Partners in de opgroeien-opvoeden-leren-onderwijzen samenwerking POOLOS drijfkracht voor je zelfontwikkeling.
17-02-2009
POOLOS
Partners in Opgroeien-Opvoeden-Leren-Onderwijzen Samenwerking Strategische Planning Proces- en Trajectbegeleiding
Het decreet betreffende het flankerend lokaal onderwijsbeleid.
Toelichting door Werner Gebruers, senior advisereducation and extended schools, Poolos. Hierna volgt een korte en bondige inleiding op het Decreet betreffende het Flankerend Lokaal Onderwijsbeleid. Bedoeling hiervan is de doelen, de kansen en de mogelijkheden van het decreet voor het werkveld te schetsen door het decreetin een ruimer kader te plaatsen.
Het decreet werd door het Vlaamse parlement in voege gebracht op 1 januari 2008. Het ging effectief in werking vanaf 11 februari van dat jaar. Het decreet regelt de benadering en de aanpak van het totale onderwijsbeleid op het lokale niveau. Om inzicht te krijgen in het doel, de kansen en de mogelijkheden voor de lokale beleidsverantwoordelijken vertrekken we vanuit de drie sleutelwoorden in de titel: flankerend, onderwijs en lokaal beleid.
Flankerend.
Flankeren neemt in deze context de betekenis van ondersteunen. Die ondersteuning krijgt haar beslag op twee niveaus.
Niveau 1
Het decreet ondersteunt de bovenliggende decreten die specifiek op onderwijs gericht zijn: het decreet basisonderwijs en secundair onderwijs, het decreet over de CLBs (centra voor leerlingbegeleiding), het decreet betreffende het deeltijds kunstonderwijs en het decreet over het volwassenenonderwijs. In deze decreten omschrijft de wetgever voor elke doelgroep de decretale taken en verantwoordelijkheden en hoe zij die moeten organiseren.
De wetgever voelt de nood van samenhang aan. Al deze decreten hebben sinds 2001 een omkaderend decreet gekregen: het decreet Gelijke Onderwijs Kansen. Het centrale doel in dit decreet is de realisatie van gelijke kansen voor alle kinderen en jongeren en het bestrijden van racisme, discriminatie en segregatie. Door de inbreng van het gelijke kansenverhaal, vat de wetgever eveneens een aantal decreten die daarvoor gestemd werden. Het gaat dan om 1. het participatiedecreet dat tot doel heeft alle mensen aan alle sport-, culturele- en sociale manifestaties deel te laten nemen. 2. het armoededecreet dat specifiek erop gericht is om mensen die in armoede moeten leven actief te betrekken bij de strijd om armoede uit de wereld te bannen. Het decreet legt een inclusief beleid aan alle beleidsechelons van de Vlaamse overheid op. 3. het gemeentedecreet dat de kerntaken en de verantwoordelijkheden van de lokale besturen regelt.Hiermee geeft de Vlaamse overheid gevolg aan de Europese richtlijn die stelt dat de lidstaten op alle niveaus moeten decentraliseren naar het lokale niveau. Dat brengt onder andere met zich mee dat binnen alle beleidsdomeinen de lokale instellingen meer en meer autonoom moeten denken, handelen en werken. De opmaak van beleidsplannen is hiervan een regelrecht gevolg.
Niveau 2
De Vlaamse overheid wil met het decreet FLOB haar werking op het vlak van onderwijs en vorming lokaal verankeren en meer slag en slaagkracht geven. Ze beseft dat het alleen maar kan lukken als we met zijn allen op het veld onze schouders hieronder zetten. Aan hetzelfde touw trekken is de boodschap.De middelen die de overheid hiervoor kan inzetten zijn eerder beperkt. Daarom heeft zij in dit decreet uitdrukkelijk verwezen naar de kansen en mogelijkheden van actieve samenwerking tussen al diegene die hierbij, van dichtbij of van veraf, betrokken zijn. In de wettekst worden deze ook expliciet vernoemd. Wat betreft de middelen verwijst de overheid naar de middelen die de steden en gemeenten bij zichzelf kunnen vinden.
De Vlaamse overheid streeft naar een coherent beleid wat betreft de aanpak van opgroeien-opvoeden-leren-onderwijzen. Een integrale aanpak op het veld met een geïntegreerde multiservice dienstverlening zo dicht mogelijk bij de gebruikers is het uiteindelijke doel.
Onderwijs
Onderwijs krijgt in dit decreet de centrale positie toegewezen. Vermits leerplicht quasi synoniem is van schoolplicht, kunnen we ervan uitgaan dat de school in een gemeente de enige plaats is waar mensen dagelijks moeten komen.
Dat betekent dat mogelijke OOLO-lijnen in de scholen toekomen en vertrekken. De scholen krijgen met andere woorden een havenfunctie. Onderwijs moet hier in zijn ruime betekenis bekeken worden. Het gaat hem niet alleen over het leerplichtonderwijs. Andere onderwijsvormen krijgen hun plaats: kunstonderwijs, basiseducatie, volwassenenonderwijs, deeltijds onderwijs, onderwijs op de werkvloer en andere opleidingsvormen. Daarnaast zijn er eveneens verwijzingen naar de voorschoolse opvang, naar buitenschools kinderopvang en naar het jeugdwerk. De wetgever benadrukt dat, met de opstart en/of de bestendiging van bestaande projecten die tot ieders bevrediging goede resultaten kunnen voorleggen, er naar gestreefd moet worden om een coherent beleid uit te stippelen. Dit decreet is erop uit om alle betrokkenen tot samenwerking te laten komen.
Lokaal Beleid
De decreetgever stelt vast dat het lokale beleid op twee posities betrokken is. Die betrokkenheid kan voor een spanningsveld zorgen. Voorheen zat het gemeentebestuur in de omknelling van de sociale voordelen vast. Met dit decreet zorgt de overheid vooreen breed kaderwaarbinnen lokale beleidsvoerders veel meer mogelijkheden kunnen vinden voor een breed sporendeondersteuning.
In eerste instantie zijn er de steden en gemeenten die zelf onderwijsverstrekker zijn. In dat geval is het de schepen van onderwijs die verantwoordelijkheid draagt als voorzitter van de inrichtende macht van dat stedelijk- of gemeentelijk onderwijs. Zij of hij is dus mede verantwoordelijk voor de opmaak en de uitvoering van het eigen pedagogisch project van de scholen van het gemeentelijke net.
Op een tweede vlak krijgt het lokale beleid via dit decreet de verantwoordelijkheid over het totale onderwijsbeleid van de gemeente of de stad. Hiermee kan het gemeentebestuur ruimer gaan dan wat er in de sociale voorzieningen mogelijk was. Het doel moet echter steeds voor ogen gehouden worden: dit decreet is in het leven geroepen om de beleidsopties op het vlak van onderwijs en vorming lokaal en op het veld volle daadkracht te geven. Daarnaast beoogt de wetgeverde kwaliteit van de dienstverlening sterk te verhogen. De 13 centrumsteden kregen hiervoor middelen op voorwaarde dat ze een lokaal onderwijsbeleidsplan opmaken. Voor de andere steden en gemeenten zijn die middelen in sterk beperkte mate voorzien. Hier geeft de Vlaamse overheid aan de nodige middelen in de eigen omgeving te zoeken.
Dat maakt dat de Vlaamse overheid de verplichte acties beperkt tot de controle op de leerplicht, de opvolging en de aanpak van spijbelgedrag en de verhoging van de kleuterparticipatie.
Het decreet voorziet voor het lokale beleid echter een belangrijke bijkomende functie, ook voor die steden en gemeenten die niet onmiddellijk voor de voorziene middelen in aanmerking komen. Met nadruk verzoekt de wetgever de gemeentebesturen om de regievoering en de coördinatie van het flankerend onderwijsbeleid op het lokale niveau te willen opnemen. In een situatie waarbij in haast alle Vlaamse steden en gemeenten de 3 onderwijszuilen manifest aanwezig zijn, kan deze nadrukkelijke vraag tellen. In de voorbije decennia ontstonden vaak situaties waarbij belangen regelrecht tegenover elkaar kwamen te staan. De sociale voorzieningen vormden in dat opzicht een bescherming. Nu kan een school een simpele vraag richten aan het gemeentebestuur om de wagen aan het rollen te krijgen, zeker als die vraag door verschillende scholen en/of andere lokale instanties ondersteund wordt.
Het spanningsveld dat altijd verbonden blijft met de concurrentie tussen de verschillende scholen, over de netten heen en binnen het eigen net, zal door de invoering van dit decreet niet weggenomen worden. Wat met dit decreet wel verandert, is de mogelijkheden om die concurrentie, dat spanningsveld te benoemen, af te grenzen en een plaats te geven. Hierdoor stijgen de kansen op samenwerking die hoe dan ook tot kostenbesparing en op termijn tot het genereren van middelen kan leiden. Het is voor die samenwerking dat de overheid aan de gemeentebesturen vraagt om in participatie met alle betrokkenen een beleidsplan op te stellen, dit uit te voeren en hiervoor de regie en de coördinatie als meest neutrale actor op te nemen.
Hier zitten beslist enorm veel kansen en mogelijkheden in. Toch primeren in dit stadium vooral veel vragen. Tijdens het doorlezen van het decreet en het memorandum van toelichting werden wij in het Poolos Centre of Excellence o.a. met volgende vragen geconfronteerd:
Handelt het hier enkel over leren en onderwijzen? In hoeverre kunnen of moeten we dit breder opentrekken naar opgroeien en opvoeden?
Wie staat hierin centraal? En wat betekent deze keuze voor jezelf, voor je organisatie?
Wie is daar dan allemaal bij betrokken? Hoe zien we die betrokkenheid? Wie moet er absoluut bij?
Wie denken we dat de kinderen en de jongeren hierbij willen betrekken?
Wat denken we dat die kinderen en jongeren van ons, van onze organisatie verwachten?
Wat denken we dat de andere betrokkenen van ons verwachten? En wat verwachten wij van de anderen?
Een programma Mobiliteits- en verkeerseducatie voor kinderen en jongeren van 2,5 tot 88 jaar
Kinderen en jongeren leren stap voor stap hoe veilig en verantwoord aan het verkeer deel te nemen.
Alle jongeren een rijbewijs aanhet einde van het secundair onderwijs, het moet!Maar wat heeft het voor zin als die jongeren niet grondig voorbereid worden?Hoe kan je kinderen en jongeren gepast toeleiden naar het theoretisch - en praktisch rijexamen? En daarna ? Welke zekerheid hebben we dat ze ook daarna verantwoord aan het verkeer gaan deelnemen?
In het kader van de samenwerkingbinnen de Brede School/Leerpleinwerkingontwikkelde Pooþs een totaalconcept waarmee steden en gemeenten alle betrokkenen (kinderen en jongeren, ouders, scholen, preventie en politiediensten, lokale economie, ) kunnen laten samenwerken om verkeers- en mobiliteitsdeelname verantwoord en veilig te laten verlopen. Het concept vertrekt vanuit 4 dimensies preventie remediatie therapie curatie. Repressie kan als alle voorgaandestappen mislukten.Met dit concept biedt Pooþs aan steden en gemeenten een pedagogisch-educatief programma conform de decretale opdrachten.Als noodzakelijke aanvulling ontwikkelden wij een format voor een beleidsplan met een inhoudelijk, een organisatorisch- , een personeels-, een huisvestings- en een financieel luik.
Kinderen en jongeren leren in gradatie aan het verkeer deelnemen. Afhankelijk van hun leeftijd doen ze dit met de verschillende middelen die hen ter beschikkingstaan. Kinderen leren wat ze moeten kennen enkunnen en wie en wat ze horen te zijn als ze als voetganger, als passagier, als fietser,bromfietser of autobestuurder aan dat verkeer deelnemen.
Door dit van jongs af aan op te bouwen willenwe hen op een bewuste manier metverkeer enmobiliteit leren omgaan. Defensief rijden als onderdeel van denken en deelnemen in functie van de andere gebruikers, is daarin een belangrijk onderdeel.Daarom kiezen we ervoor om alle onderdelen in drie weloverwogen gradaties uit te voeren: leren en oefenen in een gesloten situatie, in een semiopen situatie en in een open situatie.
Naast het strikt pedagogisch-educatief deel breiden we de mogelijkheden uit naar een pedagogisch verantwoord repressief model waarmee binnen alle categorieën aan de slag kan worden gegaan. Samenwerken is hierin de boodschap.
Centraal in Moved is een verkeerseducatief centrum dat naar keuze gemeentelijk of regionaal kan worden ontwikkeld. De inbreng van de lokale privépartners ligt daarbij
voor de hand .Ook hier trachten we het Brede Schoolprincipe zet elke expertise gepast inten volle te realiseren.We baseren ons hiervoor op de betrokkenheidschalen die we voor de Brede School en Leerpleinontwikkeling aanmaakten.
Op die manier wordtMovedeen totaalconcept voor de integrale benadering van de verkeers- en mobiliteitsproblemen door een geïntegreerde aanpak vanuit verschillende betrokken actoren. Diverse extra mogelijkheden naar vrijwilligerswerk, sociale tewerkstelling,alternatieve bestraffing en opvolging van bestraffing liggen voor de hand.
Pooþsstaat met Movedgarant voor
De proces- en trajectbegeleiding
De opmaak van het beleidsplan in participatie met de betrokkenen
De opmaak en de uitwerking van een samenwerkingsconvenant op alle deeldomeinen (ontwikkeling,financiering, personeel, huisvesting en beheer)
Tal van sprekers openen met deze zin als ze het over de invoering van het fenomeen Brede School hebben. Anderen gebruiken ze als conclusie bij de afsluiting van hun betoog of bij de opmaak van adviesnotas. Het is een eeuwigheid geleden dat in de onderwijswereld eenfenomeen voor zoveel controverse zorgde. De Brede School heeft in pakweg een vijftal jaar de Vlaamse onderwijsmiddens tot in de achterkamers geraakt. Onderwijs bevindt zich in een steeds feller draaiende maalstroom van hoge maatschappelijke verwachtingen, nationale en internationale ontwikkelingen gecombineerd met financiële en organisatorische beperkingen.
Velen voelen zich, mede onder de immense druk van maatschappelijke veranderingen en nieuwe tendensen, zowel aangetrokken als afgestoten.De titel geeft perfect weer hoe betrokkenen hiermee worstelen. Het gemeenschappelijk aanvoelen van noodzakelijke aanpassingen en veranderingen in onze visie op en onze aanpak van opvoeden en onderwijzen is toe aan kaders, concepten, methodieken en instrumenten die gepast ingaan op de uitdagingen waarmee onze multiculturele samenleving ons confronteert. Levert de brede school hiervoor de gepaste antwoorden? Wie is daar dan noodzakelijk bij betrokken? Wat is haar actieradius, wat zijn haar uitgangspunten?
Als sprekers dit bedoelen dan hebben ze allicht gelijk. De brede school die hierop inspeelt bestaat inderdaad niet nog niet! De fundamentele vraag: Een brede school, wat is dat nu eigenlijk? is nog steeds niet beantwoord. In dit artikel willen wij hierop dieper ingaan. De zoektocht naar het ware gelaat van het fenomeen brede school. We starten die vanuit een brede kijk op achterliggende visies om dan tot een gefundeerde definitie te komen. Als de brede school dan niet bestaat, de Brede School echter die is realiteit ... aan het worden!
Een vernieuwende kijk op leren.
Leren als onderdeel van OOLO.
Wat is OOLO?
Wat is leren? Staat leren op zich zelf of moeten Leren in een breder kader beschouwen? Antwoorden op deze vragen vinden we bij enkele onderzoekers. Decroly stelde reeds meer dqn een eeuw geleden dat leren, zeker voor kindere uit achterstandsposities, altijd een kwestie van confrontatie met de werkelijkheid is. Lerenden moeten die realiteit met al hun zintuigen kunnen aftasten. Leren is daarenboven niet los te zien van handelen. Of zoals Huberto Maturana stelt Elk handelen is weten en elk weten is handelen. [1]
Paolo Freire plaatst leren in het brede kader van armoedebestrijding en ontwikkelingshulp.Vanuit die invalshoek stelt hij Kennis en leren zijn levende systemen bestaande uit vaak onzichtbare netwerken en onderlinge verbanden.[2]
Dit grote levende systeem laat zich vatten in 4 doe-woorden: Opgroeien en Opvoeden, Leren en Onderwijzen, afgekort OOLO. Doe-woorden of werkwoorden staan synoniem voor drama in zijn puurste betekenis namelijk interactief handelen. Daardoor beweegt OOLO zich voortdurend opwisselende raakvlakken van brede sociale invloeden en complexe individuele systemen.