Na 3,5 jaar zijn de stadswerklui begonnen met de wederopbouw van de hekstijlen aan het stadspark. Eindelijk.
Vandaag, 2 oktober, ging het metselwerk aan de hekstijlen verder. Na een rustpauze te hebben ingelast om blauwsteen te plaatsen is dus het metselen verder gegaan.
Reeds vrij vroeg na het ontstaan
van de nieuwe wijk en de kerkgemeenschap op het Westveld, kwam het culturele
leven op gang.
De kring
Volksontwikkeling Westveld was hierin de voortrekker.
Op 10 december 1955 werd de stichtingsvergadering gehouden van wat toen gewoon Volksontwikkeling
werd genoemd.
Op deze vergadering waren dertien personen aanwezig: ir. Cliquet, dr. Jozef
Goossenaerts, G. Heyse, meester Martens die het Centrum van
St.-Amandsberg vertegenwoordigde, de heer en mevrouw Robbrecht, J.
Schoonjans, prof. dr. med. Sebruyns, A. Tollenaere, de heer en mevrouw Van
Lancker, J. Verschraegen en Adolf Willems.
Er werd op die dag een voorlopig bestuur opgericht dat zich onder andere moest
bezighouden met het opstellen van de statuten:
Voorzitter
Prof. dr. med. Sebruyns
Ondervoorzitter
Ir. Cliquet
Secretaris
Adolf Willems
Penningmeester
Van Lancker.
Op verzoek van Jozef Goossenaerts zullen de statuten aan de parochiale geestelijkheid
worden voorgelegd.
Die zelfde Goossenaerts vraagt tegelijkertijd om in te overweging te willen
nemen om van de, eigenlijk nog niet opgerichte, kring een afdeling van het
Davidsfonds te maken. Toch wel een opmerkelijke bedenking bij de start van een, nog op te richten,
nieuwe vereniging.
In het ontwerp van statuten vinden we de volgende artikelen terug:
Art. 1
Oprichting Volksontwikkeling Westveld.
De naam is dus gewijzigd.
Art. 2
Doel: het kulturele peil aldaar [op het Westveld dus] op
te helpen tillen en hoog te houden, er het kulturele leven stelselmatig aan
te wakkeren.
Art. 3
Middelen: geen andere dan louter
kulturele.
Art. 5
Bestuur: moet bestaan uit ingezetenen
van het Westveld.
Art. 9
Taal: algemeen beschaafd Nederlands.
In de beginselverklaring die eveneens in de statuten werd opgenomen lezen we
dat de kring zelfstandig en louter cultureel blijft, wel pluralistisch, maar
zich ver van politiek houdt. Het feit dat Volksontwikkeling Westveld zichzelf
pluralistisch noemt is contradictorisch aan het verzoek van dr. Jozef
Goossenaerts om het ontwerp van statuten voor te leggen aan de parochiale
geestelijkheid.
Tevens werd het eerste bestuur samengesteld:
Voorzitter
Prof. dr. med. Sebruyns
Ondervoorzitter
Ir. Cliquet
Secretaris
Adolf Willems
Secretarisverslaggever
P. Van Lancker
Bijgevoegde bestuursleden
Robert Bourrez (voorzitter K.W.B. Westveld)
Octaaf Martens (lid kerkfabriek)
Gerard Gheysen (bedoeld wordt Gerard Heyse, pachter van het Schuurgoed)
Jos. Verschraegen
mevrouw Robbrecht-Pappens
F.(irmin) Robbrecht.
Tijdens de bestuursvergadering van 15 februari 1956, amper drie maanden na de
oprichting van de kring, vindt men het kassaldo van 368,50 BEF veel te laag. Besloten werd subsidies aan te vragen bij staat, provincie en gemeente. Ook moest de ledenwerving intensiever gebeuren. Daarom werden de bestuursleden
opnieuw op pad gestuurd.
Het gezamenlijk bijwonen van De jonkvrouw van Laarne
op tekst van Jef Crick in de Gentse opera werd afgewezen om volgende redenen:
1.
Financiële: de kring kon de kosten voor publiciteit en uitnodigingen
niet dragen
2.
De mentaliteit van de leden was niet rijp genoeg, wat in tegenspraak
is met de activiteitenkalender.
bevat
precies 22 documenten, gespreid over een periode van 10 december 1955 tot 5
maart 1958, zijnde grosso modo 2 jaar en 4 maanden.
Het financiële argument valt ook in twijfel te trekken want de kaspositie werd
er alsmaar beter op. In het verslag van 19 december 1957 bedraagt het batig
saldo reeds 1.921,- BEF.
Naast de zorgen om de financiële kant, wordt steeds harder aangedrongen, van in
het begin trouwens, op een toenadering tussen Volksontwikkeling Westveld en het
Davidsfonds Sint-Amandsberg.
Het lijstje met de activiteiten werd weergegeven in onze bijdrage van 2008[1]. Daaruit
blijkt duidelijk dat het vooral gaat om voordrachten; voordrachten van alle
aard.
Uit de activiteitenkalender blijkt dat er onder andere gaten zijn van november
1956 tot februari 1957. Dit kan verklaard worden door een luwte in activiteiten
tijdens de eindejaarsperiode.
Het gat in de activiteitenkalender tussen maart 1957 en november 1957 valt veel
minder te verklaren. Zeker ontbreken gegevens uit die periode.
Wél is het volgende duidelijk: het zijn vrij intellectualistische onderwerpen
en vraag blijft natuurlijk of er veel respons van de lokale bevolking kwam.
Geen enkel verslag of document geeft een cijfer van het aantal toehoorders.
Veel meer valt er over Volksontwikkeling Westveld niet te vertellen.
Het desbetreffende bundeltje bevat precies 22 documenten,
gespreid over een periode van 10 december 1955 tot 5 maart 1958, zijnde grosso
modo 2 jaar en 4 maanden.[2]
Zoals hiervoor reeds gezegd hebben slechts documentatie teruggevonden over 2 jaar en 4 maanden met een hiaat van ongeveer 6 maanden in 1957. Er moet dus nog informatie zijn die ons niet bereikt heeft. U kan die altijd doorsturen. Klik hiervoor op de knop "E-mail mij" en geef uw bericht door. Alvast bedankt.
[1]D. Mattens,
De hoed van Napoleon, of een licht doen schijnen over het Westveld (Jaarboek 45, Heemkundige Kring De Oost-Oudburg, 2008, p. 90)
In 1849 was Charles Vandewalle (misschien Vande Walle of Van de Walle) werkzaam op het kasteel "Château Westveld" te Oostakker (thans Sint-Amandsberg). Hij was er hovenier. Het Château Westveld stond rechtover het huidige filiaal van de stadsbibliotheek en was vroeger, voor de afbraak, gekend als "kasteeltje Dupont" of ook nog het "spookkasteel" (als het al vervallen was). In 1849 was barones Charlotte de Villers d'Olgrand de bewoonster van het kasteel en dus werkgeefster van Charles Vandewalle.
Is er iemand die informatie kan verstrekken of deze hovenier, Charles Vandewalle? U kan uw informatie steeds achterlaten door op de knop in het rubriekje "Mail mij" te klikken. Alvast bedankt.
Het Westveld kende destijds twee theatergezelschappen. Over de ene, De Westveldoptimisten, werd reeds een en ander gepubliceerd. Over de tweede, Theatergroep Studikon, is weinig geweten. De groep startte op 1 december 1961 in de zaal Concordia. Geen Westveldse roots dus. Waarschijnlijk reeds in 1962 speelde deze groep in de Reinaertkluis op het Westveld. Halfweg de jaren 1970 zou de theatergroep omgevormd geweest zijn tot een filmclub. Verder is er over Studikon niets geweten. Vandaar deze warme oproep: stuur uw gegevens door zodat ze voor de toekomst bewaard blijven. U helpt er de lokale geschiedenis mee vooruit.
Uit de Volksdansgroep Reinaert ontstond echter een
tweede volksdansgroep, namelijk De Gentse Marktkramers.
De leiding van deze dansgroep berustte in de handen
van Hendrika Meyvaert, Ghislain Van Tomme en Ann Taelman.
Ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan stelde de groep de nieuwe kledij voor
in aanwezigheid van de schepen Jacques Monsaert en mevrouw Mortier-Haesaert.
De vrouwen gingen gekleed als groenteverkoopster. Hun kledij bestond, naar de
gelegenheid, uit rode en blauwe bloezen, grijze sjaals, beige kapjes,
roestbruine rokken en rode en blauwe voorschoten en kousen.
De mannen gingen gekleed als aardappelboeren.
De kledij van mannen en vrouwen was geïnspireerd op een afbeelding die
teruggevonden werd in het Gentse museum van folklore. De kledij kan gesitueerd
worden rond 1790. De nieuwe kledij weerspiegelde de eigenheid van een brok
Vlaamse cultuur en opende de weg naar erkenning in het buitenland[1].
In de periode van het vijfjarig bestaan telde de groep ongeveer 40 leden die
ook in het buitenland optraden, onder andere in Nederland en in het toenmalige
West-Duitsland. Zo hadden zij een bezoek gebracht aan Nästal-Silges bij Fulda
waar zij begroet werden door bondspresident Carstens. Een optreden in zijn
afwezigheid werd echter om veiligheidsredenen afgelast.
Tijdens de Gentse Feesten van 1980 kwamen de Nässetaler op beozoek. Voor hen
was dit het eerste buitenlandse bezoek. De leden van deze volksdansgroep
verbleven bij gastgezinnen.
De apotheose van het bezoek van de Nässetaler was een optreden op het
Sint-Baafsplein in samenwerking met De Gentse Marktkramers. Ook voor hen was
dit een bekroning van een periode van hard werken en veel oefenen[2].
Gustaaf Niklaas Jozef De Ridder, ontwerper eerste spoorlijn Antwerpen-Gent
Gustaaf Niklaas Jozef De Ridder zal de eerste spoorweg doorheen het Westveld ontwerpen en aanleggen. Hierna zijn verhaal. Gustaaf De Ridder werd op 31 mei 1795 te Brussel
geboren en overleed te Le Mée (arrondissement Melun, departement
Seine-et-Marne) op 27 mei 1862.
In 1812, hij was toen amper 17 jaar oud, werd hij opzichter bij de Franse
militaire genie. Hij had dus duidelijk een technische aanleg. Van 1814 tot 1817
was hij verbonden aan de Dienst Bruggen en Wegen te Brussel. Tijdens het
Hollandse bewind behoorde hij tot het Korps van de Waterstaat.
Bij koninklijk besluit van 14 augustus 1831 werd hij ter beschikking gesteld
van de inspecteur van Bruggen en Wegen, Theodor Teichmann[1]. Op 6
maart 1834 werd hij koninklijk commissaris bij de Kamers om het spoorwegproject
van Charles Rogier te onderbouwen en uit te werken[2]. Tussen
1835 en 1837 werd hij belast met de verdere uitbouw van het spoorwegnet[3]. Hij had
immers van zeer dichtbij de aanleg van de eerste spoorlijn op het Europese
vasteland in 1835 meegemaakt. Hij werd achtereenvolgens hoofdingenieur bij
Bruggen en Wegen en directeur van de spoorwegen.
Tussen 1841 en 1847 realiseert hij de spoorlijn Antwerpen-Gent doorheen het
Waasland; eerst in eigen beheer, maar daarna als directeur-beheerder en voornaamste
aandeelhouder van de naamloze vennootschap Compagnie de Chemin
de Fer dAnvers à Gand, par Saint Nicolas et Lokeren.
De privéuitbating was in 1845 overgedragen aan deze vennootschap die ook nog Société du Pays de Waes
genoemd. In de volksmond werd de maatschappij trouwens pietje Waes genoemd[1]. De maatschappij
werd opgericht door twee aktes, beiden verleden voor notaris Annez te Brussel.
Dit gebeurde op 26 februari 1845 en 22 maart 1845. Notaris Annez zal trouwens
de huisnotaris van de maatschappij worden en optreden in het geschil tussen de
spoorwegmaatschappij en Charlotte de Villers dOlgrand, maar hierover verder
meer.
Op 12 oktober 1846 neemt De Ridder ontslag als hoofdingenieur bij Bruggen en
Wegen.
Voorts ontwikkelde hij locomotieven[2] en ander
spoorwegmateriaal dat alleen op deze lijn kon worden ingezet. Concurrentie van
de staatsspoorwegen was op die manier uitgesloten, maar het betekende eveneens
dat hij met zijn spoorwegmateriaal niet op het spoorwegnet van de staat kon
komen.
De Ridder zal op 20 augustus 1846 voor het gerecht verschijnen.
Aanleiding was een ongeval bij het graven van een spoorwegtunnel te Kumtich.
Hij was daar de verantwoordelijke ingenieur. Er werd hem aangewreven niet de
benodigde materialen te hebben gebruikt. Op 28 augustus 1846 wordt hij hier
voor vrijgesproken[3].
[1]H.
Coppejans-Desmedt, Het Land van Waas in
de XIXde eeuw. Van autarkische regio naar geïntegreerd Belgisch gewest.
[2]Een
locomotief die destijds op deze lijn werd gebruikt is te bewonderen in het
spoorwegmuseum in het station Brussel-Noord.
(http://users.telenet.be/pk/lijnen)
[3]De tunnel
van Kumtich was de eerste spoorwegtunnel in België en had een lengte van 925
meter. Het ging om een tunnel met twee kokers waarvan een bij het graven op 21
januari 1845 instortte. Slechts een koker werd verder gebruikt. Deze bottle
neck werd door middel van een omleidingspoor van 3 kilometer weggewerkt in
1931. In 1957 werd ook de resterende koker buiten werking gesteld. (http://users.telenet.be/pk/lijnen.htm#36; Wikipedia)
[1]Jean
Théodore Frédéric Teichmann, geboren te Venlo op 3 augustus 1788 en overleden
te Antwerpen op 4 juni 1867. Hij was ingenieur en directeur-generaal van
Bruggen en Wegen. Hij werd liberaal volksvertegenwoordiger (1832-1835),
katholiek senator (1847-1848) en gouverneur van de provincie Antwerpen. In 1831
was hij minister van binnenlandse zaken ad interim. Hij was gehuwd met
Marie-Antoinette Cooppal, de kleindochter van Jan Frans Cooppal die in 1778 te
Wetteren de Koninklijke Buskruit-fabriek Cooppal oprichtte. Dit bedrijf werd in
de volksmond t Poerkot genoemd.
Teichmann was reeds tussen 11 oktober 1833 en 3 augustus 1834 gouverneur ad
interim van Antwerpen geweest. (Wikipedia;
http://inventaris.vioe.be/dibe/relict/84884)
[2]Charles
Rogier beschouwde de spoorwegen als Belgiës tweede glorie, die het land bij
wijze van spreken een materiële grondwet
zou schenken. (S. De Schaepdrijver, Taferelen
uit het burgerleven, 2002)
[3]De Ridder
had samen met de Brusselaar Pierre Simons de eerste Europese continentale
spoorlijn tussen Brussel en Mechelen aangelegd die in mei 1835 in gebruik
genomen werd. (H. Coppejans-Desmedt, Het
Land van Waas in de XIXde eeuw. Van autarkische naar geïntegreerd Belgisch
gewest) De Ridder schreef ook samen met Simons het boek Le Chemin de Fer Belge, Receuil des Mémoires
et Devis pour létablissement du chemin de fer dAnvers et Ostende à Cologne,
avec embranchement de Bruxelles et de Gand aux frontières de France (1839).
Beiden worden in het boek betiteld als: Ingénieurs-Directeurs,
Officiers de lOrdre civil de Léopold, Chevaliers de lOrdre Royal de la Légion
dHonneur.
Vandaag 19 april 2015 gaat er opnieuw een plankierverkoop door op het Westveld. De bedoeling hiervan is de samenhang in de wijk te bevorderen. Niet iedereen is het echter eens met deze activiteit. Nogal wat wijkbewoners, vooral uit de Parkiet-, Bosduif- en Klauwierstraat ondervinden hinder van deze "markt". Het zijn immers niet alleen de bewoners van deze straten die markt houden, ze zijn trouwens in de minderheid. Professionelen van buiten de wijk komen hier hun handel aanprijzen en hinderen daarmee de bewegingsvrijheid van de bewoners. Bovendien heerst er een parkeerverbod, maar dit wordt door zowel bewoners als niet-bewoners genegeerd. In eerdere edities waren er zelfs verkopers van buiten de wijk die er in geslaagd zijn hun kraampje tot een flink stuk op de rijweg uit te stallen. Het is dus begrijpelijk dat deze hinder gevaren oplevert bij het uitbreken van een of andere calamiteit, denk maar aan brand. Een goed alternatief zou zijn de verkoop te concentreren op het Paradijsvogelplein en de ruimte rond de bibliotheek. Desnoods kan uitgeweken worden naar het H. Kruisplein. Ruimte genoeg dus om de hinder voor de bewoners te vermijden.