Onheilstijding deze week: "Over tien jaar schiet er van Scherpenheuvel niets meer over."
Aardbeving? Al-Qaida? Meteoriet? Tsunami? Di Rupo? Nee, het bedevaartsoord kampt al jaren met een dalend bezoekersaantal. En dat heeft zo zijn gevolgen: ooit stonden er 75 souvenirkraampjes onder de basiliek, nu zijn dat er nog amper elf. "Het is hier binnenkort gedaan", vrezen de inwoners.
Flashback. Dikke Herman, Kareltje en ik waren een jaar of veertien: pubers met meer puisten dan verstand, wat tijdens de naschoolse sportactiviteiten al eens tot blessures leidde, zoals die keer dat we een bowlingbal als voetbal gebruikten en Kareltje per se wou koppen. Meneer Directeur nam dan ook geen risico's: we zouden tijdens de jaarlijkse sportdag braafjes met meester Janssens naar Scherpenheuvel wandelen, een simpele tocht van dertig kilometer. Geen ongelukken, geen problemen.
Meneer Directeur was een goeie kerel, maar nogal naïef.
Nauwgezet bestudeerde meester Janssens die ochtend de kaart. "'t Is langs hier", sprak hij gedecideerd, dus gingen we met zo'n dertig leerlingen enthousiast op weg, de overbekende hit brullend: "We gaan te voet naar Scherpenheuvel, o ja te voet naar Scherpenheuvel, maar wanneer komen wij daar aan, met zoveel kroegen langs de baan? Tsjalala lala lala la! Hoi!"
Helaas: weinig kroegen langs de baan, en nog minder wegwijzers. Na een halfuur ronddwalen bleek dat we min twee kilometer hadden afgelegd. Min twee! Verbijsterd keken we naar meester Janssens. "'t Was blijkbaar langs daar", mompelde hij ietwat beschaamd.
Kort daarna brak er een verschrikkelijk onweer los. Compleet doorweekt vonden we uiteindelijk een stal om in te schuilen, in het gezelschap van een stel onwelriekende schapen en een vreemde meneer met een gigantische schaar, van wie we hoopten dat hij de boer was.
Ons "Tsjalala lala lala la" klonk al wat minder overtuigd.
Ietsje later kwamen we aan een kruispunt dat niet op de kaart stond. Meester Janssens vroeg de weg aan een inboorling. Wellicht een atheïst, of een kinderhater, want een uur later bleek dat we vrolijk richting Leuven aan het wandelen waren.
Terug op het rechte pad bereikten we een wei. Meester Janssens kroop over de prikkeldraad. Helaas werd hij daarbij opgemerkt door een bronstige koe. Wij wisten niet dat onze leraar op zijn leeftijd nog zo snel kon lopen.
"Tsjalala lala lala la. Hoi!"
De meester kwaad omdat sommige leerlingen voor de koe hadden gesupporterd. "En niet meer door de weiden! Dan maar telkens een omweg!"
Tsjalala.
Opnieuw een regenbui.
Tsjala.
Weer de weg kwijt.
Tsja.
Ik denk dat we die dag zo'n vijftig kilometer hebben gewandeld. Onze voeten kregen allerlei ongezonde kleuren, onze tongen hingen tot op onze knieën, Dikke Herman begon te hallucineren, Kareltje sukkelde van vermoeidheid in een gracht en ik was dermate aan het zweten dat men op mijn rug een bad kon nemen.
Net toen we ervan overtuigd waren dat we tot aan het eind van onze dagen door Vlaanderen zouden strompelen, zagen we in de verte de basiliek opdoemen. Dolgelukkig namen we Scherpenheuvel in: ik kocht in de eerste de beste winkel een lichtgevend Mariabeeld, Dikke Herman een megazak snoep, en Kareltje genoeg noveenkaarsen om de hele basiliek mee plat te branden. Daarna bestelden we wafels met slagroom, de lekkerste die we ooit hadden gegeten. Scherpenheuvel was de max.
En dat paradijs van lekkers en prullaria zou nu verdwijnen? Tijd dat ik dat lichtgevend Mariabeeld van de zolder haal. Je weet nooit of het helpt.
(verschenen op 06/05/2006 in Gazet van Antwerpen)