capitein en het aards paradijs
wij zullen de rivier oversteken, wij negers, met geketende armen. en wij zullen de overkant weten te bereiken, houd vol.
het daglicht zal ons daar welkom heten zoals eertijds, die warme namiddag in den haag (een zolder met indigo gordijnen);
toen, voor de eerste keer ooit, ons een bijbel werd overhandigd, tezamen met chocolademelk.
die eerste keer toen wij de blanke eva zagen, en toen wij ons schaamden voor onze voorouders.
|