28-11-2009 om 11:32 geschreven door Mevrouw Carels  

26-11-2009 om 12:58 geschreven door Mevrouw Carels  

1.Vertaal.                                                                                           /5

a.    Marcum vocat.                           Hij/Ze roept Marcus.

b.    Agros curas.                              Je verzorgt de velden.

c.    Marcumne Aurelia amat?              Bemint Aurelia Marcus?

d.    Dona nobis non placent.              De geschenken bevallen ons niet.

e.    Duros dominos habemus et miseri sumus. We hebben strenge meesters en we zijn ongelukkig.

2. Bepaal de functie van de vetgedrukte substantieven.                              /2

1. Aureliamne Marcus videt?          LV
2. Pericula sentit.                         LV
3. Dona nobis dat.                        LV       MV     

3. Wat is het noemwoord van deze substantieven? Bepaal de naamval, het genus en het getal.                                                                                                   /5

a.    Pericula         periculum, nom./acc.o.mv.

b.    Virum           vir, acc.m.enk.

c.    Furtum                   furtum, nom./acc.o.enk.

d.    Deos            deus, acc.m.mv.

e.    Viri               vir, nom.m.mv.

4. Verantwoord de naamval van de vetgedrukte woorden.                                   /3

Dominam amamus, quia humana est.   nom.: NWDG bij est (KWW + verzwegen ond.)

Consilia vestra nobis non placent.               nom.: ond. bij placent

Ceteri servi nihil sciunt.                     nom.: bijg.adj. bij dominant servi

CORRECTIESLEUTEL HUISTAAK 5

4.4 f

1. Ik woon daar, maar waar wonen jullie?
2. Linus heeft niets, maar weet veel.
3. De meester en de meesteres merken overal gevaren.
4. Als de moeder een slavin is, zijn ook de zonen slaven.
5. Ze vrezen ons nooit.
6. Jij verbiedt me weg te gaan. Ik ga toch weg.
7. Marcus moet thuis blijven, maar wij kunnen weggaan.
8. Slaven horen veel, maar vertellen niets.
9. Jullie moeten allen goed luisteren.
10. Lucia en Marcus zijn gezond.

4.5 c

1. Hij/Ze vertelt niets aan jullie.
2. Verwachten jullie mij?
3. We waarschuwen jullie.
4. Ze geven niets aan jou.
5. Ik ga nu weg.
6. Ze vrezen ons.
7. Jullie horen in elk geval goed.
8. Jij bent ook klein.
9. Ik hou van jou.
10. Hij/ze geeft aan mij een teken.
11. Wij keren ook terug.
12. We zien jullie.
13. We moeten niets aan jullie. OF We zijn jullie niets verschuldigd.
14. Hoor je me?
15. Wij zijn ook aanwezig.

23-11-2009 om 09:18 geschreven door Mevrouw Carels