Bij nader onderzoek naar speelfilms met als onderwerp incest merk ik dat er de laatste jaren een hele waslijst met films gemaakt werden met als thema incest.
Bryan Talbot baseerde al zijn personages in deze striproman op echte mensen die achteraan in het boek worden voorgesteld met een begeleidende foto. Daarnaast zijn ook alle decors gebaseerd op bestaande locaties. Onderstaande fotos en tekeningen bewijzen dit ten volle.
Recensies
Een verhaal over de waarde van fictie en kunst, over wat we behouden van het verleden en wat we meenemen naar de toekomst. Hiermee klimt Bryan Talbot op tot de eredivisie van schrijvende kunstenaars. Neil Gaiman
Een ingenieuze, intertekstuele vertelling die bovenal het Engeland van Beatrix Potter verweeft met het huidige: zachtheid afgezet tegen rauwheid; Peter Rabbit verdwaald tussen de zwervers. Volslagen briljant. Alan Moore
Deze titel heeft het potentieel een groot publiek te ontroeren, waaronder zeker ook hulpverleners en anderen die met misbruikslachtoffers werken. Booklist
Naast deze korte citaten vond ik ook volgende recensies die unaniem de loftrompet bovenhaalden voor dit meesterwerk van Bryan Talbot.
Wat heb ik uiteindelijk bijgeleerd van het verhaal van een slechte rat?
Dat incest nog altijd van alle tijden is. Recente berichtgevingen zijn daar het beste bewijs van. Voorts had ik gehoopt meer informatie te vinden op het internet over incest. Blijkbaar hebben we daar ook nog te maken met een taboe over dit onderwerp.
Het feit dat kunst zich ten dienste kan stellen om mensen te sensibiliseren vind ik hoopvol. Ik ben er zeker van dat ik ooit in de klas gebruik zal maken van dit materiaal als het over incest gaat.
Ik stuur mijn moeder naar de Standaard Boekhandel in Leopoldsburg om het nieuwe boek van Frank Westerman te kopen. U gaat een mooi boek lezen, mevrouw, zegt de plaatselijke boekhandelaar, alsof hij het zelf geschreven heeft. De recensies zijn zeer lovend. Natuurlijk zijn de recensies lovend, Frank Westerman schrijft nu eenmaal geen slechte boeken. De graanrepubliek, Ararat, ingenieurs van de ziel en het bekroonde El Negro en ik zijn stuk voor stuk meesterwerken van deze grootmeester in de literaire non-fictie.
Het hoeft niet van je zakgeld, dit boek krijg je van mij, zegt mijn moeder opgetogen, waarschijnlijk omdat de boekhandelaar haar literaire smaak zo hoog heeft ingeschat. Het is inderdaad een mooi boek, een wit paard dat je glinsterend tegemoet steigert is als het ware op een donkerblauwe achtergrond gekleefd. Daaronder de vreemde titel Dier, bovendier. Ik draai het boek om en lees op de achterkant: De tragedies van de twintigste eeuw verteld aan de hand van een paard de lipizzaner. Verder volgt een korte beschrijving van de inhoud waarbij één zin eruit springt: Als je een lipizzaner aanraakt, raak je geschiedenis aan. Een geschiedenis die ons brengt langs het Weense hof, het Habsburgse Rijk en beide wereldoorlogen.
Er is op de achterflap ook sprake van raszuiverheid en genetisch gesleutel, onderwerpen die Westerman nauw aan het hart liggen. Ten slotte is er ook het volgende om ons te overtuigen het boek te lezen: Dier, bovendier is een moderne fabel waarin het reinbloedige paard de mens onontkoombaar op zijn eigen tekort wijst. Kortom, alle ingrediënten lijken aanwezig om er een geslaagde Frank Westerman van te maken.
Wat verwacht ik van dit boek? Ik kom vast en zeker alles te weten over dit edele paardenras. Frank Westerman kennende zal ik ook a.d.h.v. nooit vermoedde details een deel van de wereldgeschiedenis voorgeschoteld krijgen. Maar bovenal verwacht ik dat de auteur me zoals steeds aan het denken zal zetten.
Hoe ga ik het aanpakken? Een gewaarschuwd man is er twee waard! Tijdens het lezen van El Negro en ik verloor ik mezelf zowat halverwege het boek. Frank Westerman lees je immers niet zomaar even tussendoor. Samen met de lezers van deze blog ga ik hoofdstuk per hoofdstuk op zoek naar de ware toedracht van dit boek. Even verduidelijken: ik lees een hoofdstuk, duid met steigerend potlood mooie citaten aan, typ dan a.d.h.v. die citaten een korte samenvatting en geef ten slotte mijn eigen mening over het hoofdstuk.
Nog even duidelijk stellen dat ik nog geen letter van het boek gelezen heb. Misschien kunnen we dat samen doen, beste blogger. Samen bestijgen we Frank Westermans lipozzaner en gaan in draf door de wereldgeschiedenis.
De inhoudstafel leert ons dat het boek bestaat uit drie grote delen die elk worden aangegeven met een Romeins cijfer. Net na de inhoudstafel volgt een bladzijde met een stamboom (waarschijnlijk van de lipizzaners) en dan krijgen we drie Europese kaarten met de deportaties, evacuaties en vluchten van de lipizzaners op diverse tijdstippen in de wereldgeschiedenis.
Proloog (p.15)
De proloog speelt zich af op een hengstendepot in het zuiden van Polen, nabij Auschwitz, tijdens de nadagen van de Tweede Wereldoorlog. Een tienjarige jongen beschrijft hoe hij zich samen met zijn familie voorbereid op de vlucht voor de oprukkende Sovjettroepen. Daarbij gaat de zorg van de vader vooral uit naar het in veiligheid brengen van de paarden waaronder Engelse volbloeds, twee lipizzaners van de Spaanse rijschool in Wenen en vijf berbers. Tijdens de vlucht worden de paarden toch buitgemaakt door vrouwelijke soldaten van het Rode Leger.
Auschwitz lag stroomafwaarts op vijfendertig kilometer. Wij kinderen wisten niet wat een Konzentrationslager was. Het was een te moeilijk woord, en daarom zeiden we Konzertlager. (p.15)
en de beide lipizzaners van de keizerlijke manege in Wenen: Conversano Olga en Conversano Gratiosa twee zilverwitte heertjes van zestien en tweeëntwintig jaar. Om ze uit elkaar te houden gebruikten we alleen hun moedersnamen, Olga en Gratiosa, wat natuurlijk grappig klonk voor twee dekhengsten. (p.19)
Maar ze bleken helemaal niet geïnteresseerd in een stroblonde knul van tien jaar. Wel in de twee lipizzaners. Ik moest de leidsels afstaan en dat was het. (p.21)
Met de informatie over de lipizzaners (Conversano Olga en Gratiosa) raadpleeg ik opnieuw de stamboom, maar enkel Conversano komt voor, van Olga en Gratiosa is geen spoor. Conversano gaat terug tot 1767 in Napels.
De lipizzaner is een warmbloed paardenras oorspronkelijk afkomstig uit Lipica in het huidige Slovenië. Er bestaan vandaag nog zes lippizaner stamlijnen die teruggaan tot de 18de eeuw en één daarvan is Conversano (Napels 1767). Op deze stamlijn zal Westerman zich waarschijnlijk gaan toeleggen.
Maar wat is een warmbloed paardenras? Na enig zoekwerk op internet vind ik dat de term warmbloed aangeeft dat het paard Oosters (voornamelijk Arabisch) bloed in zijn stamboom heeft.
Nog een kleine opmerking en dan lezen we verder. In de proloog beschrijft de tienjarige jongen Auschwitz als Konzerlager wat even doet denken aan de gedachtewereld van de jongen uit de boy with the striped pyjama.
Frank Westerman beschrijft hoe hij als staljongen in de rijschool De Tarpan voor het eerst in contact komt met lipizzaners. Hij beschrijft het machtige gevoel dat hij ervoer bij het eerste bestijgen van een halfbloedlipizzaner. Daarnaast krijgen we ook al een brok geschiedenis over de lipizzaners voorgeschoteld.
Een raskenmerk van de lipizzaner is de ingefokte buigzaamheid van de dertiende wervel waardoor hij soepeler dan andere paarden een levade (beheerste vorm van steigeren) kan maken. Conversano Primula, de lipizzaner van De Tarpan, stond ook ingeschreven bij een castingbureau en zo figureerde hij in enkele filmen. Voorts krijgen we in dit hoofdstuk prachtige, algemene beschrijvingen over de lipizzaners.
(Westerman zou Westerman niet zijn als hij terzijde niet even de Holocaust aan bod laat komen, geschiedenis wordt verweven met geschiedenis!)
Toen ik dit opmerkte, vertelde Freddy dat Pjotr zwart was geboren, en in een paar jaar tijd helemaal wit zou worden. Hij is een halfbloedlipizzaner. En de veulens van lipizzaners worden zwart geboren. Als ze acht of negen zijn, zijn ze wit.
Het was de eerste keer dat ik de naam lipizzaner hoorde, een fabelachtig woord waarin geen z weerklonk, maar wel een ts die knalde als een circuszweep. (p.28)
Omdat ik een korte broek droeg, zat ik huid tegen huid, waardoor ik heel precies de motoriek van de schouderbladen voelde. Het ging opwaarts-voorwaarts, als de aandrijfstangen van een locomotief. Krachtig, regelmatig. Ik zat en bewoog, zonder zelf te bewegen. (p.29)
Terwijl Primula kauwde op een handvol krachtvoerbrokken, vertelde Piet dat er al eeuwen aan het lipizzanerras werd geschaafd Kracht en gratie, loyaliteit en leergierigheid het was allemaal in dit ene dier samengebracht door selectie en kruising. (p.31)
Ik dacht dat hij me wilde laten voelen dat zijn hengst niet eens nat was van het zweet, maar dat was hij wel.
En? Voel je dat?
Wat moet ik voelen?
Als je een lipizanner aanraakt, zei Piet, raak je geschiedenis aan. (p.32)
Het paard was om te beginnen tot slaaf gemaakt, volgzaam en tam. Dat had zesduizend jaar in beslag genomen, maar het resultaat was er dan ook naar: anders dan de zebra at het paard uit je hand Menige beschaving was op vier hoeven van de grond getild, en kwamen die beschavingen met elkaar in botsing, dan beslisten de snelheid en wendbaarheid van het paard niet zelden de uitkomst van de strijd. (p.36)
Aan de gedaante van de lipizzaner als oudste cultuurpaardenras lag meer dan vier eeuwen veredeling ten grondslag Zij klommen op tot de top van de beschavingspiramide en kregen onderdak in het paleis, waar ze aten uit roodmarmeren troggen. Tien tot twaalf jaar dressuur vergde het vervolgens om de individuele hengst te scholen in alle disciplines van de hoge rijkunst. (p.38)
Precies op dit moment dat ik deze citaten typ, komt mijn oudere broer Gertjan over mijn schouder meekijken. Wel wat veel citaten, Maxim, zegt hij, het zal weer lang duren, zeker? Hij heeft feitelijk gelijk. Aan dit tempo geraak ik nooit door het boek. Waarover gaat het boek? vraagt Gertjan nieuwsgierig. Over lipizanners. Als je die aanraakt, dan raak je geschiedenis aan. Achteloos antwoordt Gertjan: Dan heb ik die geschiedenis al aangeraakt. Onbegrijpend kijk ik hem aan. Even later komt hij aangedragen met zijn laptop waarop hij enkele afbeeldingen van zichzelf heeft staan met op de achtergrond een lipizzaner. Waar heb je die vandaan?, vraag ik verwonderd. Twee jaar geleden wilde jij niet mee naar Wenen met mama en papa, ik wel, antwoordde hij met een voldane lach. Het lot van mijn eigen, kleine geschiedenis. Ik had de lipizzaners binnen handbereik, maar moet het nu stellen met mijn broer in de hoofdrol bij deze fotos.
Blutauffrischung(p.39)
De auteur zakt af naar Wenen waar hij een afspraak heeft met Hans Brabenetz, een hippoloog (paardenkenner) die in zijn hoogdagen bekend stond als beëdigd vakman voor de paardenteelt. Eerst geeft Westerman een beschrijving van het huidige Wenen om uiteindelijk uit te komen bij de Spaanse Hofrijschool. Daar woont hij een voorstelling bij van de paarden des keizers en brengt daarna ook een geleid bezoek aan Stallburg, de stallen van de lijfpaarden van het huis des keizers sinds 1565. Bij Hans Brabenetz komt Westerman meer te weten over het fokken vanlipizzaners en wordt hij uitgenodigd voor een excursie naar Lipica, het heiligdom in Slovenië waar het lipizzanerras zijn oorsprong kende.
Roth beschreef minutieus de niet te stuiten val van de ooit zo vredig-gezapige veelvolkerenstaat die zich uitstrekte van de Alpen tot voorbij de Karpaten. Dit zeshonderd jaar oude, door vierentwintig Habsburgse vorsten bestierde Heilige Roomse Rijk klemgehouden tussen het Pruisische, Russische en Ottomaanse-
was aan het begin van de twintigste eeuw een verweerd, in zijn voegen krakend huis Deze tijd wil ons niet meer! Deze wil zelfstandige, nationale staten scheppen! Aan God wordt niet meer geloofd. De nieuwe religie is het nationalisme.(p.42-43)
Spaanse Hofrijschool. Die was ooit in 1580 begonnen met de invoer van negen Andalusische dekhengsten (vandaar het adjectief Spaanse) als stamvaders van een keizerlijk, nieuw te fokken paardenras: atletisch gebouwd en welgemanierd, het Habsburgse Huis waardig. (p.44)
Maar als mensen zo goed in staat waren om diersoorten naar hun hand te zetten, waarom liepen pogingen ter verbetering van het mensenras dan altijd uit op moord en doodslag? (p.47)
Ik moest weten dat een goede fokker vooral naar de merrie keek. Je kon het ook zo zien: het lipizzanerras kende welgeteld zes hengstenfamilies, de bloedlijnen met de vadersnamen Conversano, Favory, Pluto, Neapolitano, Siglavy en Maestoso. Dat waren de stichters van de zes dynastieën binnen het ras, die van generatie op generatie hun naam doorgaven. (p.52)
Het van tijd tot tijd vermengen van kuddes, zei Brabenetz, was noodzaak. Of dit nou in vredestijd tot stand kwam met weloverwogen uitwisselingen van hengsten of door oorlogsgeweld-het bracht de broodnodige Blutauffrishung. (p.52)
Toen begon ik over mijn idee om via het paard of beter: de menselijke bemoeienis met het paard meer inzicht te krijgen in de eigenaardigheden van onze eigen soort. Hoe kon ik het uitleggen? Ik zei dat ik het paard, en zeker de lipizzaner, was gaan zien als een menselijke schepping. Ik wilde datgene wat de mens in de loop van de geschiedenis aan het paard had toegevoegd losweken, afstropen en tegen het licht houden. Het kon niet anders of dat gaf een scherper zicht op het naakte dier, homo sapiens. (p.53) (DIT IS EEN VIJFSTERREN CITAAT!!)
Een hoofdstuk vol potloodaanduidingen. Een doorgedreven selectie dringt zich op, maar Westerman schrijft zo mooi dat je als het ware op elke bladzijde vermeldenswaardige pareltjes vindt. Het overtypen van geschikte citaten geeft je nog een beter zicht op zijn heldere, informatieve schrijfstijl.
Een mooi staaltje van Westermans kunde krijgen we als hij een verband legt tussen het euvel van de genetische verschraling bij de lipizzaners en de inteelt bij de Russische tsarenfamilie Romanovs die leidde tot hemofilie (bloederziekte) bij de kroonprins. (p.52)
Ik laat Gertjan de beschrijvingen lezen over de Winterrijschool en hij beaamt dat hier werkelijk niets meer aan toe te voegen valt. Onderstaande fotos van Gertjan sluiten perfect aan bij het volgende citaat:
Om in deze paleisvleugel te komen hoefden de paarden maar één overkapt steegje over te steken. Stallen van de lijfpaarden van het huis des keizers sinds 1565, stond er op de buitenmuur. In 1945 zwaar beschadigd door vliegtuigbommen. Herbouwd in 1947/1948. (p.45)
De kraanvogelpoot (p.54)
Frank Westerman gaat in 2007 op bezoek bij Piet Bakker en zijn vrouw. Hij verneemt daar dat de lipizzaner Primula intussen overleden is. De voormalige rij-instructeur en eigenaar van de Tarpan vertelt hoe hij destijds een echte lipizzaner hengst kon kopen, wat niet zo evident is. Uiteindelijk geeft Piet Bakker een demonstratie met Conversano Nobila, de zoon van Primula.
PEDIGREE. Ik kijk naar de met de hand ingevulde afstammingskaart van Conversano Primula. Wat in de menselijke genealogie een geslachtstafel heet, heet bij dieren pedigree. Dat komt van het Franse pied de grue, zegt Leny. Poot van de kraanvogel. Pied de grue was ooit verbasterd tot het lelijke pedigree, terwijl het idee erachter juist mooi was: de vertakking van de poot van de kraanvogel leek op een stamboom. (p.58)
Zijn herkomst terug in de tijd ging hink-stap-sprong door de twintigste eeuw: volgde je de sporten van de verschillende generaties vader- en moederdieren dan daalde je vanzelf af in de krochten van de Midden-Europese geschiedenis. (p.58)
Ik zeg Piet dat ik hem nog nooit heb zien rijden, en vraag hem waarom hij eigenlijk voor de lange teugel heeft gekozen. Dit is gelijkwaardiger, antwoordt Piet. Er is geen andere omgang tussen mens en dier die zo dicht het ideaal benadert van twee gelijke partners. (p.63)
Toe maar, zegt Piet, waarop de lipizzanerhengst een paar passen achterwaarts zet, zijn rug onder zijn lichaam kantelt en zijn gewicht naar achteren brengt, steeds verder, tot zijn voorbenen loskomen van de grond en hij zich verheft in een levade. Een paar seconden lang torent Nobila boven zijn meester uit.
Wat ik zie, raakt me: ik kijk naar een viervoeter die zijn aandoenlijke best doet zich op te richten tot een tweevoeter, als in een versnelde animatie van de evolutie. (p.65)
Na het samenvatten en selecteren van citaten bij dit hoofdstuk, ga ik op internet op zoek naar een uitgebreide uitleg over levade. Daarbij stoot ik op volgende site die me voor het eerst de sierlijke passen van lipizzaner laten zien. Zelfs een leek kan zien dat we het hier te maken hebben met de Porsche onder de paarden! l http://www.paardenbegrijpen.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=430&Itemid=141
Bij dit hoofdstuk stel ik me ook de vraag wat zon lipizzaner kost. Zo kom ik ondermeer op volgende site waar ik de nodige inlichtingen krijg over een lipizzaner die te koop staat, maar ze zijn wel discreet als het om de prijs gaat.
Anders wordt het als je gaat zoeken bij volwassen lipizzaners (en vooral de dekmerries). Daar worden de eigenaars alweer discreet als het over de prijs gaat.
In dit hoofdstuk gaat Frank Westerman mee met de touringcar van Hans Brabenetz naar Lipica in het huidige Slovenië. De overige leden van het gezelschap hebben naast hun interesse voor lipizzaners ook hun heimwee naar de dubbelmonarchie gemeen; vandaar de k.u.k.-Leute, kaiserlich und königlich. De gids geeft een overzicht van de geschiedenis beginnende in 1580 tot na de Eerste Wereldoorlog.
Het kustgebergte langs de Adriatische Zee was de beste keuze. De stalmeesters van het Habsburgse Huis hadden het landgoed Lipica in 1580 gekocht van de bisschop van Triëst Aldaar, vierhonderd meter boven de zeespiegel, waren s werelds beste, in Spanje gekochte dekhengsten ondergebracht om nageslacht te verwekken bij de pronte merries uit Triëst en omgeving en vanaf 1584 ook bij hoogstaande, speciaal uit Andalusië verscheepte moederdieren. (p.68)
Als dekhengst had hij deze kwaliteiten (grondslagen) zonder mankeren doorgegeven aan zijn nakomelingen, wat hem in vaktermen tot een stempelhengst maakte.
Ja, zei mijn buurman, je kunt nog zon goeie hengst hebben, als hij zijn eigenschappen niet doorgeeft, is zijn zaak niks waard. (p.70)
Bij onze excursiepapieren zat een historisch overzicht van Lipica waarin stond dat de stoeterij (de alma mater van de lipizzaner) alleen al rond 1800 driemaal halsoverkop was ontruimd. En steeds om dezelfde reden: de nadering van Napoleon. (p.71)
(alma mater is Latijn voor voedende en verzorgende moeder)
Toen werd het oorlog. De keizer, de tsaar en de sultan waren uit hun paleizen verdreven; de lipizzaners uit Lipica. (p.74)
Zodra Oostenrijk-Hongarije en Duitsland in 1918 waren verslagen, was het lipizzanerras een vogelvrije, bedreigde diersoort. In de uiterwaarden van de Elbe en de Donau hadden ze de heerschappij overleefd van hun scheppers en schutspatronen, de familie Von Habsburg-Lotharingen De lipizzaners raakten versnipperd over een half dozijn nieuwe staten in Midden-Europa- als in een diaspora (p.79)
(uiterwaarden zijn gebieden aan beide zijden van een rivierbedding)
(diaspora betekent verstrooiing, verspreiding)
Oostenrijk moest een deel van zijn lipizzaners afstaan. In een separaat verdrag werd de herverdeling van de kuddes vastgelegd Italië kreeg als overwinnaar iets meer dan de helft van de uit Lipica weggevoerde lipizzaners toegewezen: 109 stuks (p.80)
Naast de geschiedenis van de stoeterij in Lipica krijgen we als lezer ook een brok wereldgeschiedenis voorgeschoteld. Zo passeert ondermeer Napoleon en de Eerste Wereldoorlog de revue. Op geen enkel moment heb ik bij het lezen nood gehad aan achtergrondinformatie bij de brokken wereldgeschiedenis, wat veel zegt over de deskundige uitleg van mr. Neutelaers!
Let vooral op de afbeeldingen van de velbanca (precies zoals Westerman ze beschreven heeft!)
De Oostenrijkers in de touringcar kunnen het moeilijk verkroppen dat de Slovenen de lipizzanerpaarden afbeelden op hun 20 Eurocents. Maar ja, Lipica maakt nu eenmaal deel uit van Slovenië.
Eindelijk is Westerman aanbeland bij één van zijn stokpaardjes, de evolutieleer. Namen als Darwin en Lamarck kennen we natuurlijk nog van El Negro en ik. Zij vormen echter maar een aanloop naar Johann Mendelen zijn befaamde erwtentheorie. Prachtig hoe Westerman uiteindelijk opnieuw aanbelandt bij zijn zwarte lipizzaner!
Telkens wanneer men dacht: Nu is het gedaan! dook er toch weer ergens een veulen op dat zwart of bruin bleef. Vanwege zijn zeldzaamheidswaarde kreeg de zwarte lipizzaner een bovennatuurlijke status, - even begeerlijk als de zwarte tulp voor bollentelers. (p. 83)
Charles Darwin, niemand minder dan hij, had het raadsel van de verdwijnende, maar na enkele generaties toch weer sporadisch opduikende kenmerken zorgvuldig bestudeerd- maar niet doorgrond. (p.84)
Aanleg én omgeving bezorgden een plant of een dier zijn uiteindelijke gedaante. Alleen: in welke mate droegen beide factoren bij? En waren ze wel los van elkaar te zien? De hardheid van de lipizzanerhoef, was die toe te schrijven aan de rotsbodem van het Karstgebergte, aan de omgeving dus, of was het (inmiddels) een erfelijk kenmerk geworden? (p.85)
Mendel concludeerde daaruit dat er bepaalde dragers van erfelijke eigenschappen bestonden die bij de voortplanting niet mengden, maar juist onveranderd werden doorgegeven. Je moest onderscheid maken tussen de aanleg voor een bepaalde eigenschap en die eigenschap zelf. Die laatste hoefde niet per se tot uitdrukking te komen en kon generaties lang verborgen blijven om pas in het zoveelste geslacht weer op te duiken.
Zoals: de zwarte vachtkleur van de eerste Conversano. (p.88)
Anno 2007 was de lipizzanerfok op een degelijke mendeliaanse leest geschoeid. Aan de landbouwuniversiteit van Wenen, gelegen aan de Gregor Mendelstrasse, werkte de halve vakgroep dierkunde aan weinig anders dan de genetica van de lipizzaner. Werd er ergens een lipizzanerjong geboren dat niet vergrijsde, dan kon je de vaklieden horen zeggen: Het zwart mendelt uit. (p.93)
De lezing van El Negro en ik heeft me enigszins gewapend tegen het lezen vanmoeilijke informatie. Dat doe je best traag, en als je een bepaalde paragraaf niet echt begrijpt, dan herlees je die gewoon.
Volgende site sluit perfect aan bij dit hoofdstuk:
Frank Westerman bevindt zich in het filmarchief van Berlijn waar hij op zoek gaat naar beelden van Conversano Bonavista, maar uiteindelijk ziet hij in de Duitse documentaire van Wilhelm Prager een levade van de oude Conversano Savona. Tijdens het bekijken van de beelden laat Frank Westerman naar gewoonte zijn gedachten de vrije loop. Hij wijdt uit over de aansluiting van Oostenrijk aan Duitsland in 1939 en licht ook al een tip van de sluier betreffende het Arische ras.
Daar kwam ik voor. Of beter gezegd: voor de meest omstreden documentaire die er ooit over de Spaanse Rijschool was gemaakt. Door de Duitsers, een jaar na de Anschluss. Met enig geluk zou ik Conversano Bonavista te zien krijgen. (p.96)
Bewust of onbewust toonde Wilhelm Prager het paard, in dit geval de veredelde en gedresseerde lipizzaner, als een Übertier. (p.102)
Op 18 juni 1939 was de inlijving van de Spaanse Hofrijschool door het Duitse Opperbevel gevierd als een kleine Anschluss binnen de grote. (p.102)
Ik was van verschillende kanten gewaarschuwd: wilde ik het wedervaren van de lipizzaners in het Derde Rijk begrijpen, dan mocht ik één ding niet over het hoofd zien: dat Adolf Hitler Oostenrijker was Maar Hitler was geen paardenman. Hij droeg laarzen zonder sporten. Ingewijden beweerden zelfs dat hij bang was voor paarden. (p.104)
Ik zette het beeld stil om Savona beter te kunnen bekijken. Achtentwintig was hij, en nog altijd vol temperament. Zijn hogeschoolcarrière was hij begonnen voor de glorie van de keizer; daarna had hij van zijn zeven tot zijn zeventwintigste opgetreden voor de republiek en nu op zijn oude dag betuigde hij haast speels en onwetend zijn gehoorzaamheid aan het Duizendjarige Rijk. (p.106)
Ook Leni Riefenstahl komt even aan bod in dit hoofdstuk. Ze was een Duits cineaste en fotografe die vooral bekend werd met de propagandafilmen die ze maakte voor het nazi-regime.
In dit hoofdstuk gaat de schrijver dieper in op genetica en laat daardoor de lipizzaners even in de wachtkamer. Alles staat in het teken van rassenpolitiek, en alweer worden Darwin en Lamark van stal gehaald. Westerman staat lang stil bij het terugfokken naar een oerras, eerst bij wijze van proef bij dieren, later ter verbetering van het Arische ras.
Aan Hitlers rassenpolitiek was een proef met paarden en koeien voorafgegaan. Twee dierentuindirecteuren, de gebroeders Heinz en Lutz Heck, waren sinds de jaren twintig druk doende om aan te tonen dat het oerrund en het oerpaard, beide uitgestorven, zich lieten terugfokken. Uit de vermengde genenpoel van gedomesticeerd vee poogden zij puurheid te scheppen.(p.109)
Lutz wist als geen ander het maatschappelijke belang van het terugfokexperiment te duiden. Uit kruisingsproducten, bastaards, kon je de zuivere lijn weer naar boven halen. Dat betekende dat door passende selectie de voortschrijdende degeneratie van het Germaanse volk nog te keren viel. (p.110)
Ik zal Marx voor u citeren: Vroeger bestudeerden wetenschappers de wereld om haar te doorgronden, wij bestuderen haar om haar te veranderen. (p.117)
In 1920 voorzag de voorzitter van de Amerikaanse eugeneticabeweging de grootst denkbare revolutie voor de mensheid wanneer de menselijke paring op hetzelfde hoge niveau wordt getild als die van de paardenteelt. (p.121)
In Scandinavië en Amerika kwam de eugenetica voortvarend van de grond. Californië, waar castratie van misdadigers praktijk was, liep voorop. Tienduizenden straatarme vrouwen werden, om de natuurlijke selectie een handje te helpen, tegen hun wil onvruchtbaar gemaakt. (p.122)
Het recht te leven dient te worden onderscheiden van het recht om nieuw leven te geven, zo stond het in een Nederlands pleidooi voor eugenetiek uit 1926. (p.123)
Er was een volksarts nodig, betoogden de ideologen van Hitler, die het Germaanse volk zou ontdoen van kwalijke, uitheemse smetten. Een gewone dokter genas het organisme, maar dat was toch sterfelijk. Het gen daarentegen leefde voort het was veel belangrijker om dat gezond te houden. Rasverbetering door uitroeiing werd de kern van dit menselijke terugfokproject. (p.123)
Geen jongen of meisje, schreef Hitler in Mein Kampf, zou de school mogen verlaten zonder te zijn gebracht tot een ultiem begrip van de noodzaak van zuiver bloed. (p.124)
Eugenetica = wetenschap der erffactoren, waarvan een verbetering kan leiden tot een beter en gezonder nageslacht. (de leer inzake verbetering van het ras door sexuele teeltkeuze)
In dit hoofdstuk (niet toevallig deel II) maakt Westerman de stap van het paardenfokken naar het mensenfokken, dat kan je duidelijk merken bij de opgesomde citaten. Hijgeeft aan hoe we geleidelijk in de eerste helft van de 20ste eeuw terecht zijn gekomen bij het streven naar een zuiver Arisch ras.
Heim ins Reich(p.125)
In dit hoofdstuk brengt Westerman opnieuw de hippoloog Hans Brabenetz.ten tonele. Opnieuw staan de gesprekken in het teken van de zoektocht naar de voorouders van Primula. Zo vertelt Brabenetz hoe in 1939 grote delen van de lipizazanerpopulaties door de Duitsers werden overgebracht naar het dorp Hostau, in het Sudetenland.
Dit hoofdstuk gaat ook dieper in op het oorlogsverleden van Hans Brabenetz die als Duits soldaat vocht aan het Oostfront. Hij vertelt ook over zijn lotgevallen in Kroatië waar hij de strijd aanging met de partizanen.
De Führer, begreep ik, had er werk van gemaakt om zo veel mogelijk lipizzaners heim ins Reich te leiden. Hij liet ze uit heel de Balkan ophalen. (p.131)
Hitlers verzamelplaats van lipizzaners lag verscholen in het Bohemer Woud, in het huidige Tsjechië pal aan de grens met Duitsland. (p.132)
Het jongvee meegeteld stonden er in Hostau in mei 1945 zon vierhonderd lipizzaners: ruwweg twee derde van het voor de voorplanting beschikbare deel van het ras. Ik moest bedenken dat kolonel Podhajsky in Wenen slechts veertig hengsten onder zijn hoede had en dat alleen hij, Alois Podhajsky, op een voetstuk was geplaatst als de man die de lipizzaners uit het krijgsgewoel van de Tweede Wereldoorlog had gered. Dat was unfair Het was allemaal de schuld van Hollywood, van producent Walt Disney om precies te zijn: die had een speelfilm laten maken , zogezegd op basis van de memoires van Podhajsky.
Ik wilde de titel van die film weten, maar Brabenetz wuifde het weg, hij vond dat ik meer had aan de werkelijkheid. (p.133-134)
Over welke titel heeft Westerman het in dit laatste citaat? Het kost me wat opzoekingwerk voor ik terecht kom bij een film van Walt Disney uit het midden van de jaren 60; The miracle of the White Stallions.
In deze film wordt kolonel Podhajsky onterecht voorgesteld als de redder van de lipizzanerpaarden. Het grootste deel van de lipizzaners is veilig door de oorlogsjaren gebracht door Wehrmachtmajoor Rudofsky die de zorg had over meer dan driehonderlipizzanerfokmerries en enkele dekhengsen.
Plant 4711(p.136)
Frank Westerman wil nog meer documentatie over de militaire stoeterij in Hosteau. Zo komt hij in contact met Friedel Brandts die werkt aan een boek met daarin kaarten waarop hij de vluchtroutes van de oorlogspaarden weergeeft. Een aandachtige lezer merkt al gauw dat deze Friedel Brandts de tienjarige jongen is uit de proloog van het boek. Uit de gesprekken blijkt dat Friedels vader een groot deel van de paarden verloor tijdens zijn vlucht en dat de overige paarden in beslag werden genomen door de Russen. Uiteindelijk stierf overste Brandts kort na de oorlog in gevangschap.
In dit hoofdstuk introduceert Westerman ook Duitslands opperstalmeester Gustav Rau, een excentrieke figuur die er vreemde standpunten op nahielt. Zo stoorde hij zich niet aan de strikte rassenscheiding, maar streefde naar een nuttig soldatenpaard, ook al ging het om gemengdbloedigen.
Ik weet dus ook maar weinig van de lipizzaners in de Tweede Wereldoorlog. Behalve dan dat er twee onder mijn handen vandaan zijn gestolen Zijn vader, hernam hij zich, had wel met Hostau te maken: hij was commandant van een militair hengstendepot in het bezette Polen, en in die hoedanigheid een directe collega van majoor Hubert Rudofsky, die de scepter zwaaide over Hostau. (p.140)
Een volksplanting van in totaal vijf miljoen Duitsers zou borg moeten staan voor de germanisering van landen als Polen, Wit-Rusland, de Oekraïne die met hun vruchtbare akkerbouwgebieden moesten uitbotten tot de graanschuur van het Duizendjarige Rijk. (p.141)
Zuviel Vollblut macht verrükt! Het maakte in ieder geval duidelijk dat de opperstalmeester een praktijkman was die gebruikspaarden wilde leveren, iemand die zich niet stoorde aan onzinnige conventies. (p.146)
Het lipizzanerpaard was ooit geconcipeerd uit Deense (Pluto), Italiaanse (Conversano en Neapolitano), Egyptische (Siglavy) en Tsjechische (Maestoso en Favory) stamvaders van uiteenlopende rassen. Je kon dus ook beweren dat hij een bastaard was, ontstaan uit een gemengdbloedige kudde waaruit fokkers een bepaalde raciale lijn hadden gedistilleerd, die men van lieverlee zuiver was gaan noemen. (p.147)
Voor dit hoofdstuk zou ik net als bij El Negro en ik gebruik moeten maken van een tijdlijn en degelijke landkaarten. Het gaat er in dit hoofdstuk namelijk bijzonder technisch aan toe, en op zulke momenten is een tijdlijn en landkaart geen overbodige luxe. Helaas ontbreekt me daarvoor de tijd.
Het belangrijkste is dat we in het spoor blijven van lipizzanerpaarden op het einde van de Tweede Wereldoorlog, en dat lukt nog steeds!
In de Alpen gaat Westerman in de archieven van Piber op zoek naar bijkomende informatie over Conversano Bonavista. Na lang opzoekwerk komt hij tot de vaststelling dat Conversano Bonavista op vraag van Rau werd overgebracht van Wenen naar Hostau om daar te fungeren als dekhengst.
Ter afsluiting stond er in het voorjaar van 1970: Wegens het niet bereiken van de vereiste afmetingen, voor de verkoop bestemd. Daaronder: Verkocht aan dhr. P.C.Bakker, Holland.(p.158)
Ook zaten er in notulen tussen die bevestigden dat de fokdieren van Piber, 103 in totaal, op 4 oktober 1942 op transport waren gesteld naar Hostau. Podhajsky maakte er in zijn memoires geen geheim van hoe rampzalig hij die verplaatsing vond. Tijdens zijn leven had hij Oostenrijk zien verschrompelen van keizerrijk tot provincie van Duitsland, en nu kwam daar het verlies van de 350 jaar oude lipizzanerteelt nog bij. Hostau lag niet alleen buiten die nieuwe provinciegrenzen, het landschap was er te lieflijk, het klimaat te mild. Als afnemer van jonge hengsten had de leider van de Spaanse Hofrijschool gewaarschuwd voor de verweking van het ras. (p.161-162)
Frank Westerman duikt in dit hoofdstuk de archieven in en volgt op die manier het spoor van Conversano Primula en zijn voorvaderen. Hij vindt uiteindelijk de missing link tussen Wenen en Hostau!
Frank Westerman gaat op zoek naar de overblijfselen van de stoeterij in Hostau. Hostau was na de oorlog gelegen aan de oostelijke zijde van het IJzeren Gordijn, en dat feit geeft de auteur de kans om uit te wijdenover het communisme. Daarna gaat hij in op de plannen van Rau tijdens de Tweede Wereldoorlog. Door een ver doorgedreven vorm van inteelt (Bluttanschluss)trachtte hij op korte termijn een zuivere lijn te creëren van een nieuw, sterk paardenras waarvan de lipizzaners aan de basis lagen. Deze lijnenteelt was echter risicovol en bracht soms misvormde schepsels voort.
Echt onthutsend wordt dit hoofdstuk als Westerman een vergelijking maakt tussen het fokstation voor paarden in Hostau en het verwekkingsbevel van Himmler dat in speciale hotels moest zorgen voor de uitbreiding van het Arische ras. In ss-kraamklinieken werden zowat 12 000 Lebensbornkinderen geboren. De lipizzanerfok en de geboortehuizen van Himmler worden hier door Westerman aan elkaar gelinkt.
Om zijn fokdoel van een forsere, lenigere lipizzaner zonder tijdsverspilling te bereiken, had Rau omstreden kruisingsschemas opgesteld Kruiste je een langmanige vader met een van zijn langmanige dochters, dan was de kans groot op een veulen met nog langere manen Inteelt bevorderde de koppeling van gelijke allelen.(p.170)
Er waren door Himmler speciale verloven toegekend aan ss-officieren om zich in fraaie hotels in de bergen voort te planten. Elke oorlog is een aderlating van het beste bloed had Himmler al in oktober 1939 in zijn verwekkingsbevel geschreven
In diezelfde lijn lag ook Hitlers Kleinkrieg tegen voorbehoedsmiddelen en abortus. Het geslachtsverkeer bepalen wij, had de Führer gezegd. En: Door de verliezen aan mannen zal een volk niet uitsterven, maar wel als er een tekort aan vrouwen is.
De merries waren belangrijker. (p.175)
Vanwege de heersende obsessie met blondharigen/blauwogigen kende Scandinavië de grootste dichtheid aan deze ss-kraamklinieken; de beroemdste van alle 12 000 Lebensbornkinderen, die door dolkoplegging werden gedoopt, was zangeres Anna-Frid van ABBA. (p.176)
De stoeterijen van de opperstalmeester, met hun vredig grazende merries met ieder een speels veulen naast zich, waren net als de Lebensborntehuizen gericht op de vermeerdering en verbetering van het uitverkoren ras. (p. 176)
Als er gerechtigheid bestaat, dan krijgt Westerman opnieuw de Gouden Uil, al was het alleen al maar voor dit hoofdstuk. Dit is Westerman op zijn allerbest!!!
Ik heb even moeten zoeken naar een geschikt artikel over het feit dat Anni-Frid Lyngstad, de zangeres van Abba, bekend staat als het bekendste Lebensbornkind.:
Niet voor alle kinderen die geboren werden in deze kraamklinieken liep het zo gunstig af. Velen werden na de oorlog gestigmatiseerd en de zelfmoorden bij deze Lebensbornkinderen lag beduidend hoger dan het gemiddelde.
Operatie Cowboy(p.179)
Westerman komt in contact met Ulrich Rodofsky, een neef van majoor Hubert Rudofsky. A.d.h.v. zijn getuigenissen en notities van zijn oom kan Westerman de laatste uren van stoeterij in Hostau reconstrueren. In dit hoofdstuk gaat de auteur ook uitvoerig in op de Disney-film Miracle of the White Stallions uit 1963. Langzaam maar zeker komen we te weten dat Podhajsky zijn aandeel in het redden van de lipizzaners kleiner is dan deze film laat blijken. Vooral Rudofsky, en ook Lessing, heeft door onderhandelingen het grootste deel van de lipizzaners uit de handen van de Russen kunnen redden. De paarden van Hostau worden in kudden overgebracht naar de Amerikaanse zone. Aan de grens gaat bij schermutselingen met de Tsjechen een deel van de kudde lopen. Vier van die hengsten staan s avonds terug in hun stallen in Hostau bij Rudofsky.
Deze twee mannen, de een overwinnaar, de ander overwonnene, hebben kennelijk samen bekokstoofd dat het lipizzanerras het Westen toebehoort, en niet de bolsjewieken uit Moskou. (p.189)
Walt Disney had alleen commandant Podhajsky op de schouders genomen door te suggereren dat Operatie Cowboy op zijn doortastende initiatief was gelanceerd. De chronologie van de film zat zo in elkaar dat Pattons troepen niet al eind april in actie waren gekomen, maar pas na Podhajskys verzoek om ook de merries en de veulens te beschermen. (p.192)
De redding van de lipizzaners van Hostau was niet Podhajskys verdienste, zei Rudofsky. Dat was het werk van Lessing en mij.
In 1985, zei Ulrich, diende zich onverwacht het hoogtepunt aan in het leven van zijn oom: het eerbetoon dat Oostenrijk hem bereidde met een galaoptreden van de Spaanse Rijschool. (p.194)
Zodra deze laatste barrière is genomen, draven de paarden de heuvel af, de Amerikaanse zone in.
Zo was het gegaan. Althans op één detail na: ongeveer vijftien hengsten waren op de drempel tussen Oost en West uit de kluwen gebroken. Zij stoven in rengalop door de omliggende velden, in steeds wijdere bogen. Na een tijdje verdwenen ze uit zicht in tegengestelde richting, terug de Russische zone in. (p.196)
Nu begrijp ik waarom Westerman in het hoofdstuk Heim ins Reich zo terughoudend was i.v.m. de film Miracle of the White Stallions. De tijd was toen nog niet rijp om grote onthullingen te doen. Daarvoor wachtte hij op de getuigenis van Rudofskys neef. Dit is echt onderzoekjournalistiek van de bovenste plank!
Dit boek wordt nu wel echt spannend. Volgens mij gaat de auteur nu op zoek naar wat er met de paarden gebeurd is die opnieuw in de Russische zone terecht kwamen. Vlug verder lezen, dat is de boodschap!
Westerman begint dit hoofdstuk met een krantenbericht uit 2007 dat aangeeft dat lipizzanerpaarden die vermist raakten bij het uitbreken van de oorlog in Joegoslavië, totaal uitgemergeld waren teruggevonden. Waar kwamen deze paarden vandaan? Daarvoor gaat de schrijver terug naar het begin van de Koude Oorlog, en de verspreiding (verdeling) van de lipizzaners over Europa. Naast de Amerikanen die lipizzaners mee naar huis namen als oorlogsbuit, maakten ook Italië, Roemenië, Hongarije en Joegoslavië aanspraak op de overgebleven lipizzaners. Vooral Tito, de partizanenleider, en latere uitbouwer van Joegoslavië toonde grote interesse voor dit edele paardenras. Hij brengt de paarden onder in Lipik waar ze 11 jaar na zijn dood in 1980 midden in oorlogsgebied komen liggen.
De auteur staat lang stil bij deze oorlog die het einde inluidde van Joegoslavië. Westerman was destijds verslaggever in dit oorlogsgebied en kan dus spreken met kennis ter zake. Na jarenlange inspanningen van Tito om verschillende bevolkingsgroepen als Joegoslaven een eenheidsgevoel bij te brengen, komen er in het begin van de jaren 90 verschrikkelijke etnische zuiveringen. Westerman gaat geduldig in op de tegenstellingen tussen Serviërs en Kroaten, en heeft zo zijn twijfels bij de Statement on race van de UNESCO. Er is geen biologische rechtvaardiging voor rassenhaat en of vooroordelen.
Belgrado, 1 aug 2007. Prachtige lipizzanerpaarden die de bombardementen van de Joegoslavische oorlog in de jaren negentig hebben overleefd, riskeren nu in vredestijd de hongerdood als verwaarloosde krijgsgevangenen. (p.201)
Terwijl ik naar dit knokige dier keek, drong zich de vergelijking op met de foto die icoon was geworden van de Joegoslavische oorlog: de spekloze ribbenkast van een jongeman achter het prikkeldraad van het gevangenkamp Omarska. Het actuele beeld van de lijdende lipizzanermerrie kwam als een naschok van diezelfde, anno 2007 alweer bijna vergeten oorlog. (p.206)
Daarom werkte Tito aan de genese (ontwikkeling wording) van een nieuw volk dat zich niet langer Sloveen, Montenegrijn, Albanees of Serviër zou voelen, maar sec Joegoslaaf. De kazernes van het leger werden omgevormd tot kweekscholen, waar rekruten een zware dosis vaderlandsliefde kregen toegediend De jonge dienstplichtigen werd zo ver mogelijk van huis gelegerd met de expliciete bedoeling dat ze een vrouw zouden trouwen van een andere bevolkingsgroep, en dat uit deze etnisch gemengde, door de staat aangemoedigde huwelijken een halfbloedgeslacht zou voortkomen dat zich in de eerste plaats Joegoslaaf zou voelen. (p. 208)
Maar niemand kon me uitleggen waarin een Kroaat van een Serviër verschilde qua lichaamsbouw, gedragingen, geestesgesteldheid of stugheid van het haar voor mijn part. Laat staan waarom de een inferieur zou zijn aan de ander. De volken van de Balkan, zelf kluwens van verstrengelde bloedbanden, gingen als razenden tekeer om de bastaardisering van maarschalk Tito, om wiens dood ze hartstochtelijk hadden geweend, ongedaan te maken. Door steden, dorpen, straten en zelfs families etnisch uiteen te rafelen - met de klop op de deur en het geweer in aanslag. (p.212)
Westerman doet het weer! Op onnavolgbare wijze neemt hij een feilloze bocht naar een stukje wereldgeschiedenis en laat dat ook nog perfect aansluiten bij zijn verhaal van de lipizzanerpaarden. Kort en helder doet hij de oorzaken uit de doeken die hebben geleid tot de oorlog in Joegoslavië.
Maar waarvoor staat Bratstvo i jedenstvo, de titel van het hoofdstuk?
Dat was het motto van het beleid van Tito na de Tweede Wereldoorlog waarmee hij het nationaliteitenvraagstuk wilde oplossen.
Hoor ik in de verte een uil die koekoek roept? Laat het een Gouden Uil zijn!
Animal farm(p.215)
Westerman breidt zijn opzoekwerk uit naar de Sovjet-Unie van vlak na de Tweede Oorlog, en stoot daarbij op de pseudowetenschapper Lysenko, de huisbioloog van Stalin. Het communisme indachtig verwerpt Lysenko de genetica en zet daarmee de leer van Mendel op de helling. Geheel in de lijn van Lamarck stelt hij dat je de evolutie enkel naar je hand kan zetten door het leefmilieu drastisch te veranderen. Niet enkel de leer van Mendel maar ook die van Darwin trekt Lysenko in twijfel, en met behulp van de partijideologen herschrijft hij de geschiedenis van de natuurwetenschappen.Dit zal in de jaren vijftig en zestig leiden tot catastrofale gevolgen voor de landbouw en veeteelt in de Sovjet-Unie. Uiteindelijk valt Lysenko van zijn voetstuk en wordt Mendel in ere hersteld.
Westerman vraagt zich af welke invloed de leer van Lysenko had op de kweek van lipizzaners in de Sovjet-Unie en daarvoor gaat hij ten rade bij de biograaf van Mendel, Dr.Orel. Het interview verloopt stroef, maar uiteindelijk komt de auteur aan de weet dat de lipizzaner dekhengsten geselecteerd werden op grond van hun uithoudingsvermogen. Daarvoor werden ze onderworpen aan een prestatietest. Voorts lieten de fokkers de lipizzanerhengsten paren met logge koudbloedmerries.
Lysenko zette de discussie op scherp. Genen? Die bestonden niet. Had iemand ze ooit gezien? Ze waren een fictie van de bourgeoisie, van lieden die meenden dat je afkomst je toekomst bepaalt, dat je geboren wordt met een gegeven reeks onveranderlijke dragers van de erfelijkheid. Dat riekt naar voorbestemming en goddelijkheid, naar Duitsland en Amerika, naar gaskamers en slavenzweet. (p.217)
Ik vroeg me af hoe het zat met de paarden waren die ook aan Lysenkos therapieën blootgesteld? Jarenlang deed een hardnekkig verhaal de ronde dat de Russen na de oorlog genoeg lipizzaners bijeen hadden gebracht voor een eigen stoeterij achter de Oeral. (p.223)
Pas toen Leonid Brezjnev zijn voorganger uit het Kremlin verjoeg, in oktover 1964, viel het doek over Lysenko. Een pseudogeleerde, heette hij tien dagen na de machtswissel, wiens kwakzalverij de USSR aan de bedelstaf had gebracht. (p.227)
Tussen 1948 en 1965 waren alle voortschrijdende inzichten in de genetica aan het Oostblok voorbijgegaan. Wat ervoor in de plaats kwam was gepruts. (p.233)
De auteur verbindt in dit hoofdstuk ideologie aan wetenschap. Hij laat zien hoe de Sovjet-Unie achter het IJzeren Gordijn de wetenschap heruitvindt en naadloos laat aansluiten bij hun partijleer. Dit zal uiteindelijk zorgen voor een niet bij te benen achterstand op gebied van landbouw.
Met de titel van het hoofdstuk wordt een verwijzing gemaakt naar het boek van George Orwell. Het werk bekritiseert het politieke systeem van de Sovjet-Unie.
In dit korte hoofdstuk komt Westerman te weten dat Conversano Soja, de verwekker van Primula, heeft meegespeeld in de film Miracle of the White Stallions. Hij beschrijft nauwkeurig in welke scènes van de film het paard te zien is. Daarnaast beschrijft de auteur de spektakeltournee door de VS waaraan Conversano Soja samen met de andere lipizzaners van Wenen deelneemt o.l.v. Kolonel Podhasky.
Voorts komen op politiek vlak ook de hoogtepunten van de jaren zestig aan bod, met ondermeer de bouw van de Berlijnse Muur en de Cubacrisis. Uiteindelijk schetst Westerman ook het belang van het openstellen van de grenzen tussen Oost en West voor het fokken van lipizzaners.
Conversano Soja speelt de hoofdrol van de paarden in Miracle of the White Stallions. Atjan Hop beweerde dat Conversano Soja de lichtgrijze hengst was die in de slotscène de schoolquadrille aanvoerde. (p.236)
Tijdens zijn verblijf in de Alpen verwekte Conversano Soja tweeënveertig nakomelingen, waaronder in 1967 zijn atletisch gebouwde, ietwat kleine zoon Conversano Primula, die uiteindelijk in Nederland, op twee kilometer van mijn ouderlijk huis, tot volle wasdom zou komen. (p. 241)
Het herpesvirus, dat in het voorjaar van 1983 door de stallen waarde, wist in een mum van tijd veertig moederdieren te besmetten, die allemaal hun vrucht verloren Na de verwerking van deze tegenslag, die door sommige deskundigen werd toegeschreven aan een te hoge inteeltgraad, had stoeterijdirecteur dr. Lehrer het veld moeten ruimen. (p. 242)
Otto von Habsburg, een aimabele oude heer met bril en snor, had er met zijn actie indirect toe bijgedragen dat ook de uitwisseling van lipizzaners tussen Oost en West kon worden hervat wat hard nodig was voor de te lang verzaakte Blutauffrischung Alle stoeterijen traden weer met elkaar in contact alsof er nooit een schisma had bestaan. (p.243)
Dit is een hoofdstuk dat alles zowat in zijn plooi laat vallen. Wonderbaarlijk hoe de vader van Conversano Primula de hoofdrol heeft gespeeld in die Disney-film waarover er al enkele hoofdstukken sprake is.
Zijn jullie ook even nieuwsgierig als ik? Gaan we samen op Youtube op zoek naar Conversano Soja, de lichtgrijze hengst die in de slotscène de schoolquadrille aanvoerde?
Nog even wachten. We sparen het fragment op voor na het laatste hoofdstuk.
Het mensenpark(p.244)
In dit hoofdstuk gaat Westerman ondermeer in op het klonen, waarvan ook de lipizzaners niet gespaard blijven. In Florida werd in mei 2010 de geboorte gemeld van Pluto Marcella de jongere, wat de toezichthouders van het stamboek in Wenen voor een dilemma plaatsten. Konden ook klonen worden ingeschreven als raszuivere lipizzaners?
Westerman heeft het ook over het lot van de lipizzanerpaarden die werden gedood in Kroatië in 1991. Ook hier trekt hij opnieuw de lijn door naar de menselijke slachtoffers van deze laatste grote oorlog van de 20ste eeuw.
Het geneesmiddel BiDil en dit was geen fictie, maar feit maakte sinds 2005 in Amerika furore als het eerste racistische medicijn: een bloedvatverwijderer toegesneden op hartpatiënten die zichzelf tot de groep Afro-Amerikanen rekenen.(p.244)
Elk levend organisme was teruggebracht tot een gecodeerde filmrol, waarvan de montage te wijzigen was. (p.246)
Nu ook de menselijke kloon binnen handbereik lag, trokken de meeste landen haastig een streep in het zand. Het klonen van mensen was een brug te ver Peter Sloterdijk, de filosoof, was onmiddellijk teruggefloten toen hij in 1999 het gentechnologisch telen van mensen ter sprake bracht tijdens een lezing getiteld Regels voor het mensenpark. (p.247)
De achtste scheppingsdag is allang aangebroken. De menselijke soort heeft niet alleen de werking van de evolutie doorgrond, hij is erin geslaagd de motor ervan te demonteren, de onderdelen bij te vijlen en weer in elkaar te zetten tot een opgevoerde brommer waarop hij zelf voortjakkert- helmloos en parmantig. (p.250)
Je zag dat in Europa: hoe groter de Unie, hoe krachtiger het nationalisme. Voor je het wist stond er ergens een leider op die de handen opeen kreeg voor een eigen volk eerst-programma. Via de eeuwige keten actie-reactie sloeg de pendule altijd te ver door: in dit geval van het accent op nature (in de eerste helft van de twintigste eeuw) naar nurture (in de tweede) en, aan het begin van de eenentwintigste eeuw weer krachtig terug naar nature. (p. 255)
Het brein van Westerman draait naar gewoonte op volle toeren, en legt verbanden die gewone stervelingen over het hoofd zien. Hij zet je ook constant op het verkeerde been: zo gaat hij nature en nurture haast met elkaar verweven. Zijn verworven eigenschappen overerfbaar? Natuurlijk zou je dit moeten ontkennen, maar Westerman is een meester in het scheppen van twijfel.
Conversano Batosta(p.257)
In dit laatste hoofdstuk brengt Frank Westerman een bezoek aan de gerestaureerde stoeterij van Lipik waar sinds kort de lipizzaners zijn teruggekeerd op Kroatisch grondgebied nadat ze in 1991 werden buitgemaakt door de Serviërs. Dat is alleszins de officiële versie. Uiteindelijk komt de auteur aan de weet dat Mile Komasovic, de vroegere stalmeester, de paarden destijds heeft geëvacueerd om hen te beschermen tegen het wrede oorlogsgeweld. Na omzwervingen in Servië kwam Komasovic terecht op een hondenfokkerij waar de paarden slecht werden behandeld. Het is de stalmeester zelf die in 2007 de fotos van de uitgemergelde paarden naar de pers stuurt. Zo wordt er druk uitgeoefend op Servië om de lipizzaners terug te halen naar Lipik.
Zodra de laadbakken opklapten en de eerste paarden aarzelend naar buiten stapten, joeg er een huivering door de toeschouwers. Zesenzestig paarden uit Lipik, lipizzaners, nationale schat van Kroatië, keerden na zestien lange jaren terug naar hun eigen stallen.(p.260)
Hier kijk ik van op: het lijden van de lipizzaners heeft Kroaten en Serviërs elkaar de hand doen reiken Maar zover willen ze niet gaan. Het is eerder een generatiekwestie. Wie is opgegroeid met het wereldwijde web, Serviër of Kroaat, kijkt niet naar het verleden maar naar de toekomst. (p.261)
Van mijn ouders heb ik één ding ingeprent gekregen: als het weer oorlog wordt, verstop je je in de heuvels. Er bestaat geen goede oorlog. De waarde van een mensenleven daalt in een oorlog tot 1 Deutschmark: de prijs van een kogel. (p.270)
Westerman is uitgeschreven over de lipizzaners, hij heeft ze overal in Europa beschreven tot op het heden en brengt ook de verloren gewaande lipizzaners van Lipik naar huis. Daarmee is de cirkel ronden rest ons nog enkel te verwijzen naareen handvol recensies.
Even een kort citaat uit de boekbespreking van Humo
Helaas heeft Westerman zijn paardenhistorie ingedikt met allerlei beschouwingen over de erfelijkheidsleer, de nature/nurture-discussie, de carrière van Gregor Mendel enzovoort. Machtig interessant, maar het lijntje naar de lippizaners is dun. (Humo)
Hoezo helaas? Heel vreemd dat de hoofdstukken die ik er als sterkste eruit haalde, door deze recensieschrijver als overbodig worden beschouwd. En wat dat dun lijntje betreft: Zijn het niet de allergrootsten die zich in evenwicht kunnen houden op een dun lijntje?
Ook de andere recensenten beschouwen deze Frank Westerman niet als een grand cru. Dat belooft voor zijn overige boeken!
Wat heeft Dier, bovendier me bijgebracht over lipizzaners? ALLES! Maar vooral dat je een lipizzaner niet zomaar een paard mag noemen.
Wat heeft Frank Westerman me met dit boek bijgeleerd over onze geschiedenis? VEEL! Maar vooral dat je als aandachtig lezer steeds op zoek moet gaan naar verbanden tussen de vele feiten.
Waarom is elk boek van Westerman een unieke belevenis? Omdat je naast een schat aan informatie het allemaal ook mooi verwoord krijgt. Net als in El negro en ik pakt ook Westerman in dit boek uit met tal van mooie zinnen. Wie zei ook alweer dat als je een lipizzaner aanraakt, dat je dan de geschiedenis aanraakt. Wel, als je Westerman leest, dan lees je geschiedenis.
Mogen we dit boek beschouwen als een gepaste cultuurprik? Neen, dit is eerder zon grote ouderwetse spuit die nog maanden zal nazinderen!
Twee jaar geleden zat ik op een doordeweekse avond wat te zappen tot ik op Canvas terechtkwam. Daar was een begeesterde Stijn Meuris aan een publiek de beginselen van het heelal aan het uitleggen. Met zijn eigen typerende stijl wist Meuris mijn aandacht te houden voor een onderwerp dat me eigenlijk niet echt interesseert. Die gast had leerkracht moeten worden, dacht ik toen nog. Nu weet ik wel beter: Die gast IS leerkracht! Stijn Meuris behaalde in 1986 een regentaatdiploma Nederlands-Geschiedenis-Aardrijkskunde te Hasselt.
Wat heeft dit nu te maken met mijn onderwerp van deze week? Wel, bij mijn zoektocht naar geschikte onderwerpen voor cultuurprikken kwam ik per toeval terecht op een site met geplande activiteiten voor Limburg. Mijn oog viel onmiddellijk op volgende activiteit:
Op woensdag 24 november, om 20u, stelt ster Stijn de vraag Hoe lang gaat het hier nog duren?. Tijdens deze boeiende lezing van ongeveer een uur verkondigt Stijn het einde van de aarde en bij uitbreiding het einde van het hele heelal. Het slechte nieuws is dat het hier binnen vijf miljard jaar onherroepelijk over en uit is. Het goede nieuws is dat daar heel wat vuurwerk aan te pas komt
Na de lezing duikt u dan zelf het heelal in om deze vernietigende krachten zelf te ervaren tijdens de Cosmodromeshow Violent Universe. Een spectaculaire reis doorheen de overblijfselen van deze gewelddadige gebeurtenissen op letterlijk kosmische schaal. En dan te bedenken dat wij opgebouwd zijn uit net dat afvalmateriaal, geproduceerd tijdens de laatste stervenskreten van de eerste sterren
In mijn geval zijn snelle beslissingen meestal goede beslissingen, tenminste als ik gebruik kan maken van mijn vaders bankrekening. Binnen de twee uren had ik het inkomgeld overgemaakt op de rekening van het Europlanetarium te Genk. En nu maar afwachten tot 24 november!
Hoewel, ik ben nu toch al vaste klant geworden in de bib. Even kijken of ze daar het boek Stijn & De sterren hebben. Kwestie van me grondig voor te bereiden op die lezing van Stijn Meuris. Dankzij een Kabouter Wesley-uitvinding kan ik nu een snelle overgang maken van de bib naar huis.EVEN LATER
Ik zit hier nu met het boek van Meuris uit 2008 langs de computer en mijn enthousiasme is al wat getemperd. Op het eerste gezicht is het allemaal wel geschreven in een gemakkelijke taal, maar 160 bladzijde over een materie waar ik weinig of niets van weet is wel veel, heel veel. Even de inhoudstafel erop naslaan.
Wat blijkt? Het laatste hoofdstuk heeft de volgende titel: Hoe lang gaat dat hier nog duren? Tijd en ruimte, en de koppijn die dat oplevert. Een aandachtig lezer heeft begrepen dat deze titel overeenkomt met de vraag die Stijn stelt bij de lezing van 24 november. Als ik dus dit hoofdstuk grondig lees en hiervan een samenvatting maak, dan ben ik in feite al voldoende voorbereid voor de komende lezing. Als opwarmer voor de lezing kan ik ook via Youtube naar enkele fragmenten bekijken uit de Canvasserie Stijn&Het Heelal.
Wat moet deze cultuurprik me deze week opleveren? Eerst en vooral een antwoord op de vraag hoe lang dat hier nog gaat duren, en dat heb ik het niet over de taken van PAV (die zijn immers EINDELOOS J). Daarnaast hoop ik na deze opdracht wat meer te weten over astronomie, ruimtevaart, en vooral het heelal.
Hoe lang gaat dat hier nog duren?
(laatste hoofdstuk van het boek Stijn & De Sterren, p. 139 156)
In zijn inleiding laat Stijn Meuris ons weten dat niks voor eeuwig is, ook de aarde niet. Vroeg of laat krijgen we te maken met een onvriendelijke aanvaring met een klein hemellichaam. En daarmee zet de schrijver de toon voor een uiteenzetting van wat hij zelf een gezellig hoofdstuk noemt.
Die inslag van een grote meteoor zal catastrofale gevolgen hebben voor onze aarde en de mensheid zal het waarschijnlijk niet overleven. Een datum kunnen we daar niet opplakken tenzij we deel uitmaken van een doemdenkerige sekte. Hun voorlaatste voorspelling plaatste de inslag op 3 augustus 2004, hun laatste voorspelling geeft ons tijd tot 13 april 2029. Zulke voorspelling wuiven rationele mensen weg, ze berusten immers op voorspellingen met de natte vinger. Of niet?
Amerikaanse wetenschappers bestuderen de banen die meteorieten maken in het heelal, en vooral de frequentie waarmee ze langs onze aardbol scheren. De wetenschappers ontdekten in 2004 een miniplaneetje dat luistert naar de naam Apophis. Deze reusachtige rotsblok passeert om de twee à drie jaren onze aarde, maar komt daarbij angstvallig dicht. Uit berekeningen blijkt nu dat er een reële kans bestaat dat deze aardscheerder bij een geringe baanwijziging weleens kan inslaan op de aarde. Dat is dus wat Meuris een gezellig hoofdstuk noemt!.
Nu hebben de heren wetenschappers ook even voor ons berekent wat de impact van zulk een inslag zou zijn. Ze komen daarbij uit op 50 000 maal de kracht van de atoombom op Hiroshima. Het slechte nieuws is dat de ravage gigantisch zou zijn, het goede nieuws is dat het leven in zijn algemeenheid niet bedreigd zou worden. M.a.w. zal het een kwestie zijn van aan de juiste kant van de aardbol te vertoeven.
Na het lezen van deze prognoses wordt zelfs de koelste kikker wat zenuwachtig, maar Meuris heeft nog erger in petto. De zon, dat grote gele ding van 4,5 miljard jaar oud, heeft plannen om over zon 4 miljard jaar uit te zetten en enkele planeten op te slorpen. En jawel, onze moederaarde staat op zijn verlanglijstje. Wij zullen dit natuurlijk niet meer meemaken en onze verre nakomelingen ook niet. Tegen dat we zon 4 miljard jaren verder zijn is er immers geen leven meer op aarde door gebrek aan water. Voor degenen die nog geïnteresseerd zijn in het lot van ons heelal zal ik het even kort samenvatten. Uiteindelijk barst de zon open en dat zal zorgen voor een absolute duisternis. Nog korter: ons zonnestelsel houdt op met bestaan.
Kan het nog erger? Volgens Meuris wel. Naast het einde van ons heelalvoorspelt hij ook het einde van de hele Melkweg. Is er dan nog iets groter dan ons heelal? Ons heelal, ontstaan uit de oerknal of big bang, is klein bier vergeleken met de hele Melkweg. En precies die Melkweg is volgens wetenschappers ook geen eeuwig leven beschoren. Over twee miljard jaar zal er een botsing plaats vinden tussen de Melkweg en het Andromedastelsel , een soort clash van giganten, die zal resulteren in een nieuw ultragroot stelsel. Zijn jullie nog mee? Als het een troost mag zijn, ik niet! Gelukkig zijn we aan het einde van het eerste deel van dit hoofdstuk.
Tijd en ruimte, en de koppijn die dat oplevert
Zelden zulk een toepasselijke tussentitel gelezen. Als jullie goed luisteren, horen jullie de Aspro-500 bruisen in het glas water langs mijn computer. Waar ben ik in hemelsnaam aan begonnen?! Ik heb daarnet even tussendoor de site vanPlanetarium Genk gecontroleerd en heb daar gezien dat de voorstelling van Meuris is uitverkocht. Misschien kan ik beter mijn inkomkaarten doorverkopen.
NEEN, ik moet sterk zijn, tenminste voor de tijd die onze aardbol nog rest. We lezen verder!
In de kleine ruimtevan mijn kamer heb ik volgendetijd besteed aan drie bladzijde: vijftien minuten. Tot mijn grote schaamte moet ik bekennen dat ik weinig of niets begreep van de verbanden die Meuris legt tussen tijd en ruimte. Bij een tweede lezing duidde ik volgend uittreksel aan met potlood:
Niet alleen worden tijd en ruimte in de kosmos tot hun meest extreme proporties opgepompt (er is héél veel tijd en zo mogelijk nog meer ruimte); ze spelen ook een flirterig spel met elkaar. Zo is ruimte tijd, en vice versa. Albert Einstein zei het al in zijn speciale relativiteitstheorie: dat we moeten afleren om tijd en ruimte als twee particuliere entiteiten te zien als we het over het heelal hebben. Ruimte en tijd zijn, sedert Einstein, onlosmakelijk met elkaar verbonden, en wel om een heel eenvoudige reden. Omdat de lichtsnelheid de maximaal bereikbare snelheid is. (p.149)
Tot zover mijn voorbereiding op de lezing van Stijn Meuris. Met een bang hart ga ik morgenavond richting Genk in de hoop dat Stijn me niet zal kwijtspelen in zijn uiteenzetting over het heelal. Anders rest me enkel de gedachte: Hoelang gaat dat hier nog duren?
Ik had me het Planetarium* in Genk groter voorgesteld. Vraag me niet waarom. Ook het zaaltje waar de lezing plaats vond, bleek kleiner dan ik had gedacht. Dat alles kon niet gezegd worden van Stijn Meuris, die was letterlijk en figuurlijk groter, veel groter, dan ik had durven hopen. Wat een présence!Wat een uitstraling!
Stijn Meuris begon niet met dat laatste hoofdstuk, wat alweer veel vertelt over mijn inschattingsvermogen. Meuris startte gewoon bij het begin, en dat begin bevond zich in Neerpelt waar de zestienjarige Stijn in de warme zomer van 76 uitkeek naar een geschikte hobby. Hij geraakte in het woordenboek niet verder dan A , maar besefte gelukkig tijdig dat astrologie bullshit was. Astronomie daarentegen leek hem een betere keuze. Al vlug had hij door dat sterrenkunde de wetenschap der wetenschappen is. Zijn hobby werd dan ook snel een passie; een passie die hij op een begeesterende manier met ons deelde.
Even tussendoor. Stijn Meuris is een begaafd spreker, dat heb ik al verteld. Ik heb echter geprobeerd op zoek te gaan naar zijn trukendoos, naar wat precies zijn lezing zo levendig en interessant maakte. Natuurlijk is er de humor die het ontspanningsgehalte hoog houdt, je hebt niet de indruk dat je in een klas zit. Het is ook telkens verbazingwekkend hoe Meuris zulk een moeilijke materie weet te kneden in verteerbare brokken. Voorts geeft hij soms de onwaarschijnlijkste vergelijkingen om zijn informatie erin te prenten.
Back to business! Binnen onze kosmos bevindt zich ook ons zonnestelsel, en als je het hebt over een zonnestelsel, dan start je best bij de zon. Dat deed Stijn dan ook. Onze zon ontstond zon 4.57 miljard jaar geleden. Rond deze zon draaien planeten, acht om precies te zijn. Het zijn er even negen geweest, maar Pluto hebben ze er terug uitgekieperd. Die planeten overliep Stijn rustig en hij begon met degene die het dichts bij de zon ligt. Hieronder een korte samenvatting (geïnteresseerden kunnen meer lezen in het boek, hoofdstuk De zon en zo):
Mercurius
Deze planeet kent enorme temperatuurschommelingen omdat ze geen atmosfeer heeft. Op Mercurius kunnen de temperaturen oplopen tot een paar honderd graden Celsius. Veel te warm voor ons dus.
Venus
Dan maar naar Venus, een planeet waar het altijd bewolkt is. Niet prettig daar te vertoeven, te meer daar de omliggende atmosfeer zorgt voor een broeikaseffect om u tegen te zeggen.
Aarde
Deze derde planeet in het zonnestelsel dient niet meer voorgesteld te worden. Die draait nog even mee, ten minste zon kleine vier miljard jaar lang, en dan zien we wel.
Mars
Deze vierde planeet is de enige planeet in ons zonnestelsel die een vergelijking met de aarde kan doorstaan. Als het hier op aarde wat te druk wordt met zn miljarden mensen, dan kunnen we misschien uitwijken naar onze buurplaneet. Het enige probleem is dat we er misschien wel iets langer over doen dan gepland om daar te geraken. Ik vrees dat het een ticket enkele reis wordt.
Mercurius, Venus en Mars worden ook weleens de terraplaneten genoemd, gewoon omdat ze veel weg hebben van de aarde.
Jupiter
Nu wordt het pas echt serieus. Op een afstand van 778.000.000 km van de zon hangt het grootste en meest indrukwekkende hemellichaam uit ons zonnestelsel, Jupiter. Deze planeet telt maar liefst 63 manen en bij iedere nieuwe ruimtemissie ontdekken de wetenschappers er nog nieuwe.
Saturnus
Sla eender welke strip erop na, als er een planeet in voorkomt is het meestal Saturnus. Een bal met een ring rond. Deze gasvormige planeet is iets kleiner dan Jupiter, maar telt toch ook 61 manen.
Uranus
Heel ver weg van de zon ligt haast in het donker de ongezellige planeet Uranus. De kleur van deze planeet is cyaanblauw en de samenstelling is hoogst giftig. Niet echt uitnodigend.
Neptunus
Deze planeet kan je het tweelingbroertje van Uranus noemen, m.a.w. ook daar kan je best wegblijven.
Even tellen. Ik geloof dat we er acht hebben gehad. Dat zijn dus de planeten van ons zonnestelsel. En hoe zit het dan met Pluto? Dat is een triest verhaal.
Pluto
Dit miniplaneetje is in feite een achteropkomertje.Het werd pas ontdekt in 1930en heeft niet echt de kenmerken van de andere planeten. Pluto was een meelopertje en de insiders wisten al langer dat Pluto niet meer was dan een planetoïde. In 2006 hebben de wetenschappers Pluto, de mislukte planeet, dan ook gedegradeerd.
Na de voorstelling van ons zonnestelsel zat de lezing er ongeveer voor driekwart op. Meuris had zich daarbij trouw gehouden aan de opbouw van zijn boek. Hij ging ook nog even in op de andere zonnestelsels binnen de Melkweg. Ten slotte maakte hij wat tijd vrij om vragen te beantwoorden. Na de lezing kon je eventueel bij Meuris terecht voor een gesigneerd exemplaar van Stijn & De Sterren.
Het handboek van Stijn Meuris over het heelal en omstreken is een echte aanrader. Ik sta niet alleen met deze mening.
Na de fel gesmaakte zesdelige Canvas-reeks genaamd Stijn & Het Heelal kon een boek niet uitblijven. Zeker niet in 2009, het Internationaal Jaar van de Astronomie. Dus zette Meuris zich aan het werk.
Stijn Meuris, als kind al gefascineerd door het onmetelijke universum, gidst in Stijn & De Sterren Een Handboek Voor Het Heelal En Omstreken de lezer langs het pad der planeten, sterrenstelsels en bij uitbreiding het hele heelal. Waar komt het vandaan en waar gaat het in godsnaam naartoe? Wetenschappelijk verantwoord, uiteraard. Maar ook voorzien van filosofie en gedachten, Meuris-stijl.
Een wondere publicatie. Want als Stijn Meuris naar de sterren kijkt, dan zingt ie een flink stukje stiller.
·Dat, mits een duidelijke uitleg, ons zonnestelsel heus niet zo moeilijk in elkaar zit.
·Dat Meuris een begenadigd verteller is die meer in zijn mars heeft dan geef me een kus!
·Dat wij allen nietiger zijn in dit universum dan dat we soms durven denken.
LEES STIJN MEURIS & DE STERREN, OF BETER NOG, GA NAAR EEN LEZING VAN STIJN MEURIS. IK GARANDEER JE DAT JE IN DE TOEKOMST NAAR ANDERE STERREN ZAL KIJKEN DAN DIE VAN DE DANSVLOER, HET WITTE DOEK, DE RODE LOPER,
Kunst, daarover wil ik het deze week hebben. Dat weet ik met zekerheid als de schuifdeuren van de plaatselijke bib zich langzaam voor me openen. Het liefst van al wil ik iets meer te weten komen over schilderkunst, dat is voor mij onontgonnen terrein. De boekrekken puilen uit met grote, zware boeken over de geschiedenis van de schilderkunst. Rembrandt, Van Gogh, Gauguin, Picasso, Neen, het moet echt iemand zijn die ik nog niet ken.
Dan valt plots mijn oog op een kleine, rode dvd die verborgen zit tussen al die grote boeken. Een knalrode hoes met daarop een gek, kinderlijk getekend mannetje met daar rond korte zwarte strepen als zonnestralen. Waar heb ik dat nog gezien? Dat figuurtje ken ik! Maar van waar? Even lezen op de achterkant van de dvd.:
De artistieke erfenis van kunstenaar Keith Haring is overal: zijn kleurige, speelse, grafische en cartoonachtige afbeeldingen sieren muren, posters, T-shirts, horloges en staan in het collectieve geheugen gegrift. Daarmee heeft de (te) jong overleden Haring zijn oorspronkelijke ideaal waargemaakt: kunst moet er zijn voor iedereen.
Nu weet ik weer! Mijn nonkel heeft jarenlang rondgelopen met zon T-shirt. Vandaar ken ik dat figuurtje. Hierover wil ik meer weten. Keith Haring, die is van voor mijn tijd, ik heb die naam nog nooit gehoord, maar zijn figuurtje ken ik wel. Ben ik dan echt zo ongeletterd op cultureel vlak. Thuis even testen. Mijn broer Gertjan kent het figuurtje ook maar kan er ook geen naam opplakken. Mijn vader kent dat gekke mannetje ook, weet dat die kunstenaar jong gestorven is, maar komt niet op zijn naam. Dan maar mijn moeder: Dat is Keith Haring. Hebben we daar vorige zomer geen werk van gezien in de Modern Tate te Londen? Ik word stil en denk na. Ik heb daar in dat grote museum veel gezien, maar ik begreep er weinig van. Na enkele zalen interesseerde dat museum me in feite niet meer. Teveel schilders, teveel namen, teveel stromingen, Tijd dus nu om dat goed te maken met deze film over het leven van Keith Haring.
Wat is het doel van deze week? Alles aan de weet komen over Keith Haring door de film grondig te bekijken. Ook wil ik meer te weten komen over de kunststroom waarin hij thuishoort? Misschien ga ik ook op zoek naar andere kunstenaars binnen diezelfde kunststroming. Er is natuurlijk ook het gegeven van de ziekte aids waaraan Keith Haring stierf. Misschien kan ik die nieuwe ziekte van de jaren tachtig plaatsen in de tijd. Voorts wil ik ook zien of er sporen van deze kunstenaar in België terug te vinden zijn, en of het haalbaar is om die te bezoeken. Andere doelen komen misschien aan de oppervlakte tijdens mijn opzoekingwerk.
Hoe ga ik het aanpakken? Eerst kijk ik dus naar de film. Ik heb daarnaast ook nog een boek gevonden in de reeks van Taschen die het leven belicht van Keith Haring. Dan is er natuurlijk nog internet, en wie weet een museum. En verwacht u vooral aan veel afbeeldingen van zijn werken. LETS GO!
Keith Haring groeide op in Kutztown, Pensylvania. Van kinds af tekende hij al en werd daarin gestimuleerd door zijn vader. Vooral de figuren uit Disney trokken zijn aandacht, maar zijn vader zette hem aan tot eigen creaties. In zijn jeugd ontwikkelde hij een sterke, snelle hand en zijn tekeningen kregen al vlug een eigen signatuur. De snelheid waarmee hij kon tekenen zal bepalend blijken in zijn latere werken.
Al vlug bleek Kutztown te klein voor Haring en samen met enkele outcast vrienden trok hij in 1976 naar de kunstschool in Pittsburg. De rest van zijn leven bleef hij echter op regelmatige basis afzakken naar zijn geboortedorp, wat wees op een goede band met zijn ouders en drie jongere zussen.
Op de kunstschool in Pittsburg werd Haring vooral geïnspireerd door de latere werken van Pablo Picasso, meer bepaald door Guernica uit zijn abstracte periode.
Ook Pittsburg werd te klein voor Haring en hij schreef zich een jaar later in aan de School of Visual Arts in New York. Vanaf dat ogenblik bleef New York voor de rest van zijn leven zijn vaste uitvalbasis. Naast de klassieke lessen zoals tekenen, schilderen en kunstgeschiedenis toonde Haring ook grote interesse voor experimentele video-opnames. Al vanaf dat eerste jaar in New York gaf hij blijk van zijn voorliefde voor de lijn en een streng geometrische structurering. (zie afbeelding linksonder).
Wat was er nu eerst? Dat mannetje of de energiestralen? Uit het werk zonder titel uit 1980 blijken de energiestralen als eerste aanwezig te zijn. De hond die op dat werk wordt afgebeeld lijkt nog maar op een ruwe schets van wat later zijn beroemde hond zal worden. (zie afbeelding rechtsonder)
In 1980 beseften ook de leerkrachten van Haring dat ze het te maken hadden met een unieke kunstenaar die een heel eigen stijl had. Ze raadden hem dan ook aan om zijn opleiding te beëindigen en zich volledig waar te maken als kunstenaar. Vanaf 1980 ging Haring experimenteren met graffiti, en zijn favoriete terrein daarvoor was de subway in New York.
Als je Keith Haring zou moeten samenballen in enkele kernwoorden, dan krijg je naast AIDS, New York, Subway en Pop Art bijna altijd het woord graffiti te horen. Met die graffiti wou Haring zijn nieuwe kunstvorm voor iedereen toegankelijk maken. In de film wordt dat mooi verwoord: Voor mensen die nooit naar kunst gingen kijken in een museum, bracht Haring die kunst naar hun eigen biotoop.
Vanaf 1980 bevond Haring zich in New York in het centrum van het artistieke gebeuren. Hij schaarde een volledige generatie van jonge kunstenaars rond zich en beperkte zijn kunstuitingen niet enkel tot het schilderen. Hij maakte ook eigentijdse video-opnames en trad geregeld op in Club 57 in East Village.
In 1982 hield Haring zijn eerste grote tentoonstelling in de Tony Shafrazi galerij in New York. De figuurtjes met energiestralen die al waren opgedoken in het metrobeeld van New York en op tal van buttons die hijzelf uitdeelde, vonden toen ook hun weg naar de kunstverzamelaar. Vanaf dan ging alles razend snel en tegen 1984 waren de figuurtjes van Haring een begrip in heel de wereld. Door de snelheid waarmee hij werkte en dat alles zonder nagenoeg enige voorbereiding, lag de productiviteit van Haring heel hoog. Vrienden van het eerste uur gaven Haring de raad zich toe te leggen op grotere projecten omdat ze angst hadden dat de verhouding vraag en aanbod weleens in het nadeel kon gaan spelen van de snelschilder.
Halverwege de jaren tachtig was Keith Haring overal aanwezig in het straatbeeld. Zijn speelse afbeeldingen sierden posters, T-shirts, horloges (Swatch) en vooral veel muren! Door het repetitieve gebruik van zijn figuurtjes versterkte hij ook het handelsmerk Haring. Toch zorgde hij binnen zijn eigen gecreëerde universum voor de nodige verbreding door het betrekken van andere kunstvormen. Zo ging hij schilderen op de maat van muziek (hiphop was zijn favoriete genre) en liet hij zijn publiek schilderen soms begeleiden door dansers.
De grote kracht van Harings werken ligt vooral in de herkenbaarheid. De zwart omlijnende figuren, de blaffende hond, de figuren met een gat in hun buik, Daarnaast beperkte Haring zich niet enkel tot papier of canvas, maar ging op zowat alles schilderen wat hij op zijn weg tegenkwam. Muren, vinyl, autos, schoenen, lichamen, het maakte Haring niet uit waarop hij zijn kunst kon uiten, zolang hij zijn boodschap maar kon overbrengen.
Pop Art
Keith Haring behoorde duidelijk tot de kunststroming van de Pop Art maar als graffitikunstenaar gaf hij aan deze kunstvorm een nieuwe dimensie. Niet per toeval behoorde één van de grote namen uit de Pop Art beweging, Andy Warhol, tot de nauwe kennissenkring van Keith Haring.
Van Pop Art was al sprake in 1954 en deze kunstvorm liet zich typeren door een grote verscheidenheid aan stijlen en technieken. Als onderwerpen kozen de kunstenaars voor massaproducten uit het dagelijks leven (denk aan de Campbell soepen van Warhol), reclame, strips, Grote namen van de Pop Art zijn Andy Warhol, Roy Lichtenstein, George Segal en Tom Wesselmann.
ACTUA è op 11 november 2010 bracht een schilderij van de Pop-art-kunstenaar Roy Lichtenstein tijdens een veilind het recordbedrag op van 30,8 miljoen euro!!!
In tegenstelling tot het uiterst conservatieve platteland was New York in het begin van de jaren tachtig een waar paradijs voor homos. Van de ziekte AIDS was nog geen sprake en het ging er dan ook heel losbandig aan toe. Keith Haring had vanaf deze periode enkele langdurige relaties met mannen, en maakte er geen geheim van op seksueel vlak erg actief te zijn. Die seksualiteit was ook expliciet aanwezig in zijn vroegere werken.
In 2010 vinden (gelukkig) de meesten onder ons dat homoseksualiteit als normaal mag beschouwd worden in onze maatschappij. Dat is niet altijd zo geweest. De Britse schrijver Oscar Wilde mocht zowat een eeuw geleden aan de lijve ondervinden hoe het Brits gerecht omging met homos. En tijdens de Tweede Wereldoorlog kregen de Duitse homos een roze ster opgespeld in de concentratiekampen. (Geen wonder dat de holibi-beweging precies de kleur roos prefereert als strijdkleur)
In de jaren 60 en 70 van vorige eeuw kwam er een kentering in de situatie, maar het feit dat vele bekende sterren hun geaardheid verborgen hielden toont aan dat de homoseksualiteit toen maatschappelijk nog altijd niet aanvaard was. Het einde van de jaren zeventig brengen verandering in de situatie en er volgt een ware emancipatiebeweging.
De film Philadelphia met Tom Hanks uit 1993 schetst een perfect beeld van de onderhuidse homofobe Amerikaanse maatschappij tijdens het begin van de jaren 90. Het hoofdthema van deze film is AIDS wat later in deze bespreking nog aan bod komt.
Haring was natuurlijk niet vies van publiciteit. In het begin van zijn carrière liet hij zich vaak fotograferen in het gezelschap van beroemdheden. Pop Art icoon Andy Warhol sprong geregeld binnen bij Haring, de jonge popster Madonna behoorde ook tot de vriendenkring van hem en de vrouw van de vermoorde John Lennon, Yoko Ono, kwam ook geregeld over de vloer bij Keith Haring. Er was ook de bodypaint van zangeres Grace Jones die veel aandacht kreeg in de pers en de schrijver William S.Burroughs ging samen op de foto met Haring.
Keith Haring was een bijzonder sociaal mens en hij had niet de minste problemen met grote media-aandacht rond zijn persoon. Op de talloze fotos en filmpjes op Youtube kan je zien hoe Haring zonder de minste problemen kunstwerken creëert onder het oog van de camera.
Als je kijkt naar de snelheid, en het gemak, waarmee Keith Haring werkt, dan krijg je indruk dat het kinderspel is. Probeer zelf eens enkele van zijn figuurtjes te tekenen. En als je ze dan toch onder de knie hebt, wat mij overigens niet gelukt is, zorg dan eens voor de nodige variatie in dit beperkte universum. Daar precies lag het grote talent van Haring. Het leek allemaal zo eenvoudig, maar een echte kunstliefhebber wist wel beter.
Het probleem met vele kunstwerken van Haring is het feit dat het gaat om muurschilderingen die na verloop van tijd verdwijnen als er niet wordt ingegrepen. De beroemde erotische badkamerschildering kan enkel bewaard worden voor het nageslacht als deze ruimte erkend wordt als cultureel erfgoed. Sommige steden doen veel moeite om de authentieke muurschilderingen van Haring te bewaren voor het nageslacht. Zo worden de gevelschilderingen voorzien van een beschermend glas zoals je kan zien op onderstaande afbeelding.
Vooral in de tweede helft van zijn korte kunstenaarsloopbaan besefte Haring dat hij zijn muurschilderingen op plaatsen moest aanbrengen die de tand des tijds konden doorstaan. Hij ging vooral in op uitnodigingen van musea om daar muurschilderingen te komen aanbrengen. Raadpleeg eens onderstaande site, je krijgt er een enorm lange lijst van musea verspreid over de wereld waar je terecht kan voor werk van Keith Haring. Wat een productiviteit moet deze kunstenaar aan de dag hebben gelegd om een dergelijke oeuvre bijeen te schilderen in zulk een kort leven.
In 1988 werd er AIDS vastgesteld bij Keith Haring. Door het besef dat hij maar enkele jaren meer te leven had, ging hij nog intensiever schilderen. In 1989 richtte hij de Keith Haring Foundation op. Deze organisatie stelde kunst ten dienste van het inzamelen van fondsen voor onderzoek naar AIDS. Gedurende de twee laatste jaren van zijn leven maakte Haring gebruik van zijn kunst om de mensen wakker te schudden voor de problematiek van AIDS.
Begin jaren 80 verspreidde de tot dan toe onbekende ziekte AIDS zich razendsnel in Amerika en Europa. Deze ziekte tastte de weerstand van de getroffen personen aan en had altijd een fatale afloop. Omdat de meeste patiënten homoseksueel waren sprak men in de beginperiode over de homoziekte. Naarmate het onderzoek naar deze ziekte vorderde, gingen wetenschappers inzien dat deze stelling fout was.
Haring bleef actief tot enkele dagen voor zijn dood. Zo zijn er nog opnames gemaakt van Keith Haring die eind januari 1990 een nieuwe BMW beschilderde in het Duitse autofabriek. Amper veertien dagen later stierf hij op 31-jarige leeftijd. Zijn as werd tijdens een sobere plechtigheid op een heuvel van zijn geboortedorp uitgestrooid. Vandaag wordt Keith Haring gezien als één van de grootste iconen van de Pop Art.
In 1989 gaf Keith Haring een openhartig interview in het Amerikaanse blad Rolling Stone.
Naast zijn grenzeloze inzet voor Keith Haring Foundation was deze schilder ook betrokken bij tal van liefdadigheidsacties tijdens zijn leven. Hij maakte maar dan vijftig kunstwerken voor diverse goede doelen zoals het bouwen van weeshuizen, het herinrichten van kinderafdeling in ziekenhuizen,
Daarnaast ontwierp hij Free South Africa posters en voorzag in 1986 de Berlijnse muur van een grote muurschildering. Hij organiseerde ook in verschillende grote steden teken-workshops voor jongeren.