Hoe verwerken andere culturen de dood
Zowel als bij de Islam , Jodendom en christendom wordt de dood
aanzien als een doorgangspoort naar een eeuwige leven bij God.
Voor moslims verhuist de ziel bij het afsterven
naar een tussenwereld waar ze wacht
op de Dag des Oordeels. Op die dag volgt dan de
beloning of de straf voor het
geleefde leven. Op die dag zal Allah immers elke
gelovige verhoren en beslissen wie
naar de hemel of de hel zal gezonden worden. Het
begrafenisritueel verloopt
volledig in functie van deze goddelijke
deliberatie: het lijk wordt driemaal ritueel
gewassen om zuiver en rein voor Allah te
verschijnen, daarna wordt het in een witte
doek gewikkeld (een verwijzing naar het kleed dat
meegebracht werd van de
bedevaart (hadj) naar Mekka), er wordt gebeden
voor de dode en hij wordt begraven
op de rechterzijde met het gezicht richting
Mekka.
Ook de joden zien de dood als een moment waarbij
de deur van het paradijs zich
voorgoed kan openen. Het eeuwige leven bij God wordt beloofd aan wie
geleefd
heeft volgens de Thora die Gods bedoelingen met
de mensen openbaart. Na een
rituele wassing wordt het lijk in een witkatoenen
doodsgewaad gewikkeld. Bij de man
wordt de gebedsmantel, waarvan de gebedskwasten
verwijderd zijn, ook opgelegd.
In de kist wordt wat aarde uit Israël gestrooid
als teken van verbondenheid met de
voorvaderen. De begrafenis zelf gebeurt in volle
grond. Met het oog op de
opstanding op het einde der tijden, wanneer de
Messias komt, worden joden niet
gecremeerd. Liberale joden verkiezen echter soms
toch voor crematie uit
verbondenheid met de slachtoffers van de Shoah.
Ook voor de christenen is de dood de doorgang
naar het eeuwig leven.
Sommigen geloven dat de afgestorvene ooit voor de
rechtersstoel van God zal staan.
Hier zal dan het oordeel over het leven komen:
beloning of straf, hemel of hel.
Andere christenen zien in het leven na de dood de
bevestiging van de hemel, de plaats waar alles goed is: geen
tranen, geen pijn, maar
volle gerechtigheid en liefde. Ook de
christelijke uitvaartliturgie is rijk aan symboliek.
Wanneer de overledene in de kerk binnengebracht
wordt, wordt de kist besprenkeld
met gewijd water, verwijzend naar het doopsel.Op
de kist is een kruis aangebracht,
als teken
van de dood, maar tegelijk ook als overwinningsteken. Christus is na zijn
kruisdood immers als eerste verrezen uit het graf. De paaskaars voor de kist
verwijst ook naar het leven met Christus.
Het hindoeïsme en boeddhisme geloven dan dat de dood de overgang is naar een nieuw aards leven.
Bij de hindoes volgt na de begrafenis een crematie. Het afgestorven lichaam is
onbelangrijk. Het gaat hen immers alleen om de bevrijding van de ziel. Na het
cremeren wordt de as in het water van een rivier of de zee gegooid.
Ook een boeddhist streeft ernaar om van het aardse leven bevrijd te worden, om
ooit niet meer herboren te worden. Het is van belang dat iemand zijn dood goed
voorbereidt, omdat dit het verdere bestaan van de ziel beïnvloedt. Vaak wordt een
monnik uitgenodigd, die de stervende met heilige teksten begeleidt. Belangrijker dan
de lijktooi is de zorg voor het bewustzijn of de ziel. De begeleiding naar een andere
bestaansvorm is immers belangrijk. Mocht dit niet gebeuren, dan dwaalt de ziel rond.
Rondzwervende zielen kunnen een kwade invloed uitoefenen. Daarom gebeurt het
dat men op een plaats, ver weg van het oorspronkelijk huis, een altaar opricht en er
geregeld offers brengt.
|