Weet je het nog van toen, je was vijf of zo, oogappel met een
krullenbol? Je kwam uit bad, ik had je afgedroogd en je in jouw pyjama gestopt
en je mocht nog even mee op het terras, op mijn schoot. Het was valavond, het
schemerde en wij keken naar het vleermuizenballet, jij betoverd en ik vertederd
van jouw betovering. Ze vlogen van links naar rechts, van boven naar onder en
telkens weer omgekeerd, kamikazemuizen, ik had geen goede uitleg hoe ze het
deden om niet tegen de dennen te crashen, met de snelheid van straaljagers te
wentelen en dan weer hoger tegen het vallende zonlicht te gaan dansen. Een
ingebouwde radar, dat kon ik je niet vertellen. Dat ze op insecten joegen, dat
wel. Die beesten die soms steken? Ja, schat. Ik aaide jouw schouders. En jij wentelde je tegen mijn borst. Je rook
heerlijk van de shampoo, en ik allicht minder toen ik een sigaret opstak. Je
werd groter, en groter, de jaren vergleden en je zat al lang niet meer op mijn
schoot toen wij die avond samen op het terras zaten en plots tot het besef
kwamen dat er veel was veranderd. Het vleermuizenballet was al jaren verdwenen,
maar die avond zagen wij er plots drie. Drie, jawel. Drie vleermuizen. Als we
tenminste goed geteld hebben. Het konden er vier zijn. Of vijf. Ze vlogen als
grote muggen. Dol. Driest. Op jacht. Moeilijk te tellen. Maar het was niet meer
de zwerm van toen je op mijn schoot zat. Mijn hart bloedde. En toen dacht ik
dat ik je verhaal van Het Sparrenhof maar eens moest vertellen. Over de
kwellingen die ik verborgen hield achter de knuffels wanneer ik je in bed stak.
Met jouw knuffel.
|