• Homepage Labracolumns.
  • Archief Caedlih.
  • Archief Doby.
  • Categorieën
  • Niet verschenen op homepage. (1)
  • Labracolumns - Archief Hondloos.
    Columns zonder labrador in de hoofdrol.
    Onderdeel van de website Labracolumns: http://www.labracolumns.blogspot.com
    15-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voor een paar euro's.

    Ik ga zo dicht mogelijk staan, wil niets missen. Niet de capriolen, niet het onvermijdelijke. Dat het zijn eigen schuld is, verhoogt mijn voorpret nog. Een beetje leedvermaak is me niet vreemd. Een beetje wraakzucht ook niet.

    Want hoewel mijn vader een gul mens is, is een beetje zuinigheid hem niet vreemd. Vooral in zaken als water, elektriciteit en benzine. Lampen uit zodra je een nanoseconde de ruimte verlaat! Verwarming enkel op bepaalde tijdstippen! Douchen op halve kracht!

    Geen onnodige verkwisting, daarin heeft hij gelijk.

    Maar soms (váák in mijn ogen) draaft papa een beetje door. Houdt hij als een havik de op achttien graden ingestelde thermostaat in de gaten (vanwege mogelijke sabotage). Verkleumt de dochter onder een Mount Everest aan dekens in haar onverwarmde slaapkamer. Sakkert de moeder omdat ze, tijdsgebrek en files niet te na gelaten, naar een goedkoper tankstation moet omrijden.

     

    Zijn parkeertaktiek bij onze maandelijkse rit hoort bij die categorie. Waarom twee euro betalen (en vlak naast de bestemming staan) als je een halve stad verderop gratis kunt parkeren? Op een miniparking waar ook in de drukste periodes een plekje te vinden is. Middenin de stad. Dankzij de diepe waterplassen, eerder meren, op het miezerige grindlaagje.

     

    Meren die zelfs putje zomer weinig glorie verliezen. Die niet vriendelijk aan de kant liggen, maar dwars over het middenpad. Die zo diep zijn dat bij één ervan (tegen de straat gelegen) de onderkant van de auto hard op de betonnen straatrand smakt (waardoor wij nu steevast langs de uitgang binnenrijden). Die na uitstappen slechts via klauterpartijen en sprongen ietwat te vermijden zijn.

    Vandaar ons compromis: als paps hier wil parkeren, zet hij mij eerst af. Bij de stoep.

     

    Vandaag blijken de meren, met dank aan de wekenlange vorst, ijszeeën. Door collega-centenbijters reeds omgetoverd in een schotsenbrij. Twintig-centimeter-dikke-schotsenbrij.

    Er is maar eén plekje meer vrij. In de ijszee. Aan de rand ervan weliswaar, maar zonder droge ontsnappingsroute. Dit moet ik zien!

    Papa houdt even halt, zijn ogen groot, zijn lippen opeen. Dan stuurt hij, zoals verwacht, toch de ijszee in. Bruin water spat op aan alle kanten, moddergeur stijgt omhoog, een boeggolf vormt zich. Ijsschotsen botsen, schuiven over elkaar en kwakken tegen de carrosserie, of duiken omlaag en blokkeren de wielen. Maar mijn vader geeft niet op. Rijdt een paar keer achteruit, en krijgt toch de auto op het plekje.

    Nu staat mijn pa daar dus. Of liever gezegd: hangt daar. Met zijn ene hand zich vastklampend aan het dak van de auto, zijn andere steunend op het geopende portier, zijn voeten op de rand van de deur. Speurend naar de beste route. Hihi.

    Hij neemt diep adem, springt, en gooit in dezelfde beweging het portier dicht. Met zijn ene voet balanceert hij op een ijsschots, zijn armen zwaaiend, zijn bovenlichaam vervaarlijk achteroverhellend. De schots kantelt. Zijn voet glijdt naar beneden. Ha!.

    Maar zijn andere voet landt al op een volgende schots, en de bijna kletsnatte voet verhuist net op tijd. Potverdorie!

    Schotsen kantelen, water klotst, armen zwaaien in het rond, voeten glijden weg. Maar papa hupt gezwind van schots naar schots. Bah!

    Dan belandt eindelijk toch een voet in het water. In het ijskoude, enkeldiepe water. Hihi! Eén sprong verder, en daar plonst de andere voet. Haha!

    Met soppende schoenen en natte broekspijpen bereikt papa het vasteland.

    “Misschien was gratis parkeren vandaag niet zo’n goed idee”: lees ik op zijn gezicht.

     

    Terug thuis, aan de avondmaaltijd, verhaal ik mijn moeder over een collega-centenbijter. Eentje die gratis uit de betalende parkeergarage wou glippen. Wat niet alleen mislukte, maar zelfs ternauwernood een gebarsten voorruit opleverde. Tot groot plezier van vader en dochter (geld willen besparen zonder er iets voor over te hebben?!)

    Mama (hoofdschuddend): “Voor een paar euro’s doen sommige mensen alles.”. Hmm. Juist, ja.


    05-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kranig.

    “Mareintje is met de ambulance naar de spoed ”, klinkt het aangeslagen aan de andere kant van de lijn. “De dokter vermoedt een heupfractuur, ik bel jullie zodra we meer weten”. Oh, jee. Ons “mareintje” (mijn oma ) is niet meer van de jongsten. Ze is gevallen, en ook al hadden we verwacht dat een doktersvisite noodzakelijk was, dit was niet waar we op gehoopt hadden.

    Want je hoort zo vaak dat oudere, nog kranige dametjes na een gebroken heup snel achteruit gaan.

     

    Dat ze oud is, is een feit. Door haar niet als zodanig erkend (want oud, dat zijn alleen andere mensen), maar desalniettemin iets waar we met haar 92 lentes niet meer omheen kunnen.

    Dat ze kranig is, is al evenzeer een feit. Mijn grootmoeder die nog grotendeels het huishouden voor haar en haar inwonende zoon doet. Dagelijks een verse maaltijd bereidt, wekelijks strijkt en dweilt. Jaarlijks een verre busreis maakt.

    En die nog steeds een echte moederkloek is:  zo eentje die iedereen in de watten legt, en bij familiefeestjes stiekem aan de afwas slaat.

     

    Alleen soms een beetje te kranig. Want de val die haar vandaag in het ziekenhuis heeft doen belanden, dateert van eergisteren.  Een dokter? Nee, die was niet nodig. Hoezeer de familie ook aandrong. Even rusten,  dan zou het wel weer gaan. 

     

    Tot zelfs zij moet inzien dat er meer aan de hand is. En een breuk blijkt te hebben die, zo horen we na een dag vol spanning, diezelfde avond nog geopereerd moet worden.

    De huisarts begrijpt niet hoe ze de pijn kon uithouden. De verpleging op spoed begrijpt niet dat ze zo’n hoge pijngrens heeft . De chirurg begrijpt het niet waarom ze niet eerder hulp zocht.

    Wij wel. Wij kennen onze pappenheimer. Onze pappenheimer die ons af en toe laat zuchten. En glimlachen tegelijkertijd.

     

    Maar nu? Zal ze de operatie goed doorstaan? Zal ze terug naar huis kunnen? Zal ze terug de oude worden?

    Morgen mogen we pas bij haar langs gaan. Morgen. Eerst nog een lange nacht. En een lange ochtend.

     

    En dan gaan we bij haar langs. Met knikkende knieën. De twintig minuten durende autorit. De wandeling over de grote parking (enkel in het uiterste hoekje een vrij plekje). De rit in de overal halthoudende lift  (naar de twaalfde verdieping).

    En daar ligt ze dan. Kwiek. Vrolijk. En verrassend normaal:  haar wenkbrauwen bijgetekend, de witte lokken in het zo typische, charmante haarknotje  (met dank aan een aardige verpleegster, zo vertelt ze ons later).

    Een begroeting kan er nog net vanaf, daarna worden we op missie gestuurd. Op zoek naar haar mooiste slaapkleedje:  zwart, met kant en een doorkijkstukje. Ik en mijn moeder kijken elkaar verbluft aan. “Wat is ze dan van plan?” vragen we giechelend: “heeft ze dan zo’n knappe arts en verplegers?”

    Onverstoorbaar gaat ze verder: “of we haar make-up tasje willen aanreiken?”. Met haar spiegeltje in de hand voorziet ze geroutineerd haar gezicht van een laagje poeder. En gaat daarna op zoek naar oorbellen.

    Deze blijken echter, net als het slaapkleedje, onvindbaar, en komen aldus prompt op ons boodschappenlijstje terecht.

     

    Pas dan heeft ze tijd voor ons, en begint aan een geanimeerd relaas. Over hoe zij haar arme nicht (met wie ze gearmd liep) in haar val meegesleurd heeft. Over hoe het tweetal, tot verbazing van een onwetende passant, beduusd op de grond bleef zitten. Over hoe mijn oom haar, toen bleek dat ze niet meer recht kon staan, als een ordinaire zak aardappelen over zijn schouder gegooid heeft.

     

    Dochter en kleindochter kijken elkaar glimlachend aan. En lezen de opluchting op elkaars gezicht: dit komt goed.

    Sneller dan verwacht nog wel: over twee weken mag ze terug naar huis. Gelukkig maar, kranige dametjes… niet de makkelijkste patiënten.

     

     


    Categorie:Niet verschenen op homepage.
    22-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Familiegeheim.

    Zelfs van iemand die je zo goed als je broekzak kent, kan plots een geheim boven water komen. Een uiterst verrassend geheim.

    Vandaag bijvoorbeeld. De scéne: een mooi gedekte feesttafel. Errond de feestvierders: ik, mijn ouders, mijn grootmoeder, mijn oom. Eronder de hond des huizes: Doby (strategisch op mijn oma’s voeten). De gelegenheid: zomaar.

     

    We zitten aan het voorgerecht, een gegrild boterhammetje met hesp, kaas en paprikapoeder, en het gesprek kabbelt voort. Van hogere prijzen over moslimterroristen naar de actualiteit. Het buitenechtelijke kind van onze oude koning komt ter sprake.

    Mijn moeder, mijn oom, en ik, we houden onze mond, en kijken verwachtingsvol lachend van mijn oma naar mijn vader. Die laatste opent het spel: “Albert had nooit zijn vrouw mogen bedriegen. En toen het toch gebeurd was, had hij tenminste dat kind moeten erkennen.” Zoals altijd tuimelt ons mareintje in de val. Haar geliefde koningshuis, waarvan ze alle huwelijken volgt, alle DeLacre koekjesdozen spaart, alle belevenissen via Royalty volgt. Met verve verdedigt ze “de brave mensen”. Waarop mijn geamuseerde vader nog wat olie op het vuur gooit: “dat koningshuis had al lang afgeschaft moeten zijn.” Ook Geert Hoste en zijn koningsgrappen passeren de revue. Mijn pa: “Zo’n goede komiek.” Mijn grootmoeder: “Hij moest zich schamen. Ze moesten hem ophangen.” Algemene hilariteit volgt.

     

    Zonder enige overgang begint mijn oom plots een verhaal.

    “Zo’n tien jaar geleden,” vertelt hij: “ontving ik een oproep van de politie. Ik moest naar het politiebureau komen. En ik had geen flauw idee waarom.” Alle hoofden kijken meteen zijn richting uit, en uit onze monden, nochtans wijd geopend, komt geen geluid meer. De politie? Mijn oom?

    “Toen ik daar aankwam”, gaat hij verder, “moest ik mijn vingerafdrukken laten nemen.” Verraste kreten weerklinken. Onverstoorbaar vervolgt hij: “En ze namen me mee naar zo’n verhoorruimte.” Hij laat een dramatische stilte vallen.

    “Daar vroegen ze waarom ik die dreigtelefoon gepleegd had. Naar Danneels. Ik zeg (stem klinkt luider): ik heb helemaal geen dreigtelefoon gepleegd. Ik weet van niets.”

    Wij: “Huh? Maar hoe? …”

    Mijn oom licht toe: “Maar niet naar kardinaal Danneels, hé. Mario Danneels, die dat schandaalboek over ons koningshuis neerpende.

    Wij: “Oh ja, die. Maar…???”

    Hij vervolgt: “Kom ik thuis, blijkt dat ZIJ (nadrukkelijke blik naar mijn grootmoeder) vanuit MIJN huis gebeld heeft.”

     

    We staren elkaar verbluft aan, raken niet uit onze woorden, schieten in de lach. Dat lieve mensje dat haar laatste korst nog weg zou geven, dat andermans honden, katten en kinderen (naast haar eigen kroost van vier) in huis genomen heeft, dat ondanks haar schamele pensioentje jaarlijks aan goede doelen doneert. Die nooit haar stem verheft, de zachtheid zelve is, en destijds tachtig jaar was. Zij?

     

    Met grote ogen kijken we haar aan, vragen om meer uitleg, willen weten wat ze dan precies gezegd heeft. “Ik weet het niet meer”, is al wat de schuldige kwijt wil. Stug kijkt ze voor zich uit, haar blik naar binnen gericht. Net daardoor verradend dat ze het nog prima weet.

    Wij dringen aan. Zonder resultaat.

    Grappen vliegen haar om de oren. Zij blijft selectief doof, maakt een nonchalante opmerking over een achterkleinkind. Een nieuw lachsalvo barst los. Wij: “Zo snel kom je er niet vanaf!”

    Maar lossen doet ze niets.

     

    En zo verglijdt het gesprek in de loop van het hoofdgerecht (Gesmaakte scampi’s in knoflooksaus voor mij) vanzelf naar minder gevoelige onderwerpen.

    Ik kan er mijn hoofd niet bijhouden. Nieuwsgierigheid verzengt me, verbazing overvalt me, plotse schaterlachen breken uit. Terwijl de Syrische gifaanval op kinderen besproken wordt.

     

    Mijn arme mareintje. Een bedreiging zal ze niet geuit hebben, haar mening wel. Iets te theatraal.

    En nu is dat aan het licht gekomen. In het bijzijn van een columniste.

     

     


    30-01-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schadelijk wild.
    Vanmorgen gelezen in Het Nieuwsblad: vandaag in natuurdomein Vloethemveldbos een "drukjacht" op de everzwijnen. U weet niet "drukjacht" betekent? Daar heeft de journalist aan gedacht, er staat een woordje uitleg bij: "tussen 9 en 14 uur simuleren drijvers een normale verstoring door wandelaars, recreanten en bosarbeiders". Klinkt onschuldig, toch? Prima verteerbaar voor domme, zachte zieltjes als ik - meelevend met die dieren.
        Maar heeft u ooit al gezien dat wandelaars en recreanten met een grote groep aan één zijde van het bos afspreken, en dan, zoveel mogelijk over de volledige breedte, één lijn vormen om samen dwars door het bos op te rukken, terwijl ze roepen en schreeuwen en met een stok tegen braamstruiken, takken en boomstammen slaan? Heeft u ooit al eens geobserveerd dat bosarbeiders op één dag tijd de gehele oppervlakte van het bos afwerken?

    Daarenboven lijkt het op deze manier alsof de gewone recreant dagdagelijks geconfronteerd wordt met deze gevaarlijke beesten. Dan moet het voor de publieke veiligheid toch een opperbeste zaak zijn? Met het bestwil van allen in gedachten?
    Nu wandel ik al jaren drie maal per week in Vloethemveld. In al die jaren lieten de everzwijnen zich, ook in de drukst bevolkte periode, zich slechts drie maal zien of horen. Drie maal.
    Misschien ben ik een uitzondering?
    Vreemd dan toch dat de andere vaste wandelaars, met wie ik regelmatig eens een babbeltje sla, dezelfde ervaringen hebben: je ziet ze bijna nooit.
    Met andere woorden: “normale verstoring” is niet voldoende om deze nachtdieren in hun slaap te verstoren en uit hun schuilplaatsen te lokken.

    Een andere ervaring die we gemeen hebben, is dat deze “gevaarlijke beesten” zo snel en zo ver mogelijk wegvluchten. Zodra ze iemand bespeuren. Ook wanneer er van die schattige pyama- everzwijntjes rondhuppelen.
    Hiermee wil ik niet beweren dat everzwijnen de liefste, meest onschuldige diertjes ooit zijn. Wereldwijd verhalen genoeg van mensen en honden die aangevallen zijn.*
    Maar die kwalijke reputatie die hen toegeschreven wordt, nee, die verdienen ze niet. Vooral niet als u een aantal voorzorgsmaatregelen in acht neemt. Blijf bijvoorbeeld op de paden, en leer uw hond hetzelfde. Vermijd de schemering of de nacht. Ziet u hen toch, gedraag u dan niet als een roofdier (bukken en stil blijven), maar stap rustig door en nurie of babbel om hen van uw aanwezigheid op de hoogte te stellen.
    Dan is er in het bos plek voor iedereen.

    Helaas blijven everzwijnen niet altijd in het bos, en ja dan berokkenen ze schade aan de landbouw. Woelen grond om en vernielen zo gras en andere gewassen.
    Gezien de reeds penibele situatie van boeren, wens ik hen dit zeker niet toe. Maar met een simpel elektrisch draadje, laag bij de grond, is ongewenst bezoek te vermijden – zo leerde ik van een bevriende boer.
    Vredig samenleven is dus geen utopie.

    Al ben ik ook niet hopeloos idealistisch, zonder jacht raken we er op deze overbevolkte wereld niet. Dat geldt zelfs voor wildparken in Afrika. Te weinig plek en een tekort aan natuurlijke vijanden kan ervoor zorgen dat bepaalde soorten zo in aantal toenemen dat andere soorten én de natuur eronder lijden.
    Maar gisteren was ik toevallig in Vloethemveld. Minstens vijftien hoogzits (zo’n torentje waarin de jager plaatsneemt) staan er opgesteld. Voor een populatie everzwijnen "die onder controle lijkt". Sinds de laatste jacht (begin vorig jaar) zijn er inderdaad nauwelijks nog woelsporen en voetafdrukken op de paden. Met erg veel kunnen ze niet meer zijn. Maar “onder controle houden” is – helaas – dan ook niet de bedoeling. Uitroeing van een “schadelijke soort” wel.

    Was er maar een hogere instantie die de sterkst uitdijende populatie van de meest schadelijke soort op aarde inperken kon.


    *Wat betreft Vloethemveld en omstreken is me slechts één geval van een aanval bekend. De personen in kwestie stapten dwars door een maisveld (niet aan te raden), en konden het dier wegjagen zonder gewond te raken.
      




    Archief per jaar
  • 2014
  • 2013
  • 2012


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs