Bibberend op mijn fiets baan ik me een weg door de koude novembernacht. De nacht die steeds vroeger begint te vallen heeft me omsingeld, en het zijn de lichten van de veel te snel voorbijrijdende autos die voorkomen dat de duisternis me volledig opslokt. Doordat ik weer een keer veel te laat vertrokken ben, beuk ik op de pedalen, terwijl ik geconcentreerd de vele putten in het stuk weg dat voor fietspad doorgaat ontwijk.
Alweer een avond op café. Je vergeet dat je drinkt, als je gaat drinken om te vergeten.
En zelfs als we helemaal vanachter, in het donkerste hoekje van het café zitten, laat de werkelijkheid van buiten me niet los. Want daar zit je dan, spook uit mijn verleden, recht in mijn gezichtsveld. t Is net of je mijn nek verlamd hebt, want ik kan niet anders dan in jouw richting kijken. Je zit er maar triest bij, niet het vrolijke meisje dat ooit, lang geleden, nog lachte om één van mijn domme grapjes. De enthousiaste spring int veld. Jammer dat je over het verkeerde hek gesprongen bent. Want het prikkeldraad die eraan hing had je denk ik niet verwacht.
Maar even snel als je komt verdwijn je weer, de kille duisternis in. En zo verandert mijn wereldbeeld van jouw achterkant in een vol bierglas. Een goed getapt bierglas, dat wel.
Helaas heb ik een klein vermoeden dat ik met dat talent niet ver zal komen, tenzij ik mijn dromen overboord gooi en cafébaas wordt. Ongetwijfeld zullen mijn vrienden naast me dat alleen maar toejuichen, maar toch pas ik voor die toekomst. Het blijft nog wel altijd een mogelijkheid, moest ik mijzelf maar weer een keertje overschatten.
Na nog een uurtje te hebben gepraat over vanalles en niets besluit ik dat het mooi geweest is. Ik zeg iedereen vaarwel, hijs mezelf in mn jas en trek de piepende deur open. Bij wijze van begroeting krijg ik een ijzige windvlaag in mijn gezicht. Bibberend probeer ik de vele fietsen te ontwijken die de weg naar mijn tweewieler blokkeren. Maar als echte padvinder bereik ik mijn trouwe vervoersmiddel en vertrek op weg naar huis. Met de gedachte aan mijn bed probeer ik me warm te houden, en eenmaal in mijn kamer aangekomen val ik als een blok in slaap. Alweer een paar uur ontsnapt uit de werkelijkheid
Hoezee! Maandag 2 november was het heilige triumviraat Muse op bezoek in ons landje. Ze vormden het Sportpaleis twee uur lang om in een muziektempel, en deden die stevig op zijn grondvesten daveren. Een verslag van uw correspondent ter plaatse.
Muse is zon groep waar veel over geschreven wordt. In hun carrière die toch al zon 15 jaar duurt hebben ze al heel wat bereikt. Beste rock groep, beste live band, beste album een CV om jaloers op te zijn. Maar natuurlijk is er ook kritiek. Inderdaad, Bellamy (gitarist en zang) gaat in United States Of Eurasia de Queentour op. Oké, soms steken de met complottheorieën doorweefde teksten wat tegen. En ja, een 15-minuten durende rocksymfonie is misschien wat pretentieus (en goed nagedaan van Pink Floyd). Maar live vergat je alles wat er gezegd werd en ging je mee in de muzikale orkaan die het trio in Antwerpen ontketenden.
Op onze plaatsen aangekomen was het enige dat we zagen op het podium drie grote ijzeren zuilen. We zaten achter het podium, aangezien Muse een 360° show gaf. Het was door deze opstelling dat ook de boog van het Sportpaleis die normaal niet gebruikt wordt (wegens geen mensen die geïnteresseerd zijn in hoe het podium er langs de achterkant uitziet) tot de nok gevuld was, inclusief ikzelf. Nadat de mensenmassa vijf keer in een handengeklap uitbarstte telkens er beweging werd opgemerkt op het podium, gingen de lichten uit en werd er een animatie geprojecteerd op de zuilen. Toen de spanning na twee minuten te hoog werd, gingen gepaard met een lichtshow het midden van de zuilen open, en daar stonden de Britse rockhelden dan, elk op een eigen platform, drie meter boven het hoofdpodium. Opener Uprising van de nieuwe cd bracht de massa al in beweging, waarna The Resistance hierop verderging. Maar het publiek had honger naar ouder (en beter) werk, die het ook kreeg met mijn nominatie voor het beste nummer van het afgelopen decenia, New Born. Tijdens de intro kwamen de zuilen naar beneden, en toen het gitaargeweld losbarstte konden Matthew en Chris helemaal losgaan, inclusief knieschuif (waar zit Kate Ryan nu met haar kniezwengel). Gevolgd door Map Of The Problematique en Supermassive Black Holes (For those who like a bit of RnB', opperde Bellamy).
Na die meebrullers kreeg het publiek even adempauze met nog een nummer van de nieuwe plaat, Guiding Light. Daarna gingen de nekspieren er aan met een ijzersterk Hysteria, perfect gevolgd door een B-Side die enkel door bassist en drummer werd gebracht, op een rotterend podium in de middelste zuil. United States Of Eurasia deed vervolgens een vuistenzee ontstaan op het middenplein en Feeling Good toverde een zéér mooie animatie op de pilaren. Na een oproep van de drummer toverde iedereen zijn gsm tevoorschijn, die mooi op en neer deinden tijdens Unintended en zo het optreden een romantisch kantje gaven. De nieuwe single Undisclosed Desires volgde dit mooi op en meezinger Starlight maakte het publiek weer wakker, klaar voor publieksfavoriet Plug In Baby. Links en rechts waren de eerste schorre kelen al merkbaar. Time Is Running Out ging stevig verder. Na de nieuwe single Unnatural Selection verlieten de Britten het podium.
Natuurlijk was het publiek nog niet verzadigd. Nadat het Sportpaleis enkele minuten daverde stond het trio weer op hun zuilen en speelden het eerste deel van hun rocksymfonie. Maar het publiek wilde klassiekers. Die kregen ze dan ook, met een scherp Stockholm Syndrome. Daarna toverde bassist Chris een mondharmonica boven en speelde een stukje Once Upon A Time In The West. Wat volgde was een geweldig Knights Of Cydonia, een nummer dat ik ze graag zou horen spelen begin Juli op de wei van Werchter, waar het nog meer tot zijn recht komt. Hierna was de show definitief gedaan, en verlieten jong en oud de zaal om huiswaarts te keren, waarvan velen met een t-shirt van de groep aan. Ik onthoud vooral een geweldig concert met een spetterende show van een groep, die zijn titel Beste Live Act meer dan waard is. Klasse!
Winterlief - Een kortverhaal naar een lied van De Mens
Het was een druilerige herfstdag, halfweg oktober. Zon dag waarop je wenste dat de aarde een paraplu had in plaats van een ozonlaag - zonder gat erin welteverstaan. Maar toch was ik buiten. Dat was, gezien de omstandigheden, op zijn minst merkwaardig te noemen. Ik ben namelijk nooit echt een buitenmens geweest. Terwijl de buurjongetjes buiten vuurtjes stichtten en bommetjes gooiden in het parkje achter ons huis, zat ik mijn droomhuis te bouwen uit Lego. Zonder dak natuurlijk, anders kon ik de gele versie van mezelf niet in de woning verplaatsen. Mijn ouders zeiden me toen vaak dat ik veel fantasie had. Dat was niet waar. Ik kon gewoon grootse dingen beleven met iets kleins. En ik had een zwak voor die riddertjes van nog geen pink groot.
Op die bewuste najaarsdag voelde ik me net als dat huis zonder dak van toen. Mijn gedachten vlogen alle kanten op, de airco in mijn hoofd was kapot. Terwijl ik doelloos door de straten liep, liet ik me door mijn onderbewustzijn leiden. Zo kwam het, dat ik op de tonen van een jong Brits bandje het park instapte. Het veel te luid zetten van muziek was één van mijn onverbeterlijke kantjes. Ik denk zelfs dat ik het gebrul van mijn moeder meer gehoord heb dan mijn lievelingsnummer. Daar had ze maar bij moeten nadenken, toen ze mijn (toen nog) langharige, in leren jas gehulde vader de eerste keer kuste. Het zal een spannende strijd worden om wat het eerst om zeep is: mijn gehoor of haar stem.
Ondertussen was ik met mijn handen het ritme van het net ingezette nummertje aan het tikken op mijn afgesleten jeans, toen ik haar plots zag zitten. Ze zat aan de rand van de vijver, met haar rug naar me toe. Voor het eerst die dag vergat ik hoe koud de noordenwind wel niet was, die haar haren uitnodigend naar me deed waaien. Ik besloot op de uitnodiging in te gaan. Gelukkig stond de zon nog net hoog genoeg om met een stralenbundeltje haar haren een subtiele glans mee te geven. Geloof me, zon clichés vrolijken je grijze dagje op. Ik was blij dat ik die ochtend mijn stoute schoenen had aangedaan, want zonder nadenken week ik van het rechte pad af, het met bladeren bestrooide grasveld op. Toen ze mijn voorzichtige geritsel opving, besefte ik hoe weinig mijn zwembrevetten voorstelden. Ik had meer schrik om in haar ogen te verdrinken, dan om die ene kilometer opnieuw te zwemmen waar ik in de lagere school zo tegen had opgekeken. Zet u zei ze, alsof ze mij verwachtte. Ik was opgelucht dat ze geen hoge verwachtingen had.
Toen ik me naast haar zette voelde ik mijn lichaam uit een veel te vroeg begonnen winterslaap komen. Zij zat, met haar knieën opgetrokken tegen zich, in het water te staren. Toen ik naast haar ging zitten richtte ze haar blik weg van het water, mijn kant uit. Ik ben een herfstmens, liet ze me weten. Blij dat ze onze tijd niet wou verspillen aan zinloze openingsvraagjes, zei ik dat mijn favoriete seizoen toch wel de zomer was. Veel te saai, gaf ze als antwoord. Ik was een beetje verbaasd. Aan haar kleurtje zag ik dat ze haar zomer nochtans goed benut had. Ik vroeg haar wat ze dan zo leuk vond aan de herfst. Alles gaat verloren. En na een tijdje van kou en donker komt toch alles weer terug, alsof het nooit anders was. Dat vind ik mooi. Zou je dan niet liever een hele tijd lente hebben? was mijn vraag daarop. Dat zou het hele idee van de lente verpesten. Kijk, nu gaat alles kapot, maar je weet dat het ooit terug goed komt. Daardoor maak ik me geen zorgen, alles komt toch terug in orde na een tijdje van stilte en rust. Moest het heel de tijd lente zijn, zou niemand stilstaan bij hoe mooi het dan wel is. Dan stelt het niets voor.
Ik dacht even na over wat ze zonet gezegd had, en kon er de waarheid wel van inzien. Na een tijdje begon ze opnieuw. Daarom ben jij zo verward. Als je heel de tijd in de zomer leeft, gun je dingen nooit de kans en tijd om dood te gaan. En dan komen ze ook niet terug. Je hecht er alleen altijd maar minder en minder waarde aan. Ik was verbaasd over hoe ze dat kon zeggen, ik had haar tenslotte nog maar net ontmoet. Dan moet jij toch eenzaam zijn, als je heel de tijd dingen laat inslapen en ze nooit de kans geeft om te ontluiken? Ze haalde een lok haar uit haar gezicht en antwoordde verbaasd. Hoezo eenzaam? Ik heb al veel verhalen gehoord over mensen die zich wel aan liefde overgeven, en uiteindelijk verliezen ze zichzelf. Zolang ik mezelf niet verlies, ben ik nooit echt eenzaam. Ze pauzeerde even, wreef een blaadje van haar schouder. Maar het is wel leuk om af en toe wat gezelschap te hebben, vervolgde ze. Ik doe mijn best zei ik. Laten we wat wandelen, het is niet de tijd van het jaar om wortel te schieten. Ik hielp haar recht, en we vervolgden onze weg. We zeiden niet veel, maar we wisten dat wat we zeiden waar was.
Ondertussen begon te schemeren. We besloten om de nacht niet op onze hoofden te laten vallen. We namen de trein en zetten ons aan het raampje, waar we in de stilte met elkaar bleven praten. We hadden geen bestemming, daar dachten we niet bij na. Voor het eerst in mijn schoolcarrière was ik blij dat ik mocht blijven zitten, naast haar op het bankje. Toen de zon de daken in brand begon te zetten hebben we elkaar vaarwel gezegd, en nooit meer terug gezien. Maar sindsdien ben ik een wintermens geworden. Omdat ik wist dat ik met haar herfst, mooi gestorven was.