Inhoud blog
  • Onze Lieve Vrouw van Lebbeke
  • Eerbetoon aan Hugo Claus
  • Een vaalwitte Kerst
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Tales tales tales
    A story a day keeps the doctor away
    21-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Strafstudie!

    Strafstudie!







    “Seriousness is only a small man’s affectation of bigness.”


    (B. SHAW)



    “Nazis durant les guerres et catholiques entre elles”


    (J. BREL, Les F...)





    Oh ja, nu ik met dit verhaaltje toch even terugduik in mijn kinder- en adolescentietijd in ons Vlaanderlandje alhier, en meerbepaald in de periode dat ik van mijn tiende tot mijn zestiende interntje was in het Sint-Michielscollege te Brasschaat nabij Antwerpen, kan ik tot geen andere conclusie komen dan dat wat de meeste leerkrachten en medeleerlingen van me me toen onophoudelijk hebben verweten mijn zogenaamd gebrek aan ernst was, een gebrek waarmee ik velen toen mateloos moet -wat een irritant woord!- geïrriteerd hebben. Hoewel, een zeker gevoel voor humor kan men de Vlamingen toch niet echt ontzeggen, nee, het “moppentappen” in cafés is de geliefkoosde bezigheid van een volkje dat de gewoonte heeft om na de zware dagtaak samen rond de toog wat te gaan uitblazen zonder hierbij de pilsjes te tellen, het wekelijkse satirische krantje ’t Pallieterke is binnen kennerskringen befaamd voor het aanreiken van nieuw materiaal voor dit tijdverdrijf, progressief tijdschrift Humo schotelt de meer intellectueel onderlegden dan weer wekelijks een gezonde dosis meer subtiele en maatschappijkritische humor voor, en bij mijn weten bestaat er in Vlaanderen -nee, lacht u niet!- zelfs een lachclub. Ik heb deze lachclub een drietal maal bezig gezien onder mijn deur op het Brusselse Muntplein, en zelden heeft een spektakel me treuriger doen voelen; en nee, ik wil niet cynisch zijn, maar daar stonden ze dan, een groepje -slecht geklede en onverzorgde en elegantieloze- vertegenwoordigers van mijn volk, een fier volkje met andere woorden dat zijn onafhankelijkheid heroïsch aan het opeisen was door al wat naar lichtzinnigheid en gebrek aan ernst rook als een monsterlijke erfenis van een eeuwenlange Franstalige onderdrukking te dumpen, een fier volkje dat zich de rol van “star region of Europe” toeëigende, een regio met andere woorden die ernstig diende genomen te worden in haar onvoorwaardelijke deelname aan de mondiale rat race, een rat race naar geld en prestige en succes. En ja, met zo’n ernstig politiek programma is het dan ook niet verwonderlijk dat er organisaties zoals de lachclub uit de grond zijn geschoten, clubs die geheel zoals een Amerikaanse handleiding naar een gelukkiger bestaan de druk van het dagelijkse leven wat trachten te verlichten door haar leden regelmatig samen op commando proberen te doen schaterlachen. Inderdaad, zoals Oscar Wilde ooit heeft beweerd kan humor een bepaald ernstige aangelegenheid zijn, en vooral dan voor een volkje dat zo’n wanhopig verkeerd beeld van zichzelf heeft en dat ik in al zijn ondoeltreffendheid en lelijkheid en gebrek aan levensaanvaarding welhaast zou durven te omschrijven als een volkje “met de charme van het noorden en de efficiëntie van het zuiden”.

    Doch goed, terug naar mijn tijd als interntje in het Sint-Michielscollege in Brasschaat, een elitair college voorwaar waar men als kind grondig getraind werd om later succesvol uit deze rat race te komen. Ik ben er zoals gezegd dus beland op mijn tiende, heb me als “boertje van de Kempen” bepaald moeilijk weten te integreren in dit snobistische en racistische en flamingante nest, wat me er echter hoegenaamd niet van weerhouden heeft om in het vijfde en zesde leerjaartje briljant als eerste van mijn klasje te eindigen -feit dat me enkele boksen in de maagstreek van een aantal meer belangrijke medeleerlingetjes heeft opgeleverd die meer recht meenden te hebben op deze titel.

    Hierna heb ik aldaar nog vier jaren verder gezet in de klassieke humaniora en heb ik met volle teugen mogen geniet van wat de Vlamingen, en meerbepaald de Antwerpenaars, zoal aan abjectie te bieden hebben, een abjectie die hand in hand loopt met een al even ongelofelijke schijnheiligheid -en gebrek aan humor. 

    Want natuurlijk was iedereen er katholiek, inclusief de paters van wie men nooit wist wanneer ze -hoe cliché!- hun harde hand zouden aanwenden, om je een paar goede oorvijgen te geven, of hun zachte hand, om te controleren of ook tussen de benen de pubertijd al was aangebroken. En natuurlijk hadden vele van deze paters een missionariscarrière achter de rug, in Brazilië, in Haïtie, en konden ze het maar niet nalaten om ons interntjes te pas en ten onpas hun kleurige avonturen in deze exotische landen met veel details uit te doeken te doen -behalve dan wellicht deze avonturen die op het bekeren van onschuldige donkere autochtoontjes betrekking hadden...

    Natuurlijk was iedereen er Vlaamsgezind -zo hoor ik een zekere pater Henkes nog beweren dat Hitler eigenlijk veel goeds voor ons had gedaan, koester ik nog innig mijn herinneringen aan een cursus trommelen en vendelzwaaien, en kan ik ook niets dan respect opbrengen voor de geniale loopbaan waarvoor één van mijn medeleerlingetjes blijkbaar voorbestemd leek, een zekere Gerolf Annemans als die naam u iets zegt. En toch, er wàs wel degelijk plaats voor het valsche Fransch om het met de woorden van Guido Gezelle te zeggen, we dienden deze taal wel degelijk onder de knie te krijgen, niet om te kunnen converseren met onze broeders de Brusselaars en de Walen -nee, die dienden maar Vlaams te leren-, maar om lyrisch te kunnen uitweiden over het boeket van een peperdure Châteauneuf du Pape, te kunnen gaan winkelen in de rue du faubourg Saint-Honoré te Parijs, en in de zomer volop de couleur locale te kunnen gaan opsnuiven rondom zijn villa in de Provence of aan de Côte d’Azur.

    Tot slot was ook eenieder er natuurlijk begaan met de minderbedeelden en actief betrokken in de strijd tegen armoede. En oh God, met hoeveel tederheid en nostalgie denk ik nu terug aan die warmhartige herder van de interntjes, pater Praets, wiens enige doel buiten het bepampelen van lustopwekkende pubers was de mensen van Haïtie te steunen, met acties Broederlijk Delen, met partijtjes Amerikaans opbod, met schenkingen van de rijke ouders van zijn leerlingetjes -zoals de mijne. Ikzelf heb toen trouwens ook mijn steentje bijgedragen tot een menswaardiger bestaan voor deze eilandbewoners: elke woensdagnamiddag, en tijdens de vasten elke avond, ging ik samen met een drietal mede-interntjes de auto’s wassen van de buurtbewoners om wat geld in de missiepot te kunnen stoppen. Zelden in mijn leven heb ik zoveel rijkdom -en zoveel onaangename mensen- geconcentreerd gezien als in deze wijk achter het Sint-Michielscollege: de ene villa volgde er de andere op, misschien nog sprookjesachtiger dan in Beverly Hills, villa’s van dokters, en van politiekers, en van Nederlanders die de Belgische grens hadden overgestoken om aan de vermogensbelastingen in hun eigen land te ontsnappen. Zoals gezegd waren deze mensen er even onaangenaam als gefortuneerd, doch wij arme interntjes waren maar al te blij even aan de discipline van de school te kunnen ontsnappen zodat we sigaretten konden roken en mopjes konden vertellen, en gezien ikzelf zoon van een notaris ben moet ik toen wellicht absoluut niet beseft hebben dat ik met mijn emmer, zeep en sponzen in één van de rijkste oorden op deze aardbol aan het rondwandelen was terwijl er wel degelijk mensen bestonden die nog niet eens hun dagelijks brood hadden, doch dat dezen zich heel ver, in zogenaamde ontwikkelingslanden, bevonden, en dat de onmiddellijke omgeving dan ook enkel het welverdiende respect voor deze villabewoners kon opbrengen. Hoewel...

    ... Hoewel. Eén episode, een episode rond die villawijk die ik de titel “Strafstudie!” heb gegeven, is me nu, na al die lange jaren in een volledig veranderde wereld, wel bijgebleven. Het jaar moet 1973 geweest zijn -ik was dertien en zat in mijn eerste humaniorajaar Latijnse. De leraar moet de leraar godsdienst geweest zijn, een pater Van Ghijsel als ik me na al die jaren niet vergis. En het onderwerp van de les moet “armoede” geweest zijn. Armoede! Armoede! Armoede en rijkdom! De visie die ik toentertijd omtrent armoede en rijkdom had moet uit persoonlijke ervaringen bepaald pervers gekleurd geweest zijn. Mijn ouders waren erg rijk. Deze rijkdom hebben ze echter nooit aangewend om hun kinderen een goede opvoeding te geven, nee, voor pianolessen voor me bleek er niet genoeg geld te zijn, dat materiële welstand de gemoederen zou bedaren bleek evenmin waar te zijn vermits we wel degelijk fysiek geweld hebben ondergaan en ik, de laatstgeborene, me ten opzichte van mijn ouders erg vaak als een overbodig telgje heb gevoeld, en gevrijwaard van hongergevoelens zijn we evenmin gebleven, mijn moeder was nu eenmaal vaak te lui was om inkopen te gaan doen en te koken. Gelukkig bevond onze notariswoning te Tongerlo zich vlakbij de Openbare Bibliotheek, en het is daar dat ik al die boeken ging uitlenen vol verhaaltjes over arme houthakkers en kleermakertjes, hongerige kinderen die het grote bos werden ingejaagd en stiefdochters die in armzalige zolderkamertjes hokten.

    Ook dat Sint-Michielscollege deed weinig om met het waanzinnige inschrijvingsgeld dat de ouders hadden moeten neertellen het de rijkeluiskindjes in zijn internaat naar hun zin te maken. Hygiëne, in de vorm van vuile toiletten en een lavabootje in de chambrette met enkel koud water, liet te wensen over. Het begrip “kamertemperatuur” werd vrijelijk, met iglo-normen, geïnterpretreerd. En de meest elementaire veiligheidsmaatregelen ontbraken, ja, het is pas na de brand in een ander internaat in Heusden-Zolder in 1974 dat er gealarmeerde stemmen zijn beginnen opgaan omtrent de levensgevaarlijke ruimtes waarin wij interntjes hokten. Voorwaar, dat financiële surplusjes vooral dienen om het leven aangenamer te maken in plaats van met veel geblaas op een bankrekening te zetten, is iets wat de Vlamingen, in tegenstelling tot de Fransen en de Italianen, blijkbaar nooit goed begrepen hebben.

    Armoede dus. Armoede was het thema van die les godsdienst in het verre jaar 1973, pater Van Ghijsel was mediator, en de leerlingen werd gevraagd naar hun mening omtrent deze wereldproblematiek. Ronny Timmermans is toen aan het woord gekomen, een zittenblijvertje uit een rijke familie-met-riante-villa net achter het college die voor zover ik me nog herinner qua houding en stemtimbre ongewild erg komisch was, ja, dat hij ondertussen een carrière als Antwerpse nicht achter de rug heeft zou me geenszins verbazen.  En die Ronny heeft dus doodernstig gezegd dat de meeste armen arm waren omdat ze nu eenmaal niet wilden werken, en dat ze op de koop toe dan nog afgunstig waren op de mensen die dankzij hun noeste arbeid met minder financiële problemen te kampen hadden. En zo vertelde hij ons dat er een week of wat tevoren een landloper aan de voordeur van hun villa had aangebeld en zijn moeder gesmeekt had om wat geld. Zijn moeder, met haar moederinstinct en warme hart, is prompt naar de keuken gegaan, heeft er een aantal boterhammen met choco gesmeerd en deze de man barmhartig overhandigd. Waarop deze armoeschopper uit zijn krammen zou zijn geschoten, zijn moeder de meest vulgaire beledigingen naar het hoofd zou geslingerd hebben en de boterhammen woedend in de gang zou hebben gegooid.

    De pater en medeleerlingen werden even stilletjes bij dit schrijnende relaas. Ikzelf ben echter als enige in een hevige lachbui uitgebarsten, ja, ik heb daar als dertienjarige op mijn schoolbankje werkelijk zitten schokken van het schateren, tot pater Van Ghijsel me woest heeft toegeroepen dat ik bij een volgende giechelbui van me bij de prefect een strafstudie kon gaan halen. Mijn angstige natuur heeft toen al dadelijk weer de bovenhand genomen op mijn gebrek aan ernst, en voor de rest van de les heb ik mijn mond niet meer opengetrokken.

    En waarom ik toen als kind gans deze scène zo grappig moet gevonden hebben? Tsja, misschien eerst en vooral omdat ik toen ook al veel verbeelding had en dat ik vooral het komische van gans deze situatie moet hebben ingezien, een vermeend armoeschopper -de echte wandelen wellicht niet in een villawijk rond- die waarschijnlijk gewoon wat geld wil om op café te kunnen gaan, aanbelt aan een huis waarvan de luxe afdruipt, door een kreng in tailleur gewoon een aantal boterhammen met choco krijgt aangeboden -choco, want ham of salami was wellicht te duur voor deze landloper-, en deze dan maar uiterst gefrustreerd en vernederd de gang inzwiert, recht op de marmeren vloer met Perzische tapijten. Tsja, misschien was deze dame, deze moeder van medeleerlingetje Ronny Timmermans, gewoon een toenmalige Vlaamse versie van een Marie-Antoinette met haar befaamde uitspraak “qu’il mange de la brioche”...

    Doch goed, genoeg gepalaberd, dit is allemaal echt gebeurd en lang geleden, Vlaanderen is ondertussen verwikkeld in schandalen rond pedofiele paters en separatistische extreem-rechtse politici, maar ikzelf ben natuurlijk niet ernstig genoeg om gans deze situatie au sérieux te nemen...

    21-01-2011 om 20:40 geschreven door Jan Vander Laenen  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 15/02-21/02 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 04/05-10/05 2015
  • 28/01-03/02 2013
  • 12/12-18/12 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 08/06-14/06 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs