Inhoud blog
  • Overspel.
  • De nachtwacht
  • Visueel ongemak.
  • Ongewenste intimiteiten.
  • Avonturen in het park.
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Het universum volgens Urbain Alpain
    ... van een nimmer bereikte bestemming
    24-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van het daglicht en de mensen...

    Ik hield mij de laatste weken op in de buik van de wereld. Theater is voor mij een buik waarin je kunt schuilen voor de werkelijkheid. Je trekt een deur achter je dicht en je laat de realiteit voor wat ze is. Je kunt echter niet blijvend door je fantasie lopen slenteren. Een mens moet op een bepaald moment weer naar het werkelijke leven.

    Gisteren nam ik dan ook de trap en wrong mezelf via de navel weer in het licht. Het was even wennen. De verbeelding en het duister zijn immers vaak veel minder confronterend. Misschien had ik moeten wachten op de nacht om mezelf te bevrijden. Zo'n nacht waarop de maan als een bleke vrouwennavel aan het firmament staat en speels wordt gestreeld door lichtgrijze nevelslierten. Een hergeboorte associeer ik met een vrouw. Met een vreemde moederfiguur die mij opnieuw ter aarde werpt. Mijn gedachten dwalen naar de polders en de vroege, vochtige weelde van wak ochtendgras.

    Bon, dit gezegd zijnde, I'm back in town. De theateravonturen liggen voor even achter mij en ik ben van plan om hier af en toe wat te schrijven want om eerlijk te zijn: ik mis het schrijven vaak. Bloggen is een vreemd verschijnsel. Je hebt contact met mensen die je van haar noch pluim kent maar toch voel je een soort verbondenheid. Met de een natuurlijk al sterker dan met de ander. Op dat vlak is er mijns inziens weinig verschil tussen het rapaille langs de digitale snelweg en het gepeupel langs de oude baan naar Kortrijk. Het leven is nu eenmaal een bonte verzameling van miserie en ellende.

    Maar goed, ik wrong gisteren mezelf dus in het licht en als vanouds liep ik mensen tegen het lijf. De eerste die mijn pad kruiste was Etienne van Gabby. Met Gabby heb ik nog geneukt en van Etienne weet ik alleen dat hij een veel te groot hoofd heeft volgens de rest van zijn lichaam. Een monumentale kop op een veel te kleine sokkel, zeg maar. Een beetje gelijk Guido Gezelle. Bij priester dichter Gezelle was het ook al kop wat je zag. De kop van Etienne speelde mij parten. Ik wou genieten van het licht en de schaduw die Etienne over mij wierp stoorde mij enorm in dit simpele streven. Ik had amper tien minuten de buik van het leven verlaten of ik moest al doortastend handelen. Met een vers dat rappeleerde aan het werk van Gezelle probeerde ik Etienne van me af te schudden.

    'Rap, uit mijnen weg en uit mijn zicht, ge staat met uw wezen te kloefe in mijn licht!' riep ik hem toe. Blijkbaar kende hij zijn Vlaamse klassiekers want van de weeromstuit maakte hij plaats voor mij en mijn licht.

    Ik liep verder en genoot zichtbaar van deze kleine overwinning. Ik floot een licht, luchtig deuntje en stak een zware sigaret op. De vleug nicotine die door mijn aderen joeg werkte bevrijdend. Roken mag niet meer in de buik. Vroeger pafte men in de buik dat ge de rook van de wanden kon schrapen. Nu mag het niet meer. Als ge smoort dan drijft ge een mes in de gezondheid van uw medemens.

    In de Carmerstraat kwam ik Lorette van dancing 'Den Tracé' tegen. Ik vroeg hoe het met haar ging. Ze haalde haar schouders op en zweeg. 'Draait Den Tracé nog steeds als voordien?' vroeg ik haar. Ineens pakte Lorette mij vast, keek me in de ogen en zei: 'Urbain, ik zou de mensen iets willen vertellen maar er luistert niemand naar mij.' Ik legde haar hoofd op mijn schouder en wreef door haar zwarte haar. Ik wist wat er nu zou komen. En Lorette vertelde.

    Ze vertelde haar verhaal.

    'De mensen bezien mij raar. Ze zeggen da’k altijd op mijn eigen ben, da’k een stille ben. De mensen zijn daar niet mee gediend als ge nooit met ze klapt. De meeste mensen klappen er graag van. Moest ge weten wat dat er hier de vrijdagavond afgeklapt wordt, ge zoudt verschieten, peins ik. De zaterdag wordt er minder geklapt. Dan dansen ze meer. En als ze dansen dan klappen de mensen niet. Dan staan ze in mekaars nek te blazen om te togen dat ze malkaar gaarne zien.

    Soms vraag ik me af waarover de mensen alzo een hele avond klappen. Drie vierden heeft niets te zeggen en de rest zijn zevers. Als ge niks te zeggen hebt, houdt dan uw mond.

    Ik zou nochtans veel kunnen vertellen.

    Op mijn zeventiende ben ik thuis weggegaan. Mijn ouders in alle staten maar ik wilde bij Eddy zijn. Mijnen god in dien tijd. Smoorverliefd was ik. Hij was wel een heel stuk ouder dan ik maar dat stoorde mij niet. We zijn t’hope gaan wonen in een klein huizeke en achter drie weken was ik al in verwachting. Ik was nog geen achttien als Merel geboren werd. Eddy was bijna nooit thuis. Hij moest veel weg voor zijn werk naar ’t buitenland. Soms zag ik hem maar een dag in de week. Maar ‘k leerde daar mee leven. Ik had mijn dochter en mijn werk in huis en veel meer had ik eigenlijk niet nodig. Als Eddy thuis was stond hij altijd indelijks geweldig. Allé, op seksueel vlak wil ik zeggen. Hij pakte mij soms vijf keer per dag. Maar ‘k leerde ook daar mee leven. Ik peinsde, als ik hem daar gelukkig mee kan maken…

    Op een dag stond er een vrouw aan mijn deur die ik niet kende. Ene van Antwerpen. Ze wilde een keer met mij klappen. Als ze binnen was haalde ze haar trouwboekje uit haar sjakosse en legde het voor mijn neus op tafel. Of ik het eens wilde bekijken. Elise Jonckers, echtgenote van Eddy Deblekere. Tien jaar getrouwd en vier kinders.
    Ik heb Eddy nooit meer gezien. De godverdomse lafaard!
    Ik ben maanden uit mijn huis niet meer geweest. Beschaamd, voor ’t gebuurte.

    En dan heb ik Stroobant leren kennen. De kleine had een velooke nodig en ze hadden me gezegd dat ik bij Stroobant voor weinig geld aan iets degelijks kon geraken. Ik kom daar binnen, hij kijkt naar mij en hij zegt: Gij ziet er niet gelukkig uit. Ge hebt een schoon wezen maar ’t is vertrokken van verdriet. Vier uur hebben we zitten klappen. Over mijn verdriet, over Merel, over Eddy, over Stroobant zijn leven, over vanalles.

    Stroobant is gene gewonen. Ge moet hem kennen. Ruw gelijk geen ander van doeninge maar albinnen, albinnen is dat een gedicht. Heel zijn lijf zit vol poëzie.

    We zijn elkaar blijven zien. Ik ging bij hem of hij kwam bij mij. Hij heeft veel voor me gedaan. Hij geraakte altijd aan vanalles. Een stove, een frigo, keukenstoelen, een boiler voor ’t warm water. Warm water. Warmte. Hij heeft vooral heel veel warmte gegeven. Aan mij en aan Merel. ’t Was gelijk of dat het zijn eigen dochter was. Als hij ook maar een minuut tijd had zat hij te spelen met die kleine. Merel zag hem ook graag. Ge kon dat zien aan dat kind haar ogen. Haar ogen blonken als Stroobant met haar bezig was. ’t Was eigenlijk de schoonste tijd van mijn leven. Hij zei altijd, als ik genoeg heb verdiend met mijn velo’s dan zijn we hier weg. Naar de warmte. Naar de zon.

    En dan is hij ineens opgepakt. Voor een kwestie waar hij niets mee te maken had. Dat stuk crapuul van een Verheye had er hem ingeluisd. Zijn carrière was meneer meer waard dan ons geluk. Vijf jaar. ’t Is lang, als ge iemand vijf jaar moet missen. Ik ging hem wel gaan bezoeken in ’t gevang, maar er was daar niet teveel raars aan. Naar mekaar zijn vel verlangen van achter glas. Uw hand op een andere hand met een koude ruit daartussen.

    Maar ’t is eindelijk gedaan. Vandaag komt hij vrij. Hij zal voor alles zorgen, heeft hij gezegd. Ik moest hem vertrouwen. Ik zorg voor Merelke, zei hij, ’t enige dat gij moet doen is achterkomen. En ik zal gaan. Ik geloof in zijn paradijs, in zijn La Palma.'


    Lorette is nooit gegaan. Haar leven is ergens gestopt op de drempel van een ingebeeld paradijs. Wij kennen Lorette en we kennen haar verhaal. Ik wrijf het verdriet van haar wang en zeg onzinnige dingen. Ik zeg dat het elke dag beter zal gaan. Al vijftien jaar probeer ik Lorette te overtuigen dat het elke dag een beetje beter zal gaan. Alsof ik leven probeer te blazen in een steen.

    Ik was uit mijn hol geklommen en merkte dat de wereld nog draaide. In wezen was er in die maand afwezigheid niets veranderd. De mensen leefden nog, de miserie laaide nog.

    24-02-2013 om 12:10 geschreven door Urbain Alpain  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)


    Archief per week
  • 06/05-12/05 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 28/01-03/02 2013

    E-mail mij

    Mocht ge de behoefte voelen om mij te contacteren, ge moet u niet generen.


    Gastenboek

    Blaf het van u af!


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs