Vandaag kwam Pieter Jan De Smet voor het eerst heel dicht in
de buurt. Enerzijds konden we in de bibliotheek van Washington State University
verder het archief bekijken en vooral dan zijn brievenboek, waarin ook nog
mooie tekeningen van Nicolas Point zijn opgenomen (cf. gisteren), anderzijds
bezochten we twee missies, waaronder de Sacred Heart-missie in het plaatsje
jawel ... De Smet.
Maar eerst reden we in de voormiddag via het stadje Moscow, waar de Idaho State
University is gelegen, naar Lapwai, waar we in het reservaat van de Nez Percé
de St Josephs missie bezochten. We werden er opgewacht door een kleine
delegatie, onder wie whip woman Rosa Yearout. Ze liet ons het mooie, maar wat
onderkomen kerkje, een van de oudste gebouwen in Idaho, en het nabijgelegen
kerkhof zien. De Smet had al vanaf zijn eerste tocht naar de Rockies in 1840-41
contact met het Nez Percé-volk, maar de missie werd pas later in de jaren 1860
door zijn jonge confrater Cataldo opgericht. Die bouwde ook het kerkje in 1874,
een jaar na het overlijden van De Smet. Op het kerkhofje waren nog een paar
jezuïetenbroeders begraven.
Namiddag keerden we terug naar Pullman om (te snel) nog een deel van de
archieven in te kijken. We maakten er kennis met de briefwisseling die De Smet
onderhield met zijn familie in België. De brieven bevatten soms ook tekeningen
die bepaalde facetten van het leven en de opvattingen van de Native Americans
moesten verduidelijken. Ook konden we het brievenboek van De Smet doornemen,
een soort copie de lettres waarin ook tekeningen van Point zijn opgenomen. Opnieuw
konden we vaststellen dat Point veel artistiek talent had (misschien zelfs mee
dan missietalent, want hij kwam snel in conflict met zijn confraters en
verliet de Rockies ).
Daarna reden we op weg naar Spokane door het reservaat van de Coeur dAlêne (de
Else-harten in de vroeger al vermelde Annalen
van de jaren 1860; de Nez Percé heetten daar de Doorboorde Neuzen). Daar ligt
het vroeger welvarende boerenplaatsje De Smet, dat nu echter een deprimerende
indruk achterlaat, met eendere, wat vervallen woningen voor de Natives, een
Coeur dAlêne Indian School met een bordje Drugs free zone en een kerkhof met
recentere graven van jongeren.
In De Smet staat op een heuvel de Heilig-Hartkerk. Ze is het centrum van de
Sacred Heart-missie, een van de oudste missies in de Rockies die door De Smet
en Point werd opgericht in 1842. Ze was vroeger echter elders gelegen (in het
huidige Cataldo waar we vrijdag naartoe gaan), maar werd samen met de Coeur dAlêne
zelf ca. 1880 verplaatst naar het huidige De Smet, waar pater De Smet dus nooit
geweest is. Het kerkje, geïnspireerd op de oorspronkelijke kerk in Cataldo,
werd in 1883 gebouwd; later volgende nog andere gebouwen die intussen weer
allemaal verdwenen zijn, tekenend voor deze moeilijke missie.
In Spokane ten slotte hadden we een ontmoeting met Raymond Brinkman, die zijn
grote kennis en boeiende inzichten over de Coeur dAlêne en hun geschiedenis
graag met ons wilde delen. Vrijdag bezoeken we samen met hem de Old Sacred
Heart Mission in Cataldo.
Vandaag,
dinsdag 30 september, hebben we Portland achter ons gelaten en zijn we met
Jackie Peterson naar Pullman gereden, een stadje van een 30.000 inwoners waar de
prestigieuze Washington State University is gelegen. In ca. 5 uur overbrugden
we een afstand van ca. 530 km. We volgden lange tijd de Columbia River en zagen
het groene landschap geleidelijk veranderen in de dorre struiksavanne van het
Columbiaplateau.
In de bibliotheek van Washington State University, in de afdeling Manuscripts,
Archives and Special Collections, bevindt zich een mooie collectie Desmetiania.
Die werd op het einde van de jaren 1960 verworven en was afkomstig van Paul De
Smet dOlbecke, een achter-achter-kleinzoon van een van de broers van pater De
Smet en de vader van François, die in 2010 op zijn beurt aan het MAS en aan
KADOC voorwerpen en documenten van pater De Smet schonk en zo aan de basis ligt
van ons tentoonstellingsproject.
Vandaag zagen we, gewapend met witte katoenen handschoentjes, een zestigtal
originele tekeningen van Nicolas Point, een confrater van De Smet die hem
vergezelde op zijn tweede reis naar de Rockies en die een begenadigd tekenaar
was. Hij bracht de nieuwe wereld die De Smet onderweg ontmoette, tot leven: de
indianen, de natuur, zowel plant als dier, en de manier waarop pater De Smet en
zijn gezellen zich door die vreemde wereld begaven. Soms gaat het om vlugge
schetsen, soms om mooi uitgewerkte tekeningen. In vele gevallen hebben ze een
titel, in het Frans en/of het Engels, en een korte identificatie, die (niet
altijd) door De Smet is neergeschreven. Sommige tekeningen zijn als gravure
terug te vinden in de publicaties van De Smet, die, zo blijkt, richtlijnen gaf
aan Point om precies dat in beeld te brengen wat hij voor zijn boek nodig had. Morgen
gaan we zijn brievenboeken bestuderen.
Vanavond hadden we nog een interessante ontmoeting
met professor Michael Holloman, een lid van de Spokane-stam en kunstenaar, en
met Barbara Aston, die voor de universiteit optreedt als go-between met een
tiental Indiaanse volkeren in de buurt. Zij vergezelt ons morgen naar de
Sint-Jozefmissie in Lapwai.
Vandaag, maandag 29 september, stond de verdere verkenning
van Portland op het programma, in afwachting van de tocht naar het oosten die morgen,
dinsdag, aanvangt met een bezoek aan de Washington State University in Pullman.
Portland werd rond 1850 gesticht door pioniers die via de Oregon Trail naar het
westen waren getrokken. Die migranten zijn nog altijd aanwezig in de stad. De uithangborden
van heel wat winkels verraden bij voorbeeld hun Duitse herkomst. Zij waren via
de zogenoemde Oregon Trail naar het verre westen gekomen, een meer dan 3400 km
lange route over land van de Missouri tot aan de monding van de Columbia River,
iets boven Portland.
Ook De Smet kende die route en volgde die deels om zijn
missies in de Rocky Mountains te bereiken. Ze lag ca. 1830 min of meer vast. De Smet schreef erover; in 1841 trok hij zelfs met een van de eerste
karavanen naar het westen mee. Hij zag hoe de weg breder en breder werd, hoe de migranten steeds meer bomen wegkapten en een spoor van vernieling achterlieten. In een brief van 24 februari 1852, die op het
einde van dat jaar gepubliceerd werd in de Annalen
van het Genootschap tot Voortplanting des Geloofs, vertelt hij over de vele
voorwerpen die de migranten dumpten op hun tocht en waarover de indianen
hem uitleg kwamen vragen. Het ging om messen, lepels, vorken, kommen, koffypotten
en andere keukengerieven, alsook om beenderen van de huisdieren en graven van
overledenen, naast talrijke stukken van wagens, karren en gereedschappen. De
Oregon Trail was dus bezaaid met afval. Morgen volgen we een deel van die weg
richting Pullman. Het afval zal nu wel opgeruimd zijn
Portland,
de belangrijkste plaats in Oregon, in het noordwesten van de VS, is een mooi
stadje, dat niet onmiddellijk Amerikaans aandoet. Het is minder big dan het
clichébeeld van Amerika wil. De stad doet het nu economisch vrij goed, hoewel
de armoede zichtbaar is met de vele daklozen die zich in de straten ophouden. Portland
profileert zich als de city of beer, books, bikes, blooms and bridges. Ze is
de bierhoofstad van de Amerika en telt heel wat kleine brouwerijen; boekhandel
Powells City of Books heeft meer dan 1 miljoen boeken in het rek staan; er is
een dicht netwerk van fietspaden in de stad; door het gematigde klimaat worden
er al sinds het einde van de negentiende eeuw verschillende rozenvariëteiten
gekweekt; de vele bruggen ten slotte zijn te verklaren doordat Portland aan de
Willamette River ligt, die even verder in de Columbia River stroomt.
En hier komt pater De Smet in ons verhaal. Toen we vanavond aan de oevers van
de Willamette stonden, zagen we als het ware De Smet 170 jaar terug, in 1844, voorbij
varen samen met zes zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Namen. Die had De Smet in
1843, tijdens zijn tweede terugreis naar Europa, kunnen overtuigen om mee te komen
naar Oregon. Om hen een zware tocht over het Noord-Amerikaanse vasteland naar
het westen te besparen, charterde hij een boot, de Infatigable, die hen onder
zijn begeleiding vanuit Vlissingen langs Vuurland en kaap Hoorn en via de kust
van Chili naar de Amerikaanse westkust zou brengen. Die avontuurlijke reis
duurde meer dan zeven maanden. Midden augustus kon het schip bij Fort Vancouver
de Columbia opvaren om dan via de Willamette de nog te bouwen nieuwe missiepost
van De Smet, genoemd naar Sint-Franciscus Xaverius, te bereiken. Die post werd
het administratief en logistiek centrum van zijn verder gelegens missies bij de
indianen in het Rotsgebergte, waarop we later nog terugkomen.
5u15,
toch al iets van mijn jetlag ingehaald.
Gisteren zijn we dus rond 11u30 in Portland geland. Professor Jacqueline
Peterson Jackie en haar echtgenoot John hebben ons op de luchthaven, op een
20 km van de stad, opgehaald. Peterson is emerita van Washington State
University, waar ze doceerde over de geschiedenis van de Native Americans. Zij
maakte naam als curator van de tentoonstelling Sacred Encounters. The Society
of Jesus and the Indians of the Northwest (1993) en kent dus de geschiedenis
van pater De Smet en zijn missies in de Rockies als geen ander. Zij zal de
volgende dagen onze gids zijn.
Gisteren zijn we toch al zelf even op verkenning geweest in Portland, meer
bepaald naar het Oregon History Museum van de Oregon Historical Society. Het is
een klein museum waar de geschiedenis van de staat Oregon op een bevattelijke
manier, met veel voorwerpen, wordt getoond. Er wordt natuurlijk stilgestaan bij
de oorspronkelijke bewoners, de Native Americans, onder wie de Nez Percé, met
wie De Smet vanaf 1840 in aanraking kwam. Ook de verkenning van het Westen,
met de belangrijke expeditie van Lewis en Clark in 1804, komt er aan bod. Op
vraag van president Jefferson brachten Lewis en Clark het toen nog onbekende
gebied tussen de Mississippi en de westkust in kaart. Zij openden de weg naar
het westen. Deels in hun spoor stapte pater De Smet een kleine veertigtal jaren
later.
De Smet wordt niet specifiek vermeld in het museum, maar de katholieke (en
ook protestantse) missionarissen zijn wel van de partij, onder meer met een
mooie katholieke ladder, een visuele voorstelling van de vooruitgang van het
christendom sinds Adam en Eva.
Van zulke ladder maakten De Smet en zijn confraters gebruik tijdens hun
catechese. In de eerste uitgave van zijn eerste publicatie, Letters and Sketches with a Narrative of a
Years Residence among the Indian Tribes of the Rocky Mountains (1843),
werd de ladder als bijlage opgenomen. Deze en latere publicaties en hun
vertalingen in het Frans, Nederlands en zelfs Duits en Italiaans maakten van De
Smet een BB bekende Belg avant-la-lettre. Ze openden de geldbeugels van
zijn sponsors en lokten nieuwe rekruten. Hen komen we later nog tegen.