Ik ga zo dicht mogelijk staan, wil niets missen. Niet de
capriolen, niet het onvermijdelijke. Dat het zijn eigen schuld is, verhoogt
mijn voorpret nog. Een beetje leedvermaak is me niet vreemd. Een beetje
wraakzucht ook niet.
Want hoewel
mijn vader een gul mens is, is een beetje zuinigheid hem niet vreemd. Vooral in
zaken als water, elektriciteit en benzine. Lampen uit zodra je een nanoseconde
de ruimte verlaat! Verwarming enkel op bepaalde tijdstippen! Douchen op halve
kracht!
Geen onnodige verkwisting, daarin heeft hij gelijk.
Maar soms
(váák in mijn ogen) draaft papa een beetje door. Houdt hij als een havik de op
achttien graden ingestelde thermostaat in de gaten (vanwege mogelijke
sabotage). Verkleumt de dochter onder een Mount Everest aan dekens in haar
onverwarmde slaapkamer. Sakkert de moeder omdat ze, tijdsgebrek en files niet
te na gelaten, naar een goedkoper tankstation moet omrijden.
Zijn
parkeertaktiek bij onze maandelijkse rit hoort bij die categorie. Waarom twee
euro betalen (en vlak naast de bestemming staan) als je een halve stad verderop
gratis kunt parkeren? Op een miniparking waar ook in de drukste periodes een
plekje te vinden is. Middenin de stad. Dankzij de diepe waterplassen, eerder meren,
op het miezerige grindlaagje.
Meren die
zelfs putje zomer weinig glorie verliezen. Die niet vriendelijk aan de kant
liggen, maar dwars over het middenpad. Die zo diep zijn dat bij één ervan
(tegen de straat gelegen) de onderkant van de auto hard op de betonnen
straatrand smakt (waardoor wij nu steevast langs de uitgang binnenrijden). Die
na uitstappen slechts via klauterpartijen en sprongen ietwat te vermijden zijn.
Vandaar ons
compromis: als paps hier wil parkeren, zet hij mij eerst af. Bij de stoep.
Vandaag
blijken de meren, met dank aan de wekenlange vorst, ijszeeën. Door
collega-centenbijters reeds omgetoverd in een schotsenbrij. Twintig-centimeter-dikke-schotsenbrij.
Er is maar
eén plekje meer vrij. In de ijszee. Aan de rand ervan weliswaar, maar zonder droge
ontsnappingsroute. Dit moet ik zien!
Papa houdt
even halt, zijn ogen groot, zijn lippen opeen. Dan stuurt hij, zoals verwacht,
toch de ijszee in. Bruin water spat op aan alle kanten, moddergeur stijgt
omhoog, een boeggolf vormt zich. Ijsschotsen botsen, schuiven over elkaar en
kwakken tegen de carrosserie, of duiken omlaag en blokkeren de wielen. Maar
mijn vader geeft niet op. Rijdt een paar keer achteruit, en krijgt toch de auto
op het plekje.
Nu staat
mijn pa daar dus. Of liever gezegd: hangt daar. Met zijn ene hand zich vastklampend
aan het dak van de auto, zijn andere steunend op het geopende portier, zijn
voeten op de rand van de deur. Speurend naar de beste route. Hihi.
Hij neemt
diep adem, springt, en gooit in dezelfde beweging het portier dicht. Met zijn
ene voet balanceert hij op een ijsschots, zijn armen zwaaiend, zijn
bovenlichaam vervaarlijk achteroverhellend. De schots kantelt. Zijn voet glijdt
naar beneden. Ha!.
Maar zijn
andere voet landt al op een volgende schots, en de bijna kletsnatte voet
verhuist net op tijd. Potverdorie!
Schotsen
kantelen, water klotst, armen zwaaien in het rond, voeten glijden weg. Maar
papa hupt gezwind van schots naar schots. Bah!
Dan belandt
eindelijk toch een voet in het water. In het ijskoude, enkeldiepe water. Hihi! Eén
sprong verder, en daar plonst de andere voet. Haha!
Met
soppende schoenen en natte broekspijpen bereikt papa het vasteland.
Misschien was
gratis parkeren vandaag niet zon goed idee: lees ik op zijn gezicht.
Terug thuis,
aan de avondmaaltijd, verhaal ik mijn moeder over een collega-centenbijter.
Eentje die gratis uit de betalende parkeergarage wou glippen. Wat niet alleen
mislukte, maar zelfs ternauwernood een gebarsten voorruit opleverde. Tot groot
plezier van vader en dochter (geld willen besparen zonder er iets voor over te
hebben?!)
Mama (hoofdschuddend): Voor een paar euros doen sommige mensen
alles.. Hmm. Juist, ja.
|