Ik ben terug van weggeweest. Of dat een goede zaak is laat ik voorlopig nog in het midden maar het is de onverbiddelijke realiteit waarin we leven. Komen wordt steevast afgewisseld door gaan net zoals gaan onvermijdelijk wordt afgewisseld door komen. Na regen komt zonneschijn maar meestal komt er regen na zonnenschijn en nog frequenter regen na regen. Het is de klok die ons universum draaiende houdt tot in de mist van de oneindigheid. Twee weken heb ik doorgebracht in de idyllische ardennen, gekoesterd door de hand van moeder natuur die aldaar nog veel minder geteisterd is door dikke eeltkussend en bloederige kloven. Toegebracht door de menselijke destructienijd en deerniswekkende vernielingsdrang die ons zo eigen is. Twee mooie weken, slapend onder de bomen of onder het dunne zeil van een lekkende tent die door de constante wind haast omgetoverd wordt tot een heuse windtunnel. En 's morgens ontwaken met een neus die op wonderbaarlijke wijze is getransformeerd in een volgelopen snotkoker, werkelijk het neusje van de zalm. Wat is er nu heerlijker dan het bosprotten? Het is een occupatie die ik tot een wonderbaarlijke kunstvorm heb weten te verheffen. Het komt er namelijk op aan om op een zo kort mogelijke tijd een zo groot mogelijk territorium af te zetten. Witte bakens van gebruikt toiletpapier die het innerlijke van de mens op luisterrijke wijze aan het oog onttrekken. Maar de geur liegt er niet om. Innerlijke schoonheid is een mythe.
In mijn hoedanigheid als scoutsleider had ik gedurende de eerste week een bepaalde verplichting. Met name het entertainen, het passen op en vooral het verdragen van een hoop aangename en minder aangename koters. Kinderen van rond de zeven jaar zijn de ultieme verpersoonlijkingen van zowel Beëlzebul als de Heilige Geest. Kafkaiaanse samensmeltingen van helse saters en hemelse engelen. Ze zijn als heimelijke bloedzuigers die zich genadeloos in je nek vastbijten om vervolgens al je levenslust en liefde uit te zuigen totdat er niets anders van je ovetrblijft dan een leeg en levenloos omhulsel. Een losse flodder. Verdwaald en vergeten. Maar ik deed het graag. Ik heb me met plezier -ja zelfs met voorbedachte rade- laten omvormen tot dito omhulsel. Ik heb er van genoten en van gezwolgen!
Toch deed ik stiekem een dankgebedje toen zij door hun mammies en pappies weer in hun bombastische gezinstrailers werden geladen en afgevoerd werden naar het veilige en okselgeurvrije Mechelen en omstreken. En wij bleven achter. Met het rijk voor ons alleen...
Op één van onze eerste vrije dagen besloten we om ons in kleine groepjes onder te verdelen en het tegen elkaar op te nemen in een kleine liftcontest. Het was tijdens het liften dat er iets bijzonders gebeurde. De eerste auto die met gierende remmen gehoor gaf aan onze hulpkreten was een zwarte Caddilac. Zonder dralen sprongen ik en mijn liftkompaan de auto in en we scheurden weg. "Bonjour monsieur!" zei ik tegen de sinistere figuur die in de bestuurderszetel was gezeten. "Spreek maar Vlaams," repliceerde het type bits. "Hoe weet je dat ik Vlaams spreek?" vroeg ik nieuwsgierig. "Je hebt zo'n typisch Vlaamse kuttekop," diende hij me van repliek. Door deze boude uitspraak was ik even met stomheid geslagen. Gedurende de stilte die viel onderwierp ik het type aan een ietwat nauwkeuriger onderzoek. Vooreerst viel het mij op dat hij gehuld was in een pekzwarte mantel met blauwe sterren. Op zijn bepaarde kop prijkte een gigantische punthoed zodat hij wel iets weghad van een genetisch gemanipuleerde boskabouter. "Wie bent u?" vroeg ik. "De tovenaar van Oz." sprak hij. "En ik neem jullie mee naar het land van Oz." "Waarom?" "Omdat je een Vlaamse kuttekop hebt en daar hebben we in het land van Oz een schrijnend tekort aan."
What's in a name? vroeg Shakespeare zich enkele eeuwen geleden reeds af, en nu blaas ik die vraag nieuw leven in. Scherpenheuvel ligt immers absoluut niet op een heuvel! Nuja, misschien op een heel miniscuul heuveltje, als er zoiets als een cup bestond maar dan toegepast op aardse heuvelen dan zou Scherpenheuvel nog niet eens een A waardig zijn. Bijgevolg was een scherpenheuvelscherper een totaal overbodige attribuut en het gevaar op een gescheurde broek totaal onbestaande. Tenzij je -uiteraard- iets ging drinken in één van de plaatselijke kroegjes die het aan niets ontbraken tenzij aan een plaatselijk karakter.
Nadat wij na een veertig kilometer lange voettocht op geitenleren sandalen en synthetische surfpantoffels met opgeheven hoofden aan de voet van de basiliek stilstonden, hopende dat er buiten dikke regendruppels en vlokjes duivenstront ook een beetje goddelijke wijsheid over onze hoofden zou nederdalen, verlangden onze dorstige kelen naar een blussertje. Tevergeefs zochten we naar een plaatselijk bruin kroegje. Je kent dat wel, hebt daar wel een soort van clichébeeld van, iedereen heeft dat. Zo'n bruin kroegje waar de muren en het plafond steevast een strontbruine teint bezitten door het jarenlange aankoeken van al die teerdampen die er zo lustig de atmosfeer worden in gespuid. Een toog van een onbestemde houtsoort, kleverig van het gerstenat, daarrond een heksenkring van dronkenlieden. Een collectieve eenzaamheid, samen zwijgaam, bierbuiken die als doodgeboren lappen van vlees over gespannen broeksriemen hangen maken de stenen waarmee de zelfmoordenaar zijn lichaam verzwaard overbodig. Weet je nu wat ik bedoel, wat ik in gedachten heb? Zo'n rustiek gezellig kroegje dus...
Aldus zat er niets anders op dan plaats te nemen op het voorterras van een duur ogende brasserie. Het duurde even vooraleer de kelner doorhad dat zijn gastenbestand een kleine wijziging ondergaan had. Zo kwam het dat ik me moest verlagen tot een subtiele vingerknip. Een aanzienlijke tijd later diende hij zich aan bij ons tafeltje. Het was een vreemd curiosum met vettig halflang haar dat eruit zag alsof het gebruikt was om een fietsketting mee te reinigen. Zijn smoelwerk had iets varkensachtig, het zat in zijn heimelijke oogjes, in zijn wijdstaande neus, in zijn.... In gedachten zag ik hem naakt in de modder rollen, een krulstaartje dat hij anders wijselijk veborgen houdt onder het zwart van zijn geklede broek nu onbeschaamd en in volle glorie de lucht in priemend. Trillend van decadente modderpret. Luide winden latend, zijn rectum wijdopengesperd, de toegangspoort tot de hel.
Nu ben ik er de man niet naar om af te gaan op enkele uiterlijke kenmerken dus bestelde ik een lokaal streekbiertje. Ik oordeelde dat ik dit wel verdiend had na zo'n lange gesandaleerde voettocht. "Een streekbier?" vroeg de kelner dommig. "Wat bedoel je daarmee?" Ik verzuchtte mijn opkomende frustraties: "Wel, beste man, dat is een biertje gebrouwen in en geaffinieerd aan een welbepaalde streek. Neem nu Westmalle, dat is gebrouwen in Westmalle. Een ander voorbeeld: Grimbergen, dat wordt gebrouwen in Grimbergen. Het concept is heel simpel! De logica in haar blootje, zeg maar." "Is dat zo?" zei de man verbaasd. "Komen Mars repen dan van Mars en venusheuvels dan van Venus?" "Hou je me voor de gek?" beet ik hem toe. "Zo te zien heb je van die eerste duidelijk teveel gegeten en van die tweede te weinig beklommen. En nu we het toch over heuvels hebben. Waar is die scherpenheuvel eigenlijk? Ik heb het gevoel dat ik mijn scherpenheuvelscherper voor niets heb meegezeuld." "Scherpenheuvelscherper? Meneer?"
Na een ellenlange discussie die in zinloosheid het leven zelf haast oversteeg zond ik hem heen om een Brigand te gaan halen. Dat was een streekbier, volgens de kelner, maar wel uit een streek in het andere uiteinde van dit klootjesvlaanderen. Wat een gemene streek!
Op deze tocht leerden wij veel. Over onszelf. Over afstanden. Over streken. Over domheid. Over vriendelijkheid. Over lelijkheid.
Over overige oversten en overheidsgebonden overbodigheden!
Vandaag is het zo'n dag die wat betreft banaliteit gerust aanspraak kan maken op een top drie plaats. De zon hield de stad gevangen in een hoopvolle sluier van fluweelzachte zonnestralen, de dag begon met andere woorden veelbelovend. Maar nu vormt de striemende regen een grauw traliewerk voor mijn raam, dat me dwingt om binnen te blijven. De wijdse wereld blijft vandaag een onaangeroerde taart. Zonder kers en zonder slagroom. Doch, morgen zal dit anders zijn. Want morgen zal ik samen met een mede pelgrim een soort van queeste voltrekken richting Scherpenheuvel. Barrevoets of eventueel gesandaleerd zullen wij deze tocht voltooien, vertrekkende kort na zonsopgang, met niets anders dan een pak gerstekoek en een zak water om ons te voeden. En neen, wij zijn niet Christelijk en al zeker niet Katholiek en al heel zeker niet kerkelijk, ons geloof hebben wij al verloren nog voordat de conceptie waaruit wij voort zijn gesproten had plaatsgevonden. Maar toch, Scherpenheuvel is een ietwat magischere plaats.
Magischer dan pakweg Erps-Kwerps, Neder-over-heenbeek, Reet, Kontich, Aartselaar, etc... Het spreekt een beetje tot eenieders verbeelding. Hoe ziet zo'n scherpe heuvel er nu eigenlijk uit? Kan je je broek daar niet aan scheuren? Hoe hoog is die heuvel eigenlijk? En hoe scherp? Potloodscherp? En zo ja, bestaat er dan, naar analogie met de potloodscherper, ook een Scherpenheuvelscherper? En wie heeft de twijfelachtige eer op zijn conto om die scherpe heuvel dagdagelijks bij te slijpen zodat deze zijn naam tot in de eeuwigheid waardig blijft? Wordt Scherpenheuvel dan ook elke dag een beetje korter zodat deze mythische plaats op termijn -opdat deze niet vertrapt zou worden door een plaatselijke Scherpenheuvelenaar- beschermd zal moeten worden onder een glazen stolp en het alleen nog een waardig bedevaardsoord zal vormen voor mestkevers, strontvliegen en tuinkabouters? In dat geval mogen wij niet talmen om er heen te togen!
Nu wij toch reeds in de obscure sferen van het magische en het kerkelijke rondpeddelen zou ik hier graag nog wat dieper op ingaan. Volgens de officiële statistieken behoor ik namelijk tot de geloofsgroep der katholieken en dit omdat mijn ouders mij -zonder dat ik hier als zuigeling beroep heb tegen kunnen aantekenen- hebben laten onderdompelen in het doopfond. Ik ben zoals zovele andere het slachtoffer geworden van een traditie, een roestige schakel in de keten van geboorte-doopsel-huwelijk-geboorte-doopsel-... Mensen -deze zakken van vlees en bloed- hangen aan elkaar van de tradities en de gewoontes. Het is het touw dat hen samenbindt en verhindert dat ze als weke puddingen in elkaar zakken. Tradities als kerstmis en nieuwjaar, het doopsel en de communie. De enige wederkerende zekerheden, het leven een kolkende rivier vol hongerige krokodillen, en tradities de stenen waarop we vertrouwen om deze rivier over te geraken.
Beste zakken van vlees en bloed, werp eens jullie touwen af en zak maar ineen als wekke puddingen, laat jullie gerust in de rivier glijden, misschien ziet de bodem er mooier uit als gedacht!
Gedurende de laatste post-examenweken heb ik enkele grote en minder grote festiviteiten gefrequenteerd met alle minder gezonde bijkomstigheden van dien. Zoals daar zijn: een slepend slaap tekort, leveronterend drinken, weinig en ongezond eten, dagenlang teren op droog scheepsbeschuit en verlepte salade met verjaarde ketchup en niet te vergeten het gekscheren in een wild op en neer deinende massa uitzinnige mensen met oppervlakkige huidwonden en lichte kneuzingen tot gevolg. Vanaf vandaag echter ben ik opnieuw een beetje aan het werken aan een ongezonde geest in een gezond lichaam, hopende om in een later stadium een gezonde geest in een gezond lichaam te kunnen bewerkstelligen. Aldus ging ik voor het eerst in dagen opnieuw lopen in het lokale stadspark. Wat kan ik daar van genieten! Hemelse euforie! Het idyllische tafereel van steelse zonnestralen, haast beschaamd om zich nog eens te vertonen in dit danteske tijdperk van donderwolken en grijstinten, die het dauwvocht op de blaadjes doen verdampen in een speelse nevel. Alsof de natuur het leven uitademt en nieuwe hoop de lucht in wasemt. Trillend van verwachtingsvolle gespannenheid. Vogels die fluiten zoals ze gebekt zijn, eigenzinnige operettes bestemd voor elk oor dat zich spitsen wil.
En mijn voeten tikken gestaag de tijd onder me weg. Geven het ritme van mijn gedachtengang aan en dompelen me onder in een contemplatieve staat van bewustzijn. Ineens besefte ik dat mensen niet meer dan dieren zijn, evengoed met zijn voeten in het slijk der basale behoeften, maar in tegenstelling tot de rest van het dierenrijk met zijn hoofd in een nevel van zelfbewustzijn. Een mist die verblind en ervoor zorgt dat we als mens niet langer in staat zijn om onze eigen voeten waar te nemen. Om de modder te ruiken waarin we verankerd zitten. Eigenlijk is de mens een dom dier, bedacht ik. Te lomp en te ijdel om zijn eigen aard in te zien. Zichzelf met intellectuele denkkronkels verheffend en zo zijn eigen intelligentie dodend. Een mens moet net zoals een dier schijten, zeiken, neuken, kwijlen, ademen, zweten, vreten, etc... Het zijn woorden die we niet graag horen. Vlaggen die de lading dekken. We zijn zakken van vlees en bloed. Kronkelende darmen in kronkelende lijven. Vergankelijke, onleesbare gedachten in vergankelijk schedels. Ogen die ooit stoppen met kijken. Monden die eens geen klanken meer zullen voortbrengen. Bloed dat stroomt maar daar evengoed mee zou kunnen ophouden. Deeltjes, zijn we, atomen die gekmakende verbindingen vormen die zelf te omvangrijk zijn voor ons bergip. Het tragische is dat we dit nooit zullen toegeven.
Maar dan kreeg ik terug hoop. Plotsklaps zwenkten mijn gedachten een radicaal andere richting uit. De mens is immers een heel speciaal dier! Het is de enige in zijn soort die podia op weien neerpoot en met duizenden soortgenoten tegelijkertijd stilletjes staat te kijken hoe andere dieren muziek staan te maken. Het is het enige dier dat keer op keer tot brakens toe bier drinkt. Het is het enige dier dat op de vuist gaat omdat er aan een standje van Coca Cola luchtgitaren worden uitgedeeld. Het is het enige dier dat dildo's op zijn hoofd plant en geneigd is om zijn penis aan anderen te tonen. Het is het enige dier dat op een zondagvoormiddag een heel hoop onzin op een weblog neerkliedert en het enige beest dat zijn loopsnelheid chronometreert, ballen in een goal probeert te stampen, een bepaalde combinatie van kaarten probeert te bekomen,...
Het is de weg die we afleggen van de wieg naar het graf.
Maar het leven is een mooie toch.
Ineens werd met gedachtengang verstoord door een zacht knappen dat vanonder mijn rechtervoet vandaan kwam. Het bleek een jong vogeltje te zijn, verlaten door zijn moeder. Een piepjong leven geëindigd in een zielige symfonie van krakende ingewandjes en versplinterende botjes.
Ooit komt er een reus die ook ons genadeloos verpletterd en we zullen hem zelf in het leven geroepen hebben!
Ik ben Tim
Ik ben een man en woon in Mechelen (België) en mijn beroep is Part-time student/ Part-time messias.
Ik ben geboren op 15/07/1987 en ben nu dus 38 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Lezen, schrijven, gitaar spelen, hardlopen, scouts, noem maar op,...