De volgende blog is volledig vrij van alle verbanden met een studentenclub, een vereniging of een politiek verband waar de auteur aan verbonden is.Als gevolg daarvan kan de auteur niet verantwoordelijk gesteld worden voor belangenvermenging, inbreuk op statutaire bepalingen waar de auteur aan onderhevig is buiten dit kader, noch kan de auteur door deze verenigingen aangesproken worden voor eventuele censuur of eventuele klachten over laster of eerroof. De inhoud van de blogs kan nooit in verband met elkaar gebracht worden andere dan persoonlijke visies buiten enig verenigingsleven of verband om.
bedenkingen over de moderne maatschappij vanuit onafhankelijke standpunten Studentikoziteit, politiek, levensbeschouwing...het komt allemaal hier aan bod zonder dat het ene op het andere daarom van toepassing is. Enkel de observaties van een bewust individu met een scherpe analytische geest en een vlotte pen uit onafhankelijke bron zijn hier van tel, waarbij de vrije mening over alles en iedereen kan gaan. geen laster of eerroof, wel de waarheid en niets dan de waarheid.
31-07-2008
MAATSCHAPPIJ: de legale gijzeling van de staat door illegalen
Voor de zoveelste keer las ik vanmorgen over de eerloze toestanden die soms aangewend worden om de staat in een positie te dwingen die niet strookt met bepaalde wetten en richtlijnen. Hierbij gaat het meer bepaald over de 'sans papiers' de illegalen die door pure chantage in de vorm van honger- en/of dorststakingen pogen van een verblijfsvergunning af te dwingen. Ondanks de harde taal van schildpaddenvrouw Turtelboom, die eerst strijdvaardig verkondigt op het Journaal, niet aan chantage toe te geven, zijn er van die levensstakers toch enkelen die, hoeft het nog te verbazen, een 'tijdelijke' verblijfsvergunning krijgen. 'Tijdelijk', maar voor de meesten genoeg om in die tijd zichzelf zodanig in het systeem in te werken en daardoor zelfs met dat tijdelijk statuut genoeg van een leven op te hebben gebouwd om daarmee de nodige wortel te hebben geschoten. Ergo is het dan nog gaan beginnen denken in termen van deportatie of gedwongen uitwijzing nauwelijks nog mogelijk lijkt; buurtbewoners claimen sympathie, er komen kinderen van, etc. Kortom een hele situatie om de nodige problemen te veroorzaken waarbij de tijdelijke verblijfsvergunning een gevaarlijk wapen wordt om tegen de overheid te gebruiken.
Tegenwoordig gebruiken ze nog dratischer middelen en dreigen zo de labiele economie van dit land er mee nog meer te ontwrichten, door torenkranen en stellingen te bezetten. Zolang deze niet ontzet worden, kan er immers niet gewerkt worden. Daarbij wordt het ontzetten steevast gehinderd door medestanders, zoals het geval was afgelopen woensdag met de gsmende medestander op de grond die belde met een kraanzitter. Werd hij door de politie aangepakt, vond de allochtoon (want ook hij had geen papieren bleek, noch een 'tijdelijke' verblijfsvergunning) het zo nodig zich ostentatief te verzetten en de pers te roepen dit goed te filmen. De grootste ironie was echter dat Turtelboom, momenteel met vakantie, dan nog zit te verkondigen dat ze zich niet uit haar vakantie laat chanteren. Zullen we maar vergeten dat enige tijd terug ze het maar normaal vond dat ze woordbreuk mocht plegen omdat ze NIET op vakantie was dan? Of sprak ze toen onder het gewicht van een vermeend politiek drukmiddel?
Wat er ook van zij, het is overduidelijk dat men met 2 maten werkt in dit apenland. Wie via de reguliere weg komt krijgt een regularisatie via de snelbelgwet maar hoeft nadien geen echte integrering meer voor te kunnen leggen, wie via de gedwongen weg ze afdwingt krijgt die regularisering uiteindelijk kado. Waar is de fierheid van ons land als taal en cultuur gebleven, vraag ik me dan toch af. Want we geven het weg aan wie dat wil of worden gedwongen het te geven, in naam van de menselijkheid. Of hoe de eigen mensen ondergeschikt worden gemaakt aan de buitenstaander die te lui is om zich aan te passen en onze samenleving dan maar liever gijzelt. Als ik merk dat enkele van mijn collega's, zelf van vreemde origine, voorbeelden zijn van integratie (één ervan is Kosovaars en oorlogsvluchteling zelfs!) door gewoon een inspanning om zich onze gewoontes, wetten en cultuur eigen te maken, al zukls kan opleveren, is de vraag dan ook in hoeverre dit goede voorbeeld door een overgrote groep teniet wordt gedaan.
Noem me een Islamofoob, een racist, fascist of gewoon wereldvreemd als men bij de titel al stereotiep gaat liggen veroordelen. Een artikel in de krant Het Laatste Nieuws (meer bepaald de onlineversie) stelt echter zwart op wit vast dat het gepredik dat Islam een verdraagzame en vredelievende godsdienst is die de vrouw veel vergund, klinkklare onzin is. Het onderzoek, gevoerd onder Britse studenten, windt er geen doekjes om dat volgens de eerste statistieken er heel wat moslims deze mythes met kracht doorprikken.
Het onderzoek werd, zo lettert het artikel, uitgevoerd om vooral de studenten voortkomend uit moslimgemeenschap de kans te geven op een hele resem maatschappelijke issues een eigen mening te geven, en de resultaten van dit onderzoek, gevoerd bij niet minder dan 1400 studenten laten weinig ruimte tot verbeelding over:
1 op 3 studenten vindt dat moorden in naam van de Islam moet kunnen; 2 op 5 studenten vindt dat de Sharia (zie verder) in de Britse (en meteen ook maar de Europese) Grondwet moet opgenomen worden; 1 op 2 studenten vindt dat de Islam de democratie moet vervangen omdat ze nooit ermee kan samen gaan; 1 op 3 studenten vindt dat geweld een recht is voor de moslim om te beoefenen in naam van de Koran.
Daarnaast laten de niet-moslimstudenten in het onderzoek, gevoerd over 20 instellingen voor hoger onderwijs, weliswaar doorschijnen niet bepaald veel op te hebben met de moslimleer, zeker nadat er op diverse campussen gewag is gemaakt van lezingen waarin er soms zeer racistische en onverdraagzame praat verkocht wordt door de gastsprekers: zo is er een bevestigde lezing geweest op de University of Queen Mary, Londen, waarbij een Imam opriep om homo-, lesbo- en biseksualiteit met harde hand aan te pakken omdat 'Allah zulke onmensen veracht en haat'. Daarnaast zijn er nog diverse rapporteringen van dergelijke extremistische lezingen, waarbij er zelfs volgens onbevestigde bronnen ver-wijzingen zijn naar lezingen die zelfs op het vasteland van dergelijke aard voorkomen op de Engelstalige schoolgemeenschappen die in diverse landen van de EU voorkomen buiten het Verenigd Koninkrijk. En dan klaagt men als de Vlaams-Nationalisten eens bijeenkomen?
Wat betreft de Sharia, dat men blijkbaar vindt dat deze in de Grondwet moet worden opgenomen, is dit eveneens een haast onbetwistbaar bewijs van de onverdraagzaamheid van de Moslimgemeenschap. Ter illustratie daarvan, volgend artikel uit de online encyclopedische databank WIKIPEDIA:
"Sharia (ook: sjaria(h), sjariah, sjari'a(h) of shari'a(h), Arabisch: شريعة sjarī'a, Woordenlijst Nederlandse Taal: sharia) is het Arabische woord voor de islamitischewet of de wet van God en betekent letterlijk 'weg naar de bron', ook: 'gebaande weg', 'wet' en 'rite'. De basis ligt bij de fiqh.
Het islamitisch recht is geen recht in westerse zin. Er is geen sprake van wetboeken die bedoeld zijn om conflicten te voorkomen en, in het uiterste geval, te beslechten. Sharia is in de eerste plaats een religieuze plichtenleer die het menselijk handelen in wereldse en religieuze zaken bepaalt, zowel in de relatie van mensen onderling als van mens tot God. Hoewel het eindoordeel over het menselijk handelen door de Koran bij God gelegd wordt, omvat de sharia ook sancties om het juiste handelen af te dwingen wanneer daar een maatschappelijk belang mee is gediend.[1]
Ondanks diverse pogingen is de sharia nooit gecodificeerd, waardoor details steeds opnieuw - en soms met tegenstrijdige uitkomst - beredeneerd worden. In plaats van wetboeken gelden oudere uitspraken en juridische traktaten als basis voor rechterlijke beslissingen. De wetenschap die zich met het afleiden van rechtsregels bezig houdt wordt fiqh genoemd. Rechters (qadi) worden niet geacht jurisprudentie en traktaten tot in detail te kennen. Zij fungeren in de eerste plaats als arbiters. Komen zij er zelf niet uit, dan doen zij een beroep op een rechtsgeleerde (faqih), die op basis van de bronnen (koran, soenna, idjma overeenstemming van rechtsgeleerden en qiyas analogie ) een fatwa afgeeft.
Een belangrijk probleem bij de bespreking van het begrip sharia is dat de islamitische wereld geen eenstemmig leergezag kent, waardoor er vele, soms sterk uiteenlopende versies van het begrip sharia bestaan. Er kan wat dat betreft dus niet gesproken worden van 'de' sharia, net zomin als er sprake is van één rechtssysteem in de rest van de wereld. Toch wordt in de praktijk wel vaak van de sharia gesproken. In dit geval betreft het een abstract begrip ervan, of wordt aan een van de varianten ervan gerefereerd.
Doorgaans wordt verwezen naar de interpretaties van de madhahib of rechtsscholen. Er zijn vier soennitische en twee sjiitische rechtsscholen, met elk hun eigen interpretatie van de sharia. Voor veel actuele maatschappelijke vraagstukken worden verschillende en soms zelfs tegenstrijdige richtlijnen opgesteld.
De sharia heeft slechts betrekking op een beperkt aantal rechtsgebieden: familierecht, enkele strafrechtelijke delicten, oorlogs- en contractenrecht en ten slotte de juridische positie van niet-moslims en vrouwen binnen deze rechtsgebieden. Alle overige rechtsgebieden vallen onder de regelgevende bevoegdheid van de overheid (siyasa).[2] Volgens Fazlun Khalid kent de sharia ook iets wat we met milieurecht zouden kunnen aanduiden.
Het brede toepassingsgebied van de sharia vindt zijn oorsprong in de overtuiging dat de wet in alles moet voorzien wat noodzakelijk is voor iemands geestelijke en lichamelijke gezondheid. De islam maakt daarbij geen onderscheid tussen het religieuze en het seculiere leven. Voor moslims zijn alle handelingen verdeeld in vijf categorieën:
Verplicht (فرضfard, of واجب wādjib) - het doen wordt beloond, het nalaten bestraft.
Aanbevolen, verdienstelijk (مندوب mandōeb, مستحب moestahabb of سنة soenna) - het doen wordt beloond, het nalaten niet bestraft.
Toegestaan (مباح moebāh حَلاَلْ halāl) - doen en laten worden beloond noch bestraft.
Laakbaar, afkeurenswaardig (مكروهmakrōeh) - het doen wordt niet bestraft, het nalaten beloond.
Verboden (حرامharām) - het doen wordt bestraft, het nalaten beloond.
Bij fard wordt onderscheid gemaakt tussen individuele en gemeenschappelijke plichten (فرض العين fard al-`ayn en فرض الكفاية fard al-kifāya). Bij gemeenschappelijke verplichtingen volstaat het als een deel van de gemeenschap zich inspant. In de eerste categorie vallen bijvoorbeeld de salat, in de tweede categorie een begrafenis, waarbij het volstaat dat een aantal vrienden en kennissen het gebed voor de overledene en de teraardebestelling bijwoont. De aanwezigen hebben daarmee namens de gemeenschap aan haar verplichting voldaan.
Met straf en beloning wordt in dit verband in de eerste plaats bestraffing en beloning in spirituele zin bedoeld. Plichtverzaking tegenover God blijft in de meeste gevallen een zaak tussen de gelovige en God. Moslims gaan ervan uit dat men voor zijn doen en laten op de Dag des oordeels rekenschap voor God aflegt en door God beloond ofwel bestraft wordt. Slechts in enkele gevallen is een strafmaat vastgesteld. Dat is voornamelijk zo wanneer er ook maatschappelijke belangen in het geding zijn, zoals bij alcoholgebruik.
Bij de uitvoering van een handeling is het van belang of de handeling met de juiste intentie (نية nīya) is verricht. Bij een juridische beoordeling zal een rechter een aantal zaken in aanmerking nemen, namelijk onder meer de vraag of iemand de intentie had een misdaad te begaan ('met voorbedachten rade'), of hij/zij meerderjarig is en bij zijn/haar volle verstand.
De Sharia is als volgt wel unitair, zij het (zoals bijgevoegd) niet unitair geïnterpreteerd dan wel uitgevoerd:
Kledingvoorschriften
Zowel voor mannen als vrouwen gelden richtlijnen met betrekking tot het uiterlijk en het lichaam, awrah. Een vrouw moet haar lichamelijke schoonheid voor mannen die geen directe familieleden zijn bedekken. Oudere, niet meer in een huwelijk geïnteresseerde vrouwen hebben meer vrijheden (Soera Het Licht 60). Mannen behoren tenminste het lichaam van de navel tot de knie bedekt te houden in het bijzijn van anderen en behoren baard en haar te verzorgen. In het algemeen geldt dat zowel mannen als vrouwen zich 'behoorlijk' dienen te kleden.
Over de mate van bedekking die voor vrouwen is voorgeschreven bestaan regionale en ideologische verschillen. Volledige sluiering, dus inclusief het gezicht, zoals bij de Nikaab en Boerka, was tot het begin van de twintigste eeuw vooral een stedelijk fenomeen. Op het land lagen echter vaak praktische eisen aan de kleding ten grondslag of werden voorislamitische gebruiken in stand gehouden. Soms wordt wel het gezicht bedekt, maar blijft het haar vrij. Bij de Touareg bijvoorbeeld bedekken de mannen het gezicht en laten de vrouwen het gezicht en soms ook het haar vrij. Er bestaan aanwijzingen dat in het Medina van Mohammed alleen vrije vrouwen het haar en eventueel het gezicht bedekten, terwijl slavinnen ongesluierd waren.
Soera Het Licht 31 en Soera De Partijscharen 59 gelden als bronnen die voor het gebruik van een hoofddoek pleiten. De Koran bevat geen teksten die het bedekken van het gezicht voorschrijven. Dit 'voorschrift' stoelt op het minderheidsstandpunt dat Soera De Partijscharen 53 niet alleen voor de vrouwen van Mohammed, maar voor vrouwen in het algemeen geldt.
Het kledingvoorschrift strekt zich uit tot niet-aanstootgevend gedrag en gedrag dat geen aanleiding geeft tot onwenselijke seksuele contacten. Er zijn hadith bekend waarin moslims wordt gezegd zich te onderscheiden in hun kleding van de niet-moslims.
In de islam zijn mannen en vrouwen complementair aan elkaar. Het woord 'ondergeschikt' wordt toegepast vanuit een westersgezichtspunt. Volgens bepaalde koranexegeten moeten de betreffende passages worden gelezen in de geest van de tijd, waarin vrouwen in de openbare ruimte beschermd moesten worden. Het zou daarmee duiden op het streven naar een gelijkwaardige positie tussen mannen en vrouwen. Vrouwen beschikken dan ook vrijelijk over eigen geld en bezittingen en het is hen niet verboden betaalde arbeid buitenshuis te verrichten. Islamitische Juristen zijn het niet eens over de vraag of de vrouw verantwoordelijk gehouden kan worden voor het huishouden en de opvoeding van kinderen.
Mannen hebben een onderhoudsplicht tegenover vrouwen en kinderen; een echtgenoot, zoon of schoonzoon behoort hen in gelijke mate als zichzelf van onderdak, levensonderhoud en kleding moet voorzien.
Huwelijken worden door een huwelijksovereenkomst (عقد النكاح aqd an-nikāh) tussen een wettelijke vertegenwoordiger (ولى walī, in beginsel de vader) van de bruid, en de bruidegom in het bijzijn van tenminste twee getuigen gesloten. De getuigen moeten betrouwbare, volwassen moslims zijn die over hun volle verstandelijke vermogens beschikken. De wali en de getuigen dienen zich (behalve volgens de sjafiitische leerschool) van de instemming van de bruid te overtuigen. Een huwelijk dat zonder instemming van de bruid gesloten is, is volgens de andere drie leerscholen onwettig. Een bruidsschat (مهرmahr of صداق sadāq), door de man aan de vrouw te geven, is een voorwaarde voor een geldig huwelijk op basis van Soera De Vrouwen 4: En geeft de vrouwen gewillig haar huwelijksgift. Als zij echter naar haar eigen behagen u er een gedeelte van kwijtschelden, geniet daarvan met genoegen en heilzaam gevolg. De bruidsschat wordt door de man aan de vrouw gegeven en kan dienen als noodvoorziening in geval van echtscheiding of overlijden van de man.
Een moslimman mag een christelijke of joodse vrouw huwen.[4] Een christelijke of joodse man mag geen moslimvrouw huwen.[5] De achterliggende gedachte is dat de man volgens de islam wordt gezien als het hoofd van het gezin voor de buitenwereld, waardoor de kinderen dan ook volgens de islam op zouden groeien. Een man mag maximaal vier vrouwen gelijktijdig huwen (polygynie), volgens Soera De Vrouwen 3: huwt dan vrouwen die u behagen, twee of drie, of vier en als gij vreest, dat gij niet rechtvaardig zult handelen, dan één of wat uw rechter handen bezitten Tafsir zou wijzen dat men met verschillende zaken rekening dient te houden. Zo staat in de aya dat er de voorwaarde is dat hij hen gelijk behandelt. Volgens velen is een gelijke behandeling binnen de islam feitelijk onmogelijk, en zou het impliciet een verbod behelzen. Ook dient men bij een huwelijk rekening te houden met de plaatselijke wetgeving, waardoor een polygynisch huwelijk meestal uitgesloten is.
Een sjiitische bijzonderheid is het tijdelijk huwelijk (متعة mut'a), dat minimaal een uur en maximaal 99 jaar kan duren. Het is een huwelijk zonder bruidsschat en de verder aan een huwelijk verbonden rechten, maar tegen betaling van een door de 'huwelijks'partners vastgestelde vergoeding. Dit is gebaseerd op een door Mohammed toegestane praktijk tijdens een langdurige veldtocht. Soennieten menen echter dat deze toestemming door Mohammed is ingetrokken en beschouwen het tijdelijk huwelijk als een gelegaliseerde vorm van prostitutie.
Wanneer een vrouw in ernstige mate ongehoorzaam is aan haar echtgenoot heeft de man volgens de Koran het recht haar, na een traject van vermanen en vermijden, licht te tuchtigen door middel van een symbolische, lichte tik met een miswak, een takje dat gebruikt wordt om de tanden te reinigen. De tuchtiging mag geen pijn doen en geen letsel veroorzaken. Een Hadith vermeldt dat Mohammed ooit zijn afschuw uitsprak over het slaan met de woorden: 'Hoe is het mogelijk dat iemand zijn vrouw slaat zoals je een wilde kameel slaat en vervolgens met haar wil slapen?'.
Echtscheiding zou volgens een Hadith het meest verachtelijke zijn van wat God nog heeft toegestaan. Aan een scheiding behoort een proces van gesprek en bemiddeling door derden vooraf te gaan. Het is voor mannen door middel van verstoting (talaq) redelijk eenvoudig, terwijl het voor vrouwen uitsluitend via te verkrijgen door middel van goede echtscheidingsgronden, zoals mishandeling of bekering tot een ander geloof (ridda). Ook wanneer een man zijn echtelijke plichten niet nakomt of langdurig afwezig is zonder bekende verblijfplaats, is dit voor een vrouw zonder meer een geldige reden tot echtscheiding.
Een vrouw kan ook via een rechter echtscheiding verkrijgen wegens 'onverenigbaarheid van karakters' (choel). Mohammed heeft dit in een aantal gevallen toegestaan. Zij moet in dat geval wel bereid zijn de bruidsschat of een deel ervan terug te geven. Na een scheiding geldt een wachtperiode (idda) van ca. drie maanden voordat een vrouw kan hertrouwen om vast te stellen of de vrouw zwanger is. De man blijft gedurende die tijd financieel verantwoordelijk. Voor een weduwe geldt een wachtperiode van vier maanden. De vrouw houdt tenminste gedurende de zoogtijd (in principe twee jaar) de zorg voor de kinderen.
Erfrecht
Het islamitische erfrecht is nogal gecompliceerd. De basis werd gelegd in Soera De Vrouwen 11 en 12, waar in het bijzonder het erfdeel van vrouwen wordt bepaald. Dat wijst op een precisering of correctie van het voorislamitische erfrecht.
In principe is het zo dat dochters één deel erven en zonen twee delen. Echtgenotes erven een achtste deel. Ook nog in leven zijnde ouders behoren tot de erfgenamen. De erflater heeft het recht maximaal een derde deel van zijn bezit bij testament aan derden te vermaken. Schulden worden niet vererfd.
Mannen hebben een onderhoudsplicht tegenover vrouwen en kinderen (zie paragraaf Verhouding tussen mannen en vrouwen). Met deze onderhoudsplicht wordt duidelijk waarom het erfrecht de man een dubbel deel van een vrouw toebedeelt; de vrouw beschikt over haar eigen vermogen, terwijl de man met zijn vermogen ook de plicht heeft anderen te onderhouden. Tegenwoordig komt het in islamitische landen steeds meer voor dat vrouwen ook aan het gezinsinkomen bijdragen. Progressieve moslims wijken daarom wel af van deze bepaling door een nalatenschap in gelijke delen voor mannen en werkende vrouwen te verdelen.
Strafrecht
Strafrecht heeft in de islam grotendeels privaatrechtelijk karakter. Op moord staat bijvoorbeeld de doodstraf als maximale strafmaat, maar de nabestaanden van een slachtoffer bepalen of deze straf inderdaad wordt geëist of dat met zoengeld genoegen wordt genomen. De hoogte van zo'n bedrag komt vervolgens door onderhandeling tussen de partijen tot stand. Bloedwraak of eerwraak is verboden.
Een aparte status hebben de direct uit de Koran afgeleide verbodsbepalingen, de zogenaamde hadd-misdrijven (حد, mv. حدود hoedōed, grens). Dat zijn: ontucht en overspel (زناء zinā), valse getuigenissen in relatie tot ontucht en overspel, alcoholgebruik, diefstal en straatroof. Op diefstal staat amputatie van de rechterhand, bij recidive amputatie van de linkervoet als maximumstraf. Misdaden en de in de Koran vastgestelde strafmaat ('hudud') zouden volgens een Hadith voorkomen moeten worden. De Koran laat daarom altijd de mogelijkheid open om berouw te tonen om zo bestraffing te voorkomen. Soera De Tafel 38 schrijft bijvoorbeeld voor: Snijdt de dief en de dievegge de hand af, als straf voor wat zij misdeden, dit is een voorbeeldige straf van God. God is Almachtig en Alwijs. Daarop vervolgt aya 39: Maar degene, die na zijn overtreding berouw heeft en zich betert, God zal Zich zeker in barmhartigheid tot hem wenden; voorwaar, God is Vergevensgezind en Genadevol. Dit kan echter ook geïnterpreteerd worden als een wereldse uitvoering van de strafmaat en hemelse barmhartigheid.
Op overspel staat volgens Soera Het Licht 2 bestraffing met honderd stok- of zweepslagen voor beide betrokkenen, maar meestal wordt dood door steniging toegepast overeenkomstig de joodse wet (zoals vastgelegd in de Thora). Of dit inderdaad teruggaat op het voorbeeld van Mohammed is onduidelijk. Vast staat dat hij eenmaal dood door steniging heeft opgedragen in het geval van overspel van joodse onderdanen. Uit overleveringen blijkt dat Mohammed geen voorstander van het voltrekken van de dood door steniging was. Er is een verhaal bekend van een vrouw die aan Mohammed overspel bekende, waarbij hij haar een aantal keren wegstuurde met de opdracht vergiffenis te gaan vragen aan God. Pas nadat zij een aantal keren terug was gekeerd met het verzoek om haar te laten stenigen, heeft Mohammed daarvoor toestemming gegeven.
Soera De Vrouwen 15 heeft betrekking op niet nader gespecificeerde onzedelijkheden die bestraft worden met levenslange opsluiting of tot "God een weg voor hen opent" (mogelijk invrijheidstelling na oprecht berouw). In beide gevallen geldt echter dat vier getuigen van onbesproken gedrag de geslachtsdaad of de onzedelijkheid moeten hebben gezien, waardoor een correcte beschuldiging, correct proces en uitvoering van de bijbehorende straf nagenoeg onmogelijk is.
Op het afleggen van een vals getuigenis staan tachtig slagen, waarvan kan worden afgezien wanneer dat de wens is van de benadeelde. Bestraffing kan ook volgen na het afleggen van een bekentenis, die echter niet onder dwang verkregen mag worden. De rechter dient zich ervan te overtuigen dat de verdachten zich van de strafmaat bewust waren, voordat zij hun bekentenis aflegden en moet de verdachten de mogelijkheid geven hun bekentenis te herroepen, zelfs al zouden ze de waarheid gesproken hebben. Alleen in de malikitische leerschool geldt zwangerschap zonder getrouwd te zijn als rechtmatig bewijs van ontucht. Homoseksualiteit kan volgens bepaalde opvattingen als ontucht behandeld worden, waardoor openlijke homoseksualiteit met de doodstraf bestraft kan worden.
Het nuttigen van alcohol in het openbaar wordt volgens bepaalde opvattingen eveneens met tachtig slagen bestraft, straatroof met gevangenisstraf.
Illustratief voor het principe van strafvermindering in verband met verzachtende omstandigheden is de volgende overlevering:
De profeet berispte de eigenaar van een slaaf die vanwege honger graan had gestolen. De eigenaar wilde zijn slaaf straffen. De profeet zei: "Deze man had honger en jij hebt hem geen eten gegeven. Jij bent het die gestraft moet worden."
In overeenstemming hiermee heeft kalief Omar ibn al-Chattab gedurende een jaar van hongersnood een moratorium op het uitvoeren van amputaties vanwege diefstal afgekondigd. Hij ging ervan uit dat het de plicht van de gemeenschap was om de armen te voeden. Hielden mensen voedsel voor zichzelf, dan hadden degenen die geen voedsel meer hadden volgens zijn redenering het recht zich dat voedsel toe te eigenen.
Niet-moslims kunnen in de regel niet getuigen tegen moslims. In een aantal gevallen zijn getuigenissen van twee vrouwen vereist waar het getuigenis van één man zou voldoen. Dit laatste geldt ook voor getuigen bij het sluiten van overeenkomsten.
Geloofsafval
Zie ridda voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Ridda is een term voor wanneer een moslim formeel afstand doet van de islam. Het is een theoretisch-juridische kwestie of geloofsafval binnen de islam bestraft wordt volgens een vaste straf (hadd).
Volgens het merendeel van de islamitische fiqhgeleerden en theologen verdient een moslim die van het geloof afvalt de doodstraf, maar men verschilt van mening of dit gepleegde feit wel voldoende is om een oordeel te vellen en uit te voeren[6]. Doorgaans moet eerst geprobeerd worden de afvallige terug te brengen tot het geloof.[7] In tegenstelling tot diefstal of ontucht is ridda omkeerbaar, waarvoor dan geen vaste straf gegeven kan worden.[8] Een afvallige dient zijn leven lang geadviseerd te worden terug te keren naar de islam, behalve als deze zich agressief ten opzichte van de islam opstelt[9]. Een moslim zal zich dan eveneens vijandig opstellen tegenover de afvallige, maar zelfs dat is controversieel[10].
Belastingen
Zie zakat voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De enige echt islamitische vorm van belasting, en tegelijkertijd een van de vijf zuilen van de islam is de armengave (زكاةzakāt), een vorm van vermogensbelasting, die tussen 2,5 % en 10 % bedraagt. Deze belasting is uitsluitend bedoeld als minimale vorm van structurele armenzorg.
Om de staatsuitgaven te dekken ontstonden er al gauw alternatieve vormen van belasting, waaronder de grondbelasting (خراج charādj). Religieuze minderheden (ذمّيdhimmi) droegen aan de staatsuitgaven bij via de jizyah.
Spijswetten
Zie halal en haram voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Moslims mogen alleen vlees eten dat halal (toegestaan, Arabisch: حلال) is. Het tegenovergestelde van halal is haram (حرام). Halal vlees is uitgebloed vlees van een dier dat volgens de islamitische rituele voorschriften geslacht werd. Het slachten is op die manier een vorm van offerande.
Vlees van carnivoren en van dieren die spontaan gestorven zijn, evenals het expliciet in de Koran vermelde varkensvlees, zijn enkel toegestaan wanneer er niets anders voorhanden is om in leven te blijven. Paardenvlees is niet verboden doch het slachten van paarden is onder moslims niet gebruikelijk. Dieren die nog zogende jongen hebben evenals de zogende jongen zelf mogen niet geslacht worden. Het doden van een dier is enkel toegestaan voor consumptie of om het uit zijn lijden te verlossen indien het ziek of gewond is.
Alles wat uit de zee komt is zonder meer halal, het hoeft niet op een speciale wijze gedood te worden. De wetsscholen kennen kleine verschillen, bijvoorbeeld over de vraag of garnalen en muildieren toegestaan zijn voor consumptie.
Alle andere soorten voedsel (groenten, vruchten en dranken, met uitzondering van alcoholische dranken en verdovende middelen) zijn zonder bijzondere bewerkingen toegestaan voor consumptie.
Landbouw en milieubescherming
De Koran legt bijzondere nadruk op (de schoonheid van) de natuur en bepaalt dat de mens die in beheer heeft gekregen en er zorgvuldig mee om moet gaan. Anderzijds wordt de mens aangemoedigd het land in gebruik te nemen voor voedselproductie. Degene die land ontgint heeft er het gebruiksrecht op. De staat kan land uitgeven ter ontginning. Uitputting van de bodem wordt echter veroordeeld. Schaarse hulpbronnen genieten bescherming. In navolging van Mohammed geeft de sharia overheden het recht om natuurreservaten (hyma) of zones met beperkt gebruiksrecht in te stellen. Het oprichten van non-profitorganisaties (waqf, mv. awqāf) voor het beheer van natuurgebieden wordt aangemoedigd. In Mekka en Medina gelden (golden?) kapverboden en mogen geen dieren gedood worden.
Islamitische basiswaarden en UVRM
Velen ervaren een grote en onoverbrugbare tegenstelling tussen de sharia en de seculiere democratie. Daarbij wordt vaak gesproken over een conflict tussen de islam en het westen. Het is echter correcter om te spreken over een conflict tussen enkele hoofdstromingen binnen de islam en democratische staten. De meeste islamitische landen ondertekenden verklaringen waarin ze de Koran als een hogere norm beschouwen dan de UVRM, bijvoorbeeld de Universele islamitische verklaring van mensenrechten (1981) en de Cairo Declaration on Human Rights in Islam.[12] Deze laatste is ondertekend door alle buitenlandministers van de leden van de Organisatie voor de Islamitische Conferentie.
De meeste islamitische staten ondertekenden dus zowel de UVRM , als, recenter, verklaringen die met belangrijke aspecten van de UVRM botsen.
Op 29 juni 2004 oordeelde het Hof in een arrest over de rechtmatigheid van een verbod op het dragen van een hoofddoek bovendien "dat de bepalingen van de sharia, onder andere betreffende strafrecht, lijfstraffen en de positie van vrouwen in het geheel niet verenigbaar zijn met de seculiere rechtsstaat en de Conventie (= de Europese conventie voor mensenrechten)".[14]
Groot-Brittannië
De Britse jurist Sebastian Poulter onderzocht als een van de eersten in opdracht van de Engelse regering de mogelijkheden voor erkenning van het islamitische familierecht in het Britse recht. Een islamitische koepelorganisatie had daarom gevraagd. Poulter concludeerde dat islamitisch familierecht fundamenteel onverzoenbaar is met de rechtsbeginselen van de meeste Europese staten (zie ook: 'The claim to a separate Islamic system of personal law for British Muslims, in Mallat, C., en J. Connors (red.), Islamic Family Law, London, 1990, geciteerd in Moslims als minderheid: de vergruizeling van het westerse islambeeld, W.A.R. Shadid en P.S. Van Koningsveld).
Canada
Op basis van de Canadese Arbitration Act (1991) verkregen christenen, joden en moslims in de provincie Ontario in 2004 de mogelijkheid privaatrechtelijke kwesties (zoals echtscheidingen, voogdijschappen en erfeniskwesties) door een religieuze arbitragecommissie te laten beoordelen indien beide partijen daarmee instemden. De oordelen van dergelijke commissies waren bindend, voor zover ze niet in strijd met geldend Canadees recht waren. Daarmee had shariawetgeving in Canada beperkte rechtskracht gekregen. De Arbitration Act was bedoeld om het overbelaste Canadese rechtssysteem te ontlasten.
In september 2005 werd de Arbitration Act, mede op grond van internationale protesten van (islamitische) vrouwenorganisaties, zodanig gewijzigd dat religieus recht niet meer kon worden toegepast."
Wie deze teksten doorneemt ziet dat de Westerse wereld het niet eens kan zijn met diverse punten van de Sharia, omdat ze de democratische beginselen en de Universele Rechten van de Mens welhaast beknot op alle vlakken maar vooral de menselijkheid van de maatschappij serieus beperkt. Dat men dan de resultaten alarmerend vindt is dan ook logisch, dit in tegenstelling tot de opmerking dat men meer over 'integratie en verdraagzaamheid' zou moeten spreken, in plaats van over 'intolerantie, culturele verschillen en dergelijke meer'. Wie is eigenlijk degene die dienen te integreren en aan te passen? De eigen bevolking of deze indringers? Dat de grootste moslimgemeenschap dit onderzoek met een scheef zogenaamd 'kritisch' oog bekijkt in de UK lijkt weinig verbeeldingskracht te vereisen om het antwoord op deze vraag te geven; niet alleen in Groot-Brittanië, maar eigenlijk in heel de wereld waar dit 'probleem' zich stelt. Wij mogen in Belgenland niet met een hoofddeksel gaan werken (behoudens veiligheidsvoorschriften dit stipuleren), moslima mag met hoofddoek. Maar wordt dit op ambtenaarsniveau als lokale wettekst opgenomen, hoor je dan maar eens het geklaag; Wij mogen in Belgenland, en dan zeker voor Brussel en de Rand, tweetalig te zijn; Nederlands (Vlaams) en Frans. Moslims mogen 1 daarvan leren en krijgen zelfs leer in Arabisch; Katholieke scholen geven Zedenleer en Godsdienst als verplicht lesvak. Moslims mogen van de ouders deze lessen brossen en eisen van over de Islam dan onderricht te moeten krijgen.
Dit onderzoek toont aan dat wij steeds meer door buitenstaanders gegijzeld worden. De Geïntegreerde gemeenschap doet hier bitter weinig aan en is dus even schuldig hieraan als diegenen die het allemaal toestaan, 'uit naam van de verdraagzaamheid'. Vraag is voor wie die verdraagzaamheid dan wel moet dienen! Een eerste duidelijke alarmbel klonk reeds,nu is het nog maar de vraag in welke mate dit onderzoek ook op Europees vlak evenzeer de alarmbel zal doen rinkelen als het in Londen heeft gedaan.