Indianen eten bizonvlees en jaagden ook op wild zoals: herten, konijnen, ... De mannen gingen ook op zoek naar insekten. Omdat er veel water is in het indianengebied, werd er veel vis gevangen door de mannen. Ze hadden een primitieve landbouw dat door de vrouw bewerkt werd. Het voedsel werd gedroogd om de wintermaanden door te komen. De vrouwen gingen ook op zoek naar vruchten en noten in de bossen. Het hoofdteelt op de landbouw was maïs.
De maaltijd werd voorbereid door man en vrouw. De man jaagt op het wild, maakt het schoon en maakt het vuur aan. De vrouw maakt de rest van het maaltijd klaar. Ze eten het vlees met groenten, fruit,... dat ze geteelt hebben. Het vlees wordt geroosterd.
De indianen gebruiken voor hun kleding geen stof maar dierenhuiden oftewel leer. Deze huiden zijn afkomstig van bizons, herten of schapen.
Alle onderdelen van een dier dat door de mannen gedood wordt met de jacht, worden gebruikt. Zo wordt de huid dus voor (o.a.) kleding gebruikt.
Voordat de huid voor kleding gebruikt kan worden, moet het een aantal behandelingen ondergaan. Dit werk wordt door de
indiaanse vrouwen verricht.
De huid wordt eerst met een mengsel ingewreven. Dit mengsel bestaat uit dierlijke hersenen, levers, as en vet. Vervolgens laten de vrouwen de huid in kokend water weken en kneedden, trekken en rekken de huid net zolang tot het lekker zacht en soepel aanvoelt.
Als de huid zo zacht is, wordt de huid in stukken gesneden. De huid van de voorpoten wordt gebruikt om mouwen van te maken. De rest van de huid is groot genoeg om een tuniek of een jurk van te maken.
Een tuniek of jurk bestaat uit 2 huiden die aan elkaar genaaid werden. Het naaien doen de indianen met peesdraden, afkomstig van de bizon. De huid is te dik om meteen met een naald (gemaakt van bizonbeenderen) er doorheen te kunnen komen. Daarom worden er eerst gaten in de huid geslagen met een benen priem.
Als de vrouwen klaar zijn met het naaien is de kleding nog niet klaar.
De indianen versieren hun kleding altijd met prachtige kleuren, prachtige vormen, franjes en vele andere bijzondere materialen. Kenmerkende vormen die de indianen gebruikten ter versiering zijn vormen (driehoek, cirkel, enz.) Deze vormen worden op de kleding geverfd maar ook geborduurd met kralen die men verschillende kleuren geeft. Ook gebruiken indianen elandtanden en natuurlijk veren ter versiering op hun kleding.
De versiering wordt net als het naaien door de indiaanse vrouwen gedaan.
In de zomer is het erg warm op de prairie. Mannen dragen daarom alleen maar
een stukje zacht gemaakt hertenleer tussen de benen, die vastgemaakt is aan een
riem om hun middel. Hun benen en bovenlichaam zijn verder niet bedekt.
Vrouwen dragen in de zomer mouwloze jurken gemaakt van herten- of
schapenleer.
Kinderen dragen in de zomer meestal geen kleding. Dat is heel gewoon bij de indianen.
In de winter is het anders. Dan is het erg koud en dan biedt de zomer
kleding onvoldoende bescherming voor de indianen en dus hebben ze speciale
winterkleding die wel voldoende bescherming biedt.
Mannen dragen dan strak zittende beenkappen die tot aan de heupen zitten,
vastgemaakt aan een riem. Het bovenlichaam wordt nu bedekt met een knielange
tuniek. Dit alles wordt door de vrouwen, van leer gemaakt.
Vrouwen dragen 's winters jurken met mouwen met daaronder beenkappen tot aan
de knie die vastgemaakt worden met kousenbanden.
Kinderen dragen in de winter dezelfde kleding als hun ouders alleen dan een
paar maten kleiner.
Soms is deze kleding nog niet voldoende voor de bittere winters. Daarom is elke indiaan ook in het bezit van een eenvoudige omslag
deken, gemaakt van bizonhuid met bond en al. Lekker warm dus. Op deze manier
kunnen de indianen de winters wel overleven.
Indianen dragen tegenwoordig net als wij westerse kleding. Spijkerbroek, gympen en base-balpetten zijn favoriet maar wel vaak met indiaanse motieven.
Bij Indiaanse feesten zie je de mensen min of meer traditionele outfits dragen, dit dragen ze dan ten ere van hun voorouders.