Voorbereiding bijeenkomst 31 mei 2008xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Thema: De Weken na Pinksteren / Vuur in Plus 13
14 u.: De groep wordt verdeeld in drie groepen die elk een kamp zoeken. Iedere groep krijgt een reeks kaartjes in hun kleur. Op elk kaartje staat ook een vraag. De groepsleden gaan op stap en proberen zoveel mogelijk kaartjes van de andere ploeg te veroveren. Dat kan door iemand van de andere ploeg aan te tikken. Die geeft dan zijn kaartje af. Het tweetal heeft dan een gesprek over de vraag die op het kaartje staat. Iedere deelnemer heeft ook een namenlijst bij. Na het gesprek schrijven beiden in staakwoorden op wat ze in dit gesprek hebben besproken. Als je een kaartje van een andere kleur in bezit hebt, moet je dit zo snel mogelijk in veiligheid brengen door het naar zijn kamp te brengen. Word je onderweg door iemand van het kamp getikt van wie die kleur is, dan moet je je kaartje weer afgeven.
Rol van de begeleiding: evident rondgaan en zien dat de gesprekken goed verlopen. Die zijn natuurlijk het belangrijkst.
14.45 u.: Laat de plussers de vier oerelementen raden. Maak vier kleine groepjes en stel per groepje een regisseur aan. Ze krijgen een kwartier om een tableau-vivant te maken dat hun oerelement voorstelt. Tonen aan de rest.
Nadien wordt de turnzaal in vier hoeken verdeeld. In elke hoek ligt een blad met eigenschappen van één oerelement. Plussers moeten op voorhand kiezen welk element het beste bij hen past. Daar gaan ze zitten. Dan volgt een gesprek op basis van de eigenschappen die op dit blad staan. Kloppen ze of niet?
15.15 u.: drankpauze
15.30 u.: Het Vuur doven.
Twee ploegen hebben elk een thuiskamp. Daar hebben ze op een ruitjesblad vijf brandhaarden aangeduid (systeem zeeslag). Bij het startsein krijgt elke speler in zijn kamp een waterballon en een das. Met een aangetikte tegenstander speel je dassenroof. Wie verliest, geeft zijn waterballon af en moet in zijn thuiskamp een nieuwe halen. Wie met twee ballonnen loopt kan niet meer worden getikt. Hij gaat naar het vijandig kamp, en noemt een combinatie (bv. A 2). Als zich daar een brandhaard bevindt, is die brandhaard uitgeschakeld. Zo niet, dan worden de twee ballonnen opzij gelegd. We spelen een bepaalde tijd: als bij geen van beide ploegen alle brandhaarden gedoofd zijn, tellen we het aantal buitgemaakte waterballonnen.
16.15 u. : kaarsjesbezinning
Een grote kaars wordt in het midden gezet. Ieder trekt de naam van een aanwezige plusser, en schrijft op een kaartje een goede eigenschap van hem/haar. Hij geeft dit kaartje af samen met een T-lichtje dat wordt aangestoken aan de grote kaars.
Benodigheden:
kaartjes in drie verschillende kleuren met vragen op Christ
namenlijst met ruimte voor staakwoorden Sarah
lijst met eigenschappen van de elementen Christ
waterballonnen in twee verschillende kleuren (belangrijk) Bob
wimpels school
grote kaars Elke
T-lichtjes Elke
Kaartjes en schrijfgerief school
Rustige muziek Bob
Ruitjespapier Elke
|