LUDWIG GELUKKIG
er zyn geen rode kamers meer, waar vrienden en familie, kennissen en diplomaten kwamen, gingen, gingen en weer kwamen.
er is nog alleen deze raadselachtige manenschyf. die door lange vensters schaduwen afwerpt op een lachwekkende buitenwereld.
zodadelyk komt er waarschynlyk het avondmaal... altyd alles goed voorgesneden, goed...
de doktoren bestuderen myn urine niet meer. ik lig ook allang niet meer in hun spierwitte kussens - al vier, vyf jaar tenminste niet meer...
ik luister byna nooit meer naar wagner. al zie ik wel af en toe, vlak voor my, die witte kruizen in witte sneeuw nog steeds. dat is eigenaardig...
het klopt dat ik nog dikwyls aan die boswandelingen van weleer moet denken, aan die middernacht toen je zo dichtby me was
(wordt vervolgd ...)
|