|
Het boek van A. Khlukhun Alle mensen heten Janus gaat over het verbond tussen wetenschap, filosofie, kunst en religie. Hij beweert, zoals vele andere auteurs vóór hem, dat de mens twee kenwijzen heeft: een in-de-wereld-staan (participerende kenwijze) en een-kijken-naar-wereld (objectiverende kenwijze) en dat deze in hun onverenigbaarheid complementair zijn.
Daarmee hij probeert te zeggen dat het leven een evenwichtsoefening tussen enerzijds het vrouwelijke, ontvangende, verbindende, lichamelijke, moederlijke, emotionele, gevende, relationele, hartstochtelijke, transformerende en inspirerende en anderzijds het mannelijke, energetische, onderscheidende, geestelijke, vaderlijke, redelijke, nemende, individuele, beheersende, behoudende en beslissende. Doorgaans een gematigd proces.
Mijn vraag is of het verantwoord is om bewust en gericht, in tegenstelling tot onwetend en toevallig (waarbij de noodzaak de zinvolheid bepaalt) de grenzen van die oefening op te zoeken en de bestaande harmonie te verstoren, als puur verzet tegen het gematigd proces.
|