Inhoud blog
  • Overspel.
  • De nachtwacht
  • Visueel ongemak.
  • Ongewenste intimiteiten.
  • Avonturen in het park.
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Het universum volgens Urbain Alpain
    ... van een nimmer bereikte bestemming
    09-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lange nachten.


    Ik breng vandaag een bezoek aan mijn grootouders. Het duistert alreeds als ik het erf kom opgestapt. Van buitenverlichting is hier geen sprake zodat ik mij op een haar na allerhande breuken struikel. Gelukkig ben ik nuchter en slaag ik erin zonder lichamelijke schade de deur te bereiken. Ik ben wel met mijn bottines door een koeienvlaai geschoven, merk ik als ik in de zwak verlichte keuken mijn voeten veeg. 't Is altijd een heel gedoe, zo'n bezoek des winters aan de pitoreske grootouderlijke hofstede.

    Heden zijn het korte dagen. Dat ligt aan de seizoenen. Het is nu herfst en straks begint de winter en dan zijn de dagen gewoon korter dan de nachten. Het noordelijk halfrond van de aarde is dan minder naar de zon gericht en dan krijg je dat soort gedoe. Een weerman zou hier ongetwijfeld een heel verhaal kunnen over vertellen maar of ik zou luisteren is een andere kwestie. Wat kunnen mij de seizoenen schelen.


    Maar goed. Heden zijn het dus korte dagen. De gevolgen zijn dramatisch noch desastreus. Men past zich aan en daarmee is de kous doorgaans af.


    "Voor nachtwinkels zijn het gouden tijden." zegt mijn grootmoeder, die aan de doorgezakte keukentafel sokken zit te stoppen. Dat mens slaat de laatste tijd ook overal haar snater in. Ik mag dan al geen weerman zijn, diep in mij schuilt een enorme miskende economist. Ik leg mijn grootmoeder uit dat de recette van een nachtwinkel recht evenredig is met de openingsuren en dat zulks dus niks te maken heeft met de seizoenen waarop ze me prompt begint uit te schelden voor racist en mompelt dat ik mijn anders gekleurde medemens niks gun.


    Omdat niemand mij ongestraft voor racist uitscheldt zet ik de banden van haar rolstoel plat. Mijn grootvader kijkt op van zijn krant, komt uit zijn zetel aan de Leuvense stoof, schuift zijn broek naar beneden, laat zich met de kont op het linker ventiel van de rolstoel zakken en forceert een fluitende wind na dewelke grootmoeder op links onverwijld terug drie centimeters hoger komt te zitten. Rechts doet hij precies hetzelfde zodat de rolstoel weer helemaal horizontaal komt te staan. Mijn grootmoeder glundert de kerstboom haast omver, zo trots is ze op grootvader. Wat een inhoud heeft die man toch, denk ik vertederd.


    Mijn grootvader ziet mij naar hem kijken, lijkt zijn gedrag van daarnet te willen duiden en zegt dat Igor de velopomp vorige week in de vernieling heeft gebeten. Igor is een bastaardhond. Een kruising van een Bouvier met een Rotweiler. Volgens mij waren er benevens een Bouvier en een Rotweiler ook een half dozijn wolven in het spel toen Igor werd verwekt. Het gedrag van dat monster is volledig onvoorspelbaar en op zijn minst zorgwekkend. Hij bijt u bij manier van spreken eerst een been af en laat dan pas zijn tanden zien.


    Mijn grootmoeder, die erg vergevingsgezind is, vraagt of ik een Lukke van Destrooper met een tas koffie moet hebben. De koffie is vers. Lukken zijn goudbruine, krokant gebakken natuurboterwafels volgens een 19de-eeuwse familierecept waar ze u in België rond de kerstperiode graag op mogen vergasten. Jules Destrooper, een bakker en handelaar in koloniale waren richtte deze biscuiterie in 1886 op en sindsdien boeren ze aldaar lang niet slecht. Zijn waar wordt in meer dan 52 landen verslonden. Ze hebben ook een noodnummer.


    Mocht u in één van hun producten stikken dan kunt u +32(0)70 66 60 60 draaien. Draai het echter niet onnodig want ik vermoed dat Jules wel andere dingen te doen heeft dan een hele dag op uw telefoons te zitten wachten.

    Wij eten lukken, drinken koffie, praten over verleden en heden en nemen na een tijd afscheid. De ochtend gloort nog lang niet want heden zijn het benevens korte dagen ook lange nachten.

    09-05-2013 om 14:14 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dagboek van een nachtmens (deel 1)


    1 De brief

    Begin september 2003 schrijft Bertrand Vlieghe zijn moeder een brief waarin hij haar meldt dat hij nooit meer naar huis terug komt. Hij verwijt zijn moeder dat zijn aangeboren handicap een rechtstreeks gevolg is van haar gewezen beroepsleven. In een postscriptum meldt hij dat het geen zin heeft om hem op te sporen daar hij nu definitief is opgegaan in de anonimiteit van de grootstad. Ofschoon hij sinds kort een gemeubelde studio in Sijsele vlak bij het plaatselijke postkantoor bewoont rijdt hij naar Brussel om er zijn schrijven te posten en hoopt zo zijn moeder geografisch tureluurs te maken.

    Een week later krijgt Bertrand een brief retour van zijn moeder, Magda Vlieghe-Descheppere, waarin zij het volgende schrijft:


    Beste Bertrand,
    Ik lig momenteel helemaal niet wakker van de vraag in welke massa jij bent opgegaan. Ik heb nu echt wel andere dingen aan mijn hoofd! Mijn vrieskast dient ontdooid te worden en ik moet dringend naar de kapper. Stop nu alstublieft eens met denken dat heel mijn wereld om jou draait. Het is niet abnormaal dat een zoon van 32 het ouderlijke huis verlaat.

    Met terughoudende genegenheid,
    Je moeder.

    PS: Wil je mij wel zo vlug mogelijk de auto terug bezorgen.


    Het antwoord in kwestie choqueert Bertrand dusdanig dat hij zich diezelfde avond een stuk in zijn kraag drinkt in café Pallieter te Sijsele. Zijn ongebreideld drankgebruik zorgt de volgende ochtend voor een enorme kater en een nieuwe vlaag van opflakkerend zelfbeklag. Dit zelfbeklag slaat na een dag piekeren zoals steeds om in woede. Blinde woede. Bertrand haat de wereld en hoewel daar eigenlijk geen directe aanwijzingen voor zijn leeft hij met de gedachte dat de wereld ook hem haat.

    Om uiting te geven aan die woede grijpt Bertrand naar de pen. Hij schrijft een boze lezersbrief naar Het Volk waarin hij enerzijds zijn verontwaardiging uit aangaande het ontbreken van nachtelijk openbaar vervoer in de regio en waarin hij anderzijds het totale gebrek aan liefde van zijn moeder aanklaagt.

    Diezelfde nacht rijdt hij zijn moeders VW Polo (bouwjaar 79) tot voor haar deur, parkeert daar het vehikel en deponeert de sleutels in haar brievenbus. Bij gebrek aan openbaar vervoer keert hij te voet naar zijn studio terug. In de vroege ochtend komt hij thuis. Hij voelt zich uitgeput en legt zich te rusten. Morgen is er immers weer een dag.

    Bertrand slaapt uitermate onrustig. Hij droomt dat hij in een hoek wordt gedreven door een vrouw met lange gele klauwen en scherpe bruine tanden. Dreigend vraagt ze hem of ze zijn muse mag zijn.

    Badend in het zweet komt hij wakker. Het is middag. Hij ruikt zichzelf. Een zure ranzige geur hangt tussen de lakens. Bij gebrek aan een douche sleept hij zich naar de lavabo. Hij vult zijn handpalmen met koel water, doopt zijn gezicht en herhaalt dit ritueel tot de sporen van de nacht van zijn smoel zijn geveegd. De bel gaat en Bertrand schrikt van dit ongekende geluid. Hij heeft die bel sinds zijn verblijf hier nog niet eerder gehoord en vraagt zich verwonderd af waarom iemand bij hem aanbelt. Een onbekende aan de deur van zijn schuiladres.

    Bertrand loopt bevend naar de deur en legt behoedzaam zijn oor tegen het sleutelgat. Hoort hij daar iemand kreunen?


    2 De telefoon

    Onze held staat als versteend met het hoofd tegen de deur geleund. Het gekreun op de gang is ondertussen overgegaan op een angstaanjagend gerochel dat af en toe omslaat in een hol gefluister. Bertrand meent in dat gefluister vaag zijn naam te horen. Alsof iemand hem roept. De bel schelt ten tweeden male en een metaalachtig geluid echoot door de kamer.

    "Wie is daar?" vraagt Bernard met bevende stem. Er komt geen antwoord. Het gefluister houdt aan en lijkt in volume toe te nemen. Een ongemakkelijk gevoel maakt zich van Bernard meester en hij sluipt naar de zetel, weg van het geluid. Hij rolt zich op onder een beschermend dekentje en blijft met kloppend hart liggen.

    Anderhalf uur verstrijkt. Het geluid is van onder het dekentje niet meer hoorbaar. Het ongemakkelijke gevoel maakt langzaam plaats voor nieuwsgierigheid en heel voorzichtig schuifelt Bernard naar de deur. Hij luistert geconcentreerd maar hoort niks meer. Hij opent de deur op een kier, kijkt omzichtig in de gang maar merkt niks. Bertrand gaat nu resoluut de gang op, kijkt rechts en links maar de gang ligt er verlaten bij.

    Als Bernard weer naar binnen wil gaan merkt hij een kleine witte omslag op zijn deurmat. Hij raapt het envelopje op en bekijkt het. "Aan Dhr Bertrand Vlieghe" staat er in een slordig handschrift op geschreven. Bertrand loopt zijn studio weer binnen, neemt, bij gebrek aan een briefopener, een aardappelmesje en maakt met trillende handen de enveloppe open. In de omslag zit een kleine sleutel vergezeld van een kort briefje.

    Geachte heer Vlieghe,
    Wij weten dat u een verstoten kind bent. Onze organisatie waakt.
    Gelieve ingesloten sleutel met de grootste zorg te bewaren.
    Wij nemen eerstdaags vast telefonisch contact met u op.

    Hoogachtend,
    De orde van de galblaas.


    Tot vijfmaal toe herleest Bertrand het bericht, bekijkt meermaals aandachtig de sleutel maar slaagt er echter niet in om hier een touw aan vast te knopen. Hij heeft nooit eerder van 'De orde van de galblaas' gehoord. Hij vraagt zich af hoe die beunhazen telefonisch contact met hem zullen opnemen. Hij heeft helemaal geen vaste telefoon. Een GSM trouwens ook niet. Tè modern, tè onhandelbaar die krengen.

    Hij slentert naar de keuken, neemt een blikje bier uit de ijskast en zet zich aan de keukentafel. Bij zijn tweede slok klinkt in de woonkamer het gerinkel van een telefoon. Bertrand verslikt zich in zijn bier en een nieuwe vlaag van paniek maakt zich van hem meester.
     

    3 De Inscriptie

    Hoe gaat dat soms met mensen die zich in een slok bier verslikken. Juist, zo gaat dat. Bertrand hoest zijn hele keuken onder. De paniek wordt er alleen maar heviger door. Hij duwt beide wijsvingers diep in de oren om het gerinkel niet te moeten horen maar helaas. Dat is naast het gerinkel gerekend. Hoe dieper hij zijn vingers duwt hoe feller de telefoon tekeer gaat.

    Geen wonder dat Bertrand zich herpakt. Zoniet zou hij zeker zijn eustachiusbuis naar de bliksem hebben geduwd. Hij laat zich op zijn buik zakken, sluipt de woonkamer in en probeert het gerinkel te lokaliseren. Tijdens het sluipen merkt Bertrand dat hij dringend eens zal moeten stofzuigen in huis maar gezien de penibele omstandigheden zal dit reinigingsritueel nog even moeten wachten.

    Algauw heeft Bertrand door vanwaar het gerinkel komt. Het komt uit de onderste lade van de Ikea kast die naast het balkonraam staat. Als een slang glijdt onze held naar de kast, trekt de lade open en neemt de telefoon op.

    “Hallo, met Bertand Vlieghe. Met wie spreek ik, aub?”
    “U spreekt met Armand Spittoor. Waarom duurde het zo lang eer ik u aan de lijn kreeg, meneer Vlieghe?”
    “Ik kon de telefoon niet meteen vinden.”
    “Heb je de brief met de sleutel ontvangen?”
    “Die heb ik ontvangen, ja. Mag ik weten wat dit allemaal te betekenen heeft?”
    “Ik kan u heden nog niks zeggen. Het is te delicaat om u via de telefoon in te lichten. Kom morgenavond tegen 21u naar café ‘Den Hutsepot’ in Eeklo. Daar zal Omer Hamerlinck op u wachten. ”
    “Ik kan mij morgenavond onmogelijk vrijmaken. Mijn living dient gestofzuigd te worden.”
    “Meneer Vlieghe, uw stof kan wachten. Zorg dat u tijdig ter plaatse bent. De orde van de galblaas rekent op u. Zorg ervoor dat u de sleutel bij u hebt en wees op uw hoede. De vijand waakt.”
    “Hoor eens hier, Spittoor, als u denkt…”

    Verder komt Bertrand niet want Armand heeft de hoorn neer gelegd. Wat rest aan de andere kant van de lijn is de gekende tuut-tuut-tuut klank. Bertrand bekijkt het papiertje waarop hij de naam van het café heeft gekrabbeld. ‘Den Hutsepot’ is hem onbekend. In gedachten verzonken loopt hij naar de keuken om aldaar de rest van zijn blik bier op te drinken. Peinzend zet hij zich aan de keukentafel en kijkt door het raam.

    Betrand kan zich niet van het idee ontdoen dat hij de stem van Spittoor ooit eerder heeft gehoord. Hij piekert zich suf maar kan alsnog geen persoon aan de stem linken. En toch meent hij ten stelligste dat dit geen vreemde stem was.
    De orde van de galblaas zegt hem dan weer niks. In gedachten probeert hij zich een lijst van mensen die hij kent voor ogen te halen. Helaas, voor zover hij zich meent te herinneren heeft hij geen enkele kennis die ooit sukkelde met een steenachtige substantie om en rond de galblaas.

    Hij staat op, gaat naar de keukenlade waarin hij zorgvuldig het sleuteltje heeft opgeborgen, opent de lade, haalt het sleuteltje eruit en bekijkt het aandachtig. Hij merkt nu pas dat er een minuscule inscriptie in de schacht van de sleutel is gemaakt. Bertrand houdt de sleutel naar het licht en probeert het inschrift te ontcijferen. Het is echter zo klein dat het met het blote oog onzichtbaar is.
    Als verwoed postzegelverzamelaar heeft Bertrand echter altijd een loep in zijn achterzak zitten. Hij knipt het vergrootglas uit de houder, legt hem geconcentreerd langs de sleutel en leest: “Tijd neemt een einde.”

    Veel wijzer wordt hij hier niet van. Hij stopt de sleutel terug in de lade en neemt het laatste blikje bier uit de ijskast. De emoties moeten worden weggespoeld en straks dient hij dringend boodschappen te doen. Bertrand kijkt op zijn polshorloge en merkt tot zijn verbazing dat zijn anders zo betrouwbare Rodania stil blijkt te staan. Hij tikt op het glas maar krijgt de secondewijzer niet aan de praat. Een vreemd voorgevoel maakt zich van hem meester.

     

    09-05-2013 om 14:10 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het balkon.


    Ik heb mezelf zojuist intraveneus een shot mosterd gezet om de dag door te komen. Dat kwam, we hadden godverdorie geen ketchup meer in huis. En je zult het nooit anders zien op dit uur: natuurlijk weer geen enkele buurtwinkel nog open. Nou ja, dan maar mosterd genomen.
    Prikt wel een beetje in de aders maar dat doen naalden ook. Laten we daar dus maar niet moeilijk over doen.


    Waar ik anders geestelijk langs bloederige dreven dwaal was mijn trip dit keer liefdevol. Daar zal, naast het merk van de mosterd, ongetwijfeld ook de uitnemende charme van een muze voor iets tussen hebben gezeten.
    Haar volle lippen waren zacht roze aangezet. Zij kuste mijn mond en liet op mijn tong een warm verlangen achter naar een balkon met uitzicht op bomen vol herfst, op naakte takken en bladeren vol oker.


    In het water van de beek weerkaatste een zomers beeld. Hoe zij zich naakt overgaf aan de hitte van een vergeten seizoen.

    09-05-2013 om 13:58 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cool

    Ooit was ik een zeer koele gast. Ik werd gekroond met een tiara bezet met robijnen van ijs, en tot koning van Antartica uitgeroepen. Mijn roepnaam was prins der pinguins. Ik werd rijkelijk betaald. De donatie die ik ontving was dermate aanzienlijk dat ik ermee naar de beurs trok alwaar ik aandelen kocht van Iglo, Fribona en Ijsboerke.


    Ik bouwde een immense iglo met torens en kantelen en bezette hem binnenin met marmer, siliconen, plastiek en Indonesisch spanbeton. Mijn lakeien waren pinguins in natuurlijk habijt. Het overige personeel bestond uit robben, ijstrollen en diepgevroren scharrelkippen. In de keuken had ik een gastronomische ijsbeer die er het handje van weg had om de meest weelderige sorbets samen te stellen. Welhaast elke avond prepareerde hij me ook iets on the rocks.


    Mijn harem bestond uit maagdelijke winterteefjes. Seks hadden we niet want als die liefelijke elfjes hun slipjes lieten zakken vroren hun schaamlipjes aan elkaar. Geen nood echter, de kleurrijke schittering van duizend ijskristallen deden ons tot ongekende groepsorgasmes komen. Als ik klaarkwam vormde zich telkens in een mum een stalagmiet van spermatozoa op mijn snikkel (dit om u een beetje een idee te geven hoe dat allemaal in z'n werk ging).


    In een lifestyle magazine werd een reportage gewijd aan mijn koninklijke iglo en dit pareltje van journalistiek vakmanschap maakte danige indruk dat er van heinde en ver vorstenhuizen mijn paleis kwamen bezichtigen. Toen de bronzen poort achter hen dichtviel viel hun mond open om gedurende het ganse bezoek niet meer dicht te gaan.

    Op den duur vereerden ook andere klojo's mij met een bezoek. Zo kwam ooit Walt Disney mij polsen aangaande de kostprijs voor het gebruik van mijn paleis als locatie voor één zijner films. Toen ik mijn prijs noemde verslikte hij zich zowaar in zijn sorbet, de gierige hufter.


    En toen, op een dag, ging de aarde plots opwarmen. Mijn stulpje lag aan de rand van Antartica en was kwetsbaar geworden. Mijn torens en kantelen gingen langzaam smelten. Machteloos keek ik toe hoe mijn paleis als een vormloze pudding in elkaar zakte. De pinguins, de robben, de ijstrollen, de ijsbeer; allen gingen zij heen en trokken verder ijsinwaarts om zich tegen de levensbedreigende hitte te beschermen.


    Alleen de winterteefjes bleven. Zij zagen hun kans schoon en trokken om de haverklap hun slipjes naar beneden en brachten middelerwijl opgewonden, lacherige geluidjes voort. Mijn gedachten gleden naar het Romeinse Rijk. Hoe dit, door een overvloed aan decadentie en ontucht, schielijk ten val was gekomen. Ik verbande prompt mijn losbandige teefjes naar ver afgelegen Europese havengebieden.


    De koning werd pooier.


    En zo kwam een einde aan mijn diepvriesrijk. Tot overmaat van ramp kende de beurs een crash van heb je me daar en waren mijn aandelen van de ene op de andere dag waardeloos.  


    De koning werd schooier.


    Heden ben ik in onderhandeling met een Pakistaan aangaande de overname van één zijner nachtwinkels in Poelkapelle. Hopelijk verloopt alles vlot en speelt straks mijn nachtblindheid mij geen parten bij het uitoefenen van mijn nieuwe job.


    De koning is dood. Lang leve de werkmens.

    09-05-2013 om 13:55 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zoektocht naar de remedie.
    Het eindeloos gelul van gerenommeerde specialisten,
    het overloos gekakel van alternatieve genezers,
    de deur aan deur verkoop van medische encyclopediën,
    de opmars van het internet,
    de kankerpreventies via de media...

    Het zijn allemaal zaken die bijdragen tot een enorme angst. Als er op heden iets uitgehaald of verwijderd dient te worden bij de mens dan zit de schrik voor één of andere kwaadaardige afloop er altijd diep in. De mens en z'n eeuwige, angstige twijfel. Platgeslagen door een overdaad aan informatie.

    Zo durft mijn grootvader als drie jaar zijn vals gebit niet meer uit z'n mond te halen uit tomeloze angst voor een eventuele kanker aan het gehemelte. Wij hebben het glas, dat al die tijd op z'n nachttafel stond ter nachtelijke wegberging van zijn tanden maar nu sinds geruime tijd nutteloos was geworden, dan ook verwijderd. Ondertussen zoeken wij koortsig nar een remedie om opa van zijn dwanggedachte af te helpen.

    09-05-2013 om 13:26 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van het woord dat maar niet wou komen.


    Er zijn dagen waarop ik het tien keer zou zeggen maar vandaag schoot het me niet te binnen. Ik kwam er simpelweg niet op. Ik ging mijn ezelsbruggen af omdat ik wist dat er verbanden moesten zijn. Een verpleegster in een witte schort vroeg - eigenlijk aan niemand in het bijzonder - of er nog verbanden moesten zijn. Zwijgt, gij vermaledijde geit, dacht ik, ik ben aan het denken. De verpleegster keek me aan en ik zag haar denken: die denkt aan iets.


    Tot overmaat van ramp kwam ze op me toe en vroeg of ze mij kon helpen. Alsof een simpele duif als zij mij het woord zou kunnen openbaren. Ik begon te zweten en in mijn buik voelde ik een gezwel van 19 kilo. Figuurlijk dan. Mocht ik met een dergelijk gezwel door het leven strompelen het zou er nogal op trekken. Ik loop soms nu al zo eigenaardig.

    "Neen, dank u." zei ik.


    Soms is het goed om mensen meteen mede te delen dat ge geen hulp van doen hebt. Ge hoeft er daarom niet bij te vertellen waarom. Het kan erg pijnlijk zijn om mensen te confronteren met het feit dat ge twijfelt aan hun intelligentie.


    Ze stak haar been vooruit en vroeg me wat ik van haar nieuw schoeisel vond. Ze had een soort beige orthopedische instekers aan. Ze deden me denken aan de galoches die mijn grootmoeder vroeger altijd droeg als zij over het neerhof tsjokte. En daar moest ik mijn gedacht over zeggen. Ik begon nog heviger te transpireren.


    "Ik vind ze prachtig." zei ik.


    Haar wezen straalde. Gelukkig dat ze was. In wezen waren het juist gelijk kloefen om mee in een slachthuis te werken maar wat avance om zo'n dingen te zeggen. Ge maakt er de mensen alleen maar ongelukkig mee. Ze glunderde en stapte kordaat naar de balie alwaar ze waarschijnlijk verwacht werd. Anders stapt een mens niet zo kordaat.


    Het was, benevens een kordate, ook een zware stap. Echt zwierig ging het allerminst. Het leek zelfs verdacht veel op waggelen. Haar hele derrière deinde bij elke schrede gevaarlijk van links naar rechts. Een beetje als een ferry die het zeegat kiest bij windkracht tien.


    Het woord lag op mijn tong. Ik voelde het langzaam komen. Dat ge reeds de beginklank proeft maar dat de rest nog wat hapert. En plots openbaarde het zich.

    "KACHELGAT!" schreeuwde ik triomfantelijk. De verstoorde blikken van de aanwezigen op de gang konden mij allerminst deren. Ik had gevonden waar ik al een hele dag naar zocht.

    09-05-2013 om 13:00 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het fotomodel.


    Waar hij vandaan komt is een raadsel maar een lichte bries maakt zich meester van haar borsten en prikkelt duidelijk haar tepels. Haar blik houdt het midden tussen schaamte en ongemak. Mijn ongegeneerd staren doet me aan schaamteloos voyeurisme denken.

    Ik vraag haar waarom ze zo zelden lacht.


    Ze zegt dat haar vel in rimpels trekt als ze lacht en ze reikt me een bleke vinger ter begroeting omdat de rest van haar lichaam teveel pijn doet om het zomaar aan vreemden te schenken. Ze is licht aangeschoten en zegt dat drank minder kapot maakt dan liefde. Ze grimlacht in zwart en in wit en bladert getormenteerd door de negatieven van haar leven, door de leegte van de dingen die er nooit zijn geweest.


    Ik richt mijn lens op haar fletse ogen en druk af.

    De scherpte van haar schreeuw blijkt ongrijpbaar.

    09-05-2013 om 12:56 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Skyline


    Liefste,

     

    Wegens schermwerkzaamheden aan mijn PC (waardoor een vreselijke kijkfile was ontstaan in onze bescheiden woonkamer) heb ik je nog steeds niet kunnen terugmailen aangaande het waarlijk adembenemend portret dat je maakte naar aanleiding van de skyline (in Rotterdam, gok ik). Jezus, zelden zo’n adembenemende skyline gezien.

     

    Dan mag je die drankzucht waar we het een vorige keer uitvoerig over hadden wel niet op jezelf betrekken, mij maak je niks wijs. Ik vermoed dat je tijdens de voorbereiding en het creëren van het meesterwerk in kwestie, benevens aan de drank, ook uitgebreid aan de coke en de vloeibare ecstasy hebt gezeten. Wat zeg je schatje? Dat jij dergelijke dingen nooit zou doen? Flinke meid der goden hoor en een zoentje op je aureool. Lichtkrans van verhevenheid.

    Ja, inderdaad, nu zie ik het ook. En toch blijf ik erbij: dat fluoriserende mutsje staat je beeldig.

    Benevens je hartstocht voor de havenfaciliteiten herken ik ook je adoratie voor zeilschepen in het werk. Die bracht me volledig van de wijs omdat ik zelf dus eerder voorstander van de rubberboot ben. Dit werk dwong mij als het ware echter om nu ook kennis te nemen van het zeilschip en van het zeil in het bijzonder. Hoef ik je te zeggen hoe extreem boeiend ik dit vond?

     

    Via die donkere vuurtoren smokkel je niet alleen een geslaagde kleurschakering in je werk naar binnen maar schep je ook een joekel van een fallussymbool… en dat vond ik zo vreselijk ontwapenend van je. Ik werd er helemaal hard en week tegelijk van. En dat droeg echt niks lichamelijks in zich, dat had alles met mijn diepste psychische gedachten te maken.

    Is dit werk te koop, liefste, en indien ja, is het betaalbaar voor een doorsnee loontrekker als ik? Ik vind het namelijk subliem. Ontroerend naïef met toch een erg compositorische diepgang. Ik hoop dat je jezelf nooit van een oor, noch van enig ander lichaamsdeel zult beroven.

     

    In kleurrijk geluk groet ik je,

    voor altijd de jouwe,

    Urbain.

    09-05-2013 om 12:47 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een oproep.

    OPROEP (uit diepte van ellende)

    Daar de geplande opvoeringen van mijn aandoenlijke monoloog 'Urbain goes out of Kenia' niet het verhoopte niveau dreigen te halen (cfr: try-out aan de toog van bistro Den Wittenkop alhier), zoek ik via deze een opblaasbare giraf ter verruiming van het visueel effect.


    Voor de leken: Giraffes zijn hertachtige, herkauwende dieren met zeer lange hals, geel en bruin gevlekte huid en kleine hoorns.
    Maar dan in dit geval dus wel opblaasbaar.

    Lengte overeen te komen.


    Gelieve niet te reageren indien niet ernstig.

    Mag ik u bij voorbaat danken voor uw bereidwilligheid.

    09-05-2013 om 11:48 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leeftijd en warme charme.


    Ik schatte haar een jaar of dertig. Het kan ook zijn dat ik haar veertig schatte. Het maakte allemaal niet zoveel uit want achteraf bleek ze vijftig.


    De tijd lijkt als zalf over haar lichaam te zijn gegleden. Net als ik denk dat zij de steen der wijzen in haar broekzak heeft zitten blijkt dat het haar autosleutels zijn. Dat zou eventueel een enorme meevaller kunnen zijn voor straks want ik ben te voet. Naar de omvang van de bult in haar broek te oordelen rijdt ze met een ruime wagen. Ik gok op een terreinwagen met enorme banden. Ik ben een verwoed gokker. Mocht ze op een paard gekomen zijn, ik zette een fortuin op haar in.


    Ze staat aan de bar ongelofelijk mooi te wezen en lebbert af en toe heel sensueel van haar cola. Ik reik naar een besteld glas wijn en raak heel even haar jasje aan. Het is een zwart zijden jasje. Als ik zijde voel raak ik opgewonden. Ik ben een kind van de rupsen of seksueel geobsedeerd, daar zijn ze momenteel in het universitair ziekenhuis van Leuven nog niet helemaal uit. Die rupsen hebben ze van in den beginne geschrapt. Wetenschappers geloven niet in sprookjes. Enkel mijn vermeende obsessies houden hen op heden nog bezig.


    Ik vraag waarom ze cola drinkt. Ze blijkt niet tegen alcohol bestand. Het is me wat. Dat staat daar zomaar heerlijk charmant tegen die bar te leunen en dat verdraagt geen alcohol. Wat ze wel verdraagt is mijn hand op haar jasje. Ik tater honderduit en zij zegt niks. Als ik vraag naar het waarom van haar stilte lacht ze teder. Ze zegt dat ze zwijgt om ruimte te laten voor de kleur van mijn woorden.


    Heel even sta ik met mijn mond vol zwart. Heel even maar.

    Later verdwalen we in duizend gedeelde woorden. Ze biedt me een lift aan naar haar huis in de duinen.

    Nog later, het is dan al nacht, ontpopt ze en rijst uit haar zijden weefsel.

    Als een rupsenkind verlies ik mij in vijftig jaar verwarmd satijn.

    Haar melkwitte huid straalt de felle gloed van passie en charme.

    A night in white satin...

    09-05-2013 om 11:31 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kamelen versus glas.


    Ik had een poster met daarop een viertal wandelende kamelen aan mijn raam gehangen. Ik koos voor deze imposant wiegende woestijnschepen vanuit een soort stil protest tegen het alsmaar drukker wordende verkeer in onze Westerse maatschappij en in het bijzonder het verkeer langsheen de Barron Ruzettelaan te B. alwaar het de laatste maanden wegens wegwerkzaamheden kwalijk manoeuvreren is.

    Maar goed, blijkbaar snappen mensen zo'n dingen dan weer niet. Het merendeel der omliggende bewoners vermoedden in mij een woestijnreiziger met een aangeboren liefde voor kamelen. Ah, hoe kan de mens soms dwalen in zijn denken.

    Ik voel helemaal geen liefde voor kamelen. Eigenlijk heb ik een afkeer van de meeste gewervelde dieren omdat ik vind dat zij, vanwege al die wervels, erg onhandelbaar zijn. Kijk. Met een slang is het eenvoudig. Die rol je op en steek je in je binnenzak. Makkelijk zat. Dat moet u met een paard of een koe (die net als de kameel gewerveld zijn) dus niet proberen. Ik wil wat ik lief heb mee kunnen nemen, zo simpel is dat.

    Met een hond ligt dat natuurlijk anders. Mijn liefde voor de hond is groot. Maar een hond dient het erf te bewaken. Die hoef je dus nooit mee te nemen. Tenzij je een alarminstallatie hebt hangen in je huis. Dan wordt de hond algauw overbodig. Maar hoeveel mensen, behalve de nieuwe rijken, hebben een alarminstallatie in hun huis?

    Om de talrijke misverstanden aangaande mijn kamelenposter uit de weg te ruimen hing ik onlangs een poster met daarop een stilleven van glas. Negen mooi geschikte glazen kruiken. Mijn buurman die een opmerkzaam man is sprak mij daarover aan en zeide:

    "Ik zag dat u als vervanging voor het glas hebt gekozen?"
    "Dat heeft u goed gezien, buurman!"

    Dit keer wel vanwege een liefde. Mijn liefde voor de liefde.

    Liefde is als glas. Transparant en breekbaar. Soms een bedrieglijk randje.

    Geef mij uw hand en laat mij u drinken.

    09-05-2013 om 11:25 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De donkere kant van mijn bestaan.


    Ik word gestalkt. Sinds enkele weken loopt er constant een dikke, zwarte vrouw achter me aan. Hoe ze eruit ziet weet ik niet want ze loopt altijd achter mij. Ze heeft wel platvoeten. Dat hoor ik aan haar stap. Zelf was ik daar nooit achter gekomen maar mijn broer is orthopedist en toen ik hem kond deed van het geluid van haar stap was hij formeel. Platvoeten!


    Als ik me met een ruk omdraai om een glimp van haar op te vangen draait zij zich telkens tijdig om. Ze draagt een trainingspak van Nike en ze heeft een kont in haar trainingsbroek zitten om uit te kweken. Zelfs een breedbeeldtelevisie van Samsung valt hierbij in het niets. Wie het merk Samsung zo'n beetje kent weet meteen dat het hier inderdaad een kanjer van een kont betreft. Je zult op dergelijke momenten maar een toiletpot zijn. Of een bidet. Ik zeg maar iets. Het is voor mij ook weekend.

    Vorige week was mijn stalkster verkouden. Ze liep te blazen, te puffen, te snuiten en te hoesten dat horen en zien mij verging. Gestalkt worden is lang niet onaangenaam maar als de stalking in kwestie met dergelijk 'lawijt' gepaard gaat
    dan hoeft het voor mij niet echt. Stalken dient in stilte te gebeuren. Er moet een soort geheimzinnigheid rond het hele gebeuren hangen. Niks van dit alles dus. 
    Deze week is die verkoudheid zelfs overgegaan in een uitslaande pneumonie. Alsof er achter mijn rug een hele volksstam met ademhalingsproblemen tekeer gaat. Bij elke omdraaiende beweging merk ik nochtans dat zij nog steeds solo opereert. Volgens mij heeft zij vogelgriep opgelopen door met een niet opgehokte kip op stok te gaan. Wie zal het zeggen? U in elk geval niet, te oordelen naar uw pientere blik.


    'Miss lawaai XXL' heb ik haar genoemd. Ik hoop dat ze daar kan mee leven. Voor mij is het allang geen leven meer. het is een luidruchtige kwelling van heb je me daar. Door het hele gebeuren is er ook een donkere kant aan mijn leven gaan zitten. Ik heb (om het eens kleurrijk uit te drukken) bij wijze van spreken al heel wat zwart achter de rug. Hahaha. Voor dergelijke schitterende woordspeling mag ik mezelf altijd wakker maken. Als ik er mijn bed niet voor uit moet wel te verstaan.

    09-05-2013 om 11:22 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De opbergblues


    U heeft het ongetwijfeld ook, dat u soms iets hebt waarvan u denkt: "Dit hebbeding moet ik goed bewaren want anders raak ik het kwijt."

    Dat u het dan in een zakje stopt en dat u dan voor de zekerheid dat zakje nog eens in een ander zakje stopt. Een mens weet immers nooit. Maar zo'n zakje blijft natuurlijk maar een zakje en dus stopt u dat dubbele zakje voor de zekerheid toch nog maar even in een doosje. Over dat doosje gaat dan natuurlijk ook een stevige kwaliteitszak van vleeswaren Renmans. Die bindt u vervolgens dicht met een touwtje want het pakket dient bij elkaar gehouden te worden.


    Het pakje wordt in een kast gelegd en over het pakje komt ook een dekentje dat om één of andere reden eerder in die kast was blijven slingeren. U sluit met een tevreden gezicht de deur van de kast en draait de sleutel om die u vervolgens in de lade van een commode legt. Uw snuisterij zit veilig tot het einde der tijden.


    Anderhalf jaar later heeft u, wegens omstandigheden, plots nood aan datgene wat u had weggeborgen. Drie uur later vindt u de sleutel van de kast in een totaal andere lade van een totaal andere commode dan degene waarin u hem had opgeborgen. U maakt met kloppend hart de kast open maar uw pakje blijkt spoorloos. Hoe kan dat nu?


    Blijkt uw vrouw het pakje, drie dagen nadat u het had opgeborgen, te hebben meegegeven met Oostpriesterhulp in de veronderstelling dat het hier die wollen pyamabroek betrof die zij ooit in diezelfde kast had opgeborgen in de foute veronderstelling dat ze die ooit nog had kunnen gebruiken.


    Je spreekt een week geen woord meer met elkaar tot er zich plots een nieuw hebbeding aanbiedt.

    Niks dan opbergblues.

    09-05-2013 om 11:07 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Drink op het werk


    Er is een drink op het werk. We krijgen allemaal een fluitglas ondermaatse schuimwijn in ons handen geduwd en de noten, de chips en de koude groenten staan er om te pakken. “Ge moet maar pakken!”, zegt men dan, en men verdoezelt hiermede meteen een gebrek aan organisatorisch talent gekoppeld aan een tekort aan financiële middelen om enkele obers te laten opdraven. En achteraf zal men die ongemakken nuanceren en men zal zeggen dat het toch zeker maar ‘een drink’ betrof en dat de belangrijkste reden van zo’n drink toch in eerste instantie het samenhorigheidsgevoel is.


    Welk samenhorigheidsgevoel? Waarom moeten mensen zonodig bij elkaar gedreven worden? Daar komt toch niks dan narigheid van.

    Mireille wendt zich tot Martin met haar darmklachten en sleurt er ook maar meteen de problematiek van haar vapeurs ofte opvliegers bij. Uitgerekend tot Martin, wendt zij zich. Martin, die zelf herstellende is van een hernia na dat accident met die betonmolen tijdens de aanleg van zijn oprit. Maar Mireille weet dat niet, van die oprit en dat accident en die hernia. Ze weet zelfs niet dat Martin gebouwd heeft. Wat zou ze, de naargeestige kalle!


    Fons van de bureau beklaagt zich bij Marcel aangaande storende flikkeringen in zijn nieuwe flatscreen en gaat er blijkbaar van uit dat Marcel nog steeds op de aankoopdienst zit. Maar Marcel is al meer dan drie jaar weg op die dienst en houdt zich nu onledig met het onderhoud van de koffiezetapparaten in de cafétaria. Dus staat Fons daar te zagen en in feite is dat al jaren Marcel zijn artikel niet meer. Maar denkt ge dat Marcel daar iets op zegt? Wat zou hij! Die staat gewoon te doen alsof hij luistert naar Fons en veinst zelfs enige interesse.


    Jacqueline, de receptioniste, grijpt naar een stukje bloemkool en raakt met haar mouw te kloefe in de cocktailsaus. Er pats middenin, zeg maar. Ze vraagt aan Etienne van de dienst verzekeringen of dat kan ingebracht worden, zo’n accident, waarop deze antwoordt dat hij het zelf zal proberen te arrangeren. Nog voor Jacqueline kan reageren staat hij met z’n vuile zakdoek aan die mouw te wrijven waardoor er benevens cocktailsaus nu ook een neuskeutel aan Jacqueline haar mouw hangt. En niet zo’n petieterige keutel maar een echte joekel want Etienne is een turbosnuiter met gietijzeren reukorgaan.


    Een eind verderop probeert Lionel, de personeelschef van de dienst, de aandacht te trekken van op een geïmproviseerd podium van op elkaar gestapelde bierbakken. Eens hij die aandacht eindelijk heeft dondert het podium in elkaar waardoor Lionel met zijn smoel vol tegen de tegels van de refter gaat. Zijn bril in gruzelementen en een schedelbreuk of zeven. In zijn val sleurt hij de microstandaard mee die met oorverdovend gedruis op één der tafels dondert. Het gedruis in kwestie bezorgt Christelle van het archief een danig verschot dat haar spiraaltje er met een knalletje uit haar gleufje van floept.


    Na Christelle haar ijzingwekkende hulpkreet zakken de mannen massaal op de knieën en gaan en masse op zoek naar het hoog technologische antibaby krulletje. Stelletje uitslovers! Als een gediplomeerde Nilfisk dweilt Etienne met zijn enorme snuiter elke hoek en kant als betreft het hier de internationale delfkampioenschappen .


    Gilbert, parkingwachter in hoofdberoep en grootste komiek van de bende in bijberoep, draait een balpen los, steekt triomfantelijk het spiraalveertje in de hoogte en krijst: “Zoeken jullie dit?” Lachen, gieren, brullen en her en der een natgezeikte slip. Ambiance!

    Niks dan narigheid dus. En morgen gewoon weer aan het werk.

    09-05-2013 om 10:12 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Irma en Erna


    Zij hebben samen al vele watertjes doorzwommen. Irma en Erna. Twee handen op één buik. Al meer dan dertig jaar samenwonend. Geen seksuele relatie maar een hechte vriendschapsband. Indertijd, toen hun hormonale beek nog vloeide, waren zij op hetzelfde tijdstip ongesteld. Nu zaten zij in de rustige periode. Zelfs de opvliegers zijn dragelijk geworden.


    Beiden zijn getrouwd geweest. Alle twee weduwe. Hun mannen zijn samen gestorven in Thaïland aan de gevolgen van een voedselvergiftiging terwijl zij als officiële bestemming voor hun reis Düsseldorf hadden opgegeven. Iets met een internationaal congres over hogedrukreinigers. Dat was op 16 september 1973. Wat die twee precies op Thaïland waren gaan uitvreten daar hadden Irma en Erna het raden naar. Dat wisten zij niet. Dat wilden zij ook niet weten.

    Het gebeuren had diepe wonden geslagen. Gekwetst, vernederd en bedrogen.


    Samen uit de put geklauterd. Samen hun leven weer opgenomen. In totale harmonie naar elkaar toe gegroeid. Ze wonen drie hoog, op een flat die uitkijkt op het park. De flat heeft een prachtig terras waar Irma niet durft te komen vanwege hoogtevrees.

    Als Erna koorts heeft dan voelt Irma zich ook meteen geen honderd procent. Valt Irma ten prooi aan diaree dan liggen er voor Erna krampen op de loer. Als de ene valt dan gaat de andere er meteen naast liggen. Een wagen hebben ze niet want ze verplaatsen zich per tandem. Irma zit van voren omdat Erna mindere ogen heeft. Als het vriest nemen ze de bus.


    Fans van de gewone Belgische keuken. Chinees lusten ze niet, Turks moeten ze niet en van alle andere uitheemse gerechten krijgen ze eczeem. Erna nog het meest. In 1996 kreeg zij tijdens een benefietbanket het stokje van een Senegalese brochette met gestoomde Gnoe in haar oog. Sindsdien moet zij brillen. Voor een geschikt montuur werden vierendertig opticiens bezocht. Erna heeft namelijk moeilijke oren.


    Ze ontwerpen zelf hun kledij. Sober doch smaakvol. Erna tekent de patronen en Irma snijdt de stof. Wie het geheel aan elkaar naait is tot hiertoe niet geheel duidelijk. Bij kleine défauts geven ze elkaar de schuld. De geschillen lopen echter nooit uit de hand. Tegen de avond zitten ze alweer gezellig vanonder een gezamenlijk dekentje naar hun favoriete soaps te kijken.

    Beiden stemmen ze CD&V. Irma geilt op Luc Van den Brande terwijl Erna haar natte slip bij Herman Van Rompuy haalt. Over deze vermeende romances wordt onderling niet gedebatteerd.


    Laten het nu precies die twee droge pruimen zijn die mij onlangs vroegen om hun biografie te schrijven. Wel wel wel, u had mij moeten horen!

    09-05-2013 om 10:08 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het is altijd wat met een gat


    Meneer Vanvoren stond een sigaretje te roken op de drempel voor zijn huis. Met de kont losjes tegen het vensterkozijn en het ene been over het andere geslagen. Precies als wou hij een soort nonchalance uitstralen. Armen over elkaar gekruist ook. Als ik het mij goed herinner lag het rechterbeen over het linkerbeen en stak de linkerarm door de rechterarm. Helemaal zeker ben ik daar niet van. Ik heb immers ook mijn minder heldere momenten qua oplettendheid.


    Meneer Vanvoren mocht van zijn vrouw, mevrouw Vanachteren, niet in huis roken. Die twee hadden vaak ruzie. Niet over dat roken. Daar had meneer Vanvoren zich al een hele tijd bij neergelegd. Het gaf hem zelfs een bepaalde rust in zijn leven om zo af en toe eens buiten te zijn. Nou ja, wat heet af en toe. Meneer Vanvoren rookte dermate veel dat hij eigenlijk meer buiten dan binnen stond. Soms vroeg hij zich weleens luidop af waarom hij ooit dit huis had gekocht maar om daarvoor nu ruzie te maken, neen, zo was meneer Vanvoren niet.


    Hun ruzies hadden altijd te maken met de seksuele kant van hun huwelijk. Het was immers zo dat meneer Vanvoren het graag van achter deed terwijl mevrouw Vanachteren het eigenlijk liever van voren had. Daar hadden die twee dus altijd slaande ruzie over.

    Als je meneer Vanvoren vroeg naar het waarom van zijn voorkeur dan zei hij: "Nou kijk, mijn wijf heeft zo'n vreselijk lekker strak gaatje, daar van achter!" Vroeg je mevrouw Vanachteren naar haar versie van de feiten dan fluisterde ze: "Nou ja, die hufter is danig zwaar geschapen dat m'n darmstelsel telkens ontregeld dreigt te raken!"


    In een ver verleden hadden ze zich, precies vanwege hun namen, tot elkaar aangetrokken gevoeld. Meneer Vanvoren had gedacht dat het wel goed zat met een blonde stoot die Vanachteren heette en mevrouw Vanachteren voelde zich bepaald veilig bij iemand die Vanvoren heette. Dat was dus volledig verkeerd gelopen, die interpretaties.


    Na lang aandringen van de huisdokter waren ze ooit in therapie gegaan bij een seksuoloog maar die geslachtsknijper bracht weinig zoden aan de dijk. Die oelewapper was met het idee gekomen om het dan maar om de andere dag anders te doen. Op pare dagen van voren en op onpare dagen van achter. Toen meneer Vanvoren opmerkte dat mevrouw Vanachteren precies op onpare dagen aan hevige migraineaanvallen ten prooi viel wist de deskundige even niet meer waar zijn muts stond. Hij had nog geprobeerd om zijn voorstel om te draaien maar los van haar migraine op onpare dagen bleek mevrouw Vanachteren tijdens pare dagen last te hebben van opvliegers. En de heer Vanvoren was er de man niet naar om met een bezweet wijf te liggen rampetampen. "Dan hebt u een seksueel probleem", had de arts in kwestie opgemerkt na dewelke de heer Vanvoren en mevrouw Vanachteren resoluut zijn kabinet hadden verlaten. Niet zonder evenwel eerst te hebben betaald.


    "Had ik met die 150 euro net zo goed naar de hoeren kunnen gaan, schatje", mompelde de heer Vanvoren tegen zijn wijf toen ze buiten stonden waarop mevrouw Vanachteren een beetje gepikeerd antwoordde: "Jaja, dan kun je me schatje noemen, ellendeling!"

    En nu stond de heer Vanvoren dus geheel nonchalant een sigaretje te roken voor zijn woning. Ik knikte goeiendag en hij knikte minzaam terug. Toen ik informeerde naar mevrouw Vanachteren keek hij naar de stoeptegels en verscheen er een triestige uitdrukking op zijn gelaat. "Weet u wat het is met dat verdomde wijf van mij? Zij weet van voren maar half dat zij van achter leeft!"

    En toen begon hij te wenen. Dikke tranen liepen uit frustratie langs zijn bolle wangen.

    Ik had medelijden en probeerde hem te troosten met de mededeling dat weinig mannen zich op het thuisfront toegang konden verschaffen via de achterdeur. Helaas, zijn tranen bleven stromen.

    09-05-2013 om 10:00 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het verzoek

    Toen heb ik haar, eerder uit noodzaak dan uit liefde, een brief geschreven.
    Onrustig dwaalden mijn gedachten over het gebleekte papier.
    Ik schreef en verzocht haar:

     

    Florence,

    Onterf mij van al die materie.

    Schrap mij uit geld en waardevolle zaken.

    Laat mij de kleine dingen na.

    Ik wil de leuning van de houten stoel op de veranda.

    De stoel waar je maanden hebt gezeten.

    Kijkend naar nergens.

    In strijd met de resten van jezelf.

     

    Het raam geeft uit op haar tuin.

    Ik wacht op niets.

    Op niets dan op wat ruggensteun.

    09-05-2013 om 09:55 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van het daglicht en de mensen...

    Ik hield mij de laatste weken op in de buik van de wereld. Theater is voor mij een buik waarin je kunt schuilen voor de werkelijkheid. Je trekt een deur achter je dicht en je laat de realiteit voor wat ze is. Je kunt echter niet blijvend door je fantasie lopen slenteren. Een mens moet op een bepaald moment weer naar het werkelijke leven.

    Gisteren nam ik dan ook de trap en wrong mezelf via de navel weer in het licht. Het was even wennen. De verbeelding en het duister zijn immers vaak veel minder confronterend. Misschien had ik moeten wachten op de nacht om mezelf te bevrijden. Zo'n nacht waarop de maan als een bleke vrouwennavel aan het firmament staat en speels wordt gestreeld door lichtgrijze nevelslierten. Een hergeboorte associeer ik met een vrouw. Met een vreemde moederfiguur die mij opnieuw ter aarde werpt. Mijn gedachten dwalen naar de polders en de vroege, vochtige weelde van wak ochtendgras.

    Bon, dit gezegd zijnde, I'm back in town. De theateravonturen liggen voor even achter mij en ik ben van plan om hier af en toe wat te schrijven want om eerlijk te zijn: ik mis het schrijven vaak. Bloggen is een vreemd verschijnsel. Je hebt contact met mensen die je van haar noch pluim kent maar toch voel je een soort verbondenheid. Met de een natuurlijk al sterker dan met de ander. Op dat vlak is er mijns inziens weinig verschil tussen het rapaille langs de digitale snelweg en het gepeupel langs de oude baan naar Kortrijk. Het leven is nu eenmaal een bonte verzameling van miserie en ellende.

    Maar goed, ik wrong gisteren mezelf dus in het licht en als vanouds liep ik mensen tegen het lijf. De eerste die mijn pad kruiste was Etienne van Gabby. Met Gabby heb ik nog geneukt en van Etienne weet ik alleen dat hij een veel te groot hoofd heeft volgens de rest van zijn lichaam. Een monumentale kop op een veel te kleine sokkel, zeg maar. Een beetje gelijk Guido Gezelle. Bij priester dichter Gezelle was het ook al kop wat je zag. De kop van Etienne speelde mij parten. Ik wou genieten van het licht en de schaduw die Etienne over mij wierp stoorde mij enorm in dit simpele streven. Ik had amper tien minuten de buik van het leven verlaten of ik moest al doortastend handelen. Met een vers dat rappeleerde aan het werk van Gezelle probeerde ik Etienne van me af te schudden.

    'Rap, uit mijnen weg en uit mijn zicht, ge staat met uw wezen te kloefe in mijn licht!' riep ik hem toe. Blijkbaar kende hij zijn Vlaamse klassiekers want van de weeromstuit maakte hij plaats voor mij en mijn licht.

    Ik liep verder en genoot zichtbaar van deze kleine overwinning. Ik floot een licht, luchtig deuntje en stak een zware sigaret op. De vleug nicotine die door mijn aderen joeg werkte bevrijdend. Roken mag niet meer in de buik. Vroeger pafte men in de buik dat ge de rook van de wanden kon schrapen. Nu mag het niet meer. Als ge smoort dan drijft ge een mes in de gezondheid van uw medemens.

    In de Carmerstraat kwam ik Lorette van dancing 'Den Tracé' tegen. Ik vroeg hoe het met haar ging. Ze haalde haar schouders op en zweeg. 'Draait Den Tracé nog steeds als voordien?' vroeg ik haar. Ineens pakte Lorette mij vast, keek me in de ogen en zei: 'Urbain, ik zou de mensen iets willen vertellen maar er luistert niemand naar mij.' Ik legde haar hoofd op mijn schouder en wreef door haar zwarte haar. Ik wist wat er nu zou komen. En Lorette vertelde.

    Ze vertelde haar verhaal.

    'De mensen bezien mij raar. Ze zeggen da’k altijd op mijn eigen ben, da’k een stille ben. De mensen zijn daar niet mee gediend als ge nooit met ze klapt. De meeste mensen klappen er graag van. Moest ge weten wat dat er hier de vrijdagavond afgeklapt wordt, ge zoudt verschieten, peins ik. De zaterdag wordt er minder geklapt. Dan dansen ze meer. En als ze dansen dan klappen de mensen niet. Dan staan ze in mekaars nek te blazen om te togen dat ze malkaar gaarne zien.

    Soms vraag ik me af waarover de mensen alzo een hele avond klappen. Drie vierden heeft niets te zeggen en de rest zijn zevers. Als ge niks te zeggen hebt, houdt dan uw mond.

    Ik zou nochtans veel kunnen vertellen.

    Op mijn zeventiende ben ik thuis weggegaan. Mijn ouders in alle staten maar ik wilde bij Eddy zijn. Mijnen god in dien tijd. Smoorverliefd was ik. Hij was wel een heel stuk ouder dan ik maar dat stoorde mij niet. We zijn t’hope gaan wonen in een klein huizeke en achter drie weken was ik al in verwachting. Ik was nog geen achttien als Merel geboren werd. Eddy was bijna nooit thuis. Hij moest veel weg voor zijn werk naar ’t buitenland. Soms zag ik hem maar een dag in de week. Maar ‘k leerde daar mee leven. Ik had mijn dochter en mijn werk in huis en veel meer had ik eigenlijk niet nodig. Als Eddy thuis was stond hij altijd indelijks geweldig. Allé, op seksueel vlak wil ik zeggen. Hij pakte mij soms vijf keer per dag. Maar ‘k leerde ook daar mee leven. Ik peinsde, als ik hem daar gelukkig mee kan maken…

    Op een dag stond er een vrouw aan mijn deur die ik niet kende. Ene van Antwerpen. Ze wilde een keer met mij klappen. Als ze binnen was haalde ze haar trouwboekje uit haar sjakosse en legde het voor mijn neus op tafel. Of ik het eens wilde bekijken. Elise Jonckers, echtgenote van Eddy Deblekere. Tien jaar getrouwd en vier kinders.
    Ik heb Eddy nooit meer gezien. De godverdomse lafaard!
    Ik ben maanden uit mijn huis niet meer geweest. Beschaamd, voor ’t gebuurte.

    En dan heb ik Stroobant leren kennen. De kleine had een velooke nodig en ze hadden me gezegd dat ik bij Stroobant voor weinig geld aan iets degelijks kon geraken. Ik kom daar binnen, hij kijkt naar mij en hij zegt: Gij ziet er niet gelukkig uit. Ge hebt een schoon wezen maar ’t is vertrokken van verdriet. Vier uur hebben we zitten klappen. Over mijn verdriet, over Merel, over Eddy, over Stroobant zijn leven, over vanalles.

    Stroobant is gene gewonen. Ge moet hem kennen. Ruw gelijk geen ander van doeninge maar albinnen, albinnen is dat een gedicht. Heel zijn lijf zit vol poëzie.

    We zijn elkaar blijven zien. Ik ging bij hem of hij kwam bij mij. Hij heeft veel voor me gedaan. Hij geraakte altijd aan vanalles. Een stove, een frigo, keukenstoelen, een boiler voor ’t warm water. Warm water. Warmte. Hij heeft vooral heel veel warmte gegeven. Aan mij en aan Merel. ’t Was gelijk of dat het zijn eigen dochter was. Als hij ook maar een minuut tijd had zat hij te spelen met die kleine. Merel zag hem ook graag. Ge kon dat zien aan dat kind haar ogen. Haar ogen blonken als Stroobant met haar bezig was. ’t Was eigenlijk de schoonste tijd van mijn leven. Hij zei altijd, als ik genoeg heb verdiend met mijn velo’s dan zijn we hier weg. Naar de warmte. Naar de zon.

    En dan is hij ineens opgepakt. Voor een kwestie waar hij niets mee te maken had. Dat stuk crapuul van een Verheye had er hem ingeluisd. Zijn carrière was meneer meer waard dan ons geluk. Vijf jaar. ’t Is lang, als ge iemand vijf jaar moet missen. Ik ging hem wel gaan bezoeken in ’t gevang, maar er was daar niet teveel raars aan. Naar mekaar zijn vel verlangen van achter glas. Uw hand op een andere hand met een koude ruit daartussen.

    Maar ’t is eindelijk gedaan. Vandaag komt hij vrij. Hij zal voor alles zorgen, heeft hij gezegd. Ik moest hem vertrouwen. Ik zorg voor Merelke, zei hij, ’t enige dat gij moet doen is achterkomen. En ik zal gaan. Ik geloof in zijn paradijs, in zijn La Palma.'


    Lorette is nooit gegaan. Haar leven is ergens gestopt op de drempel van een ingebeeld paradijs. Wij kennen Lorette en we kennen haar verhaal. Ik wrijf het verdriet van haar wang en zeg onzinnige dingen. Ik zeg dat het elke dag beter zal gaan. Al vijftien jaar probeer ik Lorette te overtuigen dat het elke dag een beetje beter zal gaan. Alsof ik leven probeer te blazen in een steen.

    Ik was uit mijn hol geklommen en merkte dat de wereld nog draaide. In wezen was er in die maand afwezigheid niets veranderd. De mensen leefden nog, de miserie laaide nog.

    24-02-2013 om 12:10 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    03-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een pijnlijk ritueel




    Verwarder nog dan
    hoe de losse woorden
    van tussen je tanden vallen
    stotteren je ogen
    de gewonde kleur
    van gebroken kobalt

     

    zoals de lucht ademde
    toen wij in Portugal
    verse dadels aten
    en het onweer zich plots
    - als een warme, onbetrouwbare hoer -
    tussen onze woorden wrong

     

    verslaafd aan de ondergang
    wassen wij elkaar
    zwijgend
    troebel water
    zeep van ijzervijlsel
    de gunsten gebroken.


    -urbain-

    03-02-2013 om 15:22 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    01-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De dag dat mijn moeder steun behoefde


    Wij zijn samen op stap, mijn moeder en ik. Daar mijn moeder steun behoeft zijn wij op weg om steunkousen voor haar te kopen. Daar mijn moeder een grote fobie heeft ontwikkeld voor elke vorm van gemotoriseerde beweging gaan wij te voet. Het is een niet te onderschatten inspanning. Daar mijn moeder nog niet over de juiste kousen beschikt zoekt zij in afwachting de nodige steun aan mijn arm. Wij lopen ietwat scheef, mijn moeder en ik.

     

    Om de haverklap komt mijn moeder oude bekenden tegen. Dat kan ook moeilijk anders want mijn moeder is negentig jaar. Telkens wij zo'n kennis kruisen dan geeft mijn moeder mij, middels een zacht kneepje in mijn arm, te kennen dat ze halt wil houden om een praatje te maken met de bekende in kwestie. Dat ze naar elkanders naam moeten vragen veroorzaakt allerminst ergernis in de wereld der derde leeftijd. Integendeel. Men herkent zijn eigen kwaal in de vergeetachtigheid van de ander en hun slijmvliezen trekken samen van vertedering. De gesprekken bevatten hoofdzakelijk medische kwesties. Ouderdomskwalen lijken aanzienlijker dan ik oorspronkelijk had gedacht.

     

    De tocht naar het winkeltje van mevrouw Agnes duurt meer dan twee uur. Mevrouw Agnes drijft een nering in dames en herenondergoed van het jaar stilletjes. 'Chez Agnes' staat er in sterk afgebladderde sierletters op de vitrine. Hier worden geen BH's verkocht maar ambachtelijke bustiers in dewelke je makkelijk twaalf kilo grof gesneden stoofvlees kunt emballeren. Ik bekijk onderbroeken waar je - in tijden van oorlog en rampspoed - probleemloos een veldhospitaal zou kunnen in onderbrengen. U zult misschien denken dat ik overdrijf maar men mag de dingen ietwat scherper geschakeerd weergeven als je ze daarmee een zweem van vermeende grappigheid kunt geven.

     

    'Louise, 't is voer steunkoesen,' zegt mijn moeder.

    'Martha, 't is Agnes,' repliceert Agnes.

    'Agnes, 't is Georgette,' antwoordt mijn moeder.

    'Voer wat is't, Georgette?' vraagt Agnes.

    'Voer een poar steunkoesen, Agnes,' zegt mijn moeder.

    'Zegt dat 't gèn woar is hé, Georgette, dat stoat vaneigens ip de bovenste schappe,' zucht Agnes.

     

    Agnes roept onredelijk luid naar achteren dat Grégoir zich moet melden met het trapleerken. Nog geen minuut later komt haar echtgenoot vanachter een gordijn de zaak ingesukkeld met een kleine trapladder in zijn handen. Het trapleerken wordt met veel vijven en zessen op de juiste plaats geposteerd en terwijl Agnes het leerken vasthoudt bestijgt Grégoir kreunend het gammel geval. Hij bereikt de bovenste legplanken en rommelt wat in de dozen aldaar.

    'Waffere moate ejje giender van doen?' vraagt Grégoir aan niemand in het bijzonder.

     

    Agnes bekijkt mijn moeder terwijl die haar schouders ophaalt. Agnes schuift onbeschaamd mijn moeder haar rok naar omhoog, monstert haar benen en roept dan naar Grégoir dat hij een 42 en een 44 neder mag laten dalen. Ik vind het al bij al een zeer beschamende bedoening en wandel doelbewust een beetje weg van het gebeuren. Ik ga naar een standje en veins enige interesse voor aldaar uitgestalde jarretelles uit 1865. Het betreft hier een schatting mijnerzijds. Je houdt het anno 2013 in elk geval niet voor mogelijk dat dergelijke antiquiteiten nog tegen betaling van eigenaar wisselen.

     

    Terwijl Grégoir voorzichtig langs het leerken naar beneden schuifelt vraagt Agnes aan mijn moeder hoe mijn vader het maakt. 'Als het water, zoals men voorspelt, straks echt schaars wordt in deze contreien dan zijn zijn knieën in elk geval van goudwaarde,' zegt mijn moeder. Ze zegt het natuurlijk in de streektaal maar ik zal u deze martelgang besparen.

     

    Grégoir is inmiddels geland. Hij zet de beide dozen op de toonbank, neemt het trapleerken en verdwijnt even schichtig als hij is gekomen achter het gordijn. Agnes duwt mijn moeder de 42 in handen en mijn moeder verdwijnt achter een soort kamerscherm dat dienst doet als pashokje. Ik merk hoe mijn moeder zich achter het zwak doorschijnende scherm via allerhande obscene bewegingen in de steunkousen probeert te hijsen.

     

    'Zien ze te klèine da?' vraagt Agnes.

    ''k Hèn azzo den indruk dat een moate mèèr nie zoedt mesannen!' zegt mijn moeder.

     

    Agnes schuift de 44 over het kamerscherm en neemt gelijktijdig de 42 van mijn moeder terug over. Mijn moeder schuift nu blijkbaar makkelijker in de kousen want de bewegingen lijken ietwat soepeler te verlopen. Het blijft een ranzige bedoening maar het lijkt allemaal minder bezwarend over het been te glijden. Na een paar minuten komt mijn moeder van achter het scherm en showt ons haar nieuwste aanwinst. Mevrouw Agnes glundert en schikt de steunkousen her en der nog wat meer in model. Mijn moeder deelt mede dat zij de kousen meteen maar zal aanhouden om er alvast een beetje aan te wennen. Alsof ze een paar pumps heeft gekocht!

     

    Ik bekijk mijn moeder terwijl ze afrekent. Die nieuwe steunkousen zijn met verve de lelijkste vrouwelijke attributen die ik ooit in mijn leven mocht aanschouwen. Mijn moeder lijkt wel 10 jaar ouder met die vaalbruine, elastieken flappen rond haar benen. Mevrouw Agnes bedankt mijn moeder tijdens het naar buiten gaan. Ik wil haar arm nemen maar daar denkt mijn moeder duidelijk anders over. Fier loopt zij met rechte rug zo'n vier meter voor mij uit. Zij is duidelijk niet langer meer steunbehoeftig. Fysiek lijkt zij plots 10 jaar jonger te zijn geworden.

    01-02-2013 om 20:11 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Archief per week
  • 06/05-12/05 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 28/01-03/02 2013

    E-mail mij

    Mocht ge de behoefte voelen om mij te contacteren, ge moet u niet generen.


    Gastenboek

    Blaf het van u af!


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs