog eens buiten komt en alweer een dag mag plukken...? Ik heb het 'm niet gevraagd, maar het amuseert me wel en ik vergeet zowaar de pijn in mijn knie.
    Drie straten verder en niet eens vijf minuten later, rijden we de parkeerplaats naast de statige dokterswoning op. Het is nog meer dan een kwartier voor het spreekuur begint, maar toch tel ik al twee fietsen en een auto, die nog vroeger zijn gearriveerd dan wij. De moed zakt mij onmiddellijk in de schoenen en in een zelfde tempo voel ik de pijn in mijn knie weer opwellen.

    De eerste deur links in de hall van het herenhuis is de wachtkamer. Missen is onmogelijk, want het is de enige van de drie deuren in de hall, die op een kier staat. Bovendien klinken binnen gedempte stemmen en staat er in koeien van letters "WACHTZAAL" op de bruine oudeiken deur geschreven.

    De gesprekken stokken als ik de deur verder open duw en op krukken de kleine kamer binnentreed. Het is een wachtkamer zoals honderdduizenden anderen: crèmekleurige muren, gespikkelde beigekleurige vloertegels waar je weinig vuil op ziet, rondom-rond een twaaltal grijze IKEA-stoelen die véél te dicht bij elkaar staan en een rommelig en versleten salontafeltje middenin met tientallen verfomfaaide tijdschriftjes erop. Aan de muur naast het deurgat hangt een groot rek met allerlei brochures, twee spuuglelijke pentekeningen versieren een tweede muur, een vijftal medische posters over allerlei enge ziekten zijn met doorzichtige tape aan de derde muur geplakt en tenslotte -in de vierde muur- een raam dat tot halve hoogte voorzien is van een matte laag zodat je vanop straat niet kan zien wie de zieken van het dorp zijn. Zoals altijd in wachtkamers van dokters hangt ook hier een weeë geur van zwetende mensen en is het er drukkend warm.

    Aan de voor mij rechtse muur staan nog drie vrije stoelen naast elkaar. Ik kies de middelste zodat ik tenminste op dit ogenblik nog op een zo groot mogelijke afstand zit van zieke stoelburen en hun begeleidende microben. Zoals de parkeerplaats al verried zijn er nog 3 wachtenden voor mij: twee mannen, zestigers, en een jonge vrouw met een gigantisch whiplash-verband rond haar hals. Van zodra ik mijn plaats heb ingenomen en iedereen mij van kop tot teen heeft gemonsterd, herstelt de rust en de routine zich in deze prémedische biotoop.

    De twee mannen zitten allebei voorover gebogen, ellebogen op de knieën rustend, gezicht naar elkaar gericht. De een draagt een bruine stoffen broek, een zwarte lederen vest een een bruine pet in grove ribfluweel. Zijn gezicht is dieprood en zijn jas spant rond zijn gigantische buik. Zijn buurman is een stuk slanker, zwaar kalend en hij draagt een oud vaalgrijs trainingspak van Adidas met gelige strepen en sportschoenen van een onbekend merk.

    "Hij éé nog twië uren geleefd", hoor ik De Pet zeggen tegen zijn vriend. "Twië uren... Nooit niet gemankeerd, alzeleven gewerkt... Ne vent gelijk nen buëm. 't Es toch woar, hé Maurice..."
    "Ja, 't zijn toeren...", zegt Maurice en hij wrijft met beide handen over zijn bijna kale schedel.
    "Toeren...?", pikt De Pet weer in, "Als da godverdomme giën toeren zijn, dan weet 'k 't uëk nie miër zelle. Alez, Maurice, stelt ui veur: ge stoat op café in de leute en in 't amusement, ge drinkt van ui pinte... en ge stuikt doar gelijk ne stiën tegen de grond en 't es gepasseerd..."
    "Ja jong, Albert...", zegt Maurice, "We zijn hier niet vele weird hé... Als't ui'n tijd es meugde nog in een muizenhol kruipen..."

    Maar Albert De Pet luistert al niet meer, want net als Maurice zijn pointe wil maken, gaat de deur open en verschijnt de dokter in de deuropening. "We gaan eraan beginnen", zegt hij luchtig.
    Albert veert recht als een jonge hinde en roept bijna euforisch: "Ik zij mijnen iësten, meneer den doktoor". Voor de volledigheid draait hij zich naar ons om, stelt ons gerust: " 't Zal nie lange duren, want 't es moar veur mijne cholesterol te meten" en verdwijnt luid lachend achter de dokter aan, door het deurgat. Maurice blijft nog secondenlang naar de deur staren alsof hij zijn vriend voor het allerlaatst heeft gezien, buigt zich dan naar de salontafel, neemt het bovenste tijdschrift van de stapel en begint te bladeren in "Libelle".

    Nu het gesprek tussen Albert en Maurice is beëindigd, lijkt iedereen terug in zijn eigen leven te zijn binnengetreden. Er valt een doodse stilte in de wachtkamer en de weeë geur dringt zich weer op. Ergens middenin de stapel magazines merk ik het logo van Knack en ik trek het tijdschrift er netjes tussenuit. De cover hangt al half losgescheurd en ik merk hoe de jonge vrouw aandachtig zit toe te kijken hoe ik probeer om het tijdschrift zo goed en zo kwaad als mogelijk te herstellen. Ze lacht een beetje gegeneerd en kleurt lichtjes rood als ik haar geamuseerd toekijken met een glimlach beantwoord. Vrijwel onmiddellijk richt ze zich nog half zittend op en neemt ze het bovenste tijdschrift van de stapel.

    Niet eens vijf minuten later zit voor Albert De Pet de medische sessie er al op. Nog roder dan daarnet steekt hij de deur van de wachtkamer weer open. " 't Es al oan ui ziede, Maurice", buldert hij. " 'k Et toch gezeid dat 't nie lange ging duren, hé. 'k Weete da, jongene. 'k Moe hier alle moanden zijn veur 't zelfste... Vierentwintig euro de biëste."
    Zijn schaterlach overstemt het antwoord van Maurice, die ons nog even gedag knikt en verdwijnt.

    Op de jonge vrouw en mij na is de wachtkamer nu leeg. Ze legt haar tijdschriftje weer op de stapel en kucht. Het valt me nu pas op dat ze best wel knap is. Vooral haar mooie goudbruine benen vallen op onder het korte jeansrokje. Daarboven draagt ze een rood t-shirt dat heel nauw aansluit en haar weelderige vormen sterk accentueert. Ze heeft halflang blond haar dat ze in een staartje heeft samengebonden. Alleen het whiplash-verband verstoort dit mooie evenwicht. Ze merkt dat ik haar gade sla en glimlacht opnieuw een beetje verlegen. Ze kucht opnieuw.

    "Ook een accident gehad", vraagt ze wijzend naar mijn krukken.
    "Neen", zeg ik. "Een verkeerde wrong gemaakt tijdens mijn slaap en mijn meniscus gescheurd".
    "Jij wel?", vraag ik in één adem.
    "Twee weken geleden al fietsend omver gereden", zegt ze.
    "Oei", zeg ik.

    Verder komt onze conversatie niet. Dat gaat zo in wachtkamers van dokters. Tenzij je over het weer begint, maar daar had blijkbaar geen van twee zin in. Ik doe dus maar alsof ik weer heel verdiept in mijn Knack begin te lezen, maar eigenlijk ben ik in het voorbije kwartier niet verder gekomen dan de titel van het artikel. Van zodra Maurice -zo'n tien minuten later- kwam melden dat het aan 'de volgende' was en de jonge vrouw naar de spreekkamer van de dokter was vertrokken, heb ik mijn Knack dus gewoon terug op het hoopje gelegd. Ongelezen.

    Ik leunde achterover op mijn stoel en stelde vast dat het medisch rapport van mijn medeburgers relatief geruststellend is voor mij: Albert De Pet kwam voor zijn cholesterol en de jonge vrouw voor haar pijnlijke hals. Nu alleen maar hopen dat Maurice geen dodelijke en vooral besmettelijke ziekte had...


    Luctor

    08-09-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (12 Stemmen)
    06-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het verdriet van België
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Dat Hugo Claus nu niet meer leeft is waarschijnlijk Alfred Nobel's grootste ontgoocheling. Hij die met 'Het Verdriet Van België' ontegensprekelijk  de Nobelprijs voor Literatuur had moeten krijgen, zou vandaag ongetwijfeld de eerste zinnen hebben geschreven van de sequel op zijn bestseller over Louis Seynaeve en het Vlaams Nationalisme dat -met de tweede wereldoorlog op de achtergrond- leidde tot sympathie voor het Groot-Germaanse Rijk en collaboratie met de nazi-bezetter.

    Uiteraard is vandaag de dag geen sprake van enige onderdrukking vanuit de snor van onze Duitse Oosterburen -al zou Angela Merkel zich volgens mij wel een beetje vaker mogen scheren-, laat staan dat we in het decor van een wereldoorlog zouden zitten, maar wat hier de voorbije drie maanden allemaal weer de politieke revue is gepasseerd grenst toch werkelijk aan het onwaarschijnlijke. Zelfs voor een apenland als België. Voor zover dat nog bestaat natuurlijk...

    Herinner je de verkiezingen van zondag 13 juni 2010. Alle grote partijen krijgen een oplawaai van jewelste, De Decker vliegt weer waar hij thuis hoort (met ippon uitgeteld op de mat) en aan het einde van de dag staat de 'bijna Slimste Mens' victorie te kraaien als een vetgemeste leeuw op een podium vol scharrelkiekens, die blij zijn met de aandacht die ze zelf nooit konden realiseren.
    En daar moeten wij het van hebben, hier in Vlaanderen...

    Aan de andere kant van de taalgrens -of moeten we tegenwoordig spreken van 'juist voorbij Brussel-Halle-Vilvoorde'- is het kiesresultaat vergelijkbaar. MR en CDH schudden het stof uit hun Waalse hanenveren en Elio Di Rupo kukelekuut sa victoire personelle van de Ardennen tot Henegouwen.
    En daar moeten onze francfone buren het van hebben, daar in Wallonië...

    Nu zal je mij niet horen beweren dat Bart 'Curryworst' De Wever en Elio 'Strikkegems' Di Rupo domme mensen zijn, maar als je het land moet proberen samenhouden dan denk ik dat een frietkot of een homobar daar niet de aangewezen plaatsen voor zijn. Maar goed, onze koning dacht daar anders over. En neem het de arme man eens kwalijk... Hij is potdorie 76.

    Het resultaat hebben we gezien in de voorbije drie maanden. Eerst wordt Bart Curryworst aangesteld als informateur. Alle dagen zien we hem verklaringen afleggen aan de pers op de in België wereldberoemde trappen. De man wordt met de dag bleker, zweet als een otter en bibbert vaak nog heftiger dan onze vorst tijdens de eedaflegging. "Eerst moet er een basisakkoord zijn met de PS", orakelt hij als was het even simpel dan antwoorden geven in de Puzzelronde van De Slimste Mens. Helaas ondervindt Bartje al snel dat de politieke verbanden lang niet zo makkelijk te leggen zijn als die in een kwisje van Woestijnvis en al op 8 juli sloft hij naar het paleis met zijn eindverslag. Op naar af!

    "Iek zal diene varken ne keer was", zegt Elio nog dezelfde dag aan onze vorst en hij lacht zijn breedste en meest italiaanse smile ever. Schijnbaar achteloos wrijft hij daarbij door zijn perfect gezwarte coiffure en onze koning is dermate onder de indruk dat hij de PS'er direct een kans geeft. Nuja, het kan ook op aandringen van onze koningin zijn geweest, van wie het geweten is dat ze een zwak heeft voor franstalige Italo-belgische charmeurs. Hoedanook, een nieuw ambt is geboren: de preformateur.
    'De wàt?', vroeg ik mij af, maar voor ik tijd kreeg om hierover na te denken was Van Strikkegems al op de trappen aan het uitleggen dat de koning hem de opdracht had gegeven om openingen te creëren. Meteen werd mij duidelijk dat de koning eigenlijk een 'perforateur' had bedoeld, maar ik neem het de brave borst niet kwalijk, want voor gaatjes te maken in zijn dossiers heeft hij wellicht personeel.

    Wat er ook van zij, Di Rupo is inmiddels ook al terug naar het paleis gesloft.
    "Iek eb te weinik zeep, Sire !"
    "Te weinik zeep, Elio...?"
    "Ja Sire, te weinik zeep om diene varken te was".
    Op naar af, deel twee!

    En nu, vragen wij met z'n allen ons af? Hoe moet het nu verder?
    Wat als de Belgen zich kwalificeren voor het Europees voetbalkampioenschap? Mogen we dan nog meedoen? Zouden we Georges Leekens niet bellen en zeggen dat ze morgen beter niet aantreden in Turkije? Het heeft wellicht geen zin meer, want tegen dat het EK gespeeld wordt, bestaat België misschien al niet meer...
    En dat is nog maar een randverschijnsel.  Veel belangrijker zijn de essentiële vragen. Van wie zijn de frieten, bijvoorbeeld? Van de vlamingen of van de walen? Wie mag de chocolade als nationaal product opeisen? Wij vlamingen of onze franstalige buren?
    Goeie genade, een splitsing van het land wordt een regelrechte ramp...

    Lieve politici en trainers der Belgen, beste André Flahaut, Danny Pieters en Georges Leekens: gebruik om de liefde Gods uw verstand. Onze grootste triomfen hebben we behaald in en door onze eigenheid: goed verdedigen in het voetbal en compromissen sluiten in de politiek. Respectievelijk bezorgden ze ons zilver op het EK voetbal van 1980 en loodsten ze ons door de grote staatshervormingen van 1970 en 1981. Vergeet dus dat frivole voetbal van de zuiderse landen. We kùnnen dat niet! Maar gooi ook die existentiële overmoed in de politiek overboord. Dat lukt niet in een apenland als België. En bedenk één ding: als België ophoudt te bestaan, van wie zijn dan de compromissen en dat goed verdedigen? Van de Vlamingen of van de Walen...? Ah ja...

    Luctor

    06-09-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (12 Stemmen)
    01-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bloemen op mijn graf
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Morgen mag ik eindelijk naar de scanner. 't Werd tijd. Exact tien dagen lig en zit ik nu met ijszakken op mijn linkerknie, nadat ik het gewricht in de nacht van 22 op 23 augustus compleet uit zijn voegen droomde.
    Nog nooit zag mijn leven er zo evenwichtig uit dan sinds die fatale nacht. Opstaan, van mijn bed naar de zetel strompelen op krukken, in de zetel zitten, in de zetel ontbijten, heen en terug naar de badkamer sukkelen met de rolstoel van mijn vrouw, in de zetel hangen, in de zetel lunchen, weer in de zetel hangen, nog méér in de zetel hangen, in de zetel dineren, in de zetel tv kijken, in de zetel knikkebollen, terug naar mijn bed kreupelen op krukken en -wegens niet moe- een onmogelijke slaap proberen te vatten.  Als ik dan na een vaak urenlang gevecht de slaap toch kan vinden, schiet ik steevast in het holst van de nacht weer wakker omdat ik onbewust mijn been weer een draai heb gegeven, die veel meer flexibiliteit vereist dan die kloteknie toelaat. Daarna is het gewoon wachten tot het ochtend wordt en ik mijn ritueel weer van voren af aan kan beginnen.

    Gelukkig zijn we vandaag woensdag, D-day voor een paar eerste nieuwe ontwikkelingen. Dokter BMW X6 had mij op voorhand verwittigd dat ik de verwachtingen niet te hoog mocht stellen, maar als je tien dagen op je gat hebt gezeten dan klinken een paar stapjes zonder krukken en een poging om met de auto te proberen rijden even aanlokkelijk als een poolexpeditie én een tocht door het Amazonegebied op één en dezelfde dag.

    Al van gisteren had ik mijn agenda voor vandaag zorgvuldig gepland: in grote trekken had ik mijn dag quasi identiek ingevuld zoals alle vorige, maar het stuntelige gepikkel met krukken werd deze keer vervangen door voorzichting wandelen op eigen kracht én er zat zowaar een auto-uitstap in voorzien naar de plaatselijke bibliotheek.

    Niet eens vier uur was het, toen ik de voorbije nacht wakker schoot door een snijdende pijnscheut in mijn knie. Maar anders dan het normale daarmee gepaard gaande gezucht en gesteun van de voorbije nachten, was ik deze keer zo opgewonden dat ik amper kon blijven liggen tot het ochtend werd. Vandaag zou ik immers voor het eerst op mijn eigen benen mogen staan en net zoals een kind dat zenuwachtig is omdat het op schoolreis mag vertrekken, telde ik de minuten tot ik het om zes uur ochtend genoeg vond om te kunnen opstaan.

    We zijn inmiddels elf uur later en het belangrijkste van de dag is al achter de rug. Ik hang alweer in de zetel met een enorme ijszak op mijn knie en een thermos koffie binnen handbereik. De stapjes waren geen onverdeeld succes. Na een paar meter was de pijn al niet meer te harden en zat mijn knie alweer even dik als in de eerste dagen. Ik wankelde meer dan ik wandelde en ook het autorijden verliep een stuk moeizamer dan ik had ingeschat, maar de euforie is er niet minder om.

    Mijn eerste reis in tien dagen bracht me niet verder dan de achthonderd meter van mijn huis naar de bib, ik zweette bloed en tranen om uit de auto te klauteren en de trapjes naar het gebouwtje waren een marteling. Zelfs met krukken. Maar het avontuur was zo overweldigend dat ik binnen meteen besloot om met elk van de twee aanwezige boekenwurmen een praatje te slaan.

    Eerst waggelde ik mij een weg naar de romans waar een ietwat duffe dame op leeftijd alle ruggen tussen BALK en COUR in haar geheugen leek te memoriseren. Te zien aan haar ruimschoots oversizede slobbertrui, haar jeans die -ondanks haar leeftijd- op de groei gekocht leek en vooral haar grijze halflange haar wat onverzorgd in een dotje stak, leek het mij een goed idee om haar "Stoffer en Blik" van Jeroen Brouwers aan te raden. Gezien de alfabetische volgorde van het boek, maar vooral ook omwille van de ontstoffing die ze zichtbaar kon gebruiken.

    Mijn tip bleek niet echt een succes. Dotje keek mij aan alsof ik van een andere planeet kwam. Een ster verweg in het heelal, alwaar de bewoners op twee normale en twee ijzeren benen lopen. "Ik zal zelf wel kiezen", zei ze bijzonder giftig.
    Even kwam het in mij op om haar uit te leggen dat het normaal niet mijn gewoonte is om vreemde mensen zomaar aan te spreken in de bib en dat dit vandaag uitzonderlijk toch het geval was door mijn persoonlijke losmaking van mijn zetel, maar haar wantrouwige blik maakte mij direct duidelijk dat dit een van mijn minder goede ideeën was. Niet dus.

    Gelukkig was ik omwille van mijn eerste uitstap in een bijzonder goeie bui en nam ik voor de rest geen aanstoot aan de toch wel bijzonder botte afwijzing door Dotje. Ik waggelde mijn weg verder naar het dvd- en cd-hoekje. Een jonge punk zweette zich er werkelijk stikkapot in zijn vuurrode geruite broek en zijn zwart lederen jack. De zweetdruppels parelden via tientallen oorbellen en gezichtspiercings richting zijn ranke nek en zijn groen-rode hanenkam hing meer dan halfstok. Maar het was in elk geval geen beletsel driftig en ijverig te zoeken tussen de honderden cd-doosjes. Zijn aalvlugge vingers baanden zich bliksemsnel een weg door de cd-rekken. Klak-klak-klak. Cd per cd liet hij handig en monotoon kantelen in de rekken op zoek naar de muziek van zijn keuze.

    Iets in mij ontnam mij de moed om hem aan te spreken. Vermoedelijk zelfbehoud. Normaal zou ik als snel een grapje durven maken over 'ik heb twintig jaar geleden eens een kieken gepoept, zou jij niet mijn zoon kunnen zijn?', maar deze keer voelde ik mij daarvoor te onzeker op krukken en met een manke poot. De punk leek mijn gedachten te raden. Hij keek mij strak aan en als van een wesp gestoken wendde ik mijn blik voorover naar het cd-rek waar ik toevallig voor stond:  "Klassiek-Barok"
    "Uit de Barokperiode kan u ik ten zeerste Claudio Monteverdi, Georg Friedrich Händel en Dietrich Buxtehude aanraden", sprak hij mij aan. "Bach kan natuurlijk ook altijd, maar dat is zo voor de hand liggend." 
    "Ik ken eigenlijk niets van klassieke muziek", bekende ik eerlijk.
    "Ach zo", zei hij. "Ik dacht dat je een kenner was omdat je zo geconcentreerd naar de klassieke cd's stond te kijken..."
    Ik voelde mij zo verschrikkelijk betrapt dat ik zeven zinnen tegelijk wou uitspreken, maar niet verder kwam dan wat onsamenhangend gehakkel. De punk keek mij vriendelijk recht in de ogen, wenste mij snel beterschap, wijzend naar mijn been en de krukken en verdween zonder nog iets te zeggen. Ik hoorde hem nog een paar woorden wisselen met de bibliothecaresse toen ze zijn cd's registreerde. Ik keek om en zag hem verdwijnen tussen de automatische glazen schuifdeuren.

    Op het moment dat de schuifdeuren bijna weer dicht geschoven zijn, komt een jonge vrouw binnengewandeld. Ze is slank en heel knap. Haar paarse t-shirt en zwarte jeans is in speelse harmonie met haar acajoukleurige lange haren. Een beeld. Vastberaden stapt ze in de richting van de dvd's vlak achter mij. Haar kleine borsten dansen blij op en neer en op het moment dat ze mij voorbij wandelt, merk ik twee prachtige diepbruine kijkers. Ze glimlacht vriendelijk in mijn richting en eens ze mij voorbij is, passeert mij een zachte bries van heerlijk zoete amandelparfum.
    Omdat het sterker dan mezelf is, draai ik mij om, om ook haar achterkant te bewonderen. De kwartdraai rechts is echter dermate ongecontroleerd dat hij gepaard gaat met een enorme pijnscheut in mijn linkerknie. Ik kan mij nog net rechthouden, maar ik kan helaas niet voorkomen dat een van mijn krukken met een hels lawaai op de stenen bibvloer klettert. Ik bijt mijn lip stuk om een kreet te onderdrukken.
    De jonge vrouw draait zich verschrikt om en kijkt recht in mijn van pijn vertrokken gezicht. Even twijfelt ze, maar dan keert ze toch op haar stappen terug, raapt mijn verdwaalde kruk op en reikt ze mij aan. Weer ruik ik de zoete geur van gebrande amandelen. Zo dicht deze keer, dat ik 'm bijna kan proeven en dat het mijn pijn een beetje verdooft.

    In het buitengaan grabbel ik nog snel de verhalenbundel "Hellend Vlak" van Rik Torfs mee. Ik laat het boekje registreren bij de bibliothecaresse, die er mij vriendelijk op wijst dat ik "Bloemen Op Mijn Graf" van Herman Brusselmans nog niet heb binnengebracht en dat ik dus een kleine boete zal moeten betalen.

    Bloemen op mijn graf...
    Dan toch nog liever ijs op mijn knie. En morgen naar de scan!

    Luctor

    01-09-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
    26-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Als eieren zo groot
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Kan een mens zijn meniscus afscheuren tijdens zijn slaap? God mag het weten, maar mij overkwam het in elk geval en ik hoor nu al de spottende opmerkingen van mijn collega's als ik hopelijk over anderhalve week weer in staat zal zijn om auto te rijden en dus weer aan de slag zal kunnen gaan.
    "Ha Luctor, speciaal standje geprobeerd...?"
    "Hierzie, de Luctor... Ja man, nen ezel verslijt eerst aan de poten hé..."
    "Tja Luctor, dat komt ervan hé, als je met een veel jongere vrouw bent getrouwd... Op je vijftigste mag je zo'n jonge springer niet proberen volgen in bed hé... Ge gaat u nog ne keer doodpoepen..."
    Hahahaha..."
    Het gelach en leedvermaak zal galmen doorheen de 3 verdiepingen van de luxueuse marmeren building. Go fuck yourselves! Dat ze denken wat ze willen, dat ze spotten zoveel ze er zin in hebben... Ik weet wat er afgelopen zondagnacht is gebeurd en voor mij is dat ruimschoots voldoende.

    Rond vier uur 's ochtends werd ik namelijk plots en zonder enig mededogen gewekt door een stekende pijn in mijn linkerknie. Jesus, alsof er een onzichtbare derde bedgenoot met een groot slagersmes in zat te pulken. Ik kon nog net een schreeuw onderdrukken, maar de pijntranen spoten als het ware uit mijn ogen en mijn verschrikt opveren -wat nog méér pijn opleverde- was voldoende om ook mijn eega te wekken.
    "Wat scheelt er", vroeg ze slaapdronken
    "Niks ernstigs", loog ik. "Gewoon verkeerd gelegen, denk ik en mijn knie sputtert wat tegen. Ik ga iets te drinken halen in de keuken en de pijn zal wel wegebben als ik een paar stappen zet. Slaap maar rustig verder".

    Hoe ik precies uit mijn bed ben gestapt, zou ik me met de beste wil van de wereld niet meer herinneren, maar ik weet wél dat ik in no time tegen de grond knalde van zodra ik steun zocht op mijn linkerbeen. Alsof het van rubber was, plooide het gewoon onder mij door. Deze keer echode mijn schreeuw tot op het einde van onze slapende straat. En terug!

    Het was een duidelijk voorbeeld van een gescheurde meniscus, zei de dokter maandagochtend toen hij mijn tot dubbel niveau gezwollen knie exact 3 minuten probeerde te breken. Simpel geval, case closed. Gele pillen slikken tegen de pijn, groene pillen slikken tegen de ontsteking en witte pillen slikken, die mijn maag moeten helpen om de geel-groene vernietigingslegers de baas te kunnen. Hoedanook, daar zit ik dus. In de zetel, met mijn been lichtjes gebogen over een dik kussen en alle moeite doend om het zo immobiel mogelijk te houden. Daar heeft de blitzdokter in het buitengaan nog speciaal op gedrukt: "Zo stil mogelijk houden om verdere beschadiging van het gewricht te voorkomen".
    Die laatste twee woorden heb ik er zelf bij verzonnen, want toen hij ze uitsprak was hij al bijna ingestapt in zijn gitzwarte BMW X6 en ik kon hem nog onmogelijk horen. Op de tafel liggen de geduldige getuigen van zijn blitzbezoek: een ontvangstbewijs van 34 euro voor 5 minuten onderzoek inclusief administratie -da's toch nog altijd zo'n slordige 408 euro per uur, al ik goed reken- en een afwezigheidsattest voor mijn werk met verplichte rust van twee weken.
    Eigenlijk was het maandag mijn eerste werkdag na mijn vakantie...

    Mijn grootste bekommernis is evenwel niet mijn uitgestelde werkhervatting, neen, zelfs mijn knie baart me niet al teveel zorgen. De scan zal later uitwijzen of een operatie nodig is, maar wie maalt de dag van vandaag nog om een simpele kijkoperatie. Om eerlijk te zijn zal mijn ergste vijand in de komende twee weken de verveling zijn. Ùùùùren tv kijken is niets voor mij en van dagen aan een stuk te lezen, krijg ik meestal barstende koppijn. Een beetje werken kan nog net, maar ook weer niet te lang, want zelfs mijn flinterdunne, lichtgewicht laptop op mijn schoot geeft teveel druk in mijn knie...

    Gelukkig is er mijn buurman. Raymond Chavez Daguilar. Met zo'n naam ben je normaal gezien een steenrijke spaanse Don op een gigantische haciënda, desnoods een medogenloos dictator van een zuidamerikaans land waar drugkartels de wetten bepalen, maar mijn buurman is niets van dat alles. 'Moontjen' is een oud ventje van bijna 80 en een gepensioneerde kleermaker. Ik wed dat hij de volledige één meter zeventig niet haalt en zijn uiterst vriendelijk gezichtje is diep gegroefd in een bijzonder klein hoofdje vol witgrijs haar. In zijn grijze stofjas vult hij zijn dagen met het verzorgen van zijn kanaries en het onafgebroken speuren naar ontluikende sprietjes onkruid, die ook maar één milimeter dreigen de kop op te steken tussen de werkelijk honderden soorten bloemen en planten die zijn tuintje tot een kakafonie van kleur maken. In de dode momenten tussenin kibbelt hij sympathiek met zijn vrouw of doet hij een hazenslaapje in zijn veranda.

    Maar maandagnamiddag stond niets van dit alles in zijn agenda. Integendeel. Gewapend met de kartonnen verpakking voor 6 eieren sloft hij bij ons de woonkamer binnen. Zijn verweerde gezichtje straalt van deugnieterij. "Iemand mee ne manke puët moe veel eten", zegt hij en hij geeft mij de eierverpakking.
    Groot is mijn verbazing als ik de verpakking opendoe en ik in plaats van zes eitjes -zoals hij die wel vaker eens komt afgeven- zes paarsblauwe pruimen zie liggen glimmen. Pruimen als eieren zo groot.

    Moontjen schatert het uit als hij mijn oprechte verbazing ziet. Zijn vals gebit klikt en draait vier keer in zijn mond rond. Niet dat ik daarvan schrik, want dat gebeurt constant als hij praat, lacht, hoest, niest,... Kortom van zodra hij zijn mond ook maar een beetje opent, beginnen zijn tanden een eigen leven te leiden.
    "Gij godverse sloeber", zeg ik verrast.
    "Ik peisde da fruit toch beter is voor ne zieken dan eiers, hé", zegt hij opgewekt. "En 't zijn levendige verse en vree goeikope".
    "Ah ja?", vraag ik. "Vertel?"
    In zijn ogen branden 1000 pretlichtjes.
    "Die mensen, waar ik dienen boom zag staan, waren niet thuis..."
    Opnieuw schatert hij het uit.

    Dik drie uur later sloft hij opnieuw de woonkamer uit. In die tijdspanne vertelde hij mij tientallen verhalen over 'zijn gloriejaren'. Allemaal heb ik ze al tien keer eerder gehoord. Maar ik geniet met volle teugen en tegen het eind van de namiddag zijn alle pruimen op. Ik at er twee, hij vier.
    "Tot morgen, hé buurman", zegt hij als hij zich nog even in het deurgat omdraait en hij wuift me gedag met zijn oude kleermakershandje.
    "Tot morgen, Moontje", zeg ik.

    Op de tafel ligt de geduldige getuige van zijn ziekenbezoek: een leeg karton voor 6 eitjes.

    Dinsdagnamiddag kwam hij terug. Gisteren en vandaag ook. Met dezelfde verhalen over zijn gloriejaren.
    Ik tel al af naar morgen...

    26-08-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
    20-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over banken, elektriekers en Pukkelpop...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Gezien mijn voorgeschiedenis in de muziekjournalistiek heb ik nogal wat vrienden en kennissen die van ver of dicht iets met muziek te maken hebben. Los van een aantal muzikanten, zijn sommige van die vrienden gewoon liefhebbers van goeie muziek. Anderen hebben zich dan weer vastgebeten in een of ander muziekgenre en nog anderen zijn fan van een welbepaalde groep. Afhankelijk van wie er bij ons aan tafel aanschuift of gewoon de koelkast komt plunderen, gaan de gesprekken dan vaak over hùn favoriete muziekgenre of groep. Maar laat dat nu eenmaal het lot zijn van al wie muziekjournalist is geweest. Iedereen die het van minder dichtbij meemaakte, wil namelijk liefst van al smullen van de vele verhalen over de optredens all over the world, interviews met internationale sterren en wilde feestjes in obscure clubs. Dat het leven van een muziekjournalist vaak ook bestaat uit spurten van vliegtuig naar vliegtuig, van ùùùùùren wachten op de sterren en van vechten tegen een writersbloc, daar is niemand in geïnteresseerd. Goed, het zijn mijn vrienden. Zij hun zin... op hun bord en door mijn speakers

    Zo eten we meestal scampi diabolo op de tonen van Nick Cave en tom Waits als Karel en Ingrid langskomen en moeten er geheid een paar cd's van Guns 'n Roses op als Wim en Martine op bezoek zijn. Marc en Micha vragen meestal naar het wat rustiger werk van Steely Dan en Luc en Nadine eten hun pasta met zalm liefst al dente als Alice In Chains of Pearl Jam opstaat. Voor Stefan en Rita maakt het niets uit, als het maar een goed stukske vlees is met Ten Years After als bluesy achtergrond. Het dient gezegd dat we best "I'm Going Home" houden tot na het dessert, want van zodra de eerste tonen van deze song weerklinken,  ontstaat er bij mijn ros-gebaarde vriend een onweerstaanbare drang om mes en vork in te ruilen voor de Gibson335-luchtgitaar. Compleet met solo's en bekkengetrek. Heerlijk!

    Toch scheert Peter de hoogste toppen. Hij is zelfstandig elektrieker en een kei in het opsporen van electrische pannes en het herstellen ervan. Voor de rest een beer van een vent met de looks van een gevaarlijke gringo, maar met een hart van peperkoek. Weekdag, zaterdag, zondag, feestdag, dag en nacht heb ik 'm al gebeld voor de -achteraf gezien- soms onozele electrische storingen en altijd stond hij klaar om mij in no-time uit de shit te helpen. Hoe belachelijk de storing soms ook was of hoe stom ik zelf weer niet geweest was, nooit gaf hij mij achteraf een andere reactie dan een volle schaterlach. De woorden "geiren gedoan, jongene" galmden vaak na in de verlaten straat als hij weer vertrokken was.

    Peter heeft ook een passie voor muziek. Iron Maiden. Hoewel hij nog lang niet geboren was toen componist/bassist Steve Harris in 1975 de band oprichtte, dweept Peter met alles wat zanger Bruce Dickinson en Co op plaat zetten. Ik schat dat hij nog niet eens kon lezen en schrijven toen Maiden uitpakten met hun eerste hit "Wasted Years". En toch is het al Iron Maiden wat de klok slaat bij mijn elektro-maatje. Doodshoofden sieren zijn schouwblad, vervaarlijke zwaarden blinken aan zijn muur en de hoes van "The Trooper" staat prachtig getatoeëerd op zijn kastbrede rug. "The Trooper" was de negende single van Iron Maiden en komt uit hun album "Piece Of Mind" uit 1983. Peter zat toen in het eerste jaarke van de papschool...

    Vorige week vrijdag is hij verhuisd, de Peter. Twee straten verderop. Of ik 'm kon komen helpen verhuizen? Tuurlijk kon ik dat. De hele dag door was hij bezig over 'volgende donderdag'. Over gisteren dus. Want dan stond Iron Maiden geprogrammeerd op de openingsdag van Pukkelpop 2010. De groep ziet er tegenwoordig uit als een bende overjaarse opa's met gerimpelde tattoos en lang grijs haar, maar ze rocken nog als de beesten. Peter had vermoedelijk het allereerste ticketje wat voor deze Pukkelpop-gig werd verkocht en daar was hij op de verhuisdag zo blij mee dat hij van de weeromstuit een bureaublad vanuit het raam op de eerste verdieping op mijn knikker liet vallen. Pijn als een varken dat gevild wordt, bloeden als een rund, maar Peter lachtte zijn heerlijkste schaterlach ooit. "Geiren gedoan, jongene".
    I love the guy.

    Wie gisteren ook op de wei in Pukkelpop stond, was mijn bankier. Normaal zie ik de man -een vijftiger- altijd in keurig maatpak, compleet met hemd en das, achter zijn onberispelijk bureau zitten. Beetje druk doen, op het klavier van zijn pc tokkelen, heel veel telefoneren en vooral -iedere keer als ik 'm zie- zijn uiterste best doen om mij een 'interessante belegging' of een 'zeer belangrijke verzekering' aan te smeren. Gisteren namiddag zag ik 'm buiten komen uit het winkeltje vlak naast mijn deur. Hij probeerde zich nog een beetje af te wenden, maar aangezien zijn auto vlak aan ons voortuintje stond geparkeerd en ik net dààr onkruid aan het wieden was... Bad luck. Nuja, het was sowieso verloren moeite geweest, want zijn kettingen maakten meer lawaai dan vrachtwagen vol oud ijzer op het traject van Parijs-Roubaix.

    "Ik vertrek naar Pukkelpop", zegt hij duidelijk gegeneerd. "Iron Maiden speelt er en ik hoor die gasten graag". Hij lacht een beetje schaapachtig en van een vent in een lederen broek vol kettingen, een paar zwarte lederen boots vol klinknagels, een zwart lederen jack en daarboven een ondervestje in jeans met in het groot 'Iron Maiden' erop, komt dat nogal belachelijk over, vond ik.
    "Ik had je bijna niet herkend", zeg ik naar waarheid.
    Pierre, want zo heet hij, rinkelt zich rond zijn auto een weg tot aan het haagje wat ons scheidt, komt mij een hand geven, vraagt hoe het met mij gaat en stapt dan in zijn Mercedes C-klasse. Hij stuift de straat uit als een jonge Johnny, next stop: Kiewit Hasselt.
    Op zijn jeans-ondervestje prijkten zeker dertig pins met doodshoofden, zwaarden en vuurspuwende draken. Daartussen ook eentje met een oranje leeuwke, het logo van de ING-bank.

    De volgende keer dat hij mij weer een of ander verzekeringske wil verkopen, vraag ik of hij een tattoo van "The Trooper" op zijn rug heeft. Goe geweten...

    Luctor

    20-08-2010 om 16:25 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (16 Stemmen)
    17-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dood en leven weerspiegelen in water
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Wat is nu boeiender dan op een verloren moment een plaatsje te zoeken aan de rand van een grote vijver. Het gehele leven ontrolt er zich als een immer wijzigend decor rondom het dartele gepeddel, geduik en gesnater van de eendjes. Je hoeft er geen maanden te zitten, je hoeft er zelfs niet te kamperen van ei tot kuiken... gewoon een halfuurtje onhaasten aan de plas en een beetje voyeuristische aandacht voor de medemens is al voldoende voor een gratis blik op het leven.

    Neem nu gisteren. Tussen alweer 358 onderzoeken door in het Leuvense Universitair Ziekenhuis Gasthuisberg, krijg ik plots genoeg van alle marteltuigen, die voor de zoveelste keer op de geteisterde beentjes van mijn vrouw worden aangesloten. De beulen, voor de gelegenheid niet met een zwarte kap over het hoofd maar in witte jas over groene operatiepakjes, maken het naar mijn zin net iets te bont qua martelamusement. En dus -net op het moment dat de hoofdbeul mijn vrouw nóg eens in een kramp wil jagen- slaan bij mij de stoppen door en maak ik het medisch gezelschap kordaat duidelijk dat trôp teveel is.

    Iedereen in de folterkamer schrikt van mijn plotse en niet mis te verstane uitval. Twee assistent-beulen doen angstig een paar stappen achteruit, ééntje beschermt meteen haar zwangere buikje en de hoofdbeul kijkt mij aan als een vernederde stier die ze net van zijn kloten hebben beroofd. Mijn vrouw ligt op de met groen leer overtrokken pijnbank. Een soort keukenpapier XL, dat de beulen voor de hygiëne op de tafel  hebben gelegd, plakt aan haar getormenteerde lijf. Ze richt zich een beetje op, debt haar pijntranen en vraagt mij met een begrijpend glimlachje om even een luchtje te gaan scheppen. "Het is nodig, jongen", zegt ze zacht. "Als ik kans wil maken om opnieuw te leren stappen, dan moet je de dokters hun werk laten doen."

    De frisse buitenlucht brengt me snel weer tot bedaren en om de tijd te doden ga ik op het eerste bankje rond de vijver zitten. Ik buig voorover, mijn hoofd in mijn handen en staar naar mijn witte sportschoenen. Al snel komen een tiental eenden snaterend rond mijn voeten getrippeld. Veel troostende woorden hebben ze niet, want als ze merken dat er bij mijn niets eetbaars te rapen valt, waggelen ze als een stel hoogzwangere vrouwen meteen weer richting vijver.

    Ze moeten zich haasten om het pad over te waggelen. Twee aanhangers van de herenliefde lopen elkaar al wandelend dermate te zoenen dat ze geen erg hebben in de gevederde stoet, wiens pad ze over enkele stappen zullen kruisen. Het angstig gekwaak en gesnater van de eenden maakt een abrupt einde aan de intense gaykiss en de twee homo's kijken zo mogelijk nog verschrikter dan het pluimengezelschap.
    Nu heb ik totaal niets tegen homo's -ik tel er een tiental tussen mijn betere vrienden-, maar de totaal verwijfde toon van deze twee geblondeerde strandjanetten kan op veel minder van mijn begrip rekenen.

    "Oooooh zoetsjuuuuh, hoe schattig", zegt de ene nicht bijna zingend en hij wijst zijn vriend op het waggelende gezelschap dat net de rand van de vijver bereikt. "Pakt rap een fotokuuuuh".
    Terwijl Zoetje naarstig in zijn handtas duikt op zoek naar het fototoestel, oefent de ander bliksemsnel een paar poses, daarbij voortdurend achterom kijkend naar de eenden die zo snel mogelijk proberen weg te zwemmen. "Haast u, zoetsjuuuuh", zegt hij, terwijl zijn vriend zenuwachtig scherp probeert te stellen.
    "'t Gaat niet lievekuuuuh", zegt de foto-nicht, "Ik krijg de eentjes niet samen met jou in beeld. Ze zijn al te ver".
    "Ok, dan", zucht het fotomodel ontgoocheld. "Spijtig. Niets aan te doen. Mijn haarke trekt toch op niets vandaag"...
    De twee geven elkaar een kusje en wandelen hand in hand weg. Ik hoor ze nog iets zeggen dat ze moesten geprobeerd hebben met de 'zoemie-zoemie', maar ik hoop dat ik dat laatste gewoon verkeerd begrepen heb.
    Ik moet plots weer denken aan mijn vrouw die binnen ligt af te zien en mijn maag trekt samen.

    Door mijn fixatie op de gay-scène is het mij niet opgevallen dat twee ziekenhuismedewerkers naast mij op de bank zijn komen plaats vatten. Althans, dat vermoed ik omdat ze beiden een zelfde soort wit jasje aan hebben, allebei met een naamplaatje erop. Waarschijnlijk een verpleger en een verpleegster, denk ik. Ik kijk het stel aan, maar omdat ik niet al te onbeleefd wil staren, doe ik geen moeite om de namen op hun jasjes te lezen. De conversatie kan ik evenwel in grote stukken en brokken volgen en ik hoor de man gedempt iets zeggen over 'graag zien'. Ze lachen allebei ingehouden. Zij antwoordt iets, maar haar stem is te zacht om er iets van te kunnen begrijpen. Ze lachen weerom.
    "Je mag mij niet uitdagen...", zegt de verpleger dan weer. "Ik ben ook maar een mens van vlees en bloed. Geen robot".
    "Ik ook niet, zunne", zegt zij.
    Het gesprek stokt en de man kijkt op. Ik zie in zijn blik dat hij zich afvraagt of zijn collega met haar antwoord precies hetzelfde wou zeggen als wat hij bedoelde. Snel wend ik het hoofd af in de richting van de vijver en ik besluit op te staan en terug naar ziekenhuis te wandelen. De twee keuvelen rustig verder alsof ik er nooit ben geweest.

    Ik merk dat de eendjes zijn samengetroept aan de rand van de vijver, waar die het dichtst bij de ingang van het ziekenhuis komt. Een ietwat sjofele man in trainingspak zit gehurkt tussen hen in. Hij heeft lang, onverzorgd haar, draagt witte kousen in patersandalen en hangt met drie buisjes vast aan evenveel baxters in een verplaatsbaar statief. De man ziet er doodziek uit en terwijl de baxters langzaam in zijn aders leegdruppelen, verdeelt hij een grote homp brood onder de kibbelende eenden. Naast hem, een paal met groot wit bord en het opschrift: 'Gelieve geen brood in de vijver te gooien'. Ik bekijk het schouwspel vanop twee meter afstand. De eenden schrokken alsof hun leven ervan afhangt en vechten voor iedere kruimel brood. De man blijft er rustig tussen zitten tot hij in de gaten krijgt dat ik zijn leven sta gade te slaan. Hij richt zijn hoofd op en ik kijk in een grauw gelaat met een stel gebroken ogen. Ik probeer te glimlachen, maar hij wendt zich ongeïnteresseerd weer af.

    Net buiten de gigantische draaideuren van de in- en uitgang, zie ik mijn vrouw, rustig een sigaretje rokend in haar rolwagen. Ze is nog wat bleekjes, maar haar ogen stralen en ze glimlacht breed. "De prof zegt dat ik weer zal lopen", zegt ze. Ik krijg tranen in mijn ogen, denk aan alle levens rond de vijver en vraag mij af wat de eendjes zullen doen als de man er niet meer zal zijn...

    's Avonds drink ik mij een stuk in mijn kloten. Eén glas wijn volstond.

    Luctor

    17-08-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (15 Stemmen)
    12-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Niets mag nog.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Wat mag nu eigenlijk nog wel, de dag van vandaag?
    Roken op een stationsperron terwijl je gewoon de tijd zit de doden alvorens op een trein te stappen, waar je vruchteloos naar een rokers-compartiment zal zoeken? No way! Een welgmeende fuck-you-vinger opsteken naar een idiote BMW-Johnny, die je vlak voor je neus coupeert op een druk kruispunt? Forget it! Hoge-nood-pissen tegen een struikje langs de autoweg? Not done! In je neus peuteren, terwijl je geërgerd in een kilometerslange file aanschuift? Altijd is er een andere automobilist die bij je binnen gluurt en een afwijzend gebaar maakt. Lekker wijd geeuwen zonder je hand voor je mond te houden, een scheet laten die kraakt als een F16 die door de geluidsmuur knalt, vloeken, zuchten,... altijd is er wel iets of iemand voor wie of wat je je moet inhouden.

    Gisteren ben ik tot de ontdekking gekomen waarom -ondanks het voortdurend slechter wordende spel- steeds méér mensen de weg naar een voetbalveld vinden. Daar mag alles! Het voetbalstadion is immers de meest moderne arena voor brood en spelen geworden. Compleet met een uitzinnig publiek, dat zalig zijn schreeuwende, joelende, vloekende, stoute zelf mag zijn...

    De wedstrijd die ik had uitgekozen is nog niet eens begonnen -er is zelfs nog geen speler op het veld- maar ik geniet al met volle teugen van de spreekkoren die elkaar het lelijkste van de wereld toezingen. "Wit-groen..., g'et een muile gelijk ne kallekoen". " Geel-ruëd..., g'et een hol gelijk een roggebruëd". "Lalala Lalala Lalala... Oe Ah". Heerlijk toch?

    Naast mij staat een man van middelbare leeftijd. Hij maakt deel uit van een groepje wit-groen-gesjaalde supporters die elkaar allemaal schijnen te kennen. Ze lachen, maken grapjes en ergens moet er een soort ober tussen zitten, denk ik, want het groepje wordt constant bevoorraad met verse ladingen bier uit plastic bekers. De ene boer galmt al luider dan de andere en elke maagbom uit de groep wordt onthaald op aanmoedigend gejoel. "Jeuuuuuijjj"! Love it!

    De spelers zijn ondertussen op het terrein gekomen en nadat de stadionomroeper ons een aangename en sportieve wedstrijd heeft toegewenst, begint hij alle spelers van de groen-witte ploeg af te roepen. Elke naam wordt steevast met "Heuiiiiiiiii" bekrachtigd en het groepje supporters naast mij gilt en joelt mee alsof hun leven ervan afhangt. Bekers bier gaan synchroon met de "Heuiiiiiiiii-s" de lucht in en hier en daar worden grote kwakken bier gemorst op omstaanders. Nog meer gelach! "Heuiiiiiiiii"! Geen mens die erom maalt. Het opzet is kinderlijk eenvoudig, want als de spelersnamen van de geel-rode tegenstanders aan de beurt zijn, worden de "Heuiiiiiii-s" gewoon vervangen door "Boehoe-s". Het bier kwakt even rijkelijk. Het gelach om een zoveelste bierdouche is onsterfelijk.

    In de eerste helft gebeurt weinig opwindends. De bal circuleert vlot over het veld, maar scoringskansen zijn er niet. De scheidrechter annex massochist wordt tientallen keren in koor en op kadans verweten voor "zwartzak", "blinde mol" en "boerefluite" en als er dan toch even opwinding ontstaat is het om een opstootje tussen twee spelers. Het verband tussen de geel-rode verdediger die iets te fel inging op een groen-witte aanvaller en het gezang over "Zijn moeder es een hoere" en "Geef d'em nen dzjoef op zijn muile" ontgaat mij totaal, maar het amusement is er niet minder om. Ik krijg zowaar zin om mee te zingen.

    In de rust begint mijn groen-witte buurman rustig een sigaretje te rollen. Twee meter boven ons hoofd hangt een bord van vier vierkante meter met een pictogram dat aanduidt dat roken verboden is. Vlak daaronder, op een twee-vierkante-meter-bord in drukletters én in vier talen, dezelfde duidelijke boodschap. Innerlijk geniet ik van de rokende rebellie van mijn buurman. In de rij voor ons en dus een kleine halve meter lager, draait een groen-witte mevrouw zich verveeld om. Al een keer of vier heeft ze een grote, blauwgrijze rookpluim rond haar hoofd proberen uiteen waaien, maar de stoommachine naast mij produceert alleen maar meer rook. Het groepje bevriende supporters amuseert zich al een paar minuten kostelijk met de driftige handgebaren, waarmee de vrouw elke nieuwe rookstoot in het ijle probeert te verdunnen. Iedere beweging van haar hand levert ellebogengestoot onder elkaar op en het gelach wordt alleen maar luider.

    De spelers zijn inmiddels alweer het veld op en de tweede helft is al een heel eind aan de gang, als mijn buurman zijn groenwitte kompanen erop attent maakt dat hij nog een sigaretje gaat roken. Het hoofdknikje in de riching van de dame onderstreept dat het 'm deze keer totaal niet te doen is om zijn nicotinepeil weer de hoogte in te jagen, maar om zijn benedenbuurvrouw nog een beetje te jennen. Ik verheug mij op het komende spektakel.

    Exact drie keer slaagt hij erin het gecrispeerde kastanjebruine kapsel nogmaals met rook te omringen, als de dame zich ten tweede male omdraait en zonder verpinken zegt: "Uw sigaret stinkt".
    Alsof hij een scenario uit het hoofd geleerd heeft, antwoordt mijn buurman laconiek en uitdagend: "Uw pruim ook!". Hilariteit alom, bekers bier gaan weer de hoogte in. Er wordt gemorst dat het een lieve lust is en mijn buurman geniet zichtbaar van zijn hero-of-the-day-status.
    Net op het moment dat de vrouw zich helemaal omdraait om in de aanval te trekken, ontploft het stadion in een hels gejuich. Aan de overkant werd gescoord en alle groen-witte supporters dansen en zingen dat de tribune ervan davert. Niemand uit het groepje, noch mijn buurman, noch zijn berookte vriendin vlak onder hem heeft het doelpunt gezien. Maar al snel hervinden ze de reden van hun uitstap en hun verstomming door het helse supportersgejuich slaat vrijwel onmiddellijk om in een brede lach. Het bier vliegt uit alle bekers tegelijk de hoogte in en mijn buurman en zijn onderbuurvrouw vallen elkaar dansend, lachend en vierend in de armen.

    Ik geniet van het schouwspel..., van 'het leven zoals het is'. Op het terrein hangt de doelpuntmaker als een aap in de nadars. Hij heeft zijn shirt uitgetrokken en zwaait er wild mee in het rond. De scheidsrechter komt ijskoud op de slingeraap afgestapt en toont hem manhaftig een gele kaart. Zalig...! Op een voetbalveld mag alles! Bijna, dan toch...

    Luctor

    12-08-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (12 Stemmen)
    06-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Linda
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Mijn vrouw zit al een tijdje in een rolstoel. Anderhalf jaar om precies te zijn. Maar omdat we blijven weigeren om ons bij dat lot neer te leggen, hebben we in de voorbije achttien maanden zowat elke kliniek van binnen en van buiten gezien. Het merendeel van de tijd was dat wachtend. We lijken wel duiven die gelost moeten worden... Arras, zwaarbewolkt, wachten!

    Gisteren was het weer van dattum. Bij de baliebediende aan de infodesk van een Gents ziekenhuis. Of althans, bij de lege stoel waar de baliebediende hoorde te zitten.
    Met de precisie van een zwitsers uurwerk manoeuvreer ik tussen banken en bloembakken, die de weg naar de infobalie quasi ontoegankelijk maken voor rolstoelers, maar ik slaag er feilloos in om mijn dame ongeschonden te parkeren voor het enige loket waar geen bordje "gesloten" staat. Een lege stoel is ons deel. Vijf meter verderop, in de administratieve zone, staan twee dames gezellig te kletsen. De een hangt tegen een gesloten deur, de ander leunt op de kopieermachine. Ze lachen ingehouden.
    Omdat we recht in het gezichtsveld van het deurbloempje staan, fezelt die iets tegen de kopieerhangster en wijst bijna ongemerkt in onze richting. Een kleine vingerbeweging, meer was het niet. De ander richt zich twintig centimeter op, draait even het hoofd in onze richting, duikt dan weer voorover op de kopieermachine en maakt haar verhaal rustig af. Eén minuut, twee minuten, drie minuten en dan volgt een schaterlach bij allebei. Het deurbloempje verdwijnt door de deur die haar recht hield, de ander richt zich op en sloft naar het loket waar wij staan te wachten. Ik schat haar eind de veertig, vermoedelijk gekleed in de favoriete rok en bloes van haar onlangs overleden grootmoeder. Het kan ook haar overgrootje zijn geweest. Hoedanook, de vorige eigenares van de bloes moet aanzienlijk slanker geweest zijn, want het ouderwetse prul knelt in tientallen plooien rond armen, schouders en borsten van de huidige draagster.

    Met een zucht ploft ze haar gigantische kont op lege loketstoel, die piept en kreunt onder zoveel lompigheid. Net als ze ons aankijkt en lijkt te gaan vragen van welke planeet wij twee afkomstig zijn, rinkelt een telefoon. Met een nieuwe zucht waarmee je bomen omlegt, mompelt ze "Wa goa't nui were zijn?". De oproep blijkt niet uit haar desktoestel te komen, want met de snelheid van een slowmotion-film, duikt ze in haar handtas, tovert een blits oplichtend mobieltje te voorschijn, kijkt op het schermpje wie haar belt, drukt op een toets en antwoordt met  "Ja...?"
    Ze luistert zwijgend. Wij wachten zwijgend.
    Nog een paar keer zegt ze "ja", maar na een paar minuten blijkt ze tot mijn grote verwondering zowaar ook in staat tot volzinnen.
    "'k Stoa ier wel mee kweenie hoeveel volk aan mijn loket hé".
    Ik kijk naar mijn geparkeerde dame, zijn kijkt naar mij, we kijken rond... en zien niemand in een hall zo groot als een half voetbalveld.

    Onze nieuwe vriendin heeft zich ondertussen weer van haar loket recht gewurmd en is opnieuw richting kopieermachine gesloft. Ze buigt voorover en leunt weer op het toestel, haar gigantische gat naar ons gericht. Ze spreekt gedempt, maar ik hoor haar iets zeggen over boontjes, over stoven en over Zwitserse schijven.
    Na nóg een paar minuten gewouwel, waar ik met de beste wil van de wereld niets meer kan uit opmaken, schuifelt ze weer in onze richting, martelt opnieuw haar trouwe stoel, kijkt ons aan en vraagt: "Is't veur een opname of een consultatie?" Een verwelkoming is ofwel niet in het beleefdheidsprotocol van het ziekenhuis opgenomen ofwel gewoon niet in dat van onze nieuwe vriendin zelf, maar aangezien we daar nu toch al een kwartier staan te wachten is dat ook niet meer echt nodig.
    "Ik heb een afspraak voor een KST", leest mijn vrouw van haar verwijsbriefje.
    "Wiene?"
    "Een KST. Een kernspintomografie"
    "Geef mij ne keer da briefken!"
    Met de gezwindheid van een dode gazelle steekt ze haar arm uit om het briefje aan te nemen en ik merk een knoert van een donkergroene okselvijver op de spannende, lichtgroene stof van het bloesje. Het valt mij bovendien nu pas op dat ze dikke tetten heeft en dat het linker exemplaar voorzien is van een naambordje. Linda, heet onze nieuwe vriendin. Het schept een band.

    Linda met de dikke tetten en de grote kont, is intussen druk aan het telefoneren met ons briefje in haar hand. Drie keer poogt ze "kernspintomografie" foutloos uit te spreken tegen andere kant van de lijn, maar ze slaagt niet in haar opzet. Ze lacht met haar eigen dwaasheid, haakt in en zegt in één ruk en zonder haperen: "Ge zult nog een beetse moete wachte, madam. Zet ui doar moar... In da wachtzoalke, hier zjust achter 't hoekske.  Ze zull'n ui straks wel komm'n hoal'n."

    Na twintig minuten in het wachtzaaltje hebben we nog niemand gezien, niemand gehoord en is niemand ons komen halen. Ik begin mij af te vragen of het nog voor vandaag is. Je weet maar nooit met die ziekenhuizen. Ik besluit terug te gaan naar de infobalie om tekst en uitleg te vragen, maar alles is daar donker en leeg. Niemand te bespeuren. Ook niet in de administratieve zone achter de loketten. De kopieermachine staat er een beetje verweesd bij. Linda zit vermoedelijk al thuis aan de gestoofde boontjes met Zwitsere schijven, ver weg van alle wachtende patiënten die haar dagen tot een hel maken... Fucking kernspintomografie!

    Luctor

    06-08-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (14 Stemmen)


    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs