Ken je dat het gevoel dat je de wereld aan kan? Je stapt goedgeluimd uit bed, de zon geeft het beste van zichzelf en de kinderen gedragen zich als engeltjes. Zo was het ook die ochtend. Om zeven uur zat ik met L. en C. aan de onbijttafel en vroeg hen wat we vandaag zouden doen. C. antwoordde met 'bubatata', dus daar had ik niet echt een volwaardige gesprekspartner aan, maar L. kreeg de keuze tussen de speeltuin en het park. Nu moet je weten dat, als je uit de voordeur stapt, de speeltuin de rechterkant uit is en het park de linkerkant. Hoewel ik meer zin had in een wandeling naar het park, koos L. resoluut voor de speeltuin. Het heeft iets te maken met het zand, geloof ik. Het zet kinderen aan tot zandkastelen bouwen en kokeneten spelen met zandtaarten. Dus om exact 7u45 trok ik de voordeur achter me dicht. C. op mijn arm, L. in mijn kielzog en D. die zich van kwaad bewust was en nog heerlijk lag te slapen. Eenmaal C. in haar buggy gezet, wou L. enkel meegaan als ze op haar loopfiets naar de speeltuin kon fietsen/lopen. Een kinderhart is gauw gevuld en enkele tellen later liepen we samen richting speeltuin. Daar aangekomen plofte ik beide meisjes in het zand en genoot ik zelf van de heerlijke stilte. C., die in haar klauterperiode zit, probeerde meermaals het speeltuig op te klimmen, maar zonder al te veel succes. Veiligheidshalve wordt de eerste 'bobbel' van de klimmuur ver boven het bereik van te jonge kinderen gehouden, tot grote frustratie van C. uiteraard. Na een aantal hulpeloze blikken en vruchteloze pogingen gaf ze het op. Een teken dat de kleine meid wel een knuffel kon gebruiken. Even later bleek ook een nieuwe luier wel van pas te komen. Gelukkig is de luiertas voorzien van een uitplooibaar luierkussen, maar echt handig is het niet; zo'n beweeglijke peuter moeten verversen op een smal bankje. Zeker niet als er plots weerklinkt; "ik moet plassen". Ondanks dat L. het fantastisch heeft gedaan bij de zindelijkheidstraining, zijn er van die momenten dat je er snel moet bij zijn. Dit was er zo één van. Als L. in haar eigen wereldje zit, beseft ze pas net iets te laat dat de moet gaan plassen en is het belangrijk om het kind binnen de dertig seconden te voorzien van een toilet. Uiteraard was dit niet meteen het meest ideale moment want C. lag nog met de blote billen te wachten op een nieuwe pamper en kon dus niet zomaar eventjes losgelaten worden. Mijn brein werkte snel, met in mijn achterhoofd een soort gelijk voorval enkele weken terug. Dat eindigde met een natte broek en een huilende L. Dus ik hoor mezelf zeggen; "trek je slipje, rok en schoenen snel uit." Zo gezegd, zo gedaan. Tien seconden later staat L. me vragend aan te kijken en ik haar van op haar hurken te gaan zitten in het gras. "Dat lukt niet, " jammert L., "je moet me vasthouden zoals papa dat doet." "Eventjes wachten schat," zeg ik, "ik zet C. eerst even terug in haar buggy." Een goede vijf minuten later zijn de twee meisjes opnieuw zonder problemen aan het spelen in het zand. Het lijkt maar een klein probleem, maar op dat moment heb ik toch respect voor alle éénoudergezinnen. Je moet het maar doen, gewild of ongewild. Elke dag opnieuw een immense organisatie wie wanneer wordt verzorgd, aangekleed, eten krijgt... Noem maar op. Natuurlijk, ik ben er van overtuigd dat het met de jaren beter gaat, eenmaal dat kinderen zelfstandiger worden, maar in mijn ogen kan het nooit voor de volle honderd procent een fijne belevenis zijn. Wat me zou kunnen brengen tot een monoloog of kinderen in éénoudergezinnen wel evenveel kansen krijgen dan in andere gevallen, maar laat ik dat voor later bewaren. We keren terug naar de speeltuin. L. speelt en klimt en lacht en holt, tot wanneer de zandbak daar een stokje voor steekt. Ik zie L. een duik nemen over de rand van de zandbak die gevolgd wordt door een oorverdovend gehuil. Hier helpen de eerste twee minuten alleen maar troostende woordjes. Met het nodige: "het is niet zo erg" en "ik zal je snel verzorgen", kalmeert L. een beetje en als ze nadien dan door mij ook nog wordt afgeleid met een sapje, is de valpartij snel vergeten. C. heeft intussen het hele schouwspel vanop haar plaatsje in de speeltuin gevolgd en voor haar is het genoeg geweest. Met het uurwerk dat bijna negen uur wijst, klopt ook het zandmannetje bij onze jongste telg van de familie aan. Ik zet de buggy op slaapstand, duffel C. lekker in en voorzie haar van haar Coco, de knuffel en een tutje. De zonneklep noge even uitschuiven en even later kan ze aan haar tripje naar dromenland beginnen. Met C. die nu in de buggy lag te slapen, was er voor L. nog maar weinig plezier aan. Zeker toen ze naar haar zandspeeltjes vroeg (lees: emmer en schepje) en ik helaas moest melden dat ik niets van speelgoed meegebracht had. Toen er nog een tweede en derde maal 'ik wil mijn speeltjes' volgde en ik daarop nogmaals negatief moest antwoorden, kreeg ik resoluut te horen: "ik wil naar het park". Op zo'n moment is het altijd even wikken en wegen wat de volgende stap is. Geef ik niet toe, zit ik hoogstwaarschijnlijk met een verdriet en lastig kind. Geef ik wel toe, lijk ik niet standvastig te zijn in mijn beslissing. Maar ik denk er wel even over na. We zijn naar buiten gekomen zodat de kindjes zich kunnen amuseren met dit mooie weer. C. slaapt, dus zij heeft er geen last van en wou ik om te beginnen al niet eens naar het park? Aangezien we terug via onze voordeur passeren, check ik even of D. nog niet wakker is. Dat blijkt wel zo te zijn maar hij is allesbehalve vertrekkensklaar. Omdat C. ligt te slapen en L. wil spelen, kan ik nog naar binnen, noch blijven staan. (We hebben de pech dat onze lift niet breed genoeg is om de buggy in te zetten, dus het is onmogelijk om C. naar boven te krijgen zonder haar wakker te maken.) Dus meld ik D. dat we naar het park gaan en hij ons maar achterna moet komen. Dat naar het park wandelen was geen probleem. L. waggelt voor me op haar loopfietsje en vindt het oversteken al een hele belevenis. "Komt er een auto, L?" "Nee." "Zeker?" "Ja." "Steek dan maar over." Eenmaal in het park aangekomen zakt de vreugde wat weg. "Ik wil spelen." laat L. me weten. Ik leg haar uit dat ze overal mag gaan spelen zolang ik haar nog kan zien. Wat volgt is een grappig spelletje met L. die wel tot tien keer vraagt: "Zie je mij hier nog?" Tot de verveling opnieuw toeslaat. Helaas zijn mijn handen gebonden (aan de buggy van C., weet je wel) en kan ik weinig bedenken om L. te entertainen. Ik loer stiekem door de bomen heen of ik nog geen spoor zie van D. zodat er afwisseling van wacht is, maar hij laat op zich wachten. Totdat hij dan toch ineens verschijnt en hij opnieuw een lach op L.'s kan toveren. Omdat ik de gebruikelijke tien uur-koek vergeten ben, gaan vader en dochter op voedseljacht. Intussen wordt de kleinste spruit ook weer wakker en laat ik haar nog even soezen in het zonnetje. Als we even later allemaal samen in het zonnetje een koekje aan het eten zijn, is het geluk weer eventjes perfect. Ik kijk naar twee lachende meisjes en bedenk dat blije meisjes blije ouders maken. Als is het maar een surrogaatouder.
We zijn drie nachten later, het samen slapen lukt 's nachts perfect, overdag is het nog wat puzzelen. C. gaat op haar gewoonlijk uur schaapjes tellen, terwijl L. de keuze heeft tussen het grote bed van papa en E. of bij oma en opa te gaan slapen. Aangezien deze laatste op letterlijk een steenworp van ons wonen is dit voor L. uiteraard een zeer logische keuze. Op een ochtend word ik echter zalig rustig gewekt. De tonen van het muziekkonijn die weerklinken door de babyfoon laten me weten dat C. wakker is. Ik geef toe, kwart na zes is nog vroeg, maar aangezien we geen gehuil, noch 'papa' horen, laten we onze meisjes rustig wakker worden. Als D. even later gaat kijken, komen ze beiden vrolijk met hem mee. De volgende ochtend is echter zo vrolijk niet. Enkele minuten na zes begint C. te huilen. Ik spurt naar boven, immers, twee huilende meisjes op dat uur zou wat teveel van het goeie zijn. Ik til C. uit haar bedje. Tutje kwijt. Dekselse tutten ook! Intussen ligt L. half uit haar bed; één been op de grond, een arm die er bijhangt. De songtekst van 'Anne' van Clouseau spookt opeens door mijn hoofd. Ondanks het weenconcertje van C. wordt L. gelukkig niet wakker. Aangezien C. er allesbehalve uitgeslapen uitziet, leg ik haar nog even tussen D. en mij, in de hoop dat ze nog even verderslaapt. Een utopie uiteraard. Zelf slaag ik er niet in om mijn ogen nog langer dan tien seconden per keer te sluiten. C. draait, speelt, brabbelt, maar slapen zit er niet meer in. Uiteraard is L. een kwartier later ook wakker. Ook zij wordt nog even tussen ons in gelegd, maar tien minuten later beslist ze dat het genoeg geweest is. Maar ik heb geluk, vandaag is D. diegene die van dienst is, dus het aankleden en klaarmaken voor de dag is dus zijn taak. Na mijn gestolen halfuurtje slaap, zit ik samen met mijn gezinnetje aan de ontbijttafel. Mijn nieuw samengesteld gezinnetje. Er zijn momenten dat ik oprecht verbaast ben over het verloop van dit alles. Moest je me vijf jaar terug gezegd hebben dat ik zorgmoeder zou zijn van twee ukkepukken, zou ik even verbaast gefronst hebben. Maar daar zat ik. Naast me zat een éénjarige, recht voor me de man van mijn leven en daarnaast mijn andere zorgdochter. Vol dromen, vol hoop voor die nieuwe dag. En samen met hen droom ik mee...
Er is een tijd geweest waar L., de toen nog tweejarige dochter, nog zwaar moest wennen aan de nieuwe situatie. Niet alleen werd er een zus geboren, opeens besloten papa en mama om niet langer bij elkaar te wonen. L. werd meegetroond naar een nieuwe woonplaats, kreeg ineens een pak minder aandacht en begon ook nog eens aan een schoolcarrière. De bezoekjes naar papa waren in het begin zeldzaam, want moeders wil was wet; C. mocht (en kon) in het begin nog niet mee omwille van haar jonge leeftijd en L. moest ten alle tijde bij C. zijn. Wat een gedoe. Op papier vrouw en man, maar in de realiteit aartsvijanden. Wolven in schapenvacht, zo zag ik het, de schijn hoog ophoudende voor de kinderen. Gelukkig werd C. groter en ging het borstvoedingsseizoen ook voorbij. Heel langzaam werden L. en C. terug toegelaten in het leven van de papa en dus ook in dat van mij. Woorden wikken en wegen werd een voltijdse bezigheid, voortdurend bang dat L. alweer in tranen uit zou barsten. "Ik wil papa.", was een uitspraak die tientallen keren werd herhaald. Naarmate de weken vorderde, kwam ook de lente in het land, wat betekende dat de zon alsmaar vaker lachende gezichtjes te voorschijn toverde. L., die zich met veel enthousiasme in de armen van haar papa worp als ze van school werd afgehaald en C., die zich, na een vermoeiende dag in de crèche, met veel geborgenheid in mijn armen nestelde. De dagen werden langer en de nachtrust van de kinderen steeds beter. Tot op de dag dat L. begon te klagen. Haar eigen kamertje, dat in het begin vol enthousiasme werd onthaalt vanwege de leuke inrichting, de tientallen knuffels en de ontelbare boekjes, was een nare plaats geworden. Een eenzame plaats voor haar. Het concept 'zij alleen, wij met drie' kon ze niet langer bevatten en was iets waar ze niet langer genoegen mee nam. Dus moest C. naar boven verhuizen. Twee zussen samen, waarvan ik vond dat ze beiden toch nog een licht afwijkend slaappatroon vertoonden. C. slaapt 's morgens immers minder lang dan L. en heeft nog nood aan een voormiddagdut. Wat als L. persé op dat ogenblik op haar kamer met haar poppen wou gaan spelen? De jongste gaat ook vroeger slapen op het middaguur, terwijl de oudste na het eten eerst liever nog wat speelt. L. is 's avonds een tijdrekker van formaat, terwijl C. om stipt zeven uur begint te geeuwen. Maar zo gezegd, zo gedaan. Het bed van C. werd naast dat van L. neergepoot. Wat een ruimte kwam er er ineens weer vrij op onze slaapkamer. Die dag tikte het klokje twaalf uur en werden de kinderen in respectievelijk hun eigen bed gelegd. Alles gaat goed, D. (de papa) en ik staan aan de deur tot het volledig stil wordt en sluipen dan op onze tippen van onze tenen naar beneden om toch maar te vermijden dat we één van de twee zouden wakker maken. Tot wanneer exact drie minuten later een bekend deuntje door de babyfoon klikt. Het muziekkonijn... C. slaapt dus blijkbaar nog niet. Het muziekje wordt nogmaals herhaald en komt nog een derde keer, een vierde keer. Bij de start van de vijfde keer gaat D. toch maar polshoogte nemen. L. staat poppenkast te spelen voor C. en meldt aan de papa dat ze niet kan slapen. (Tiens?)
Tot zover dut één van ons experiment. Ik denk; "niet geslaagd", maar toch vervult mijn hart zich met blijdschap als L. me laat weten: "Het is leuker met twee".
D. en ik kijken elkaar aan en samen denken we; "we proberen het vanavond nog eens".
Op mijn 27ste moeder worden, dat was een vaststaand feit sinds ik 16 was. Uiteraard getrouwd met de man van mijn leven en in het bezit van mijn droomhuis. Denk daarbij nog een hoop huisdieren en het plaatje zou compleet zijn. Nu, een aantal zaken zijn reeds gerealiseerd. Correctie, waren reeds gerealiseerd. Tot de vorige man van mijn dromen toch niet écht de man van mijn dromen bleek te zijn. Op mijn 26ste moest ik alweer afscheid nemen van mijn droomhuis en kwam ik tot het besef dat het moederschap verder dan ooit van me afstond. Tot ik verliefd werd... Op wie dan nog? Mijn -toen nog getrouwde- baas die, daar bovenop, net vader was geworden van een tweede kind. De details van het wat, waar, waarom en hoe? Kort samengevat; na ellenlange gesprekken kwam aan het licht dat de vrouw van zijn dromen toch ook niet écht de vrouw van zijn dromen was. Zonde van het geld voor de bruidsjurk denk ik dan. Maar alle gekheid op een stokje, daar stond ik dan. Ik had zoëven de beslissing genomen om me (al was het maar halftijds) te gaan ontfermen over twee dochters. Even slikken, want dé man van mijn dromen spreekt op een gegeven moment de gevleugelde woorden uit: "Als ik met jou nog een kind maak, dan heb ik er al drie, dat wordt toch wel een beetje van het goede teveel...". Daar sta je dan als vrouw, met je steeds luider tikkende biologische klok. Gelukkig heeft dé man van mijn dromen al snel door dat hij mijn kinderwens niet in de weg mag staan en hij houdt het op één kind van ons tweetjes. In mijn hoofd zag ik echter al een tweede rondspoken, maar laat ik hem dat maar niet wijsmaken.
Daar stond ik dan op mijn 27ste, kinderloos, maar toch weer niet. Ineens waren er twee stuks om voor te zorgen. Met de goeie raad die ik van iedereen kreeg, maar ook met de roddels, opmerkingen en tegenstand, kon ik al meteen een boek volschrijven. Maar alle theorie volstaat niet om te doen wat verwacht wordt als je een kind in huis hebt. Namelijk opvoeden. Al lapte ik aan dat laatste wel lichtjes mijn laars. Al die regeltjes die de mama en de papa opstellen voor 'mijn' meisjes, zijn nu eenmaal niet aan mij besteedt. Zorgmama zijn, betekent niet noodzakelijkerwijs dat je het vijfde wiel aan de wagen bent. Knuffelbeergooiwedstrijden, vingerverven dat uitmondt in snoetverven, pannenkoeken bakken, een extra boekje voorlezen, ...
Als je wil zijn er een pak meer voordelen dan nadelen aan het zorgmamaschap verbonden.
Zolang je maar weet hoe je die kleine hartjes moet veroveren.
Ik ben Ellen, en gebruik soms ook wel de schuilnaam TaterDeDikkeKater.
Ik ben een vrouw en woon in Gent (België) en mijn beroep is Administratief bediende onthaal.
Ik ben geboren op 01/06/1984 en ben nu dus 41 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Lezen, zwemmen, koken.
Ik ben sinds 2011 zorgmama van twee meisjes (momenteel één en drie jaar oud) en in deze blog vertel ik jullie over mijn