1.
een ander hoog
2.
weg leven
3.
vrolijk breed, wijd
4.
veilig heel
5.
overal waar
6.
geliefd helder, beroemd
7.
toch eindelijk, tenslotte
8.
hoeveel zoveel
9.
afwezig zijn, verwijderd zijn weggaan
10.
ze zijn afwezig ze gaan weg
11.
ze zijn aanwezig ze gaan naar
12.
aanwezig zijn gaan naar
13.
zo als
14.
al, dadelijk zelfs
15.
bezitten kunnen
16.
zorg zorgen voor
17.
groot zeer groot, het grootst
18.
geschenk meester
19.
niet en niet/ook niet
20.
een ander vreemd, andermans
21.
ook en niet/ook niet
22.
en niet/ook niet en
23.
meisje dochter
24.
al, dadelijk niet meer
b.
1.
geliefd zorg
2.
minder zeer klein, kleinste
3.
waarom zorg
4.
vader vaderland
5.
ik dus
6.
verwachten bekijken
7.
minder allerminst
8.
onze jullie
9.
altijd vaak, dikwijls
10.
wachten waarschuwen
11.
waar daar
12.
ooit nooit
13.
wijs vaak
14.
goud goudstuk
15.
hebben, houden, beschouwen als wonen
16.
zo dan, op dat moment
17.
maar waar
18.
wat wie
19.
groot meer
20.
wel, in elk geval omdat
21.
als tenzij, als niet
22.
thuis meester
23.
nu dan, op dat moment
24.
onze wij
Vervolg zie bijlage: