Naar de gelijknamige roman van Antoine de Saint-Exupéry
Algauw kwam ik meer te weten over die bloem. Op de planeet van het prinsje waren altijd heel eenvoudige bloemen geweest, met één enkele rij bloemblaadjes, zij namen weinig plaats in en maakten het niemand lastig. Op een ochtend verschenen zij in het gras en verwelkten dan 's avonds. Maar die éne bloem was op een dag ontkiemd uit een zaadje van onbekende oorsprong en de kleine prins had erg goed oog gehouden op dat sprietje, omdat het niet op de andere sprietjes leek. Het kon wel een nieuw soort apebroodboom zijn. Maar de plant hield al gauw op met groeien en zij begon aan een bloem te werken. De kleine prins woonde het zetten van een geweldige knop bij en begreep wel, dat er iets wonderbaarlijks uit tevoorschijn moest komen, maar die bloem kwam maar niet klaar met haar voorbereidselen, binnenin haar groene kamertje. Met grote zorg koos zij haar kleuren uit. Heel langzaam kleedde zij zich en legde ieder bloemblaadje op zijn plaats. Ze wilde niet zo verfromfaaid voor de dag komen als de klaprozen. Stralend van schoonheid wilde ze verschijnen. Ja, ze was heel ijdel. Haar geheimzinnig gedoe had dus dagenlang geduurd. En eindelijk, op een ochtend, juist bij zonsopgang, had ze zich vertoond. En nadat ze zo alles in de puntjes gedaan had, gaapte ze en zei: - Hè, ik word net wakker... Neem me niet kwalijk... Mijn kapsel is nog helemaal in de war... Toen kon de kleine prins zijn bewondering niet mer bedwingen. -Wat bent u mooi! - Ja, vind je niet, antwoordde de bloem zachtjes. En ik ben tegelijk met de zon geboren. De kleine prins vermoedde wel, dat ze niet erg bescheiden was, maar ze was zo ontroerend! - Het is tijd om te ontbijten, geloof ik, had ze al gauw gezegd - zoudt u misschien aan me willen denken?... En helemaal in de war, was de kleine prins vlug een gieter fris water gaan halen en had er de bloem van gegeven. Ze had het hem al spoedig lastig gemaakt met haar veeleisende ijdelheid. Zo had ze op een dag tegen de kleine prins over haar vier doornen gesproken: - Laat ze maar opkomen, de tijgers met hun klauwen! - Er zijn geen tijgers op mijn planeet, had de kleine prins geantwoord; bovendien eten tijgers geen gras. - Ik ben ook geen gras, antwoordde de bloem zacht. - Neemt u me niet kwalijk... - Voor tijgers ben ik niet bang, maar ik heb een hekel aan tocht. Hebt u niet een kamerscherm? - Een hekel aan tocht... dat valt niet mee vor een plant, had de kleine prins gezegd. Wat een ingewikkelde bloem... - En 's avonds zet u me maar onder een stolp. Het is erg koud bij u, en slecht ingericht. Daar waar ik vandaan kom... Maar toen had ze ineens gezwegen. Ze was immers als een zaadje gekomen en kon dus nooit iets weten van andere werelden. Vol schaamte, dat ze zich zo kinderachtig in de kaart had laten kijken, kuchte ze een paar maal om de kleine prins te laten voelen dat hij in gebreke was. - Dat kamerscherm?... - Ja, ja - ik wilde het net gaan halen maar u sprak nog tegen me. Toen had ze haar kuch nog wat aangedikt om hem toch een beetje berouw te laten voelen. En zo was de kleine prins, ondanks zijn goede wil en zijn liefde, al gauw aan haar gaan twijfelen. Hij had een paar onbelangrijke woorden veel te ernstig opgevat en was daardoor heel ongelukkig geworden. Ik had natuurlijk niet naar haar moeten luisteren, vertrouwde hij me eens toe. Naar bloemen moet je nooit luisteren. Men moet ze bekijken en eraan ruiken. Mijn bloem geurde over heel de planeet maar ik wist er niet van te genieten. Die opmerking over klauwen waar ik zo kwaad om werd had ik juist grappig moeten vinden... En hij vervolgde: - Ik heb er toen niets van begrepen! Ik had haar moeten beoordelen naar haar daden en niet naar haar woorden. Ze verspreidde geur en gland. Ik had nooit moeten weglopen. Ik had de tederheid moeten voelen achter haar armzalige streken. Bloemen spreken zichzelf altijd tegen. Maar ik was nog te jong om van haar te kunnen houden.
Ik denk dat hij ontsnapte met een groep wilde trekvogels. Voor zijn vertrek maakte hij die ochtend zijn planeet keurig in orde. Zorgvuldig veegde hij de kraters van de werkende vulkanen. Twee vulkanen in werking had hij en dat was erg gemakkelijk om 's morgens het ontbijt op klaar te maken. Hij had ook een dode vulkaan. Maar zoals hij zei: 'Je kunt nooit weten!' en daarom veegde hij die ook goed uit. Als vulkanen goed onderhouden worden branden ze zacht en regelmatig zonder uitbarstingen. Vulkanische uitbarstingen zijn net als schoorsteenbrandjes. Op deze aarde zijn wij natuurlijk veel te klein om onze vulkanen te vegen. Daarom hebben we er ook zo'n last mee. Een beetje bedroefd trok het prinsje ook de laatste sprietjes apebroodbomen uit. Hij dacht, dat hij nooit meer terug zou komen. Maar hij deed die morgen al zijn gewone werkjes met bijzonder veel liefde. En toen hij de bloem voor het laatst begoot en haar veilig onder haar stolp wilde zetten, merkte hij dat hij moest huilen. - Vaarwel, zei hij tegen de bloem. Maar ze antwoordde niet. Nog eens zei hij: 'Vaarwel' De bloem kuchtte, maar nu niet van verkoudheid. - Ik heb me dwaas aangesteld, zei ze eindelijk. Vergeef het me maar en tracht gelukkig te worden. Het verbaasde hem, dat ze hem geen verwijten maakte. Hij was helemaal van de wijs en bleef maar staan met de stolp in zijn hand. Van die rustige vriendelijkheid begreep hij niets. -Ja zeker, ik houd van je, zei de bloem. Je hebt dat nooit geweten door mijn eigen schuld. Het doet er niet toe. Maar jij hebt al net zo dwaas gedaan als ik. Probeer gelukkig te worden en laat de stolp maar. Die wil ik niet meer. - Maar die wind... - Nu ja, zó verkouden benik nu ook weer niet... De frisse nachtlucht zal me goed doen. Ik ben tenslotte een bloem. - Maar die dieren dan... - Een paar rupsen zal ik wel moeten verdragen, als ik ooit vlinders wil zien. Die schijnen zo prachtig te zijn. En wie zal er verder op bezoek komen? Jij bent weg. En voor grote dieren ben ik niet bang. Ik heb mijn klauwen. Kinderlijk spreidde ze haar doornen uit en zei toen: - Blijf nu niet zo hangen; dat maakt me kriebelig. Je hebt nu besloten te gaan. Ga dan ook. Want ze wilde niet dat hij haar zag huilen. Ze was een erg trotse bloem...
...
Maar toen de kleine prins lang gelopen had door het zand, de rotsen en de sneeuw, ontdekte hij eindelijk een weg. En wegen voeren altijd naar de mensen. - Goede morgen, zei hij. Het was een tuin met bloeiende rozen. - Goede morgen, zeiden de rozen. De kleine prins bekeek ze eens. Ze leken allemaal op zijn bloem. - Wie ben je? vroeg hij hun stomverbaasd. - Wij zijn rozen, zeiden de rozen. - O! zei de kleine prins. En hij was heel ongelukkig. Zijn bloem had hem verteld dat ze de enige in haar soort was in het heelal. En nu stonden er vijfduizend, precies dezelfde, in één enkele tuin. 'Wat zou ze zich ergeren, dacht hij als ze dat zag. Ze zou geweldig gaan hoesten en net doen of ze dood ging, om haar figuur te redden. En ik zou wel moeten doen alsof ik haar verzorgde - want anders was ze in staat om echt te sterven, alleen om mij ook een figuur te laten slaan.' En toen dacht hij nog: 'Ik vond mezelf nog wel zo rijk met die ene bloem, en het is maar een doodgewone roos. Die roos en mijn drie vulkanen die niet hoger reiken dan mijn knie en waarvan er een misschien voor goed is uitgedoofd - met dat al ben ik toch niet zo'n geweldige prins...' En hij ging in het gras liggen en huilde.
...
De kleine prins ging weer naar de rozen kijken: -Jullie lijken helemaal niet op mijn roos, jullie zijn nog niets, zei hij. Niemand heeft jullie tam gemaakt en jullie hebben ook niemand tam gemaakt. Jullie zijn net zoals mijn vos was. Hij was ook maar een vos zoals alle anderen. Maar ik heb er een vriend van gemaakt en nu is hij de enige op de wereld. En de rozen werden erg verlegen. -Je bent wel mooi, maar je bent leeg, zei hij nog. Niemand kan voor je sterven. Natuurlijk zou een willekeurige voorbijganger geen verschil zien tussen mijn eigen roos en jullie. Maar toch is zij, zij alleen, veel belangrijker dan jullie allen, omdat ik haar water heb gegeven, en haar onder een stolp heb gezet; omdat ik haar heb beschut met een kamerscherm en de rupsen voor haar heb gedood (behalve een enkele hier en daar, voor de vlinders); omdat ik haar klachten en haar gesnoef en zelfs haar zwijgen heb aangehoord; omdat zij mijn roos is. En hij ging terug naar de vos: -Vaarwel, zei hij... -Vaarwel, zei de vos. Dit is mijn geheim, het is heel eenvoudig: alleen met het hart kun je goed zien. het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar. - Voor de ogen is het wezenlijke onzichtbaar, herhaalde de kleine prins, om het goed te onthouden. - Alle tijd die je aan je roos besteed hebt, maakt je roos juist zo belangrijk. - De tijd die ik aan mijn roos besteed heb... zei de kleine prins, om het goed te onthouden. - Dat is een waarheid, die de mensen vergeten zijn, zei de zos. Maar die moet jij niet vergeten. Je blijft altijd verantwoordelijk voor wat je tam hebt gemaakt. Je bent verantwoordelijk voor je roos... - Ik ben verantwoordelijk voor mijn roos, zei de kleine prins om het goed te onthouden
The Avett Brothers - I And Love And You http://www.youtube.com/watch?v=05cJgEcIkvA Drie cowboys uit North Carolina die na 5 albums en talloze EP's eindelijk besluiten om de oceaan over te steken en daarbij stuiten op geweldig succes: dat zijn de Avett Brothers. Met een combinatie van folk, blues en rock toveren ze de meest uiteenlopende songs tevoorschijn. Van pianoriedels tot up-tempo nummers, deze broertjes hebben het op hun plaat staan. Kings Of Leon met een flinke scheut melancholie
The Drums - Summertime! http://www.youtube.com/watch?v=6OsTUnkqSi4&feature=related 'Summertime!' van The Drums is op vlak van timing niet bepaald geweldig, maar de muziek die erop staat doet al vast verlangen naar een onbezonnen vakantie. Zoals de naam doet vermoeden zijn de drumpatronen volop aanwezig op de plaat, versierd met leuke gitaarpartijtjes. Beach Boys meets Joy Division + veel zonneschijn
Admiral Freebee - The Honey And The Knife http://www.youtube.com/watch?v=Frmss4WfPUM Michiel Devlieger vroeg Tom Van Laere, alias Admiral Freebee, in zijn Laatste Show al hoe het was om 'zo is een Mick Jaggerke te doen'. Zulke uitspraken strelen 's mans ego waarschijnlijk, maar de complimentjes zijn zeker terecht. De admiraal houdt vast aan de typische bluesy rock & roll die - hoe raad je het - de Stones zo populair maakten. Van Laere blijft ook een geweldig songwriter, met bijvoorbeeld volgende leuke zinsnede : 'A home // A home // My kingdom // For a home'
Jimi Hendrix - Valleys Of Neptune http://www.youtube.com/watch?v=czOtxRvTT80&feature=related Je moet het maar doen, na 40 jaar op de eeuwige jachtvelden te verblijven een nieuwe plaat uitbrengen. Jimi Jimi bewijst zijn onsterfelijkheid maar weer een keer. En in tegenstelling tot de half afgewerkte songs of demo's in slechte kwaliteit die om de zoveel jaar wel eens durven op te duiken uit stoffige archieven, is deze plaat toch wel een pareltje.
Waarom Amerikanen massaal tegen de nieuwe gezondheidswet stemmen kan ik je niet volledig zeker vertellen. Waarom sommige Belgen de opwarming van de Aarde in twijfel trekken omdat we voor het eerst in een paar jaar nog eens een keertje langer dan twee weken sneeuw in een winter hebben, kan ik ook niet zomaar op één twee drie verwoorden. En helaas, waarom ik besloten heb een blog aan te maken, ook niet echt.
Één ding staat vast, ik wou iets doen met mijn zogezegd vlotte pen. Een muzikant speelt een liedje voor zijn publiek, een tekenaar toont zijn schetsen en een schilder stelt zijn werken tentoon. Maar met een blad papier krijg je maar zelden iemand enthousiast. Vandaar deze uitweg, om mensen die mijn schrijfsels willen lezen de kans te geven, en om degene die dat niet willen niet al te veel lastig te vallen. Of om dit toch op zijn minst proberen te beperken tot wanneer het echt nodig is. Een controle op dt-fouten om zo maar iets te noemen.
Wat valt er verder zo nogal te zeggen. Niets nieuws onder de zon eigenlijk. Dat ik enorm van muziek hou. Dat ik een mooie foto of andere visuele kunst ook behoorlijk kan appreciëren. Dat ik geen spruiten, witloof en andere oervlaamse groenten lust. En dat ik er rotsvast van overtuigd ben dat de mens in 1969 niet op de maan geland is. Er zijn in dat jaar behoorlijk veel mensen op andere mensen belandt, maar van de maan bleven ze toen denk ik toch nog af. Voor ik te ver afwijk: daar kom ik later misschien nog wel een keer op terug.
Verwacht je op deze blog dus vooral aan gedachtegangen, mijn zo nu en dan niet al te genuanceerde mening over bepaalde onderwerpen, een muzikale tip, een recensie van een goed concert of cd, een kortverhaal of een zelfs ietwat poëtische uitspatting.
Maar voorlopig kruipt uw favoriete woordenaar gewoon in zijn bed!
Volledig verkleumd zakte Stef neer op het bankje. Wat een geluk dat De Lijn voor deze bushalte wat extra budget voorzien had en een plexiglazen kooi rondom het bankje had neergepoot. De plotse sneeuwvlaag had hem verrast, en aangezien hij niet gekleed was voor een tocht door het witte sneeuwtapijt, waren zijn dunne schoenen volledig nat en begonnen zijn tenen paarsblauw uit te slaan. Hij vormde een kommetje met zijn handen en blies er warme lucht in, als poging tot verwarming. Veel hielp het helaas niet, en nadat hij zijn kap wat verder over zijn ogen trok besloot hij te berusten in zijn lot. Wachten op de bus, altijd maar wachten. Hij was het gewend, hij had nooit anders gedaan.
Stefan Peters, Stef voor de vrienden, was een jonge kerel van zeventien winters oud. Helaas voor hem was net deze zeventiende winter extra koud, waardoor hij nu in het verlaten bushokje terecht was gekomen, midden in de polder. Terwijl hij zijn best deed om niet te veel te rillen, kreeg het bevroren polderlandschap rond hem een deken van witte vlokken over zich heen. Enkele Canadese ganzen lieten met een luid gekwek weten dat ze de aanwezigheid van de indringer niet op prijs stelden, waarna ze hun vleugels uitsloegen en in de grijze avondschemering verdwenen. De zon begon al achter de horizon te verdwijnen en gaf de verse sneeuw een oranje tint. Stef merkte niets van dit winterse natuurfenomeen. Hij zat met gefronste wenkbrauwen de dienstregeling te bestuderen, en kwam tot de conclusie dat het nog een tijdje zou duren eer er een bus zou passeren. Hij besloot zich maar in te nestelen in een hoek van het bushok en sloot zijn ogen.
Eerder die dag was Stef zijn grootmoeder Maria gaan bezoeken. Ze woonde in een klein gehucht vlak tegen de grens tussen België en Nederland. Toen Stef klein was had hij het altijd verwonderlijk gevonden hoe mensen wisten dat net hier de lijn liep tussen twee landen. Hij zocht, gedreven door de typerende nieuwsgierigheid van een achtjarige, naar iets dat op een lijn kon lijken in de buurt van de grenspaal, maar zonder succes. Zijn opa, een verstandige man die heel zijn leven als metser had gewerkt en nog altijd vol trots terugdacht aan al de gebouwen die dankzij zijn vakkennis nog steeds rechtstonden, wandelde verder met zijn kleinzoon en vertelde hem dat er niet echt een lijn liep. Het is eerder een idee. Een soort van afspraak. Om de mensen duidelijk te maken waar hun land loopt. Stef dacht hier even over na. Maar opa, waarom moet er dan zo iets zijn? De mensen zijn toch allemaal hetzelfde? Die lijn is toch niet nodig? Jongen, zei Stefs opa, moesten de grote mensen hetzelfde denken zou de wereld een veel betere plaats zijn. Maar jammer genoeg hebben mensen graag iets om ruzie over te maken, en daar is zon lijn heel goed voor. Want niemand weet precies waar ze juist moet lopen. En dan gaan ze ruzie maken. Dat vind ik maar raar, opa, bedacht Stef zich. Later, tijdens de geschiedenislessen, zou hij merken wat voor ellende zon fictieve lijn kan veroorzaken. Toen Stef inzicht in het reilen en zeilen van de wereld begon te krijgen, werd hij ook met de hardheid van het bestaan geconfronteerd, toen de kankercellen die zijn grootvader al 3 jaar in hun greep hielden de overhand haalden. Sindsdien bezocht Stef elke twee weken zijn grootmoeder, om haar eenzaamheid zoveel mogelijk te beperken.
Twee kilometer verwijderd van het huis van zijn grootmoeder liet zijn fiets het afweten.
Er zat niets anders op dan te voet verder te gaan. In de terugweg zou hij dan wel naar de bushalte wandelen een paar kilometer verderop, en van daaruit naar huis vertrekken. Zijn ouders waren een weekendje naar de zee, en konden hem dus niet komen ophalen. Bij zijn oma aangekomen onderging Stef het traditionele vragenvuur. Hoe het op school ging, of hij wel goede punten halen, of er misschien een vriendinnetje was. En net zoals hij de vorige keren had geantwoord zei hij ook nu weer dat alles goed ging. Het oude vrouwtje glimlachte, ze begreep het. Stef had een ongelooflijke bewondering voor deze vrouw, en ergens had hij spijt dat hij nooit eerlijk tegen haar was.
Maar hij vond dat zijn eigen dagdagelijkse ellende niets voorstelde naast het leven van deze vrouw wiens leven gekenmerkt was door tegenslag en afscheid. Ze verloor haar moeder in de Tweede Wereldoorlog na een bombardement, moest dan zelf maar op 14-jarige leeftijd stoppen met school om de rol van huisvrouw te bekleden.
Terwijl haar vader tot laat in de fabriek ging werken zorgde zij voor haar kleinere broertjes en zusjes. Toen die allemaal groot genoeg waren en voor zichzelf konden zorgen ging ze aan de slag in de plaatselijke textielsector als naaister, om wat meer geld te verdienen.
In die tijd gingen de jongeren nog naar de kermis om een vriendje of vriendinnetje te vinden in plaats van daarvoor een site met jonge Russische meisjes te raadplegen. Nadat Maria Stefs opa had ontmoet in De rups kon ze voor het eerst in haar leven van haar volwassenheid genieten. Ze trouwden, en niet veel later was ze zwanger van haar eerste kind. Tot hun geluk plots werd verstoord door een miskraam. Maria was er kapot van. Ze belande in een depressie met de vrees dat haar kinderwens nooit zou uitkomen. Twee jaar later beviel ze, na negen maanden van bang afwachten van een flinke zoon, die op zou groeien en op zijn beurt ook een zoon zou krijgen. Zeventien jaar later zou dat kind terugdenken aan de harde jeugd van zijn grootmoeder en blij zijn dat het lijden bij hem beperkt bleef tot de koude vloer van het bushok.
Toch had Stef zijn bedenkingen bij die vaststelling. Want als je de verhalen hoort van hoe je ouders en grootouders elkaar hebben ontmoet, lijkt het allemaal veel te perfect. Ze werden verliefd, gingen samenwonen en stichtten een gezinnetje. Geen sprake van afwijzingen, gebroken harten en liefdesverdriet. Daarvan had Stef zijn portie wel gehad, en hij twijfelde erg aan het feit of zijn verdere levensloop even idyllisch zou zijn als die van zijn ouders. Want de ware liefde leek zijn pad nog niet gekruist te hebben, en het zag er naar uit dat ze ook op deze koude avond hem niet zou komen verwarmen. In de loop van zijn secundaire schoolcarrière had Stef maar enkele meisjes gehad die een diepe indruk op hem gemaakt hadden, maar zelf wist hij niet hetzelfde gevoel te creëren bij hen. De amoureuze tegenvallers veranderden zijn kijk op relaties, en meestal reageerde hij maar bitter en cynisch op de liefdesperikelen van zijn leeftijdsgenoten. Hij was niet voor zon lot weggelegd, en hij bedacht zich dat hij er zich maar beter bij zou kunnen neerleggen. Want van romantische plannen was nog niet veel in huis gekomen, en hij herinnerde zich een stukje tekst uit een lied dat hij vroeger vaak uit zijn vaders platenspeler hoorde komen. All romantics meet the same fate someday. Cynical and drunk and boring someone in some dark cafe. Stef besloot uit zijn ervaring met de romantiek dat dit een behoorlijke levenswijsheid was, zij het een niet zo optimistische. Maar optimisme is maar zelden waarheidsgetrouw.
Aan de stroom van melancholische gedachten kwam abrupt een einde toen in de verte twee lichten opdoemden in de nachtelijke duisternis. Stef klauterde moeizaam recht, tastte naar zijn buskaartje en stapte in. Hij rekende snel af met de chauffeur die duidelijk verbaasd was dat iemand zo laat op zulke afgelegen plek nog op de bus had gewacht. De verbazing verplaatste zich al snel naar Stefs gezicht, toen hij merkte dat hij toch niet alleen op de bus was. Halverwege zat, verscholen onder een dikke wollen muts en dito sjaal een meisje. Haar ogen waren donkere poelen die hem verwonderd bekeken. Zwarte lokken kwamen van tussen haar wintervacht door, en met een uitnodigende glimlach keek ze haar nieuwe medepassagier aan. Stef vergat alles wat hij in de afgelopen twee uur gedacht had en zette zich zonder verder na te denken naast het meisje. Die avond herhaalde de ontmoeting tussen zijn ouders zich.
Bibberend op mijn fiets baan ik me een weg door de koude novembernacht. De nacht die steeds vroeger begint te vallen heeft me omsingeld, en het zijn de lichten van de veel te snel voorbijrijdende autos die voorkomen dat de duisternis me volledig opslokt. Doordat ik weer een keer veel te laat vertrokken ben, beuk ik op de pedalen, terwijl ik geconcentreerd de vele putten in het stuk weg dat voor fietspad doorgaat ontwijk.
Alweer een avond op café. Je vergeet dat je drinkt, als je gaat drinken om te vergeten.
En zelfs als we helemaal vanachter, in het donkerste hoekje van het café zitten, laat de werkelijkheid van buiten me niet los. Want daar zit je dan, spook uit mijn verleden, recht in mijn gezichtsveld. t Is net of je mijn nek verlamd hebt, want ik kan niet anders dan in jouw richting kijken. Je zit er maar triest bij, niet het vrolijke meisje dat ooit, lang geleden, nog lachte om één van mijn domme grapjes. De enthousiaste spring int veld. Jammer dat je over het verkeerde hek gesprongen bent. Want het prikkeldraad die eraan hing had je denk ik niet verwacht.
Maar even snel als je komt verdwijn je weer, de kille duisternis in. En zo verandert mijn wereldbeeld van jouw achterkant in een vol bierglas. Een goed getapt bierglas, dat wel.
Helaas heb ik een klein vermoeden dat ik met dat talent niet ver zal komen, tenzij ik mijn dromen overboord gooi en cafébaas wordt. Ongetwijfeld zullen mijn vrienden naast me dat alleen maar toejuichen, maar toch pas ik voor die toekomst. Het blijft nog wel altijd een mogelijkheid, moest ik mijzelf maar weer een keertje overschatten.
Na nog een uurtje te hebben gepraat over vanalles en niets besluit ik dat het mooi geweest is. Ik zeg iedereen vaarwel, hijs mezelf in mn jas en trek de piepende deur open. Bij wijze van begroeting krijg ik een ijzige windvlaag in mijn gezicht. Bibberend probeer ik de vele fietsen te ontwijken die de weg naar mijn tweewieler blokkeren. Maar als echte padvinder bereik ik mijn trouwe vervoersmiddel en vertrek op weg naar huis. Met de gedachte aan mijn bed probeer ik me warm te houden, en eenmaal in mijn kamer aangekomen val ik als een blok in slaap. Alweer een paar uur ontsnapt uit de werkelijkheid
Hoezee! Maandag 2 november was het heilige triumviraat Muse op bezoek in ons landje. Ze vormden het Sportpaleis twee uur lang om in een muziektempel, en deden die stevig op zijn grondvesten daveren. Een verslag van uw correspondent ter plaatse.
Muse is zon groep waar veel over geschreven wordt. In hun carrière die toch al zon 15 jaar duurt hebben ze al heel wat bereikt. Beste rock groep, beste live band, beste album een CV om jaloers op te zijn. Maar natuurlijk is er ook kritiek. Inderdaad, Bellamy (gitarist en zang) gaat in United States Of Eurasia de Queentour op. Oké, soms steken de met complottheorieën doorweefde teksten wat tegen. En ja, een 15-minuten durende rocksymfonie is misschien wat pretentieus (en goed nagedaan van Pink Floyd). Maar live vergat je alles wat er gezegd werd en ging je mee in de muzikale orkaan die het trio in Antwerpen ontketenden.
Op onze plaatsen aangekomen was het enige dat we zagen op het podium drie grote ijzeren zuilen. We zaten achter het podium, aangezien Muse een 360° show gaf. Het was door deze opstelling dat ook de boog van het Sportpaleis die normaal niet gebruikt wordt (wegens geen mensen die geïnteresseerd zijn in hoe het podium er langs de achterkant uitziet) tot de nok gevuld was, inclusief ikzelf. Nadat de mensenmassa vijf keer in een handengeklap uitbarstte telkens er beweging werd opgemerkt op het podium, gingen de lichten uit en werd er een animatie geprojecteerd op de zuilen. Toen de spanning na twee minuten te hoog werd, gingen gepaard met een lichtshow het midden van de zuilen open, en daar stonden de Britse rockhelden dan, elk op een eigen platform, drie meter boven het hoofdpodium. Opener Uprising van de nieuwe cd bracht de massa al in beweging, waarna The Resistance hierop verderging. Maar het publiek had honger naar ouder (en beter) werk, die het ook kreeg met mijn nominatie voor het beste nummer van het afgelopen decenia, New Born. Tijdens de intro kwamen de zuilen naar beneden, en toen het gitaargeweld losbarstte konden Matthew en Chris helemaal losgaan, inclusief knieschuif (waar zit Kate Ryan nu met haar kniezwengel). Gevolgd door Map Of The Problematique en Supermassive Black Holes (For those who like a bit of RnB', opperde Bellamy).
Na die meebrullers kreeg het publiek even adempauze met nog een nummer van de nieuwe plaat, Guiding Light. Daarna gingen de nekspieren er aan met een ijzersterk Hysteria, perfect gevolgd door een B-Side die enkel door bassist en drummer werd gebracht, op een rotterend podium in de middelste zuil. United States Of Eurasia deed vervolgens een vuistenzee ontstaan op het middenplein en Feeling Good toverde een zéér mooie animatie op de pilaren. Na een oproep van de drummer toverde iedereen zijn gsm tevoorschijn, die mooi op en neer deinden tijdens Unintended en zo het optreden een romantisch kantje gaven. De nieuwe single Undisclosed Desires volgde dit mooi op en meezinger Starlight maakte het publiek weer wakker, klaar voor publieksfavoriet Plug In Baby. Links en rechts waren de eerste schorre kelen al merkbaar. Time Is Running Out ging stevig verder. Na de nieuwe single Unnatural Selection verlieten de Britten het podium.
Natuurlijk was het publiek nog niet verzadigd. Nadat het Sportpaleis enkele minuten daverde stond het trio weer op hun zuilen en speelden het eerste deel van hun rocksymfonie. Maar het publiek wilde klassiekers. Die kregen ze dan ook, met een scherp Stockholm Syndrome. Daarna toverde bassist Chris een mondharmonica boven en speelde een stukje Once Upon A Time In The West. Wat volgde was een geweldig Knights Of Cydonia, een nummer dat ik ze graag zou horen spelen begin Juli op de wei van Werchter, waar het nog meer tot zijn recht komt. Hierna was de show definitief gedaan, en verlieten jong en oud de zaal om huiswaarts te keren, waarvan velen met een t-shirt van de groep aan. Ik onthoud vooral een geweldig concert met een spetterende show van een groep, die zijn titel Beste Live Act meer dan waard is. Klasse!
Winterlief - Een kortverhaal naar een lied van De Mens
Het was een druilerige herfstdag, halfweg oktober. Zon dag waarop je wenste dat de aarde een paraplu had in plaats van een ozonlaag - zonder gat erin welteverstaan. Maar toch was ik buiten. Dat was, gezien de omstandigheden, op zijn minst merkwaardig te noemen. Ik ben namelijk nooit echt een buitenmens geweest. Terwijl de buurjongetjes buiten vuurtjes stichtten en bommetjes gooiden in het parkje achter ons huis, zat ik mijn droomhuis te bouwen uit Lego. Zonder dak natuurlijk, anders kon ik de gele versie van mezelf niet in de woning verplaatsen. Mijn ouders zeiden me toen vaak dat ik veel fantasie had. Dat was niet waar. Ik kon gewoon grootse dingen beleven met iets kleins. En ik had een zwak voor die riddertjes van nog geen pink groot.
Op die bewuste najaarsdag voelde ik me net als dat huis zonder dak van toen. Mijn gedachten vlogen alle kanten op, de airco in mijn hoofd was kapot. Terwijl ik doelloos door de straten liep, liet ik me door mijn onderbewustzijn leiden. Zo kwam het, dat ik op de tonen van een jong Brits bandje het park instapte. Het veel te luid zetten van muziek was één van mijn onverbeterlijke kantjes. Ik denk zelfs dat ik het gebrul van mijn moeder meer gehoord heb dan mijn lievelingsnummer. Daar had ze maar bij moeten nadenken, toen ze mijn (toen nog) langharige, in leren jas gehulde vader de eerste keer kuste. Het zal een spannende strijd worden om wat het eerst om zeep is: mijn gehoor of haar stem.
Ondertussen was ik met mijn handen het ritme van het net ingezette nummertje aan het tikken op mijn afgesleten jeans, toen ik haar plots zag zitten. Ze zat aan de rand van de vijver, met haar rug naar me toe. Voor het eerst die dag vergat ik hoe koud de noordenwind wel niet was, die haar haren uitnodigend naar me deed waaien. Ik besloot op de uitnodiging in te gaan. Gelukkig stond de zon nog net hoog genoeg om met een stralenbundeltje haar haren een subtiele glans mee te geven. Geloof me, zon clichés vrolijken je grijze dagje op. Ik was blij dat ik die ochtend mijn stoute schoenen had aangedaan, want zonder nadenken week ik van het rechte pad af, het met bladeren bestrooide grasveld op. Toen ze mijn voorzichtige geritsel opving, besefte ik hoe weinig mijn zwembrevetten voorstelden. Ik had meer schrik om in haar ogen te verdrinken, dan om die ene kilometer opnieuw te zwemmen waar ik in de lagere school zo tegen had opgekeken. Zet u zei ze, alsof ze mij verwachtte. Ik was opgelucht dat ze geen hoge verwachtingen had.
Toen ik me naast haar zette voelde ik mijn lichaam uit een veel te vroeg begonnen winterslaap komen. Zij zat, met haar knieën opgetrokken tegen zich, in het water te staren. Toen ik naast haar ging zitten richtte ze haar blik weg van het water, mijn kant uit. Ik ben een herfstmens, liet ze me weten. Blij dat ze onze tijd niet wou verspillen aan zinloze openingsvraagjes, zei ik dat mijn favoriete seizoen toch wel de zomer was. Veel te saai, gaf ze als antwoord. Ik was een beetje verbaasd. Aan haar kleurtje zag ik dat ze haar zomer nochtans goed benut had. Ik vroeg haar wat ze dan zo leuk vond aan de herfst. Alles gaat verloren. En na een tijdje van kou en donker komt toch alles weer terug, alsof het nooit anders was. Dat vind ik mooi. Zou je dan niet liever een hele tijd lente hebben? was mijn vraag daarop. Dat zou het hele idee van de lente verpesten. Kijk, nu gaat alles kapot, maar je weet dat het ooit terug goed komt. Daardoor maak ik me geen zorgen, alles komt toch terug in orde na een tijdje van stilte en rust. Moest het heel de tijd lente zijn, zou niemand stilstaan bij hoe mooi het dan wel is. Dan stelt het niets voor.
Ik dacht even na over wat ze zonet gezegd had, en kon er de waarheid wel van inzien. Na een tijdje begon ze opnieuw. Daarom ben jij zo verward. Als je heel de tijd in de zomer leeft, gun je dingen nooit de kans en tijd om dood te gaan. En dan komen ze ook niet terug. Je hecht er alleen altijd maar minder en minder waarde aan. Ik was verbaasd over hoe ze dat kon zeggen, ik had haar tenslotte nog maar net ontmoet. Dan moet jij toch eenzaam zijn, als je heel de tijd dingen laat inslapen en ze nooit de kans geeft om te ontluiken? Ze haalde een lok haar uit haar gezicht en antwoordde verbaasd. Hoezo eenzaam? Ik heb al veel verhalen gehoord over mensen die zich wel aan liefde overgeven, en uiteindelijk verliezen ze zichzelf. Zolang ik mezelf niet verlies, ben ik nooit echt eenzaam. Ze pauzeerde even, wreef een blaadje van haar schouder. Maar het is wel leuk om af en toe wat gezelschap te hebben, vervolgde ze. Ik doe mijn best zei ik. Laten we wat wandelen, het is niet de tijd van het jaar om wortel te schieten. Ik hielp haar recht, en we vervolgden onze weg. We zeiden niet veel, maar we wisten dat wat we zeiden waar was.
Ondertussen begon te schemeren. We besloten om de nacht niet op onze hoofden te laten vallen. We namen de trein en zetten ons aan het raampje, waar we in de stilte met elkaar bleven praten. We hadden geen bestemming, daar dachten we niet bij na. Voor het eerst in mijn schoolcarrière was ik blij dat ik mocht blijven zitten, naast haar op het bankje. Toen de zon de daken in brand begon te zetten hebben we elkaar vaarwel gezegd, en nooit meer terug gezien. Maar sindsdien ben ik een wintermens geworden. Omdat ik wist dat ik met haar herfst, mooi gestorven was.