Zeeziek
aan de Durme
Iemand vroeg vandaag of ik
altijd zo stil ben
Ik
zei van niet, ik heb soms een klep van hier tot ginder
Het
heeft met de zomerbries te maken, zei ik
Die
kringen krult in het water en golven maakt
De
konijnen die wemelen op het jaagpad
De
visser die wacht tot de brasem bijt
Daarom
ben ik stil
Je ontwijkt de vraag, zei de
persoon
Het
gaat om de eendjes die voorbij zwemmen
De
luchtbellen van de vissen die naar adem snakken
De
stad die gaat schuilen voor de hitte
En
van de stemmen van de godin
Die
ik hoor doorheen het ruisen van de wind
Daarom
ben ik stil
De stem van een godin, vroeg
de persoon
De
stem van de godin van het onheil
Ze
smeert de armen van mannen met was
Ze
laat ze vliegen naar de zon
Fladderen
naar hun dromen
Tot
de was smelt en ze donderen naar de hel
Daarom
ben ik stil
Heb jij je vleugels verbrand,
vroeg de persoon
Hoor
jij de vogels fluiten bij het zakken van de zon?
Zie
jij die late visser op de kade aan het water?
De
kinderen die naar huis worden geroepen?
Die
eend met zijn late sprong in het water?
De
wolken troepen samen, er komt onweer
En
daarom ben ik stil
Wat zit jij te schrijven op
die bank?
Het
is het boek dat ik lees terwijl ik het schrijf
Of
zit te schrijven terwijl ik het lees.
Kan ook.
Het
gaat over de stilte en de leegte. Niets bijzonder
Zweven
in de leegte, zakken in een vertigo
Ik
weet het niet zo goed
Daarom
ben ik zo stil
Mag ik het lezen, vroeg de
persoon
Dat
zal niet lukken, vrees ik
Ik
kras de letters alleen maar in mijn ziel
En
de gedachten laat ik woelen in mijn hart
Ik
moet u laten, er vallen druppels
Ik
spring op mijn fiets en verdwijn
Daarom
ben ik zo stil
Mag ik tenminste de titel,
vroeg de persoon
Ik
twijfel nog. Zeeziek op de Durme
Of
Zeeziek aan de Durrme. Het wordt dat.
Maakt
ook niet uit. Ik duizel van de kringen
Prijs
me zo gelukkig dat de godin niet viste
En
ik niet spartel op het droge
Daarom
ben ik zo stil
|