Het is weeral een hele poos geleden dat ik u vanop mijn digitale spreekgestoelte met mijn vox magna heb toegesproken. Misschien hebt u wel eens stiekem overwogen dat ik niet langer onder de levenden verkeerde, dat ik -zoals men wel eens zegt- heb besloten om op te houden met ademen. Niets is minder waar, het leven stroomt in gulle beken door mijn trillende lijf. Meer dan ooit zuigen mijn longen in krachtige halen de gore stadslucht naar binnen om deze vervolgens weer reutelend op te hoesten. Vuile, grauwe stad. Bastion de tristesse. Maar het leven stroomt. Net zoals de regen in bakken uit de lucht naar beneden dendert. Zou onze god geplaagd worden door incontinentie? Of zouden de engelen bittere tranen wenen omwille van de triestheid van de mensheid? Zou de apocalyps in aantocht zijn? Een nieuwe zondvloed? Moet ik alvast beginnen timmeren aan de Ark van Timotheus om mezelf en een uitverkoren deel van het mensdom en het dierenrijk te vrijwaren van deze finale teloorgang? Alleen zal ik niet zo nobel en deemoedig uit de hoek komen als de oude, langbaardige Noach. en dat heeft niets te maken met het feit dat ik jong en onlangbaardig ben maar met het gegeven dat ik een slinkse, onbarmhartige klootzak ben.
Zo heb ik in de vrije uren waarin ik mezelf overgeef aan mijn ezechieliaanse overpeinzingen een soort van inventaris opgesteld van van soorten van personen en dieren die al dan niet toegelaten zijn op mijn Heilige Ark. Muggen en strontvliegen zijn bij voorbaat reeds uitgesloten, bijgevolg ook alle mensen die zich gedragen als muggen of strontvliegen. Tevens worden ook zij die het woord misschien al te vaak in de mond nemen de toegang ontzegd. Alsmede de barmeisjes die weigeren om kleingeld aan te nemen, Yves Leterme indien hij niet ophoudt met het in het openbaar vertonen van zijn Prince Albert, Filip de Winter en consoorten, George W. Bush, Guy Verhofstadt indien hij de vacature als hofnar weigert, Justin Henin als ze verzuimt om de Ark voort te peddelen met haar gouden tennisracket. Natuurlijk zijn er ook een hele resem factota die op mijn 'must have' lijstje prijken. Zoals daar zijn: de reïncarnatie van Bart Somers in de vorm van een hypergetalenteerde navigator, Kim Gevaert die de ganse dag zal mogen zweten en zwoegen op een soort van loopband die rechtstreeks in verbinding staat met de schroef van het vlaggenschip, guinese biggetjes omdat ze zacht om strelen zijn, echte fluwelen kussentjes en tenslotte Samson en Gert als gedoodverfde antihelden. Elke Ark heeft zijn antihelden.
Genoeg zeemanspraat. Ik voel me al zeeziek genoeg. En dit omdat mijn zenuwen momenteel hun eigen koers varen. Binnen enkele luttele uren krijg ik immers te horen of ik al dan niet geslaagd ben voor dit academiejaar. Het verdict zal vallen. Vakantie: ja of neen. Leven of dood. Orgastische verlossing of helse tergingen...
Vandaag heb ik in mijn hoedanigheid als open geest een nieuwe, gouden ontdekking gedaan. Neen, het gaat hier absoluut niet om een doortastende verjongingskuur of een geheim recept voor geestesverruimende elixirs. Zij die mij persoonlijk kennen, of van op afstand, bijvoorbeeld in de abominabele rol van aanbidder(ster) of zelfkastijdende fan, zullen beseffen dat ik noch nood heb aan een verjongskuur, noch aan geestesverruimende elixirs. Ik zie er namelijk zo al jong genoeg uit. Misschien heb ik -integendeel- dan juist een verouderingskuur van doen? Bestaat dit? Kan iemand mij een adres verlenen? Daarenboven is mijn geest van nature uit al zo ruim dat ik daar helemaal geen exotische elixirs voor nodig heb, aan ethersnuiven of het inhaleren van opstijgende moerasdampen doe ik evenmin. Soms zou ik zelfs durven beweren dat mijn geest zo ruim is dat die voor mij nog altijd een soort van onverkend landschap is met ongekende putten en kraters. Nimmer geziene strontpoelen, open beerputten en braakliggende rioleringsnetwerken. Ik heb een donkerbruin vermoeden dat de kaart van mijn gedachtenwereld nog lang niet getekend is. Het valt geregeld voor dat er totaal onverwachts een sinistere gedachte uit opborrelt. Soms als was het een hete gijzer, soms als openbaarde er zich ineens een gapende spelonk temidden van een uitgestrekt ijslandschap.
Zo kom ik bij de ontdekking die mij vandaag te beurt viel. Deze middag besloot ik plotsklaps om mij over te geven aan een kortstondig hazenslaapje. In mijn hoedanigheid als taalpurist verkies ik het woord hazenslaapje boven siësta. Het klinkt mooier. Waarom wordt aan dit korte middagdutje overigens de mysterieuze nomen 'hazenslaapje' toegedicht? Slapen alleen hazen dan op de middag? Het zou een schielijke vergissing zijn om dat te denken! Ik heb in mijn leven menigmaal een hond, als wel een kat, een koe en een paard, ja zelfs een varken, de ogen zien sluiten rond het middaguur. Wordt je snel van een hazenslaapje? Ja, dat wel! Dat kan ik volmondig, als ik twee monden had, zelfs met twee volle monden, beamen. Het is namelijk zo dat ik me na desbetreffend hazenslaapje oneindig veel fitter voelde. Een zoemende TGV op een pas geolied treinstel. Yes! Het gaf me zelfs het goddelijke vermogen om in de toekomst te kijken.
Want, beste mensen, gedurende dit hazenslaapje had ik een visioen van Ezechieliaanse proporties!
En geen vage algemeenheden zoals: de wereld gaat vergaan, er zal een slechte oogst komen dit jaar, de Nijl zal niet buiten haar oevers treden, er zullen kinderen honger hebben, Yves Leterme heeft een eikelpiercing, etc...
Beste droomprinsessen, droomprinsen en slapelozen aller slag,
Eerst en vooral wil ik me even verontschuldigen voor het feit dat jullie mijn virtuele aanwezigheid gedurende enkele dagen heeft moeten missen. Doch, zoals iedereen, en in het bijzonder de studerende mensen, weet is de post-examenperiode doorgaans een tijdspanne die niet zo erg gestructureerd verloopt. Moet ik mij wel verontschuldigen? Ik ben mijn eigen koning! Zelfgekroond. Zonder knappe of lelijke koningin aan mijn zeide. Evenmin met een koninkrijk onder mijn legislatuur en nooit geplaagd door kwezelige onderdanen die mijn edele voeten besmeuren met hun natte kwijl. Dit schrijfsel mag je zonder gewetenswroeging beschouwen als een kleine schreeuw van wanhoop. Op dit allereigenste moment is het 0:31. En de gekmakende mallemolen die de maatschappij is wil dat ik om klokslag 4.30 alweer paraat sta. Uit de veren, uit de wol. Welwillend om enkele met kartonnen dozen volgestouwde containers te lijf te gaan. Kutvakantiejobje. Kutdozen. En ik kan de slaap maar niet vatten...
Het is tijdens die zweterige momenten waarin je heen en weer ligt te woelen, en het lijkt alsof je de magere tijd die je nog rest wanhopig tracht om te ploegen tot iets zachters, iets beters, dat je tot bepaalde inzichten komt. Slaap is als een onzichtbare sluier. Ongrijpbaar, vluchtig, soms verstikkend en wanneer je er jezelf kost wat kost in wil verdrinken immer onvindbaar. Klaas Vaak is een klootzak. Een saddist. Bij deze zweer ik plechtig dat ik, als ik hem ooit te pakken krijg, zijn testikelen in een dubbele padvindersknoop door zijn rectum haal om vervolgens zijn neus te verenigen met zijn alvliesklier en tenslotte zijn uitgetelde lijf naakt te voeren aan een horde uitgehongerde aasgieren. Het leven is als een klok, bedacht ik me, we dwepen, net zoals wijzers hun gekmakende rondedans tot in de eeuwigheid lijken uit te voeren. We tikken, diep vanbinnen, soms snel, soms traag. Elke tik een tik minder voordat het tikken eindelijk ophoudt en de borst een grot van stilte wordt. Koud en rustig, dodelijke echo. En als het veertje rond is, zullen tranen vloeien, dat hopen we, maar ze zullen neerregenen op de grond. Het veertje blijft op zijn einde.
Daarstraks zat ik op de trein. Een misdaad is dat niet. Ik droeg sandalen. Ook daarvoor bestaat een wettelijk kader. Schuin tegenover mij zat een type dat eveneens uitgerust was met dito schoeisel. Voor hem gold uiteraard ook deze ongeschreven wet. In deze sandalen zaten zijn voeten, dewelke waren verpakt in een stel witte sokken. Hierop staat onverwijld de doodstraf. Of, nog beter, een levenslange detentiestraf in de ertsmijnen van Siberië. Waarom heeft het Lijst Dedecker hierover niets in haar programma genoltuleerd staan? Kan je Dedecker in zijn vrije tijd soms ook betrappen in het abominabele huwelijk van sandalen-witte sokken? De man in kwestie was verder nog voorzien van een lange witte baard die als een pluk gebruikte watten aan zijn kin hing te bengelen. Alsof ze niet echt was. Hij ging getooid in een authentieke herderstenue en ja, bovenin in het bagagerek had hij zijn mahoniehouten herderstaf te ruste gelegd.
Ineens stond de herder recht -hij deed dat verassend soepel- en begon wild te prediken. Over Jezus van Nazareth. Over geloof. Over een koe en kalf en een rivier. Over leven en dood. Over wijwater en over God. Over doornen en rozen. Over de hemel die bestaat en de hel waar de verdoemden heengaan. De treinreizigers pikten dit niet en begonnen hem prompt te bekogelen met lege drankflesje en afgerukte asbakjes. Vooraleer hij bezweek aan de kastijding wist hij nog prevelend uit te brengen dat wie zonder zonden is de eesrte steen mag werpen. Verdorie, dacht ik, daar is het al te laat voor. Men is mij voor. Dan werp ik maar de laatste steen, concludeerde ik, en slingerde hem het vuilbakje naar het hoofd dat hem fataal werd. Bloedend en reutelend zeeg hij ineen. Een kordate medereiziger werkte hem het raam uit...
...knarsend en krakend werd hij opgeslokt door het gretige staal van de IR trein...
De laatste loodjes wegen het zwaarst. Dat is alleszins wat de volksmond ons placht wijs te maken. De geschiedenis heeft ons echter reeds meerdere malen bewezen dat de volksmond er wel eens een slag durft naar te slaan. De volksmond is een gapende grot vol met rotte kiezen, groene tong, geurend naar boerenkool en afgekloven kippenbouten. Voor het gros van de tijd worden er voornamelijk braakballen van onzin uit de opgerispt. Zo ook met de verkiezingen. We werden wakker in een landschap waar een politieke aardverschuiving had plaatsgevonden. Niet dat het ook maar een sikkepit uitmaakt, allemaal spuien ze dezelfde holle woorden over ons heen, de zelfde vage beloften die reeds in rook zijn opgegaan voordat ze nog maar aan hun leugenachtige monden zijn ontsnapt. De eeuwige slingerbeweging, beurtelingse afstraffing, de wichelroede van de oneindigheid. Het verveelt me zo dat ik ervan moet geeuwen. Lijk ik nu iemand die helemaal niet geïnteresseerd is in politieke aangelegenheden, een foertstemmer? Nee hoor, ik heb mijn keuze zeer weloverwogen gemaakt. Lang moest ik er niet over nadenken... Maar wat maakt het uit? Dit is geen gekleurd blog. Ik heb de politieke koe al genoeg gemolken vandaag. Over naar iets anders, hoor ik u luidop denken.
Waar ik heen wilde was: de laatste loodjes wegen het lichtst. Morgen ga ik namelijk mijn allerlaatste examen tegemoet. Ik heb de veelkoppige hyda -het examenmonster- bijna overwonnen. Nog één klein hoofje blijft koppig napruttelen maar na morgenavond zal ook dat reutelend door het stof rollen. Soms voel ik me wel een beetje een Hercules, half god, half mens, de examenperiode verliep zo vlot. Niet over horden zoals gewoonlijk, zonder al te veel bloed, zweet en tranen. Het lijkt bijna verdacht.
Om toch terug te komen op het electorale kommer en kwel. Vandaag liep ik Yves Leterme tegen het lijf. Hij was thans op weg naar het koninklijk paleis, zo zou ik even later vernemen. Hij maakte nogal een verfomfaaide indruk. Zwalkend liep hij door de straten, het leek wel alsof men zijn anders zo tredzekere benen, immer aan het oog ontrokken door de stijlvolle pijpen van zijn maatpak, had vervangen door rubber elastieken. Zijn haren die gewoonlijk met een loepzuivere preciesie over zijn schedel zijn gekamd stonden nu omhoog in tal van stekels en pieken zodat hij de aanblik van een bejaarde punker bood.
"Hoi, Yves," zei ik. Zo goed en zo kwaad als het kon trachtte ik mijn afkeer te verbergen. "Op wandel geweest." "Pfffffff," lalde Yves. "Nooit njog dwink ik sjampanje, ik hep et altjijd gezsjegd, de Vlaamsche pint gaat bofen alles." "Is je overwinningsfeestje je niet goed bekomen?" vroeg ik niet zonder enig leedvermaak. "Nog nooit ben ik zo begaaid geweest." verzuchtte hij. "Het was nog maar twee uur 's nachts en ik stond reeds de ziel uit mijn lijf te braken tegen de gevel van het partijbureau van de openVLD." "Nuja," zei ik. "Die zullen hun ogen 's anderdaags dan wel degelijk opengetrokken hebben." Yves gniffelde heimelijk: "Misschien was het toch niet louter en alleen de champagne die mij genekt heeft. Eén van mijn militanten bood me ineens een joint aan. Eerst was ik er niet happig op, ik ben namelijk principieel tegen het gebruik van drugs. Maar weet je... de overwinningsroes... en bovendien was hij gerold uit een pamflet van ons Vlaamse kartel."
"Dan kan het geen kwaad hé Yves." stelde ik hem gerust. "Jongen, je stinkt! Wist je dat? Wat een verdomde alcoholwalm, ik zou nooit een sigaret in jouw buurt durven opsteken. Hoe heeft de koude schotel trouwens gesmaakt?" Yves' ogen werden groot als schoteltjes: "Hoe weet je dat ik een koude schotel verorberd heb?" "Er hangt nog een stukje salade in je haar." "Ow, fuck!" vloekte Yves. Hij begon prompt verwoed in zijn haar te krabben. Kleine voedselpartikels regenden neer op de grond. Een begenadigd kok zou er een nieuw gerecht uit kunnen samenstellen. Plat Leterme.
"Weet je," sprak Yves ineens. "Het was leuk om met jouw te praten, je bent vast een trouwe kiezer van ons Vlaamse kartel, maar ik moet nu werkelijk door. De koning heeft me namelijk ontboden." "Is het werkelijk Yves?" spotte ik. "Veel succes met je onderhoud. Nog snel even duidelijk wezen: ik zou nog eerder op een kartel van gecastreerde bavianen en bejaarde stinkdieren stemmen dan op jouw clubje van kruiperige reetlikkers en holhoofdige leeuwentemmers. Ik durf er mijn ziel op te verwedden dat jouw discipelen elke avond een wierrookstokje branden bij jouw foto."
"Als je er zo over denkt... de kiezer heeft altijd gelijk." bitste hij. "Ik hoop alleszins dat ik premier van dit land wordt. Om de koning te paaien heb ik in mijn stronken (nvda dronken en stoned tegelijkertijd) bui een speciale actie ondernomen. Ter promotie van mijn loyaliteit, zeg maar. Je moet het spel tactisch spelen."
"O ja?"
"Zeker!"
Plotsklaps trok Yves zijn vlekkerige broek naar beneden en toonde me vol trots zijn pasgezette Prince Albert.
Gisteren heb ik wat tijd doorgebracht achter een tafeltje in de openbare bibliotheek. Dit in de hoop dat al die monstrueuze rekken vol met boeken en andere literaire obesitas patientjes me in een vlijtige studiestemming zouden brengen. Daar zat ik dan, in mijn eentje aan een steriele tafel, met een neus die weigerde om zich in mijn cursussen te laten begraven. Dus tuurde ik maar wat door het raam. Op zaterdagnamiddagen is zo'n groot raam net een cinemascherm. Oude kniesoren die de ganse dag uit het raam hangen (zonder het excuus dat ze in wezen zouden moeten studeren) en laagbrommend hun galbittere commentaar over de wereld spuien. Fietsers die met elkaar in aanvaring komen om vervolgens met elkaar op de vuist te gaan. Zich daarbij bedienend van afgerukte fietskettingen en bruut geweld niet schuwen. Twee politieagenten die tussenbeide proberen te komen maar er vervolgens weer vandoor gaan als een haas met een brandende staart, aan elkaar geknoopt met de gevilde huid van hun trouwe politiedobberman. Etcetera, etcetera en nog eens etcetera... tot in de oersaaide oneindigheid. Maar plots zag ik daar een meisje...op straat... getooid in een zeeblauwe kamerjas...
Blonde lokken Ogen koud als wintervlokken Glooiend lijf Je schoonheid staat buiten kijf Welving na welving Ik droom van een eeuwige omzwerving Verdrinkend in het zeeblauw van je kamerjas Voor dit land van melk en honing bestaat geen atlas Bruine, ranke benen, snoepjes als tenen In kleine gouden sandaaltjes, schattige schandaaltjes
Maar je bent een zinkend schip Rokend, rondspokend Een sigaret klevend aan je onderlip Maakt je lelijk als stront!
Ook vandaag was het weer een dag van examengewijs kommer en kwel. Ik heb er zelfs twee vandaag. Momenteel bevind ik me in een soort van tijdsniemandsland tussen deze twee examens in. Een rusteloos interbellum als het ware. Doch, ik ga er verder mijn vingers over houden. Mijn computerscherm is geen klaagmuur en dat wil ik zou houden. Daarvoor reis ik ooit wel eens barrevoets naar het verre Jeruzalem. Mezelf kastijdend met een reep van ongelooid ossenleer. Dan kniel ik neder in het opwaaiende stof op de tempelberg en werp ik die antieke muur omver in een langgerkte en hartverscheurende klaagzang. Want er zijn zoveel dingen mij doen lachen en huilen tegelijkertijd in deze wereld.
Gisteren pikte ik toevallig een stukje op van onze kleurrijke Vlaamse klootjeszender, VTM, ik denk dat het Telefax was maar daar ben ik thans niet zeker van. Wat maakt het ook uit? Het niveau valt er meestal toch zodanig laag dat ik steeds angstvallig mijn tenen intrek als ik voor de buis gestationeerd ben voor een gezellig avondje brainwashing. Het zou het glas van mijn beeldbuis eens moeten versplinteren en op mijn voeten terechtkomen. Het niveau kelnert dieptes, verpulvert aardlaag na aanlag om tenslotte ergens tot stilstand te komen in een onderaardse opslagplaats voor kernafval.
Het programma ging over make-up... bij mannen, over zonnebankverslaafden en alsof dat nog niet genoeg was, de zieke kers op de misselijkmakende taart, over borstvergroting... ook bij mannen(!). Om er gespierder uit te zien, om beter geproportioneerd uit de hoek te komen. Even duidelijk quoteren dat ik er geen seksistische levensvisie op nahoud en desgevallend ook geen fanaat ben van vrouwelijke borstvergrotingen, en make-up. Wie een masker draagt heeft iets te verbergen, zeg ik altijd. Met een make-upvrije vrouw kan je blootvoets dansen in de regen zonder dat er plots een tweetal kilo's aan lichaamsgewicht van haar afspoelen en je voor een onaangename verassing komt te staan.
Maar borstvergroting bij mannen... Ik weet dat het een zinnetje is voor oude kniesoren die al decenia lang door artrose geteisterd worden en hun verzuurde fluimen zomaar op de straat rochelen, en meestal ook een bepaalde electorale voorkeur hebben, maar toch, het moet uitgesproken worden: WAAR GAAT DIT NAAR TOE??? Is het de teloorgang van de menseheid die zich definitief in het zadel van onze samenleving heeft genesteld en ons nu onder een reeks van knallende zweepslagen de afgrond in jaagt? Is het de geschiedenis die zich herhaalt? Net zoals de Romeinen tenonder gingen aan hun eigen decadentie? Wie zal het zeggen?
Ik zwerf door een landschap van siliconen heuveltjes... Ontevreden smoelen omgegeven door een atmosfeer van exotische smeerseltjes...
Vandaag heb ik het bewijs dat god niet bestaat op een gouden presenteerblaadje gekregen. Dit in de vorm van zeven gele pagina's vol met aberrante examenvragen. Het was een tragedie op zakformaat. Elke vraag bracht me opnieuw tot een dodelijk stilzwijgen. Gedachtenstilte in mijn hoofd, alleen de echo van mijn toenemende vrees op een funeste afloop. Mijn pen die werkeloos op enkele centimeters boven het papier bleef zweven. Papier dat me leek uit te dagen, letters die scheef naar me leken te grijnzen en dansten van voorpret omdat ze weer een sterveling hebben doen falen in zijn opzet. Toen ik een goed uur later mijn van bloed, zweet en tranen doordrongen blad ging inleveren voelde ik een steek van spijt door mijn borst trekken. Spijt van de verspilde inkt, spijt van de tijd, spijt van mijn eerste communie en spijt van mijn plechtige communie. Spijt van mijn doopsel en spijt van mijn begrafenis die hopenlijk in de niet zo nabije toekomst zal plaatsvinden. Liefst in een heel verre toekomst zelfs, ergens op een oneindig punt van één of andere tijd- en dimensieloze tijdlijn. Want buiten mijn doopsel, eerste- en plechtige communie en de examens is het leven tip top.
Aldus nam ik me voor -begeesterd door voorgaand catastroofje- om een willekeurige kerk te gaan platbranden. Liefst een exemplaar in Laat-Gothische stijl. Ik koesterde een onweerstaanbare destructieve drang om honderden jaren aan menselijke arbeid in één vurige mokerslag te laten vervagen tot stof en as. Een wezenlijke stukje uit de tijdlijn van de kerkelijke bouwkunst knippen. Ik zou hectoliters bloed, zweet en tranen en wie weet ook wel vocht van opengespatte pestbuilen doen verdampen in een wild ballet van likkende en slikkende vlammen. Alleen al om die milliliters die ik zelf vergoten heb teniet te doen. Om tot het besef te komen dat ze maar een druppel op een hete plaat waren. Ik moest en zou vlammen zien. Lijk ik nu een ziekelijke pyromaan? Kan het me iets schelen?
Enigszins goedgeluimd en lichtjes transpirerend van aangename anticipatie begaf ik me naar het dichtsbijzijnde tankstation om aldaar een jerrycan loodvrij vol te pleuren. De weeëige geur van ontsnappende benzinedampen maakten me een beetje high. Net genoeg om het leven door een roze bril te bekijken. Het geheel leek een mislukte grap. De aarde een ongepelde appelsien en de mensen niet meer dan een stelletje luizige bladvlooien. "Wat valt er te lachen?" vroeg de pompbediende argwanend. "De aarde is een appelsien en de mensen zijn luizige bladvlooien! schaterde ik onverwijld. "Haha, meneer heeft gevoel voor humor," schimpte de pompbediende. "Oei, oei, meneer is een zuurpruim," diende ik hem van repliek. "Mijn job is klote, mijn vrouw ruikt naar aangebakken vis en de rode draad van mijn leven is onherroepelijk zoek geraakt," "Dat is niet mals," zei ik zo begrijpend mogelijk. "Het is mij duidelijk dat jij nood hebt aan een verzetje. Het toeval wil dat ik net op weg was om een kerk in brand te steken, het zat me namelijk ook niet mee vandaag. Zin om je te vervoegen in mijn aangename gezelschap?"
"Graag," jubelde hij. "Wacht! Dan ga ik binnen gauw nog wat brandversnellers halen, deze kunnen ons van pas komen." Dat treft, dacht ik blijmoedig, een rechterhand is bij zo'n sinicure nimmer te versmaden. Even later togen we samen op weg naar een willekeurige cathedraal, gebouwd in Laat-Gothische stijl. Onderweg deden we wat aan small talk. De gebakken visgeur kwam uitgebreid aan bod, ik raadde vochtige doekjes van Kleenex aan, evenals het klootheidsgehalte van een job als pompbediende en het tragikomische aan een studentenleven. Toen we aankwamen bij de willekeurige cathedraal bleek deze ook elementen uit de Vroeggothiek te bevatten. "Nevermind," oordeelde ik. "Heb ik ook in mijn collectie," zei de pompbediende. "Jaja, zal wel," antwoordde ik kortaf.
Nadat we de loodvrije bezine vakkundig verspreid hadden over het altaar, de middenbeuk en het preekgestoelte en de pompbediende de brandversnellers vol zorg op strategische plaatsen had weggestopt bedronken we ons nog gauw met de miswijn die aangetroffen hadden in de sacristie. Ook vraten we ons tonnetje rond met bergen hosties. Deze zaten gewoon verpakt in pakken van honderd. Waarschijnlijk besteld bij een of andere groothandel. De Aldi maar dan voor kerkelijke aangelegenheden. Tenslotte beval ik de pombediende om de zooi in de fik te steken. Toen hij de lucifer wou aanstreken werd hij echter getroffen door een bliksemschicht, zomaar afkomstig uit de ether. De lucifer viel onaanstreken op de marmeren vloer maar door de bliksemschicht schoot de boel alsnog in de fik. Ik repte me de kerk uit. Achter me hoorde ik god vloeken.
Dank u heer!
Een slecht examen is toch niet het einde van de wereld.
Dames en heren, kogels en speren, jongens en meisjes, zalmen en pladijsjes,
Ook vandaag staan de belevenissen die ik hier thans in de vorm van weloverwogen zinsneden op het wereldwijde web uitbraak weer in het teken van de examenperiode. Het virus dat mijn immer in staat van rust verkerende grijze massa opnieuw dwingt om aan de slag te gaan. Rust roest. Moest ik toevallig besluiten om een trektocht doorheen de uitgestrekte amazonewouden -één van de groene rokerslongen van deze aardkluit- te gaan maken om aldaar op een groepje schuimbekkende Sioux indianen te stuiten, dan zouden deze indianen bij het scalperen van mijn moegepeinsde schedel niets anders dan een schraal hoopje roest aantreffen. Rood poeder. Het stof van de vergankelijkheid, een verwaaid intelligentie quotiënt.
Nu ik via deze kleine gedachtenomzwerving toch bij de wildlevende Sioux indianen ben aanbeland: Zou het niet aangenamer leven zijn, verpakt in de rode huid van één van deze legendarische wildemannen? Diep in mezelf ben ik er stellig van overtuigd dat ik in een vorig leven een woeste indiaanse krijger was. Je kent ze wel. Dansend rond een totempaal, liefst van al in adamkostuum, met hun lid voor zich uitzwaaiend, op het dweperige ritme van de tamtams. Net alsof ze een op hol geslagen wichelroede voor zich uithouden. De strijdbijl die nooit begraven wordt in de hand en met de blik op het oneindige gericht. Eén met de goden en de natuurelementen....
En als we dan op jacht gaan, watertandend van het vooruitzicht op sappig bizonvlees, de hond van Pavlov zou er niets tegenover zijn, dan kalmeren we onze wichelroede door deze vakkundig te stationeren met een stukje liaan. Toen ik gisteren tussen het studeren in doorheen de straten van het zonovergoten Mechelen struinde probeerde ik mij een voorstelling te maken van het straatbeeld zoals dat eruit zou zien indien ook wij zoals de Sioux getooid zouden gaan in adamskostuum. Ik moest het bekopen met een reeks felle braakneigingen. Wandelende geraamtes, bierbuiken die als ingestorte afdakjes boven dood geschut hangen, omhoogkruipende levervlekken, behaarde basten, foute piercings die erogene organen genadeloos doorkruisen, achterwerken die een weerwolf in verwarring zouden brengen, etc... Een duister amalgaam van menselijke deernis.
De indianen zijn zoveel schoner dan wij, bleekgezichten. Ranke spitse lijven, geslepen moordmachines. Levend op het scherp van de snede...
Als ik een indiaan was geweest, hic et hunc, in deze samenleving, dan zou ik al schuimbekkend de wetstraat binnenstormen en alle politieke kopstukken in koelen bloede scalperen. Met de schamele inhoud ervan zou ik mijn kudde bizons voederen. Bijgevolg zou ik mezelf als dicator kunnen uitroepen. De koning zou dan gedgradeerd worden tot het slaafje dat vlooien uit mijn schaamlapje mag plukken, prins Laurent zal een lot als stalknecht beschoren zijn. Filip staat dan uiteraard in voor het vermaak en Mathilde... nuja... wat doe je met zo iemand?
Mijn decreten zouden demagogisch van aard zijn. Het adamskostuum behoort des winters en des zomers tot de verplichte outfit. Vanaf dan wordt er alleen nog maar bizonvlees geconsumeerd. GSM's zullen uit het straatbeeld verbannen worden en vervangen worden door hoogtechnologische rooksignalen. Er wordt gewoond in wigwams.
Goedenavond beste dames en heren, cowboys en indianen!
Ik ben Tim
Ik ben een man en woon in Mechelen (België) en mijn beroep is Part-time student/ Part-time messias.
Ik ben geboren op 15/07/1987 en ben nu dus 37 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Lezen, schrijven, gitaar spelen, hardlopen, scouts, noem maar op,...