Sint Louis, een eilandje van 3km op 800m, kortbij de grens van Mauretanie, was tot 1902 de koloniale hoofdstad en het machtscentrum van Senegal en van alle West-Afrikaanse Franse kolonies. Tot dan enkel bewoond door Blanke signares, een soort koloniale aristocratie die er prachtige woningen en infrastructuur bouwden, en hun zwarte dienstbodes. In het mooi gerestaureerd Maison d'Hotes Le Jamm ondervonden we aan den lijve hoe het ooit in de koloniale periode kan geweest zijn. Monsieur Yves, een Frans gepensioneerd zakenman en intellectueel zorgt, samen met zijn zwarte dienstbodes, in stijl voor zijn gasten. Bv. bij de dagelijkse apero geeft excellente kokkin Rosalie het gevulde glas persoonlijk in ieders hand. Monsieur Yves, intussen getrouwd met een zwarte lokale schoonheid, vertelt graag over de koloniale tijd, over zijn relaties en invloed op hoog niveau, vroeger en nu.
Zodra we een voet buiten dit mooie optrekje zetten worden we geconfronteerd met de realiteit van een vervallen stad. Slechts hier en daar een gerestaureerd huis. Straatverkopers, would-be gidsen, schooiers, bedelaars, sjofel geklede Talibe kinderen met gamel...bij iedere stap die worden we aangeklampt door opdringerige en niet aflatende mensen op zoek naar geld. De mensen zijn hier ook heel anders dan in onze vorige verblijfplaatsen. De meesten zijn duidelijk een ander volk, lang en smal zoals de Ethiopiërs, ook minder vriendelijk, vinden wij. Mauretaniers in witte gebrodeerde jellaba lopen hier rond....eigenlijk een allegaartje van vanalles en nog wat. Saint Louis is mooi gelegen en het heeft wel wat toeristisch potentieel, zeker met het nabijgelegen vogelreservaat Le Djoudj. Maar we geloven niet dat de Senegalezen er zullen in slagen om er iets van te maken. Bij een officieel gebouw zagen we een gedenkplaat: ingehuldigd door Rudy Demotte in 2009. Restauratie gefinancierd door het Belgische Waalse Gewest (500.000). Aan de buitenkant was het gebouw zo te zien aan renovatie toe. "Onderhoud"....kennen ze hier niet. .....Ontwikkelingshulp?????
Er is geen georganiseerd openbaar vervoer.
Je hebt keuze tussen: de benenwagen, de caleche (kar en paard), de pirogue (prauw), de car rapide (transport en commun=traagste van al), de taxi 7 places(vertrekt als de plaatsen gevuld zijn), de minibus met maxi aantal plaatsen met buiten- en soms dakterras, de taxi-brousse, de taxi-vrak (soms met bodemverluchting), en de huurwagen (enkel voor wie zijn leven wil wagen in de verkeerschaos).
Trouwens, wie iemand aanrijdt is altijd in fout, en wordt tet plekke afgeranseld door de omstaanders.
Wij kiezen meestal voor het taxi-vrak. Efficiënt en betaalbaar.
Noordwaarts wegrijden  uit Dakar geeft ons een ander beeld dan wat we gezien hebben bij het binnenrijden door bidonvilles en miserabel uirziende quartiers.  Er zijn ook beter uitziende en zelfs residentiele quartiers met propere straten en mooie huizen.Â
Verder de wijken waar het leven van de Senegalezen zonder toeristen en gelukszoekers zijn normale gangetje gaat. Kilometers openlucht supermarkten vol kleurrijke stalletjes en mensen langs de weg, Bij grotere markten tientallen "transport commun" busjes tot barstenstoe gevuld met mensen die hun dagelijkse inkopen doen. De anderen verplaatsen zich tradotioneel te voet met hun hoofd als winkeltas, of met paard en kar. Ook garages, ateliers en alles wat je maar kan indenken vind je in open lucht langs de straten.Â
Meer naar het noorden wordt het landschap groener en weelderiger. groententuinen, mangoplantages, arachide, meloenen. Als we de stad Thies naderen verschijnen ook scooters en motos. Die worden hier als taxi gebruikt, zegt onze chauffeur. Er ziijn Ook veel nieuwe woonwijken in aanbouw.Het is hoopgevend te zien dat de mensen het hier beter hebben en dat het moderne leven stilaan ingang vindt.
Velen hebben hun hoop gesteld op pas verkozen president Matissal, vooral om te zorgen voor een betere infrastructuur, wegen, transport enz. Het prachtige treinstation van Dakar bv ligt er verlaten en onderkomen bij omdat er slechts 2 spoorverbingen actief zijn!Â
Een bezoek aan het eiland Goree is een must voor iedere Dakar-toerist.. Dit was van de 16e tot de 19e eeuw een van de vertrekpunten van waar de slaven naar de Amerika's vertrokken. Een boottocht van 20 minuten bracht ons naar dit enigszins schattige eilandje, bewoond door 1200 arme mensen, rijke mensen, kunstenaars, bedelaars en vooral veel verkopers . Al voor het vertrek werden we aangeklampt. Aangekomen werd het alleen maar erger! Brrrr... De uiteenzetting van de conservator van het gerestaureerde Slavenhuis bracht tot leven hoe miljoenen arme Afrikanen op mensonterende wijze geselecteerd en vastgehouden werden. Om dan verkocht te worden om in Noord- en Zuid-Amerika als slaven te werken op plantages etc. Het was aangrijpend. Nog wat rondgewandeld, van de frisse wind genoten, en wat CFAs besteed aan werk van lokale schilders. Bij aankomst in de haven voor het eerst een taxi geweigerd wegens TE onveilig...intussen weten we precies hoe hard we de deur mogen toeslaan opdat ze zou sluiten zonder er uit te vallen. De meeste taxichauffeurs zijn hier trouwens in djellaba gekleed.
Het geheim van de mooie witte tanden.
We vragen ons al lang af hoe het kan dat de mensen hier zo n mooie witte tanden hebben? Neen, niet Colgate is het geheim, ook niet dat zie hun tanden veel poetsen. Wel het soort zoethoutstokje dat ze voortdurend in hun mond hebben om hun tanden schoon te maken.
Er zijn tot nog toe 2 momenten hier in Senegal waarbij we het gevoel hadden zo rap mogelijk weer weg te willen. Dat was de aankomst van de vissersboten eerder deze week in Mbour, en onze kennismaking met centrum Dakar gisteravond.
Met een been uit de taxi (enig veilig vervoermiddel) op de Place de l'Independance, werden we bij iedere stap lastig gevallen door niet zo koosjer uitziende figuren, landlopers, arme luizen, etc. die beweren je te kennen, vragen wat je zoekt, smoesjes verzinnen etc. Ze hebben duidelijk maar 1doel: je op een of andere manier CFA's (lokale munt) afhandig te maken. Verder overal vuil (=Afrika), djellaba klerenboetieks, winkelbarakskes op straat .... Om geld uit de automaat te halen moesten we via een donkere binnenkoer, bewaakt door 2 agenten. Iedere automaat heeft hier een bewaker.
Geen aantrekkelijke cafés of restaurants te bespeuren, dus besloten we te eten in de tuin van het Institut Culturel Francais (aanbevolen door Trotter-gids). Een bewaker bij de poort, beetje verder sjakos laten controleren en onszelf laten scannen met metaaldetector... Eens veilig verklaard mochten we ons onder het grotendeels blanke publiek daar mengen. Was leuk en lekker. De bewaker raadde ons bij vertrek aan de taxi vlak voor de deur te nemen. Veilig voor de deur van het hotel afgezet.
Na een hete rit van meer dan 3,5 uur door de brousse, meestal over de enige goede asfaltweg, zijn we aangekomen in de frissere miljoenenstad Dakar. Direct beslist dat we alleen maar de meer ontwikkelde buurt willen bezoeken. Het is effe genoeg geweest. Het doet deugd hier nu te zitten op het dakterras van hotel The Djoloff, met zicht op zee. eindelijk een mooi en proper hotel met koloniale ambiance, comfort.... Een gevoel van opluchting ..... Hier blijven we tot zaterdagmorgen. Dan reizen we noordwaarts naar St.Louis, onze laatste bestemming.
Zang- en dansperformance van de keukenploeg na het avondeten
Toch blij met ons logement hier: een centrale rondavel met uistekend restaurant , supervriendelijk personeel, zwembad, en een oase van rust aan de delta. Dit compenseert ruimschoots de wat afgeleefde kamers in de vorm van een 12 tal cabanes. Die zijn dringend aan vernieuwing toe.
Na het avondeten verraste het keukenpersoneel ons met een afrikaans dans- en zangspektakel. Een stel potten en pannen als djembe is voldoende om hen uit de bol te doen gaan. Aan hun enthousiasme te zien leken ze er even veel plezier aan te beleven als wij.
Vandaag (woensdag) een rustdag ingelast. Vroeg opgestaan om getuige te zijn van de zonsopgang en het ontwaken van de lagune.
Morgenvroeg haalt Moussa ons op en verhuizen we voor 2 dagen naar Dakar.
Een tochtje met een "pirogue" (prauw) door de mangroves bracht ons tot Mar Lodj, het grootste eiland van de delta. De mensen in de 4 dorpjes leven hiet in de meest primitieve omstandigheden, verstoken van alles wat je je bij het woord "comfort" kan inbeelden. Geen electriciteit, alleen hier en daar een zonnepaneel uit, jawel, Belgie. Alsof Belgie het land van de zon is! We geraken stilaan gesatureerd, vooral van het vuil en het totaal gebrek aan hygiene! En ze lijken niks te doen om hun lot te verbeteren. Als er dan al nutsvoorzieningen zijn, zoals een waterput, dan is die geschonken door een of andere westerse hulporganisatie. Wat een verschil met Vietnam.
Op de terugweg getuige geweest van een mooie zonsondergang en exotische vogels gezien,