Grootvader zag hem
als de voortzetter van zijn geslacht.
Oom pater en tante
non zagen hem al de leer verkondigen en de wereld lag aan zijn voeten.
Hij was de eerste
zoon, de eerste kleinzoon, de eerste opvolger.
Ra vermoedt dat hij
als een prins ter wereld is gekomen.
Op de eerste van de
maand, na een lange heerlijke zomer.
De eerste dag van de
Indian-Summer van 62.
Alles leek hem in de
schoot geworpen.
Hij is snel
opgegroeid in deze beschermende omgeving.
Eerst volgzaam en
leergierig, dan eigenwijs, en al snel met het vooruitzicht voor mezelf te
zorgen, en uit deze ivoren toren te ontsnappen.
Al de liefde die hij
dacht te krijgen voelde al snel aan als betutteling en bemoeizucht. Het
aanschijn van de buitenwereld bleek het hoogste doel, en daar boetten
oprechtheid, en ware gevoellens al snel mee in.
De mooie
versieringen aan het leven bleken al snel klatergoud, en niemand in zijn
omgeving die zich daar aan stoorde.
Laat staan, die het
zag.
Hij werd als prinsje
behandeld.
Op de duur kon hij
die dienstbaarheden niet meer verdragen.
Hij las achter elke
handeling een onderliggend zelfbelang en begon het te verafschuwen.
Hij moest geen hulp
meer.
Hij wilde niets meer
krijgen.
Hij hoefde geen
kansen meer.
Hij wilde niets meer
vragen.
Hij begon te nemen.
Hij besliste zelf,
hoe absurd ook, hoe tegendraads.
Hij kon niet snel
genoeg weg uit dit kille nest van mogelijkheden, luxe, schijnheiligheid.
De priester spreekt zijn afgewogen woorden.
Maar hij heeft een andere weegschaal, of gewoon een
andere maatstaf.
Het gaat over Ra heen, zonder dat hij de inhoud
ervan naar waarde schat.
Het laat hem koud.
Hij ziet geen verband tussen de woorden en het
ogenblik waarin wij ons nu bevinden. Gestommel begint van achteraan en komt in
een golf naar voren.
Iedereen gaat staan, en een paar mensen maken een
kruisteken.
De geloofsbelijdenis vermoed Ra zonder echt mee te
luisteren.
Hij kijkt naar iemand die dit teken met zijn
rechterhand maak, en vraag zich in zijn plaats af in hoeverre hij dit bewust
doet.
Is het voor hem oprecht of is het een aangeleerd
gebaar dat hij nu al jaren doet terwijl hij de betekenis ervan reeds lang
vergeten is?
Of toch, dat die betekenis er vandaag niet inzit.?
Of denk hij daarmee zichzelf veilig te stellen voor
het onvoorspelbare van morgen?
Of doet hij dat omdat hij zich bekeken voelt door
de mensen rondom hem?
Staat tussen de rouwkaarsen een bleek-houten kist,
sober afgewerkt met de vergulde sluitbouten en handvaten.
Er flitst hem steeds weer en beeld voor de ogen.
Elke keer is het wel anders.
De ene maal is het vreedzaam, de andere,
schrikbarend tot zelfs afschuwelijk.
Hij probeert zich voor te stellen wat daar in die
kist ligt.
Het lijkt hem allemaal zeer clean.
Elk deel zorgvuldig afgewassen, alle kleine keitjes
eraf gewassen.
Elk deel bijna ontsmet.
Waarom probeert hij zich dit beeld steeds weer voor
de geest te halen.
Uiteengerokken, geplet, verscheurd, verbrijzeld.
De kleine splinters in de spieren en het weefsel
doen hem pijn als hij het ziet.
Wat is er met het hoofd gebeurd?
Is het los van de rest? Is het heel.
Het geeft hem een angstgevoel over zijn eigen
lichaam.
Het bewijst hem dat hij zo breekbaar ben.
Dat hij maar een fragiel evenwicht is dat het leven
erin houd.
Dat het zo broos is en zo snel uit je kan vloeien
of zelfs met een klap verdwijnen.
Hij ziet losse ledematen, een verbrijzelde voet.
Hij krijgt een koude rilling als hij zich probeer
voor te stellen hoe de geslachtsdelen eruit zien.
Fantoompijnen kun je het noemen.
Het is een zelfpijniging, dat denken, dat beeld.
Hij wendt snel zijn blik af en laat die vallen op
zijn eigen schoot.
Maar dat brengt geen soelaas.
Want onder de stof van mijn kostuumbroek voelt hij
zijn eigen lichaam.
Een walging borrelt tergend langzaam op, te sterk
om weg te denken, en hij voelt zichzelf in stukken vallen, zijn armen afgerukt,
zijn borst met longen en ruggengraat doormidden gehakt, zijn gezicht is van
zijn hoofd afgerukt, zijn geslachtsdelen verpletterd.
Hij krijgt een smaak van bloed in zijn mond.
Een warme duizelig makende geur zweeft door zijn
neus.
Het zweet parelt zijn op het voorhoofd.
Ra voelt het licht prikkelende koele vocht uit zijn
okselholte langs de krullende haren naar beneden lopen.
Al het bloed is uit zijn billen gelopen en zijn
bekken drukt tonnenzwaar op de veel te dunne bekleding van de stoel.
Hij moet dringend zijn ogen sluiten, even het hoofd
schudden.
De zondag
daarvoor, had Hij zich tijdens de doelloze zwerftocht op het internet,
ingeschreven op Rendez-vous.be.
Hij had een
profiel aangemaakt met volledige beschrijving van interesses, lievelings
muziek, favoriete Film, Acteur enzovoort.
En hij had
zorgvuldig een foto van zichzelf uitgezocht en deze erbij geplaatst.
Heel snel was hij
er al door enkele dames uitgepikt en had enkele korte E-mails gewisseld.
Een Dame van
veertig met vier kinderen uit de omgeving van Gent.
Ze was enkel op
zoek naar vriendschap en vond het leuk met verschillende mensen te chatten of
via E-mail te communiceren.
Een meisje van
rond de vijfentwintig was net uit een lange relatie en blijkbaar ontgoocheld
door haar jeugdige vriend, op zoek naar een oudere rustige man om mee te
praten.
Een gekke meid
vroeg hem om raad in verband met een vriend die ontrouw was en haar blijkbaar
zeer slecht behandelde.
Tot laat in de
nacht bleef hij met verschillende vrouwen mailen en chatten. Zijn oordeel werd
goed onthaald en dat gaf hem vertouwen en dat voelde goed aan.
Met een goed
gevoel kroop hij in bed. Klaar om de laatste korte week van de klus in A. aan
te vangen.
Hij lag in bad en
zijn mobilofoon liet hem weten dat er een nieuw bericht was binnengekomen.
Hij herkende het
nummer van de afzender niet, maar opende het bericht en las het.
Ruthie Lingle
wil graag met u kennis maken op Rendez-vous.be
Hij dacht meteen;
Dit is ze!
Op een onverklaarbare
wijze maakte een gevoel van welbehagen zich meester van zich.
Hij voelde een
onstuitbaar zelfvertrouwen en een overweldigend ongeduld om eraan te beginnen.
Waaraan te
beginnen?
Hij wist het
niet, maar hij voelde het.
Meteen maakte de
eenzaamheid en radeloosheid plaats voor een dol enthousiasme met de mooiste
vooruitzichten.
Hij zou iemand
liefhebben, iemand die hem zou liefhebben.
Hij vergat alle
pijn die geleden was er liep over van levensvreugde en optimisme.
Deze kans zou hij
niet laten schieten.
Hij liet er geen
gras over groeien.
Een week later
ging hij haar opzoeken.
Ze aten spaghetti
bij haar thuis, en die nacht deelden zij het bed.
Ruin veertien
maanden later zit ze hier naast hem en houd hij haar hand vast.
Net luid genoeg voor hem, maar hij kent de naam van
dit nummer niet, of zelf de groep. Hij kent het nummer wel, maar kan het niet
samenbrengen met een herinnering die hem hier vandaag van nut kan zijn.
Hij heeft een heel deel van zijn leven niet mee
gemaakt.
Het komt hem voor dat hij ver van alles en iedereen
is.
Hoe hij zich hier nu probeer in te leven, of voor
te stellen.
Niets brengt hem dichterbij.
Als hij rondkijkt, ziet hij zoveel gezichten die
hij ken.
Allemaal brengen ze wel een verhaal mee.
Ook de gezichten van de mensen die hij niet kent.
Hij kijkt naar voor.
Ziet de jonge priester op zijn stoel, zon twee
meter rechts achter het altaar.
Naast hem zit de onderpriester, of de koster, wat
het ook mag zijn.
Hij ziet er in elk geval zeer koster uit.
Weet niet waar dit over gaat.
Kent de mensen in zijn kerk niet vandaag.
Kent de muziek niet.
Kent het verhaal niet en denk allicht niet veel
goeds over dit volkje dat vandaag zijn kerk haast te klein maakt.
Hoe intens kan je
handje houden?
Kan je doorgeven
wat nu in je hoofd speelt?
Soms leeft in hem
de overtuiging dat het hem lukt.
Soms krijgt hij
een respons die dit lijkt te bevestigen.
Dan vult zijn
lichaam zich, van de middel af naar boven toe.
Een warmte die
vloeistofdik langs de binnenzijde van zijn vel naar boven kruipt, als was hij
een bad dat met een heerlijke velouté wordt gevuld.
Ra verhoogt
lichtjes de druk die hij uitoefen op haar hand, en denkt een verbondenheid te
voelen.
Een heen en weer
stromen van gevoellens die ze allebei verstaan, allebei ervaren.
Die verbondenheid
is er niet.
Ze heeft de
kracht niet op te kijken.
Ze zijn hier om
verschillende redenen.
En dat ze met de
hand verbonden zijn, maakt het vandaag alleen maar moeilijker.
Zwaarder.
Waarom zou ze
opkijken.
Zij kent hier
haast niemand.
Bijna niemand
kent haar.
Degenen die hem
herkennen, vragen zich allicht af wie zij is.
Het was middag,
twaalf uur, en iedereen werd in het salon verwacht voor het aperitief.
Voor de kinderen
een glaasje Grenadine of Munt met water en een paar TUC koekjes.
Voor de volwassenen een glaasje Muscadet
en een kaaskoekje.
Iedereen nam
rustig plaats in de Renaissance stijl zetels en stoelen.
Op de marmeren
salontafel werden de koekjes in Afrikaanse schaaltjes en mandjes opgediend.
Malachiet
asbakken, handgeslagen koper schaaltjes, tropisch zwarthouten onderliggertjes,
Ivoren olifanten, biscuit Maria beeldjes, een grote glazen kast met daarin een
in ivoor en hout gesculpteerde
kruisafneming, een groot schilderij aan de wand met de kroning tot keizer van
Napoleon Bonaparte en zijn volledig gevolg met daarnaast een kleinere kopie in
etsvorm met vermelding van alle namen van de edelmannen op het schilderij.
Je kwam ogen
tekort in het Salon.
Het was twaalf
uur, dus ging Tante Anne-Marie , Tante Ginette wakker maken.
Zij was een zwak
kind geweest, altijd snel ziek, en dus als een kamerplantje verzorgt.
Zij slaapt tot op
vandaag tot de middag uit.
Om dat te mogen,
moest zij dan wel de zaterdag om zes uur naar de mis, ter vervanging van de
zondagdienst.
Daarbij werd ze
vergezeld van Tante Anne-Marie omdat zij op zondag, tijdens de hoogmis, thuis
in de keuken moest blijven.
Op droge zonnige
dagen, werden na het middagmaal, dat draaide meestal rond twee uur, de dubbele
tuindeuren aan de Sale a Manger opengeslagen en werden koffie en ijs, op het
terras opgediend.
De ronde
smeedijzeren tafeltjes werden van een tafelkleedje voorzien, het delfts blauwe
service werd uitgezet, en de kinderen kregen een hoorntje met een schep van het
heerlijke vanille roomijs.
Daarna mochten
zij onze zwartrubberen laarzen aantrekken, en op verkenning op het domein.
De meisjes gingen
naar de bunker, met de grote boom ernaast, want daar hadden ze een keukentje
opgesteld en speelden ze huisje met de vele poppen, kinderwagens en babybedjes.
De jongens gingen
in de bomen klimmen of op exploratie in de bunkers die door grootvader gebruikt
werd om cider te maken en te stapelen.
Soms ging Ra een
ritje maken op de fiets, of hielden we een wedstrijd in de dreef.
Dan was het
vertrekpunt van de wedstrijd op de straat aan het kanaal.
Vandaag ging de
dreef eerst enkele meters in helling naar beneden, dan honderd meter vlak, dan
een rechte hoek naar rechts, tweehonderd meter rechtdoor en weerom een rechte
hoek naar rechts, de brug over de slotgracht over en eindmeet net aan de grote
voordeur van het kasteel.
Op een van die
zondagen, had Ra zijn twee broers en twee nichtjes in de bakfiets geladen aan
het vertrekpunt bovenaan de dreef.
Ra zou met hen de
helling afrijden en dan door tot aan de eindmeet.
Iedereen
ingeladen, vertreksein gegeven, met volle druk rechtstaand op de pedalen de
helling af.
Maar Ra kleine
snotaap, kon de bak niet in bedwang houden, halverwege de helling slaat de bak
met de vier in een klap naar rechts, stevent recht op de slotgracht af.
Ra springt van de
bakfiets, grijp het achterwiel vast en probeer het gevaarte tot stilstand te
brengen.
Veel te zwaar
voor hem en Ra wordt een eind meegesleurd. Dan moet Ra loslaten, en zie de
bakfiets, met inhoud over de rand van de slotgracht verdwijnen.
Het gevaarte
kantelt helemaal over, en als Ra snel aan de rand kom kijken, zie Ra twee meter
diep de bakfiets ondersteboven in het slijk en water liggen.
Niemand te zien,
niets te horen.
Ra begin luid te
roepen, in de hoop dat zijn ouders, ooms en tantes in de tuin hem kunnen horen
en ter hulp snellen.
Ra spring in het
slijk van de gracht en probeer de bak om te keren maar die is veel te zwaar.
De voorzijde van
de bak is open en daaronder hoor Ra wat gekerm en gehuil.
Een voor een
komen zijn broers en nichten zwart van het stinkende slijk vanonder de bak
gekropen.
Er blijkt niemand
gewond.
Het lijkt wel een
mirakel. Iedereen komt er met de schrik vanaf, en ikzelf met een uitbrander.
Maar samen met
het verwijt van zijn onbedachtzaamheid krijg Ra felicitaties voor zijn
koelbloedigheid en heldenmoed om de bakfiets te trachten tot stilstand brengen,
en zijn reddingsoperatie in het kniediepe slijk.
Wanneer ben ik
die adoratie die ik voor hem had, kwijt geraakt?
Ik was zon ziels
kindje, voorbeeldig op weg naar het altaar.
Plots was het
weg, ik had hem doorzien.
Of was ik
erachter dat zijn god en hemel niet bestaan?
Ik had aan mijn
12 ook keet kunnen schoppen in de tempel.
En dat heb ik dan
ook gedaan.
Ik kwam in een
systeem terecht doorspekt van corruptie en achterbaks gekonkelfoes.
Waar vieze paters
aan de jongens prutsten.
Daar ben ik zo
gedégouteerd geraakt dat ik hen verafschuwde.
Dus ook waar zij
voor stonden!
De kerk!
Vaak werd Ra daar
zo woest van het onrechtvaardige.
Het
vooringenomen, discriminerend systeem.
Dan zette hij het
kot op stelten .
De leraar of
liever de directeur zijn waarheid vertelde.
Waarna hij aan
het oor werd weggevoerd.
Vader werd
gebeld.
Vader mocht het weer eens komen aanhoren hoe
onhandelbaar zijn zoon wel is.
Zich aan geen regels wil binden.
De leraren belachelijk maakt voor de klas.
Maar vader is een
belangrijk en voornaam man.
Het college gaat
toch belangrijke uitdagingen ook niet zomaar uit de weg?
Maar hoe meer
kansen Ra kreeg, hoe meer gelegenheden dat waren om alle oneerlijken hun
verdiende loon te geven.
Ra werd opstandig
tegen de lakse houding alom.
Hij kijkt naar het beeld, schuin voor hem, op anderhalve
meter boven de hoofden van de mensen voor hem.
Het brengt hem naar ander plaatsen, het brengt hem op
andere gedachten, dus hij wendt zijn ogen af, op zoek naar wat anders.
Dit gebouw is oud, maar het is goed onderhouden.
Beroepsmatig, gaat hij op zoek naar gebreken, fouten,
slechte afwerkingen.
Op zoek naar iets om een verbetering te kunnen
aanbrengen.
Dit is niet vakkundig gedaan, dit zou hij anders doen,
daar kan nog aan gewerkt worden.
Hij kijkt door de uitstraling heen en zie enkel noch het
technische ervan, de constructie.
Het heeft
geen uitstraling op hem. Het maakt geen indruk als hij niet los raakt van de
praktijk.
Hij voelt elke steen door zijn handen gaan, en telkens na
het werpen van de afgemeten hoeveelheid mortel, legt hij steen na steen langs
het koordje, tot de muren hoog zijn, de gewelven rond en de zuilen massief en
steunvol zijn.
Hij smeert de verschillende lagen pleister, uitvullagen,
primers en toplagen, op muren en zolderingen.
Zet de deuren is verstek, rolt de honderd lagen vernis op
het zuivere hout en schroeft met grote zorg de koperen schroeven in het hang en
sluitwerk.
De kleine stukjes gekleurd glas past hij geduldig in
mekaar en last het lood met de bout in kleine vakjes tot een groot zonnespel
waarin hij kan baden.
Hij kijkt door de zoldering heen en voelt het gewicht op
zijn schouder, bij het dragen van de leien uit Portugal.
Langs de doorbuigende ladders die naar de hemel rijken,
draagt hij bundel na bundel naar boven.
Hij kiest en keurt elke lei voor hij ze gaat plaatsen.
Met zijn puntige hamer maakt hij kleine gaatjes in de
leisteen en plaatst ze dan, schuift een beetje bij, zet de eerste nagel aan,
kantelt nog wat tot de onderkant mooi pas is en met drie, soms vier tikken van
de hamer zet hij de tweede nagel in de lei.
Hij ligt vast, maar kan nog steeds bewegen, hij laat wat
ruimte voor de haak, en kiest en keurt alweer de volgende die ernaast moet
komen te liggen.
Tergend langzaam maar brandend van ongeduld gaat hij zo
door tot aan de nok.
Hij kan haast niet wachten op de aansluitingen aan de
randen af te werken.
De hele lijdensweg van het toedekken van het dak brandt
het verlangen om af te werken.
Hij wou dat het al klaar was.
Dat hij op het detail kon springen.
Dat hij het kon tonen aan Jan en Alleman, dat hij een
schouderklopje kon krijgen.
Omringt door
zorgzame zussen, later nog twee broertjes erbij, groeide Ra zorgeloos op in de
rijke parochie van Christus Koning, letterlijk en figuurlijk in de schaduw van
de kerk van onze zedelijke wijk.
Zijn ouders
onderhielden nauwe banden met de vrome aristocratie van Brugge en omstreken.
Thuis en in de
vriendenkring was het Frans de voertaal.
Het gewone volk
werd in het Nederlands
aangesproken, maar daar begreep Ra in de eerste jaren toch niets van.
De zondag was de
Hoogmis in de Sint Salvator kathedraal de vaste afspraak en daarna ging het
linea-recta naar Kasteel Norenburg waar vaders familie de scepter zwaaide.
Grootvader
Charles loodste hem dan mee naar zijn schattenzolder waar hij aan de meest vreemde uitvindingen en
experimenten werkte.
Er stonden op de
houten rekken ontelbare grote en kleine glazen flessen en recipiënten met
allerlei vreemde inhoud, zoals acides, strontium, zwavel, ijzersulfiet,
bronsoxide, en nog een ellenlange lijst van vreemde namen die Ra hem probeerde
in te prenten.
Alle recipiënten
waren van een mooi kleef etiket voorzien waarop grootvader met zijn zwarte pen
in sierlijke letter de inhoud had beschreven.
Ra was
gebiologeerd door de vele angstaanjagende symbolen die op deze verzameling
prijkten.
Zoals de vaalrood
ronde gevaartekens waar een angstaanjagend doodshoofd op stond afgebeeld, met
daar rond de vermelding Poison, of de gele driehoeken met een explosie
afgebeeld.
Op de zelfgebouwde
werktafel stonden de vijzels en reageerbuisjes, flacons, kolven, pipetten en
bunsenbranders in overvloed en rommelig door elkaar.
Ra was vol ontzag
voor de constructies die grootvader had opgesteld op de werktafel, met glazen
pijpen en buizen met de vreemdste vormen en bochten, aan elkaar verbonden met
oranje rubber slangen en met houten klemmen opgehangen aan metalen steunpoten.
Zo demonstreerde
hij hem de werking van zijn
distillatie opstelling, de reactie van de samenvoeging van verschillende poedertjes
en vloeistoffen uit de fascinerende collectie.
Leerde hem met de
haarfijne weegschaal werken, en liet hem
de werking van de vacuümpomp uitproberen.
Met een oneindig
geduld beantwoorde hij al zijn vragen over de inhoud van wat voor hem, schatkisten
waren, en toonde hem de vreemde symbolen en aantekeningen die hij in zijn
geheime schriftjes bijhield.
Het is hem zeer
lang een raadsel gebleven wat hij daar uiteindelijk van brouwde, maar jaren
later vertelden zijn tantes hem dat hij zelf medicijnen voor de dieren brouwde
en deze met groot succes verkocht aan de boeren in de streek.
Hij stelde voer
voor dieren samen en was gekend om zijn efficiënt krachtvoer voor legkippen.
Zo was hij zelf
de geneesheer voor de schapen en varkens die op het kasteel werden gehouden en
het zou hem niet verbazen dat hij ook bij tijd zijn inwonende tantes van
kwaaltjes heeft verlost met zijn alchemistische brouwsels.
Die
schattenzolder was in het dak van de grote schuur ondergebracht. En de deur
naar die zolder bleef voor alle anderen gesloten.
Onder die zolder
was een grote werkplaats ingericht met een grote poort als enige toegang.
Als je de zware
groene poort opzij rolde trad je een paradijs aan techniek binnen.
Allerhande
machines werden door drijfriemen verbonden aan een grote as die over de
volledige lengte van het plafond was opgehangen.
cirkelzaag,
draaibank, staande boor, slijpwielen, ponsmachine, lintzaag en andere
onbestemde uitvindingen trokken hun werkkracht langs die lederen riemen naar
zich toe.
Zwakke peertjes
verspreidden in die ruimte een warm deinend licht dat bij het aanslaan van de
drijfmotor zachtjes verzwakten en de omgeving levend maakten.
De wanden waren
in de aanvang wit gekalkt maar waren nu overal beduimeld en verborgen achter de
getimmerde rekken vol bruikbare en vreemde onderdelen van allerhande machines
en motoren.
De wand boven de
zware zwartbepotelde werktafel ging vol met werktuig dat grotendeels door
grootvader zelf was vervaardigd.
Boogzagen,
beitels, handboren, vijlen en raspen, schroevendraaiers in alle maten, tangen
en klemmen in alle vormen en maten voor alle toepassingen.
Pasvormen en
schablonen, touwen, kabels en kettingen van alle sectie, lengte, dikte of
materiaal.
Deze ruimte deed
ook dienst om de imposante traction avant te stallen.
Een vooroorlogse Citroën
waarin de hele familie in 1940 richting Cambrais was gevlucht om het naderend
geweld van de oorlog te ontvluchten.
Toen enkele weken
later de bezetter ook daar was gearriveerd besloot grootvader wijselijk terug
te keren naar Kasteel Norenburg en dit terug te eisen van de officieren die
er hun intrek wilden nemen als commandopost ter verdediging van de buitenlijnen
van Brugge.
Een compromis
werd gesloten.
De bezetter
bouwde twee bunkers op het terrein, en een grote uitkijktoren aan de rand van
het kanaal maar zouden het huis ongemoeid laten zodat grootvader en grootmoeder
met hun acht kinderen er opnieuw
hun intrek konden nemen.
De waardevolle
familie erfenis die grootvader voor hun vertrek in een geheime kelder had
ingemetseld was veilig gebleven en
zou tot na de oorlog opgeborgen blijven.
Ra vond het
heerlijk op de schoot van grootvader achter het stuur van het zwarte gevaarte
plaats te nemen, zo de oprijlaan af te rijden tot aan de vaart, daar de
vleugelvormige richtingsaanwijzers in de staanders tussen de deuren te laten
opklappen en te trompen naar de duiven op de rijweg of te zwaaien naar de
zondagse wandelaar in het Waggelwaterpark naast het kasteel.
Eens de wagen
buiten kon je de vervaarlijke smeerput waarnemen die onder de zware afdekbalken
was verborgen.
Deze deed vooral
dienst als onfeilbare verbergplaats als Ra met broers en zussen, neven en
nichten, verstoppertje speelde.
Zijn Peter Jean,
had in die werkplaat zijn eigen hoekje voorbehouden.
Daar werkte hij
aan allerhande fietsen en motoren.
Hij had er een
eerste uitgave Vespa-Piagio staan waarop hij als jonge man zijn lief en latere
vrouw Regine rondreed.
In een Italiaans
grijs kostuum getooid en met de obligate zwarte zonnebril was hij het toonbeeld
van elegantie als hij weer eens te laat aangereden kwam om aan te schuiven aan
het Zondags middagmaal.
Grootmoeder en
haar dochters waren sinds vroeg in de ochtend druk doende in de keuken.
De
voorbereidingen moesten klaar zijn voor de hoogmis.
Dit bracht een rustpunt,
een moment van inkeer in de lange voormiddag.
Monique was al
vroeg naar de potagér getrokken om de rijpe boontjes te trekken, en een paar
bontjes postelein.
De afgeschraapte
schaapsbeentjes hadden ze die vroege mogen een uurtje in de oven laten
aanbakken en daarna met wat wortelen en kruiden uit de tuin van Ginette laten
inkoken tot een geurige bouillon.
Tante Anne-Marie
had de dag ervoor vers roomijs klaargemaakt en tegelijkertijd had ze wat room
tot boter geklopt.
De room had ze in
een blik gegoten, daarbij had ze wat koffielepeltjes gestopt, en dit blik had
ze een hele tijd staan schudden zodat de boter zich op de lepeltjes was
beginnen afzetten.
Na een uurtje was alle boter uit de melk
gescheiden en kon ze de lepeltjes een voor een afschrapen en de blok boter wat
inzouten en in vet papier platkloppen om de restjes vocht eruit te krijgen.
Terug van de
kerk, begon grootmoeder snel aan de heerlijke kaassoufflé terwijl Cecile de
aardappelen schilde op een oude krant.
De schapenbout
bleef die hele ochtend rustig liggen braden op zijn slee in de met regelmatig
bijgevulde houtoven.
Deze oven had
Grootvader omgebouwd tot water-verwarmer en chauffage.
De ene helft van
de gietijzeren en geel geëmailleerde oven was stookruimte, waar grootmoeder
elke ochtend de warme assen opschudde en er opnieuw vlam in stookte.
Grootvader had de
avond ervoor een grote rieten mand vol brandhout bijgezet.
De bovenplaat van
de oven was voorzien van enkele ronde gaten met verschillende ringen en deksels.
Langs deze
deksels werden de op maat gezaagde stronken in het vuur gegooid.
Vlak boven de
vlam werden de potten gezet die snel moesten koken.
Zo kon een
ervaren kok, door vakkundig te schaken met de potten, alle verschillende
ingrediënten op de juiste temperatuur en tegelijkertijd gaar koken.
De andere helft
van de oven bestond uit een hete- en een warm-houd- oven.
Waarin de Soufflé
vol goede moed aan zijn zwelling begon, terwijl naast hem, de met veel look
gepikeerde schapenbout lag te zweten in eigen nat.
Monique had de
boontjes gewassen en van kop en staart ontdaan.
In een tinnen pot
kokend water geblancheerd en daarna het water afgegoten.
Een punt verse
boter in de pot laten smelten en daarin een gesnipperd uitje laten bruinen.
Daarop goot ze wat
van de bouillon die in de grote pot de hoek op de oven stond in te trekken.
Een snuifje
peper, en kneepje zout, en dan de boontjes onder deksel nog een lange tijd
laten intrekken.
Daarna had ze de
blaadjes van de postelein voorzichtig een voor een losgetrokken van de
steeltjes en deze met koud water gespoeld.
Samen met een
kopje doperwtjes en wat gestoofde uitjes had ze deze in een grote pot gedaan en
met een deel van de door een handdoek gefilterd bouillon overgoten.
Een blaadje
laurier erbij en nog wat posteleinblaadjes achtergehouden om net voor het
opdienen samen met gesnipperde peterselie de heerlijke soep af te werken.
Eenmaal de
aardappelen geschild, begon Cecile aan het dekken van de grote tafel in de
Sale a Manger Het tafelzilver werd opgeblonken.
De borden perfect
op een rechte lijn gezet.
Het zilveren
besteksteuntjes moest ervoor zorgen dat het tafelkleed schoon zou blijven.
Onder de flessen
wijn en de karaffen water lag een zilveren flessenschaaltje.
De kristallen
wijn en waterglazen werden netjes op hun plaats gezet.
Iedereen had bij
zijn geboorte een servetring gekregen, en op zondag werd daarin een vers
gewassen en gestijfde witte servet gestoken.
Zo had ieder zijn
aangeduide plaats aan de eettafel die grootmoeder dictatoriaal bepaalde.
De grote
Cilindervormige gietijzeren houtkachel werd opgestookt en straalde een
heerlijke warmte in de ruimte.
Het sierlijke
smeedwerk leek door te hitte soms te fonkelen, en het imposante kroonstuk boven
op de kachel droeg het wapenschild van de familie.
De afbeeldingen
van verre voorvaders en moeders hingen in vergulde kaders aan de met stof
behangen wanden.
De oudsten onder hen moeten Napoleon
Bonaparte nog de hand hebben geschud en waren in etsvorm voor het nageslacht
vereeuwigd.
Enkelen onder hen
waren reeds met een camera obscure op de gevoelige plaat vastgelegd en hun
statig voorkomen werd door de lichte flou in de sepia kleur bevestigd.
De grote
kerselaren bibliotheek beschermde met zijn glazen deuren de lederen ruggen van
de handgebonden boeken.
Deze glazen
deuren waren altijd gesloten en grootvader hield de sleuteltjes netjes aan zijn
sleutelbos op zak zodat zij hun soms afvroegen of de boeken met de met goud
afgewerkte blaren en sierlijke met de hand ingekleurde etsen en handdrukwerk voor hun beschermd moesten worden, of
zij moesten beschermd worden voor de inhoud van deze boeken.
Het inkijken van
deze boeken kon enkel op aanvraag en onder begeleiding van grootvader of tante
Ginette.
Het leek wel of
grootvader hun wilde beschermen van een wijsheid die in deze boeken verscholen
zat en die hun geloof in het scheppingsverhaal zou doen wankelen.
Op volwassen
leeftijd zouden zij ten gepaste tijde wel toegang krijgen tot deze
Darwinistische en soms heidense wijsheden die op rationele wijze moesten
geïnterpreteerd worden.
Toen Ra vele
jaren later De naam van de roos op het grote scherm zag, overviel hem
hetzelfde gevoel van onbereikbare wisdon bij het zien van de grote bibliotheek.
Sint Antonius van Patoe, zorg dat ik mijn sleutels
terugvind, toe.
Zo zong hem overgrootmoeder dat, toen hij haar na
het brengen van een dampende en stinkende kop karnemelk, slaapwel moest wensen.
Ze zat op de rand van het hoge bed.
Ze trok haar avond kleed tot in haar schoot.
Trok de rubber ring het leek wel een Weckpot
sluitring- van over haar grijsbruine wollen vooroorlogse kousen, legde die in
het schuifje van het nachtkastje, waar ze trouwens ook van die heerlijk mooie
metalen hemdsmouw ophoudt armbanden had liggen.
Ra mocht die van haar nu en dan eens over zijn mouw
trekken, en dan paradeerde hij, als was hij een belangrijk klerk of boekhouder in de grote Brugsche Gist en Spiritus Fabriek.
Toen mocht hij haar helpen om die honderd maal op de
houten bal herstelde lange kousen, uit te doen.
De bruine en grijze wollen draad die voor het
stoppen was gebruikt, had nooit de kleur gehad van de kous, maar uiteindelijk
leek het op een borduurwerk van kruisjes, halve en hele steken, die volledig
bij de vaalkleurige kousen hoorden.
Onder die kousen, kwamen haar oude ledematen te
voorschijn.
Ze moet toen reeds in de negentig geweest zijn,
maar ze had haar huid
waarschijnlijk nooit aan de zon blootgesteld en door de wekelijkse wasbeurt met
Savon de Marseille in grote onhandige blokken die in aanvang wel een halve
kilo zwaar waren, maar zuinig werden opgebruikt tot het haast niet meer vast te
houden kleine weg-floeppende schijfje, dat kleverig in het zeepbakje opdroogde
en barsten vertoonde die nog steeds de richting aangaven waarin die
waarschijnlijk 100 jaar geleden was gekneed en gevormd.
Het leek op zacht en broos perkament, maar dan zo
soepel en dun, dat je er zelfs met een ganzenveer niet op had durven schrijven,
de zwarte inkt, uit het kleine porseleinen potje, was zeker tussen al die
minuscule nerven, die op een gebarsten kleivlakte onder een hete zon leken,
uitgelopen tot een onleesbaar aquarel van grijstinten zonder boodschap en
somber van uitstraling, terwijl je eigenlijk vrolijk je naam had willen
schrijven als was het de gips op het been van je beste schoolkameraadje.
Hoewel het vel gelig bleek tot bijna kaarsvet wit
was, kreeg het kleur door de kleine roestkleurige vlekjes die er hoe langer je
ernaar keek, hoe meer het er waren, onregelmatig over het vel waren gespat.
De kleine adertjes onder het vel waren niet
gesprongen, het leek hem dat die benen niet veel te verduren hadden gehad.
Hij wist wel beter, uit de vele verhalen van de
harde tijden, de twee grote oorlogen, de armoede in de wintertijden, de vele
kinderen, levend of vroegtijdig verloren, dat deze benen in die meer dan
negentig jaren, hadden afgezien.
Maar het leek wel een wonder, dat het lichaam niet weerspiegelde wat het
allemaal had gezien, ondergaan.
Maar er ontbrak iets aan die benen.
Waardoor ze onwezenlijk fragiel leken.
Onder die zachte, breekbare bovenlaag, zag je de
vorm van de beenderen en gewrichten.
De lang en dun uitgetrokken spieren gaven de benen
geen volume.
De huid was losjes over dit mechanisme van hefbomen,
steunpeilers, katrollen en klampen gespannen, als een vershoudfolie over de
zondagse kip waar al het lekkers van af is gepeuzeld, maar die in de koelkast
gaat om er maandag nog een bouillon mee te koken.
Er was helemaal niets van tussenlaag te vinden,
geen vlees, dat het geheel kleur zou hebben gegeven, geen vet, die deze benen
zestig jaar gelden waarschijnlijk onweerstaanbaar zouden hebben gemaakt.
Hier en daar een kleine bloeduitstorting, allicht
van het stoten tegen stoel of bank, contrasteerde tegen het bleke broze vel.
Hij hielp haar bij het afrollen van de kousen, tot
het twee kleine mutsjes waren.
Ze tilde met de hulp van haar handen eerst het ene,
dan het ander been onder de dikke dons, en leunde tevreden achterover in het
zalige hoofdkussen waar hij jaloers op was.
Ze keek even opzij naar het nachtkastje.
Zag het beeldje staan en zette in zachte toon een
vrolijk deuntje aan.
Saint Antoine de Patoe, zorg dat hij de weg
terugvind, toe.
Ze gaf hem een nachtzoen, gebaarde met haar duim op
hem voorhoofd en prevelde zacht;
Hij kijkt om zich heen en probeer in de ruimte iets
te vinden waar hij zich op kan concentreren.
Maar het lijkt hem allemaal zo vlak, oppervlakkig
en vooral niet mooi.
Hij ziet muren, ramen, deuren, beelden, altaar...
allemaal symbolen voor een geloof waar hij zich niet kan achter scharen.
Hij kan zich hier niet thuis voelen.
Niet dat hij zich door de plaats waar hij zit, op
zijn ongemak voel, maar dit geeft hem niet de rust die nodig is om
onbevooroordeeld na te denken.
Het voelt allemaal wel vertrouwd aan.
Het is hem niet vreemd.
Hij weet veel over de achtergrond van dit alles.
Hij is sinds zijn jonge jaren ingewijd in deze
geloofsgemeenschap, maar voelt zich er nu helemaal niet in thuis.
Het geeft hem alleen maar een gevoel van
bekrompenheid, kleinburgerlijke godsvrees, frustraties. Gewoon, een groot
tekort.
Met dit gezegend
water doop hij jou, Ra, in de naam van de vader, en de zoon, en de heilige
geest, Amen.
Zoveel volk rond
de doopfont.
Allemaal zo vol
verwachtingen uitziend naar wat hij in hun leven zou brengen.
Iedereen zo trots
op de nieuwe lang verwachte aanwinst voor de familie.
Alles leek goed
te gaan in hun wereld, en daar hadden ze voor hem al een plaatsje vrijgemaakt.
Hij was een
bevestiging dat het leven zoals het nu was, goed was en alleen maar beter kon
worden.
De zware tijden
van tijdens en na de oorlog waren
nu stilaan voorbij.
De doop van de
eerste kleinzoon kondigde de gouden jaren aan.
Twee zusjes keken
reikhalzend over de rand van de zwarte granieten font en wilden zijn lange
witte doopkleed niet lossen.
Ook zij wilden
een beetje van die zalf op zijn hoofdje smeren.
Iedereen dreef
mee in de euforie van het geloof
in een door god uitgestippelde gouden weg naar de hemel voor dit kind.
Oom Jos en Oom
Jacques leiden de dienst.
Wezen zijn Peter
Jean en Meter Yvette op hun plichten en verantwoordelijkheden tegenover God en
hem.
Dat ze hem zouden
bijstaan in zijn weg naar god en steunen in goede minder goede dagen.
Zij zouden de
taak van zijn ouders overnemen als deze er niet meer zouden zijn.
En daar hadden ze
tegenover god verantwoording voor af te leggen.
Ook zijn ouders
werden duidelijk ingeprent dat hun eerste taak erin bestond hem een godvruchtig
leven te laten leven en onvoorwaardelijk voor hem klaar te staan.
Niemand vond deze
voorwaarden vreemd of zwaar maar was vol vuur en overtuiging dat dit zou
lukken.
Tegelijk legden
zij alle hoop en verwachtingen in zijn schoot.
Was hij voor hen
een deel van de belofte voor toegang tot de hemel en een eeuwig leven in vrede
na de dood.
Zon heerlijk
warm gevoel van ongenaakbaarheid, perfectie, samenhorigheid en vreugde was over
de familie in lange tijd niet meer neergedaald.
De vreugde bij de
geboorte van zijn eerste zus, het eerste kleinkind, was ver overtroffen.
De lichte
ontgoocheling bij de geboorte van een tweede kleindochter was lang vergeten.
Iedereen was blij
dat ze er waren, maar nu hij er was, was de voorzetting van het geslacht een
feit en waren de verwachtingen ingelost.
Grootvader
Charles stond trots naast zijn zoon Paul, glunderde als een gelukkig kind, en
hield stevig de hand vast van grootmoeder.
Vaders zussen
voelden zich zo opgewonden.
Het leek wel of
ze persoonlijk de engel Gabriel op bezoek hadden gekregen en nog nazinderden van het onbestemde
orgasme die zij hadden gevoeld bij de aankondiging van hem geboorte.
Ze stonden er,
rood aangelopen bij, dankbaar tegenover God, zachtjes kirrend en mekaar lichte
trekjes van onderling begrip en gedeelde vreugde gevend.
Tante Ginette zou
hem alles over Latijn en planten bijbrengen.
Tante Monique zou
hem alle weetjes over het kweken van groenten en dieren vertellen.
Tante Anne-marie
zou voor hem de heerlijkste gerechte koken, zorgen dat hij altijd warm gekleed
was en de schaafwonden ontsmetten die hij langs zijn speelweg zou oplopen.
Tante Guillaine
zou altijd voor hem bidden in het klooster en hoopte dat hij op een dag voor
haar de Eucharistie zou opdragen of haar zou voorgaan op weg naar de missiepost
van Lubumbashi in Kongo.
Tante Cecile
zou hem alles tonen wat mooi is en
boeken voorlezen over heldendaden
van ridders en ontdekkingsreizigers, of fantasten als Jules Verne.
En Tante Colette
was vastbesloten hem op het rechte
pad te houden, te waken over zijn kuisheid en goede zeden als was het
haar eigen voorwaarde om de hemel te verdienen.
Zijn Peter Jean
wilde hem zo snel mogelijk handig maken zodat alle knepen van de techniek hem
eigen zouden worden.
Aan moeders kant
stond Bonpapa Richard ongeduldig te wachten tot hij hem kon voorstellen aan al
zijn collegas en vrienden.
In zijn Mercedes
had hij reeds een grote doos sigaren klaarliggen.
Hij zou hem rond
zeulen naar alle boeren in Vlaanderen waar hij op bezoek kwam als inspecteur
van de Wateringen.
Hij zou ze
aansporen hem het ploegen en eggen aan te leren.
De boerinnen
zouden voor hem dikke boterhammen smeren met een heerlijke schelle van
dhespe en hem zacht maar kordaat de warme melk uit de spenen van de koeien
laten kneden.
Later zou hij hem
meenemen naar Brussel, met zn tweeën, naar het beste restaurant van België, om
er kreeftensoep te eten en heerlijke Sol Meuniere.
Als dessert zou
hij hem op reuze Pêche Melba trakteren en dan zou hij tegen de chef, als die
aan tafel kwam om te vragen of alles goed was verlopen, pochen over zijn
kleinzoon die aan zijn jeugdige leeftijd reeds de fijne keuken kon appreciëren
en later in zijn voetstappen zou treden.
Mamy wilde hem
graag op sleeptouw als ze de zondag naar Knokke ging stappen, een wandeling in
Het Zwin, een wafel bij Marie-Siska, of op de koffie bij haar vriendinnen voor
een partijtje Bridge.
Zij was er gerust
in.
Ze voelde meteen
de eigenheid in die kleine persoonlijkheid en stond open voor alle verassingen
die dit in haar leven zou brengen.
Meter Yvette
wilde hem overladen met de liefde die zij voelde opborrelen telkens ze aan hem
dacht, en zou dat doen tot op de dag van vandaag en alle dagen die nog mochten
komen.
Tantes Matine en
Anne waren gewoon blij met een nieuw klein popje om mee te spelen, om op het
stand van Albert-Plage putten te graven en daarin een winkeltje in te richten
om de zelfgemaakte papieren bloemen te verkopen voor een of twee handjes
schelpen.
En slim als ze
waren, zouden ze hem erop uit sturen om met zijn lief gezicht en kleine handjes
bij de concurrentie de mooiste bloemen in te kopen, om ze dan zelf voor grote
volle handen te verkopen.
Of hem achterna
lopen op de pelouze voor de villa Hurle Vent en dan in het opblaasbadje met
de gieter op een douche trakteren.
Zo speels zouden
ze altijd wel blijven, die tweeling.