Cara Pils
Ter inleiding bij dit waar gebeurde verhaaltje, en wel op het Brouckèreplein te Brussel omstreeks 13.00h op dinsdag 8 december 2015, rakel ik u graag een mopje op dat heel lang geleden de ronde deed in menig café. Brigitte Bardot, nog jong en rimpelloos, dient op weg naar haar buitenverblijf met haar wagen te stoppen voor een alcoholcontrole van de lokale politie. Tot haar verbijstering is het resultaat van haar test positief. Vreemd, schudt ze met haar hoofd tot de politie-agenten, ik heb geen druppel alcohol gedronken. Echt niet? vraagt een politie-agent. Wacht even, antwoordt Brigitte Bardot nu opeens, kan het zijn... ja, ik heb een kwartiertje geleden Serge Gainsbourg een pijp gezet. Tja, alcohol in sperma. Of bloed. Of urine...
Die dinsdag 8 december 2015 is, de opwarming van de planeet indachtig, een zonnige en zeer milde dag met temperaturen die de 13 C° halen. De cafés hebben dan ook, en vooral dan voor de rokers, hun terrasjes opgesteld. Sinds 13 november jongstleden haalt de stad Brussel ook nog steeds het wereldnieuws. Vele terreuracties van de IS zouden georganiseerd worden in Sint-Jans-Molenbeek, één van de armste gemeentes van het land, men vreest voor aanslagen, de terreurdreiging wordt voor een viertal dagen tot niveau vier opgeschroefd: de metro wordt lamgelegd, de grote shopping malls blijven potdicht, en men raadt ook de horecazaken en kleinere winkels aan hun deuren voorlopig te sluiten. Politie, gepantserde legerwagens en zwaar bewapende soldaten bepalen het stadsbeeld, in de treinstations, op de Grote Markt, voor de grote internationale hotels.
Wat ik hier zelf allemaal van moet denken? God, James Bond voelt zich nog steeds te goed om mijn stad Brussel tijdens zijn avonturen aan te doen, dus zullen aanslagen er ook wel uitblijven -Brussel is hier nu even niet glamour genoeg voor. Verder tracht ik ook zo weinig mogelijk de actualiteiten te volgen -en zeker geen gehoor te geven aan al dat domme gekakel van politiekers en journalisten- én gewoon mijn eigen kleine leventje verder te zetten, inclusief het discreet bekijken van de aantrekkelijke allochtonen op de straat, mijn inkopen doen in de Delhaize aan de Schildknaapstraat of de Kiekenmarkt met zijn veelal Marokkaans personeel, en mijn uitstapje s nachts naar de Turkse nachtwinkel voor mijn blikjes Pools bier.
Sommige soldaten groeten me, de lange Belg die ik ben, alsof ze me wilden zeggen: Geen schrik, mijnheer, we waken over u. Met mijn Algerijnse vriend Mimoun, besnord en met zwarte karbonkelogen, is het anders gesteld, achterdocht alom voor hem, op de tram, in de metro, in de winkelcentra. Zelf overkomt het me in die dagen ook dat een al dan niet dronken allochtoon me al dan niet om een sigaret bedelt doch wel luidkeels begint te roepen dat hij onschuldig is en absoluut geen terrorist. Tja...
Die afgelopen 8 december 2015 zit ik omtrent 13h wat katerig op een bankje voor het bioscoopcomplex aan het Brouckèreplein -ik heb de nacht ervoor op mijn eentje alweer te veel gepintelierd. Twee bankjes verder rust een bejaard Marokkaans man met een wandelstok en in traditionele klederdracht wat uit. Wellicht behoort hij nog tot de generatie die ergens in haar jonge volwassen jaren het woestijnlandschap moeten inruilen heeft voor Brussel in de regen. En dan, dan duikt er een Marokkaantje van een jaar of dertig op, kort zwart haar en baardje en eekhoorntjesogen. Hij houdt een blikje Cara Pils, het goedkoopste merk bier in de nabije nachtwinkels, in zijn hand en is zichtbaar erg beschonken. Ik kijk hem even aan en trek me dan weer terug in mijn gedachten...
... God, alcohol, bier, wijn, wat heb ik zin in een glaasje, zelfs met een blikje Cara Pils zou ik thans al genoegen nemen! Monsieur, zegt iemand met nochtans zachte stem vlakbij mijn oor nu, ik veer even overeind van het schrikken. Het is het dronken Marokkaantje. En oh, zegt deze nu, mijn verontschuldigingen, ik heb je doen schrikken. Ik was in gedachten verzonken, antwoord ik, wellicht verwachtend dat hij me een sigaret gaat vragen. Maar nee hoor, arme drommel, zegt hij nu, het spijt me, waarop hij me met zijn vuile hand lieflijk begint te strelen, mijn hals, mijn nek, mijn gekortwiekt kruintje. Het is de eerste portie tederheid die me die dag, 8 december 2015, te beurt valt...
En dan, dan vraagt dat beschonken Arabiertje, wellicht arm, zonder gezin en werkloos, waar hij ergens kan plassen -wellicht heeft hij op dit uur al menig blikjes Cara Pils achterover geslagen. Ik denk aan het mopje van Brigitte Bardot en Serge Gainsbourg. Ben ik gek? Zou er alcohol in zijn urine zitten? Zou hij mijn katerige gevoel wat kunnen bedaren? God, in mijn mond als je wil, zeg ik hem schouderophalend.
8 december 2015 omstreeks 13h aan het Brouckèreplein te Brussel. Er is niet echt veel beweging, een beetje verder staat een gepantserde wagen met enkele zwaar bewapende soldaten. Een beetje verder staat ook een food truck die Marokkaanse snacks aanbiedt. Op het terrasje voor het bankje waarop ik gezeten ben zit niemand. Ik buig mijn hoofd in de richting van de ritssluiting van de broek van mijn Marokkaans mannetje. Hij haalt zijn piemel naar boven, besneden, wat verschrompeld van overdadig alcoholgebruik. Ik neem zijn piemel in mijn mond. Zijn urine, de hoeveelheid van een glas bier, verdwijnt gorgelend in mijn keelgat. Hij doet zijn broek weer dicht. Bedankt, mijnheer, zegt hij. Tot mijn genoegen, antwoord ik. Ik sta op en wandel verder. Klaarblijkelijk heeft niemand aandacht geschonken aan het tafereeltje tussen de beschonken Marokkaan en de lange Belgische man.
Diezelfde nacht ga ik gewoontegetrouw mijn blikjes Pools bier en pakjes sigaretten kopen in de Turkse nachtwinkel vlakbij het bankje waar ik diezelfde namiddag mijn ongewone avontuurtje met een dronken Marokkaantje heb beleefd. De besnorde Turk aan de kassa begroet me vriendelijk -in de jij-vorm. Zeg me, vraagt hij me nu, drink je soms Cara Pils? Ik haal mijn schouders op. Ik heb beslist om dat merk niet meer te verkopen hier, maar ik heb nog acht blikjes staan, elk voor slechts 35 cents. Ik heb een wat verwonderde blik. Een stuk onder de normale prijs, gaat mijn Turk verder, ik verkoop ze liever aan een goede klant als jij dan aan een wildvreemde. In orde, zeg ik uiteindelijk, ik neem ze alle acht.
Vijf minuutjes later zit ik weer in mijn keukentje. Ik ledig een blikje Cara Pils. De smaak ervan doet me lichtjes denken aan de smaak van de urine van mijn Marokkaans man een twaalftal uurtjes ervoor. De Turk wil geen Cara Pils meer verkopen. De reden hiervoor lijkt me vanzelfsprekend: met zijn goedkope prijsetiketje lokt dit bier enkel daklozen, dronkaards, zwervers naar zijn winkel. De Turk wil dat zijn zaak er een deftige blijft, ziet u...
Vrijdag 13 november 2015
Vrijdag de dertiende zou volgens vele bijgelovigen onheil brengen, en als deze vrijdag de dertiende in een grimmige maand november valt, zou het onheilspellende karakter er nog door aangewakkerd worden.
Bijgeloof. Ben ik bijgelovig? God, in mijn jongere jaren vertoef ik gedurende lange periodes in Italië, waar het overgrote deel van de bevolking -en vooral dan in Napels- aan alles een interpretatie geeft, in alles een teken ziet. Iemand een glas wijn inschenken door de fles met de handpalm naar boven gekeerd te houden wijst op een spoedig verraad ten opzichte van deze persoon. Een vogel die door een open raam een huis binnen vliegt betekent de nakende dood van iemand in dat huis. En dan is er natuurlijk La smorfia, ofte een lijst van negentig droomthemas die elk voor een -winnend- nummer van een lottoformulier staan.
Bijgeloof. In mijn jongere jaren lijd ik er enigszins onder. Ook val ik dan geregeld ten prooi aan aanvallen van synchroniciteit. Volgens de algemene opvatting zou dit fenomeen bijna als een knipoogje van God dienen beschouwd te worden en een bewijs dat men op de goede weg is, mij brengen deze tekens van een parallelle wereld eerder uit evenwicht.
Bijgeloof dus. Een zwarte vriendin zegt me dat men geen stap meer vooruit kan zetten wanneer men bijgelovig is. Superstition aint the way, zingt ook zwarte Stevie Wonder. Ik ben thans veel meer gelovig dan bijgelovig. Doch een zoutvaatje dat wordt omgestoten ruikt nog steeds naar het bedrog van een vriend of minnaar voor mij.
Die vrijdag dertien november ben ik de ganse dag eerder goedgeluimd, hoewel ik me wel bewust ben van het zogenaamd onzalige aspect van een dergelijke datum. s Avonds komt ook mijn minnaar Mimoun langs. We bedrijven zoals gewoonlijk -en eerder passioneel- de liefde. Met één kleine variatie weliswaar: terwijl ik zijn aarsje lik om het voor te bereiden op een bezoek van mijn lid, begint mijn neus, meerbepaald mijn rechterneusgat, te bloeden. We dienen onze buiteling voor een drietal minuutjes te onderbreken, de tijd die ik nodig heb om de bloeding te stelpen.
Omstreeks tien uur s avonds ben ik weer alleen in mijn stulpje. Ik nuttig mijn avondmaal met enkele glaasjes rode wijn, bekijk hierna een documentaire omtrent Rasputin, en neem even voor middernacht nog even plaats voor mijn computer. Mijn Engelse vriendin Pauline heeft me zonet een berichtje gestuurd omtrent de aan de gang zijnde wreedaardigheden in Parijs. Een bezoekje aan het nieuwswebstek bevestigt me haar bezorgdheid.
Even na middernacht ledig ik -als de problematische drinker die ik nog steeds ben- in mijn keukentje een drietal blikjes Pools bier, en lees hierbij The Xenophobes Guide to the French. Parijs. Natuurlijk gruwelijk wat er daar allemaal zonet gebeurd is! Bovendien ken ik de wijken goed waar men de aanslagen heeft gepleegd. Al die onschuldige slachtoffers, veelal jong en nog vol levenslust die door hun dood een onherroepelijke leegte achterlaten in hun onmiddellijke omgeving.
Misschien ben ik heimelijk wel wat afgunstig. Ik ben vijfenvijftig ondertussen. Buiten een diabetes type 2 die dringend zou dienen verzorgd te worden heb ik niet echt gezondheidsproblemen. Mijn zelfmoordgedachten heb ik ondertussen, sinds ik op mijn vriend Mimoun kan rekenen, ook onder controle. Evenals mijn angstgevoelens en paniekaanvallen. En als, als me dan negatieve gedachten overvallen, of misschien toch weer de idee om de hand aan mezelf te slaan, dan ga ik even rustig op een stoel zitten en zeg tot mezelf: Nee, Jan, stuur al die negatieve gedachten eens terug naar al die mensen die je moedwillig hebben kwaad berokkend, en wat zelfmoord betreft, ga eerst iemand van het Vlaams Belang of mottige bakkes Bart De Wever eigenhandig in een beerput verzuipen, en dan kun je nog beslissen of je zélf ook van deze aardbol wil afstappen.
Doch goed, misschien ben ik dus heimelijk wel afgunstig. Eigenlijk heb ik in mijn leven, en ondanks soms moeilijke omstandigheden, steeds blijk gegeven van een authentieke, onmiskenbare, naar Frankrijk ruikende joie de vivre. Zolang ik verhaaltjes kan vertellen, er flessen rode wijn en bebaarde -Marokkaanse- mannen met bolle, likbare, billen zijn, kan mijn wereld niet stuk. Het leven is echter per definitie eindig. En op mijn vijfenvijftigste een mort subite sterven in mijn lievelingsstad Parijs door een kogel door mijn hoofd geknald te krijgen lijkt me niet echt meer het ergste wat me nog zou kunnen overkomen. En een grote leegte zal mijn overlijden evenmin scheppen.
Het zijn de nachtelijke uurtjes, ik ben een beetje beneveld. Mijn neus begint weer zachtjes te bloeden. Ik denk aan al het onschuldige bloed dat enkele uurtjes tevoren in Parijs is gevloeid. En begin dan zachtjes de Marseillaise te zingen. Inclusief de woorden létendard sanglant est levé en quun sang impur abreuve nos sillons. God, wat een woorden! Hoe bloederig! Ik tracht het bloed uit mijn neus te stelpen, en denk aan hoe Serge Gainsbourg de Marseillaise op een reggae-ritme heeft vertolkt, misschien wel om de nadruk te leggen op de gruwelijke paroles ervan. Bloed, glorie en vrijheid...
Ik kruip omstreeks drie uur s nachts halfdronken in mijn nest. Bij het inslapen voel ik hoe het bloeden uit mijn neus blijkbaar niet is gestopt, doch ik ben te moe en lui en beschonken om weer op te staan en er iets concreets aan te doen.
In de vroege uurtjes van de namiddag van zaterdag veertien november 2015 ontwaak ik langzaam na een reeks onrustige dromen. Mijn ganse gelaat en hoofdkussen voelt vochtig en plakkerig aan. Ik bekijk mezelf in de grote spiegel achter de bedstede. Halloween! Mijn gezicht is volledig besmeurd met bloed, bloed doordrenkt ook mijn hoofdkussen.
Ik sta op. Het wenen is me nader dan het lachen maar ik besluit kalm te blijven. Mijn neus blijft bloeden, met een vaathanddoek voor deze neus van me maak ik een kopje koffie. Ik installeer me voor mijn computer, en drink bij mijn Nescafé een aantal glazen mineraalwater. Na een kwartiertje houdt het bloeden op. Tijdens dit kwartiertje lees ik op het nieuwswebstek alles over de bloederige feiten die de avond ervoor in Parijs hebben plaatsgevonden. Ik haal mijn schouders wanhopig op. Mijn gedachten gaan uit naar al die onschuldige slachtoffers. Tevens voel ik ergernis in me opkomen: het begint weer, al die mislukte intellectueeltjes die in de kranten, tijdschriften, en op de televisie en radio hun domme opinie omtrent de aanslagen eruit gaan spouwen. Met een Algerijn als vaste vriend en een aantal Marokkanen als occasionele minnaars hoor ik sinds jaren immers de klokken aan beide kanten luiden: zinloos geweld is natuurlijk onaanvaardbaar, maar zoals het spreekwoord zegt moeten de goeden vaak boeten voor de slechten.
Ik krijg het voor elkaar om in mijn appartementje wat orde te scheppen. Ik ververs de lakens, draai de matras op de andere kant en gooi het bloederige hoofdkussen met sloop in een vuilniszak. Hierna poets ik mijn tanden, scheer me en neem een douche. Ik kleed me aan en ga naar buiten.
Mijn wandeling leidt me door de Nieuwstraat, alwaar ik op zoek ga naar twee nieuwe hoofdkussens. In de Innovation zijn de prijzen waanzinnig, ook bij Blokker zou ik eenentwintig Euro dienen op te hoesten voor één enkel hoofdkussen. Ik denk aan Mimoun. En begeef me al dadelijk naar de Brabantstraat achter het Noordstation. Een goed idee, de mannelijke bevolking die er het straatbeeld bepaalt is eerder lustopwekkend, in een Turkse winkel schaf ik me voor twaalf Euro twee degelijke, nieuwe hoofdkussens aan.
Ik zit een uurtje later weer voor mijn computer en doe wat opzoekingen omtrent het fenomeen neusbloeden, of om er een deftige wetenschappelijke term op te kleven, epistaxis. Tot mijn geruststelling blijkt het ondanks het wat dramatische karakter een eerder onschuldig kwaaltje te zijn. En dan zijn er alle symbolische verklaringen...
... In Japan en volgens de Sioux Indianen zou neusbloeden als oorzaak ongehoorde seksuele opwinding hebben en het bloed een ejaculatie symboliseren. Tja, Mimouns billen hebben sinds de eerste dag dat ik ze heb mogen aanschouwen geenszins aan mijn interesse ingeboet, en wanneer ik hem enkele uurtjes later aan de telefoon deze interpretatie vertel is hij bepaald trots!
En dan is er onze Nederlandse uitdrukking doen alsof zijn neus bloedt, wat volgens de verklarende woordenboeken betekent dat men zich ergens bewust niet mee bemoeit. Misschien. Misschien. Ik ben bijna dertig jaar actief als schrijver, meestal in mijn moedertaal, het Nederlands. Gedurende al die jaren heb ik me steeds meer voelen vervreemden van de Brusselse en Nederlandstalige culturele en literaire kringen. Ik begrijp gewoon hun mentaliteit niet.
Geleidelijk groeit tegelijkertijd de interesse voor mijn geschriften in het buitenland, Italië, Frankrijk, de Verenigde Staten van Amerika. Uitgevers aldaar vragen me om vertalingen van mijn nieuwe verhalen. Ik doe alsof mijn neus bloedt. Ik bemoei me bewust niet met de politiek van de officiële literaire instanties in Vlaanderen, die enorme sommen geld investeren in het agressief trachten te promoten van de Vlaamse gevestigde waarden buiten de bv-territoria, terwijl ikzelf op geen enkele steun mag rekenen omdat ik in eigen land nu eenmaal niet aan de bak komt. Dat is pijnlijk. Ik doe bewust niets aan deze situatie. Maar mijn neus bloedt er wel van...
... mijn neus bloedt er op die dertiende november 2015 inderdaad van, de eerste keer sinds mijn vijftiende, ongevaarlijk, eenzaam bloed. Ik lees wat Louise Hay, kopstuk van het zogenaamd positieve denken, ervan vindt in haar boek You can heal your life. Tja, volgens haar is een bloedneus het teken dat men snakt naar een beetje erkenning, de erkenning die me -hoe pathetisch!- in eigen land maar niet te beurt wil vallen. Misschien heeft ze wel gelijk.
Onwillekeurig begin ik nu zachtjes de woorden te zingen uit Tu te reconnaîtras van Anne-Marie David, winnend nummer voor Luxemburg op het Eurovisiesongfestival 1973: Dans les rêves de lartiste que la gloire na jamais couronné. Hoe sentimenteel! Nog sentimenteler zijn misschien de woorden uit het winnende nummer voor Frankrijk op het Eurivisiesongfestival 1977, Loiseau et lenfant, vertolkt door Marie Myriam: Blanc l'innocent, le sang du poète Qui en chantant invente l'amour Pour que la vie s'habille de fête Et que la nuit se change en jour.
Bloed dus. Bloed en vrijdag dertien november 2015. Er is inderdaad bloed gevloeid op die vrijdag de dertiende november van het jaar des Heren 2015, niet alleen uit mijn neus maar tevens over de stoepen van Parijs...
|