We pakken ons boeltje in en vertrekken terug naar Cusco. We zien op onze terugweg weer slingerapen en vooral de Golden-Headed Quetzal. Deze prachtige vogel is bijzonder schuw en quasi onvindbaar. Wat verder nog een aan de Quetzal verwante prachtige rood-blauwe vogel. De naam ontsnapt mij maar ik noem deze ontmoeting een hoogtepunt in Manu. Wegens wegverzakkingen moeten we een omweg nemen en passeren kleine, arme dorpjes. Het leven in deze bergen moet onnoemelijk hard zijn. De huisjes waarin de mensen wonen zijn armoedig en vuil. De mensen zelf, die we nu uit de bergen zien terugkeren met hun schapen en/of enkele koeien, lopen gebukt onder sprokkelhout waarmee zij straks hun huisjes zullen vullen met rook. Het is maar waar je geboren wordt.
Na een hobbelige, vermoeiende reis komen we tegen acht uur terug in Cusco aan.
Na een verwarmende douche, nemen we de tijd om onze gehavende lichamen te verzorgen. We zitten onder de beten en onze benen en onderrug staan gezwollen. De jeuk is niet te harden. Het worden lastige dagen.
Het is onze laatste dag in Manu en we vertrekken weer vroeg om een inheems dorpje te bezoeken. De mensen leven hier nog echt op het ritme van de natuur. Het gaat om een 80-tal gezinnen die leven van wat zij zelf kweken. Dat zijn aardappelen, mais en de vruchten die op de bomen groeien. Visvangst vervolledigt het menu. Zeer eenvoudig.
Wij varen verder tot aan een natuurlijke warmwaterbron waar wij even genieten van het zwavelrijke, hete water en de talloze mooie vlinders die er rondfladderen.
Na een eenvoudige lunch in de natuur, beginnen we aan een lange wandeling door prachtig woud. Op de terugweg -Linda en ik lopen een beetje voorop - komen we bijna in botsing met een slapende boa. Een groene boomslang die opgerold en bijna onzichtbaar over het pad hangt. We konden ze echter net op tijd opmerken.
Nu moeten we stroomopwaarts terug naar de lodge en zien nog ettelijke mooie vogels en weer capibari. Een mooie afsluiter.
We kunnen wat langer slapen en vertrekken met onze vrouwelijke gidse Heladia de bossen en de bergen in. Deze jonge vrouw kent het gebruik van zowat elke plant of boom en demonstreert hoe de bladeren, het sap, de vruchten of wortels van het woud kunnen aangewend worden om te genezen of te verdoven. Of om te overleven. Zeer interessant. In de namiddag probeert zij zich een half uur lang een weg te kappen door dichte begroeiïng maar na een wespenaanval geeft zij het wijselijk op. De duisternis valt in en we wachten op de oever van de rivier op de komst van de witte kaaimannen. Zij begluren ons in het donker. Hun ogen weerkaatsen in het licht van onze zaklamp. ·s Avonds maken we een korte wandeling in de buurt van onze lodge en ontdekken talloze vreemde insecten, slapende vlinders, een geko en als hoogtepunt een prachtig klein slangetje. Maar het licht van onze zaklampen trekt ook ontelbare muggen aan en we zijn blij dat we uiteindelijk naar binnen kunnen vluchten.
We zijn weer voor vijf uur uit de veren en varen de rivier gedurende een half uurtje af. We nemen plaats op de rechteroever en wachten op massa·s blauw-gele ara·s en andere papegaai-achtigen die op de andere oever verwacht worden. Daar zijn likplaatsen waar zij een zoute substantie oplikken om hun maag te beschermen. Wij wachten lang maar zien de vogels alleen maar overvliegen. Een maat voor niets. Onze gids wijt het aan de aanwezigheid van arenden en valken die de ara·s afschrikken. Dan maar ontbijten langs de oever en verder tekken voor lange wandelingen door de ongerepte bossen. We worden niet echt verwend, maar zien toch tientallen soorten vogels, vooral langs de waterkant. Langs een meertje vinden we nog de rare Hoatzin (een pre-historische vogel) en een eenzame capibara. De capibara is een ratachtig knaagdier dat tot een meter hoog wordt.
Op het terrein waar de lodge staat krijgen we veel bezoek van verschillende soorten kolibri·s. Prachtige en vooral levendige mini-vogeltjes.
Om vijf uur worden we opgepikt voor onze toht naar Parque Nacional del Manu.
Manu werd in 1973 opgericht als nationaal park. Het omvat bijna 2 miljoen ha. maagdelijk nevel- en regenwoud en is gelegen aan de voet van de oostelijke Andes. De enige permanente bewoners zijn grote groepen zilde bosdierenm een paar geïsoleerde inheemse stammen, parkopzichters en wetenschappers.Wat flora en fauna betreft gaat er naar het schijnt in Zuid-Amerika niets boven Manu. Een opsomming: 20.000 soorten vaatplanten, meer dan 5.000 bloeiende planten, 1200 vlindersoorten, 1.000 vogelvarianten, 200 zoogdiersoorten, een onbekende hoeveelheid reptielen en insecten. Het reservaat bestaat uit drie delen. Er is de Zone A, het grootste deel met volstrekte bescherming. Zone B of de Zona Reservada voor onderzoek en toerisme en Zone C, de Zona de Transicion. Deze laatste een overgangszone met inheemse stammen en lodges voor toeristen.
Om praktische redenen gaan we naar de Zona de Transicion. Voor de Zona Reservada moet je minstens acht dagen uittrekken en dat is op alle vlakken wat teveel van het goede. Het eerste deel van de reis gaat langs een aantrekkelijk stadje met de naam Paucartambo over bijzonder smalle wegen. We hebben zicht op de Ausungate die 6350 m. hoog reikt. De weg van Paucartambo door het nevelwoud is smal, steil en grindachtig. Er mag beurtelings (per dag) in een richting gereden worden. Vanaf het zuidelijkste punt van het park wordt de weg zo mogelijk nog slechter en smaller met links en rechts afgronden van honderden meter diep. Hier moet je de schoonheid laten primeren op de angst of de rit wordt een nachtmerrie. De chauffeur rijdt zich drie keer vast maar weet zich telkens los te werken. Onderweg zien we de fantastisch rode Gallo de las Rocas, de Rode Rotshaan. De nationale vogel van Peru. Wat verder worden we opgehouden door een groep slingerapen. We rijden nog langs kleine dorpjes zoals Patria en Contachaca om uiteindelijk in Atalaya over te stappen op een bootje richting lodge.
De lodge ligt langs de Rio Alto Madre de Dios. Deze rivier gaat verder over in de Rio Madre de Dios die uiteindelijk via Bolivië zal uitmonden in de grote Rio Amazonas. Het contrast met Cusco is te groot. Hier niets dan rust, groen, het geruis van de rivier en het geluid van dieren die hun nachtelijke zoektocht naar prooi of partner aanvangen. Alles overkoepeld door een prachtige sterrenhemel.
We hebben een rustige zondag geboekt. Met een busje een bezoek brengen aan de Valle Sagrado, de Heilige Vallei. Dit is een klassieke uitstap voor wie Cusco en omgeving bezoekt. De Valle Sagrado leidt van Cusco naar Machu Picchu, maar onderweg zijn er prachtige dorpjes en Inca-sites te bezoeken. Pisac is het eerste stadje dat we aandoen. Het is bekend omwille van zijn markt en Inca-citadel. Het regent en het is koud, maar dat kan de toeristen blijkbaar niet tegenhouden. De site wordt als het ware onder de voet gelopen. Weinig aangenaam.
We rijden verder naar Ollantaytambo. Hier bezoeken we het machtige Incafort dat als het ware in de rotswanden is uitgekapt. Het is een ingenieus complex van fort, opslagplaatsen, terrassen en woningen. Bij de bouw ervan werd rekening gehouden met de zon, sterrenformaties en andere natuurfenomenen. Een indrukwekkende constructie.
Enkele tussenstops later komen we nog in het kleine maar zeer pittoreske Chinchero. Hier worden we uitgenodigd voor een demo weefkunst. Vrouwen kunnen hier nog een maand of twee zoet zijn met het weven van ingewikkelde dessins op tafellopers, ceinturen, poncho·s e.a. textiel. Wij zijn redelijk onder de indruk van hun werk, maar ook van de omgeving. Chinchero ligt tussen hoge bergtoppen, heeft een prachtig rustiek kerkje, nauwe straatjes en vriendelijke inwoners. De rust overvalt je zo.
Maar we moeten hier vertrekken, want de tijd en ons geld zijn op. Chinchero, een dorpje om terug te keren. Wat ook geldt voor de Valle Sagrado.
Terug in Cusco moeten we nog enkele eitjes pellen. We dreigen bij onze touroperator met de gewone en de toeristenpolitie en krijgen vrij snel een groot deel van het teveel betaalde terug.
Cusco is een geweldig interessante en mooie stad en we dwalen er uren in rond. Naast de prachtige historische gebouwen zijn er ook bijzonder mooie winkels en gezellige plaatsjes waar je de tijd vergeet. Wat we ook doen. Voor we het weten is de dag voorbij en betrekken onze kamer om de dag van morgen voor te bereiden.
Een zondag die we volgende week pas op de blog zullen plaatsen, samen met onze ervaringen in de Manu-jungle waar we gedurende vijf dagen zullen verblijven.
Het is de bedoeling om voor zonsopgang Machu Picchu te bereiken. Ik vervoeg de stappers en Linda neemt de bus naar boven. Het is nog pikdonker en het regent. Wie te voet verder gaat, moet nog ongeveer 1700 trappen overwinnen vooraleer Machu Picchu te bereiken. Dit is niet het laatste traject van de beroemde Inca-trail, maar een alternatieve kuitenbijter. Eens boven is het opgehouden met regenen en later zal de zon de hele dag van de partij zijn.
MACHU PICCHU is zoals iedereen wel weet een van de grootste Zuid-Amerikaanse bezienswaardigheden: prachtige architectuur en 250 miljoen jaar oude grijs-witte granieten rotsen. Op de achtergrond liggen hellingen begroeid met donkergroene bossen die vanuit de diepe valleien van de Urumbamba en de zijrivieren omhoogsteken. Deze betoverende Inca-citadel is eeuwenlang verborgen gebleven. Ook de Spanjaarden hebben deze constructie nooit ontdekt. Het was de Amerikaan Hiram Bingham die in 1911 Machu Picchu ontdekte. De stad is halverwege de 15e eeuw door keizer Pachacuti gebouwd. Het was een religieus centrum, maar evenzeer een agrarisch bolwerk dat de stad Cusco van voedsel moest voorzien. De stad werd volgebouwd met tempels, paleizen, huizen, voorraadschuren en terrassen. Waar je ook tussen de ruïnes staat, overal zie je prachtige terrassen langs de zeer steile kliffen, die de bergen veranderen in hangende tuinen.
Belangrijke elementen zijn de zonnetempel, de maantempel, de tempel met de drie ramen en de Plaza Sagrada. De Intihuatana, "de paal om de zon aan vast te binden", is zowat het hoogtepunt. Deze interessante rots is op een heuveltje boven het heilige plein gebouwd en is te vergelijken met de zonnewijzers ie de Inca·s in alle belangrijke rituele centra hebben gebouwd. De rots werd vooral gebruikt als astrologisch-agrarische klok om het verband tussen de sterren en constellaties te bekijken. Een heilige en astrologische plek. Alles bijeen een verbijsterend bouwwerk dat je uren kan blijven bewonderen.
In totaal mogen per dag niet meer dan 400 mensen de Huayna Picchu beklimmen. Het is een rots die boven de citadel uitsteekt en een zeer zware klim. Ik voel me geroepen want ik weet dat er boven een ontzagwekkend panorama wacht. Het is ook de perfecte plaats om een overzicht te krijgen van de ruïnes die tusen de bergen liggen in een prachtig, bosrijk landschap.
Machu Picchu, de stad waar je nooit genoeg van krijgt, laten we rond 15 uur achter ons en we beginnen aan de lange afdaling terug naar Aqua Calientes, waar de trein ons opwacht en ons terugbrengt naar Cusco.
Vandaag trekken we te voet verder van Santa Teresa naar Aqua Calientes, het dorp dat net onder Machu Picchu ligt. We trekken door de Urubambaba-keten en volgen de gelijknamige rivier. Het is een rustige, vrij gemakkelijke trektocht door mooie bergen en de zon is weer aardig van de partij. Wat wil zeggen dat het snikheet is. Rond 17 uur komen we aan in Aqua Calientes waar we weer, en ten onrechte, zelf ons eten moeten betalen. We verzamelen voldoende bewijs om later klacht te kunnen indienen. We kruipen vroeg in bed want morgen moeten we om 4 uur opstaan voor het laatste deel van onze tocht.